Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Wijdemeren houdende regels omtrent de individuele inkomenstoeslag en de individuele studietoeslag (Verordening individuele inkomenstoeslag en individuele studietoeslag gemeente Wijdemeren 2021)

De raad van de gemeente Wijdemeren;

 

Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 28 oktober 2020;

 

Gelet op artikel 8, eerste lid, aanhef en onderdeel b, en tweede lid, van de Participatiewet en Participatiewet, art. 8, eerste lid, aanhef en onderdeel c van de Participatiewet;

 

Gezien het advies van adviescommissie;

 

B e s l u i t

 

Vast te stellen de volgende verordening

 

Verordening individuele inkomenstoeslag en individuele studietoeslag Wijdemeren 2021

 

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1 Begrippen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    wet: de Participatiewet

  • b.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Wijdemeren

  • c.

    WTOS: Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

  • d.

    Wsf 2000: Wet studiefinanciering

  • e.

    Bijstandsnorm: de op belanghebbende van toepassing zijnde norm als bedoeld in hoofdstuk 3 paragraaf 3.2 en 3.3 van de wet, dan wel de destijds geldende bijstandsnorm

  • f.

    Inkomen: het inkomen als bedoeld in artikel 32 van de wet, met dien verstande dat voor de zinsnede ‘een periode waarover een beroep op bijstand wordt gedaan’ moet worden gelezen ‘de referteperiode’.

  • g.

    Peildatum: datum waarop een persoon individuele inkomenstoeslag aanvraagt;

  • h.

    Referteperiode: onafgebroken periode van 36 maanden voorafgaand aan de peildatum.

Artikel 2 Indienen verzoek

Een verzoek als bedoeld in artikel 36, eerste lid en artikel 36b, van de Participatiewet, wordt ingediend met een door het college vastgesteld formulier.

Hoofdstuk 2. Individuele inkomenstoeslag

Artikel 3 Doelgroep

  • 1.

    Voor de individuele inkomenstoeslag komt in aanmerking degene, die 21 jaar of ouder maar jonger is dan de pensioengerechtigde leeftijd en die gedurende de referteperiode aangewezen is geweest op een inkomen per maand, als bedoeld in artikel 36, eerste lid van de wet, dat niet hoger is dan 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm en op de peildatum geen in aanmerking te nemen vermogen heeft als bedoeld in artikel 34 van de wet en geen uitzicht heeft op inkomensverbetering.

  • 2.

    Als één van de gehuwden is uitgesloten van het recht op individuele inkomenstoeslag ingevolge de artikelen 11 of 13, eerste lid, van de Participatiewet, komt de partner die wel rechthebbend is in aanmerking voor een individuele inkomenstoeslag naar de hoogte die voor hem als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden.

  • 3.

    Voor toepassing van het eerste en tweede lid is de gezinssituatie op de peildatum bepalend.

Artikel 4 Hoogte individuele inkomenstoeslag

Een individuele inkomenstoeslag bedraagt per kalenderjaar:

  • a.

    € 365 voor een alleenstaande;

  • b.

    € 365 voor een alleenstaande ouder, plus € 75 voor elk minderjarig, ten laste komend kind;

  • c.

    € 475 voor gehuwden, plus € 75 voor elk minderjarig, ten laste komend kind.

Hoofdstuk 3. Individuele studietoeslag

Artikel 5. Doelgroep

  • 1.

    Een belanghebbende die behoort tot de doelgroep voor ondersteuning bij arbeidsinschakeling kan een aanvraag indienen voor een individuele studietoeslag. Om hiervoor in aanmerking te komen is het vereist dat de belanghebbende op de datum van de aanvraag aan de volgende voorwaarden voldoet, belanghebbende:

    • a.

      18 jaar of ouder is;

    • b.

      recht heeft op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 of recht heeft op een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten;

    • c.

      geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34 Participatiewet heeft; en

    • d.

      door een structurele medische beperking tijdens de studie geen inkomsten kan verwerven.

  • 2.

    De artikelen 12, 43, 49 en 52 zijn niet van toepassing.

Artikel 6. De hoogte en duur van de studietoeslag

  • 1.

    Het normbedrag bedoeld in artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet bedraagt voor:

    • a.

      21-jarigen en ouder: € 300;

    • b.

      20-jarigen: € 240;

    • c.

      19-jarigen: € 180;

    • d.

      18-jarigen: € 150;

    • e.

      17-jarigen: € 118,50;

    • f.

      16-jarigen: € 103,50;

    • g.

      15-jarigen: € 90;

  • Artikel 14 van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag is van overeenkomstige toepassing op de normbedragen zoals hierboven genoemd.

  • 2.

    De toeslag als bedoeld in het eerste lid wordt verstrekt, zolang belanghebbende recht heeft op studiefinanciering op grond van de Wet Studiefinanciering 2000 of recht heeft op een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten.

Artikel 7. De frequentie van de betaling

De uitbetaling van de toeslag vindt maandelijks plaats.

Hoofdstuk 4. Overige bepalingen

Artikel 8. Regelingen

Het college kan ten behoeve van de uitvoering van deze verordening nadere regels stellen.

Artikel 9. Onvoorziene gevallen

In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 10. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van rechthebbende afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 11. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening individuele inkomenstoeslag en individuele studietoeslag gemeente Wijdemeren 2021.

Artikel 12. Inwerkingtreding/intrekking oude verordening

  • 1.

    De verordening individuele inkomstentoeslag en individuele studietoeslag gemeente Wijdemeren 2021 treden met ingang van 1 januari 2021 in werking.

  • 2.

    De Verordening individuele inkomenstoeslag Wijdemeren 2015 en artikel 15 studietoeslag uit de Verordening Re-integratie, Loonkostensubsidie en Studietoeslag Wijdemeren 2015 wordt gelijktijdig ingetrokken.

Aldus vastgesteld in de vergadering van 10 december 2020;

De griffier,

drs. C.M. de Heus

de voorzitter,

drs. C.R. Larson

Toelichting Verordening individuele inkomenstoeslag en individuele studietoeslag gemeente Wijdemeren 2021

Toelichting individuele inkomenstoeslag

Aan de bijstand ligt het uitgangspunt ten grondslag dat het normbedrag, bedoeld ter voorziening in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan met inbegrip van een component reservering, in beginsel toereikend is. Toch kan de financiële positie van mensen die langdurig op een minimuminkomen zijn aangewezen onder druk komen te staan als er na verloop van tijd geen enkel perspectief lijkt te zijn om door inkomen uit arbeid het inkomen te verhogen. Om die reden is bij de invoering van de Wet werk en bijstand in 2004 de langdurigheidstoeslag in het leven geroepen. Sinds 1 januari 2009 is de langdurigheidstoeslag gedecentraliseerd. Ook is de langdurigheidstoeslag sinds die datum een bijzondere vorm van (categoriale) bijzondere bijstand. Per 1 januari 2015 vervangt de individuele inkomenstoeslag de langdurigheidstoeslag. Sindsdien is het verlenen van de toeslag geen gebonden bevoegdheid meer, maar een discretionaire bevoegdheid. Dit betekent dat het college een individuele inkomenstoeslag kan verlenen als een persoon voldoet aan de voorwaarden daarvoor. Het college kan in beleidsregels aangeven welke groepen niet in aanmerking komen voor individuele inkomenstoeslag en in welke gevallen personen uitzicht hebben op inkomensverbetering. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan personen die fraude hebben gepleegd of aan wie in de referteperiode een maatregel is opgelegd wegens een schending van een arbeidsverplichting of een re-integratieverplichting of aan personen die uit 's Rijks kas bekostigd onderwijs volgen.

Enkele andere voorwaarden voor het recht op een individuele inkomenstoeslag zijn:

  • 1.

    Personen jonger dan 21 jaar of personen, ouder dan de pensioengerechtelijke leeftijd, hebben geen recht op een inkomenstoeslag. Met pensioengerechtigde leeftijd wordt de AOW leeftijd bedoeld als in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet staat beschreven.

  • 2.

    Bij de vaststelling van het inkomen wordt een eerder verstrekte inkomenstoeslag buiten beschouwing gelaten.

  • 3.

    Een persoon kan slechts eenmaal binnen een periode van 12 maanden in aanmerking komen voor een inkomenstoeslag.

Vast te leggen regels in verordening

De individuele inkomenstoeslag is niet gerelateerd aan bepaalde kosten. Het is een inkomensondersteunende maatregel voor bepaalde personen die langdurig een laag inkomen hebben en daarbij, gelet op de omstandigheden van die persoon, geen uitzicht hebben op inkomensverbetering (artikel 36, eerste lid, van de Participatiewet). Bij verordening moeten regels vastgesteld worden over het verlenen van een individuele inkomenstoeslag als bedoeld in artikel 36 van de Participatiewet. Deze regels moeten in ieder geval betrekking hebben op de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de begrippen ‘langdurig’ en ‘laag inkomen’. Op grond van deze verordening is geen sprake van een laag inkomen bij een inkomen hoger dan 110% van de toepasselijke bijstandsnorm. Daarnaast moet bij verordening de hoogte van de individuele inkomenstoeslag bepaald worden. Het college kan in (wetsinterpreterende) beleidsregels aangeven wanneer sprake is van 'geen uitzicht op inkomensverbetering'. Gelet op de tekst van artikel 8, tweede lid, van de Participatiewet hoeft dit criterium niet te worden vastgelegd in de verordening. Bij de beoordeling van het criterium 'geen uitzicht op inkomensverbetering' moet het college rekening houden met de omstandigheden van de persoon. In artikel 36, tweede lid, van de Participatiewet is bepaald dat tot die omstandigheden in ieder geval worden gerekend:

  • -

    de krachten en bekwaamheden van de persoon, en

  • -

    de inspanningen die de persoon heeft verricht om tot inkomensverbetering te komen.

Wijziging leefvorm

De leefvorm (alleenstaande, alleenstaande ouder of gehuwd) van een persoon kan wijzigen binnen de referteperiode. Dit is bijvoorbeeld het geval indien gehuwden individuele inkomenstoeslag aanvragen, maar zij over een gedeelte van de referteperiode als alleenstaande moeten worden aangemerkt. Personen moeten dan ook over dat deel van de referteperiode aan de voorwaarden voldoen om voor individuele inkomenstoeslag in aanmerking te komen. Gehuwden moeten immers zowel gezamenlijk als afzonderlijk aan de voorwaarden voldoen. Dus in het bovenstaande voorbeeld moet voor de referteperiode van 12 maanden het inkomen zowel in de periode als gehuwden als alleenstaande onder de 110% liggen. Naast het inkomen moeten beide ook de gehele referteperiode aan de resterende voorwaarden voldoen.

 

Toelichting individuele studietoeslag

De Invoeringswet Participatiewet introduceert een studieregeling in de Participatiewet: de individuele studietoeslag. De toeslag wordt aangemerkt als een vorm van bijzondere bijstand (artikel 5 onderdeel d Participatiewet). Het betreft een nieuwe vorm van aanvullende inkomensondersteuning voor bepaalde groepen studerende. Het verlenen van een individuele studietoeslag is bedoeld voor arbeidsgehandicapte studenten.

De gemeenteraad dient in een verordening regels vast te stellen over het verlenen van een individuele studietoeslag (artikel 8, lid 1 onder c Participatiewet). Deze regels moeten in ieder geval betrekking hebben op de hoogte en de frequentie van de betaling van de individuele studietoeslag.

 

Verbeteren positie arbeidsmarkt gehandicapten

De gedachte achter de individuele studietoeslag is dat het vooral voor mensen met een arbeidshandicap van belang is de positie op de arbeidsmarkt te verbeteren middels het behalen van een diploma. Werkgevers zijn volgens de wetgever vaak huiverig om mensen met een arbeidshandicap in dient te nemen. De wetgever verwacht de drempel om een contract aan te bieden lager is als een werkgever ziet dat iemand met succes een studie heeft afgerond. Met het verstrekken van een individuele studietoeslag krijgen mensen met een arbeidshandicap een extra steun in de rug. Een studieregeling stimuleert mensen om toch de stap te zetten om naar school te gaan of een studie te gaan volgen. Het afronden van een studie versterkt de positie op de arbeidsmarkt. Een diploma is een bewijs tegenover werkgevers dat iemand gemotiveerd is en veel in zijn mars heeft. Ook biedt het een financiële compensatie voor het feit dat het voor deze groep vaak moeilijk is om de studie te combineren met een bijbaan.

Uit onderzoek van de Inspectie SZW van december 2018 is gebleken dat de betreffende regeling in de Participatiewet niet aan het door de wetgever -volgens amendement 2014- gestelde doel voldoet en aanpassing behoeft. Dit is nodig om het uiteindelijke doel van de regeling te bereiken, namelijk jongeren met een medische beperking, die niet kunnen bijverdienen naast en tijdens hun studie, een extra (financiële) steun in de rug te geven. Het huidige wettelijke criterium ‘niet in staat zijn het WML te verdienen’ dekt niet hetgeen de wetgever destijds heeft beoogd met de invoering van de individuele studietoeslag. Het huidige criterium in art 36b, eerste lid, sub d, Participatiewet is dan ook gewijzigd in: ‘door een medische beperking naast de studie structureel niet kunnen bijverdienen’.

De voorwaarden dat een belanghebbende recht moet hebben op studiefinanciering of een WTOS tegemoetkoming, moet niet zodanig worden geïnterpreteerd dat belanghebbende ook daadwerkelijk studiefinanciering of een tegemoetkoming moet ontvangen. Het is voldoende dat hij recht heeft op studiefinanciering of een tegemoetkoming. Of recht hierop bestaat is afhankelijk van de gekozen opleiding, de leeftijd en het inkomen van belanghebbende.

De artikelen 12, 43, 49 en 52 van de Participatiewet zijn niet van toepassing bij de verlening van de individuele inkomenstoeslag (artikel 36b, lid 2 Participatiewet). Een individuele studietoeslag wordt op aanvraag verleend (artikel 36b, lid 1 Participatiewet). Artikel 43 Participatiewet is daarbij niet van toepassing (artikel 36b, lid 2 Participatiewet). De aanvraag moet worden ingediend bij het college. Een individuele studietoeslag kan niet als lening worden verstrekt als belanghebbende met de toeslag schulden wil aflossen. Artikel 49 Participatiewet is namelijk niet van toepassing op de individuele studietoeslag (artikel 36b, lid 2 Participatiewet). Ook artikel 52 Participatiewet is niet van toepassing op de individuele studietoeslag (artikel 36b, lid 2 Participatiewet). Dit maakt dat de individuele studietoeslag niet kan worden verstrekt in de vorm van een voorschot.

 

Artikelsgewijze toelichting

Hoofdstuk 1.Algemene bepalingen

Artikel 1.Begripsomschrijving

Begrippen die al zijn omschreven in de Participatiewet, Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) of de Gemeentewet worden niet afzonderlijk gedefinieerd in deze verordening. Deze zijn vanzelfsprekend van toepassing op deze verordening.

Inkomen

Met inkomen wordt bedoeld het inkomen zoals bedoeld in artikel 32 van de Participatiewet. In afwijking hiervan wordt algemene bijstand voor de beoordeling van het recht op individuele inkomenstoeslag ook in aanmerking genomen als inkomen. Bijzondere bijstand kan niet als inkomen in aanmerking worden genomen. Aangezien individuele inkomenstoeslag een vorm van bijzondere bijstand is, is het niet nodig expliciet te bepalen dat een eerder verstrekte individuele inkomenstoeslag buiten beschouwing moet worden gelaten bij de vaststelling van het inkomen. Het wordt niet wenselijk geacht een eerder verstrekte individuele inkomenstoeslag in aanmerking te nemen als inkomen, omdat dit het ongewenst effect kan hebben dat een persoon geen recht op een individuele inkomenstoeslag heeft omdat hij een te hoog inkomen heeft gehad in de referteperiode vanwege een eerder verstrekte toeslag

 

Peildatum

De peildatum is de datum waartegen een persoon individuele inkomenstoeslag aanvraagt (artikel 1 van deze verordening). Het gaat om de datum waarop een persoon langdurig een laag inkomen heeft, geen in aanmerking te nemen vermogen heeft als bedoeld in artikel 34 van de Participatiewet en, gelet op de omstandigheden van die persoon, geen uitzicht op inkomensverbetering heeft. De peildatum komt meestal overeen met de aanvraagdatum. De peildatum kan in beginsel niet liggen vóór de dag waarop een persoon zich heeft gemeld om individuele inkomenstoeslag aan te vragen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. Dit volgt uit artikel 44, eerste lid, van de Participatiewet en de jurisprudentie rondom artikel 44 van de Participatiewet.

Referteperiode

Verder is bepaald wat onder de referteperiode moet worden verstaan: een periode van 36 maanden voorafgaand aan de peildatum. Nadat iemand 3 jaar op een minimum inkomen is aangewezen, is er over het algemeen niet veel reserveringsruimte meer aanwezig. Daarom wordt hier een termijn van drie jaar aangehouden.

 

Artikel 2. Indienen verzoek

De Wet maatregelen WWB heeft artikel 36, eerste lid, van de Participatiewet dusdanig gewijzigd dat een persoon een verzoek tot verlening van individuele inkomenstoeslag kan indienen. Voorheen was de langdurigheidstoeslag alleen op aanvraag verkrijgbaar. Onder aanvraag wordt verstaan: een verzoek van een persoon, een besluit te nemen (artikel 1:3, derde lid, van de Awb). Een aanvraag dient in beginsel schriftelijk te worden ingediend (artikel 4:1 Awb).

Om onduidelijkheid te voorkomen over de wijze waarop het verzoek moet worden ingediend, bepaalt artikel 2 van deze verordening dat het verzoek moet worden gedaan middels een door het college vastgesteld formulier. Een verzoek wordt dan gezien als een aanvraag zoals bedoeld in afdeling 4.1.1 van de Awb. Het gaat dan om een schriftelijke aanvraag (artikel 4:1 van de Awb) die wordt ondertekend door de aanvrager en ten minste de naam en het adres van de aanvrager bevat, de dagtekening en een aanduiding van de beschikking die wordt gevraagd (artikel 4:2, eerste lid, van de Awb). De aanvrager verschaft ook de gegevens en bescheiden die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen (artikel 4:2, tweede lid, van de Awb). Een mondeling verzoek kan hiermee dus niet worden aangemerkt als een verzoek om individuele inkomenstoeslag zoals bedoeld in artikel 36 van de Participatiewet.

 

Hoofdstuk 2.Individuele inkomenstoeslag

Artikel 3. Doelgroep

Iemand heeft recht op een inkomenstoeslag als hij gedurende een periode van drie jaar een inkomen heeft gehad, dat niet hoger is dan 110% van de voor hem geldende bijstandsnorm. Dit inkomen hoeft niet te zijn een inkomen uit een bijstandsuitkering.

Het recht op inkomenstoeslag komt gehuwden gezamenlijk toe. Zij moeten allebei, zowel afzonderlijk als gezamenlijk aan de voorwaarden voldoen. Als één van beide gehuwden niet in aanmerking komt voor het recht op inkomenstoeslag wegens het niet voldoen aan de voorwaarden als genoemd in artikel 36 Participatiewet of in deze verordening, hebben beide echtgenoten geen recht op inkomenstoeslag.

Als er sprake is van een niet-rechthebbende partner of als een partner uitgesloten is van het recht op bijstand (artikel 13, lid 1), bijvoorbeeld vanwege detentie, dan kan de rechthebbende partner in aanmerking komen voor een inkomenstoeslag. De hoogte van de toeslag is dan die voor een alleenstaande of alleenstaande ouder.

Als het vermogen van de rechthebbende op de peildatum hoger is dan het vrij te laten vermogen als bedoeld in artikel 34 van de wet, bestaat geen recht.

Laag inkomen

De vraag of het inkomen van een persoon gedurende de referteperiode niet hoger is dan het langdurig lage inkomen van 110% van de toepasselijke bijstandsnorm, zal niet al te rigide mogen worden beoordeeld. Een marginale overschrijding van dit lage inkomen moet worden genegeerd1. Gaat het inkomen van een persoon gedurende (een deel van) de referteperiode de toepasselijke bijstandsnorm maandelijks met € 5 of meer te boven, dan is geen sprake meer van een marginale overschrijding van de bijstandsnorm die niet aan toekenning van een individuele inkomenstoeslag in de weg staat. Er is immers geen sprake van een incidentele geringe overschrijding van de bijstandsnorm of van te verwaarlozen bedragen van enkele eurocenten.

 

Artikel 4. Hoogte individuele inkomenstoeslag

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

 

Hoofdstuk 3.Individuele studietoeslag

Artikel 5. Doelgroep individuele studietoeslag

De voorwaarden die tijdens de datum van aanvraag gelden, gelden ook voor de voortzetting van het recht op individuele studietoeslag. Vaststellen van doelgroep kan door aansluiting bij de doelgroep bepaling van het instrument loonkostensubsidie. Dit zorgt ervoor dat gemeenten geen apart beoordelingsinstrument hoeven te ontwikkelen. Dit draagt in grote mate bij aan de uitvoerbaarheid van de studietoeslag.

 

Artikel 6. De hoogte en de duur van de toeslag

In dit artikel is de hoogte van de toeslag opgenomen. Aan een persoon die voldoet aan de voorwaarden wordt een individuele toeslag toegekend. De toeslag is afhankelijk van leeftijd en kan geïndexeerd worden op basis van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag.

 

Artikel 7.De frequentie van de betaling

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

 

Hoofdstuk 4.Overige bepalingen

Artikel 8. Regelingen

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van de uitvoering van deze verordening nadere regels stellen.

Artikel 9. Onvoorziene gevallen

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 10.Hardheidsclausule

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 11. Citeertitel

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 12. Inwerkingtreding

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

 

________________________________________

1

CRvB 19-08-2008, nrs. 06/1163 WWB e.a., ECLI:NL:CRVB:2008:BE8918 en CRvB 15-02-2011, nr. 08/5141 WWB, ECLI:NL:CRVB:2011:BP5532.

2

CRvB 27-03-2012, nr. 10/2488 WWB, ECLI:NL:CRVB:2012:BW0068 en CRvB 31-07-2012, nr. 12/1825 WWB, ECLI:NL:CRVB:2012:BX7178.

 

 

 

 

Naar boven