Beleidsregels Gehandicaptenparkeerkaarten en gehandicaptenparkeerplaatsen 2020 gemeente Borger-Odoorn

Intitulé

Beleidsregels Gehandicaptenparkeerkaarten en Gehandicaptenparkeerplaatsen gemeente Borger-Odoorn 2020

 

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Borger-Odoorn,

 

b e s l u i t:

“Beleidsregels Gehandicaptenparkeerkaarten en Gehandicaptenparkeerplaatsen 2020” met ingang van 1 oktober 2020 vast te stellen, welke in acht dienen te worden genomen bij het beoordelen van aanvragen voor gehandicaptenparkeerkaarten en gehandicaptenparkeerplaatsen.

 

gezien de Regeling Gehandicaptenparkeerkaart, die gebaseerd is op de Wegenverkeerswet 1994 (artikel 13, tweede lid en artikel 18 lid 1), het Besluit administratieve bepalingen (artikelen 12 en 49 tot en met 55) en het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (artikelen 85 en 86);

 

gelet op het bepaalde in titel 4.3 van de Algemene wet bestuursrecht;

 

Hoofdstuk 1 Inleiding

Voor inwoners met een beperking (handicap) heeft de gemeente Borger-Odoorn op grond van artikel 49 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (BABW) speciale parkeervoorzieningen getroffen die afwijken van de normale parkeervoorzieningen. Inwoners met een beperking kunnen op grond van een (medisch) advies aanspraak maken op een gehandicaptenparkeerkaart (GPK) en op een individuele gehandicaptenparkeerplaats (GPP) op kenteken.

 

Op 1 oktober 2001 is de gehandicaptenparkeerkaart voor inwoners met een handicap in de Europese Unie ingevoerd. Met deze parkeerkaart kan in de gehele Europese Unie gebruik worden gemaakt van de gehandicaptenparkeerkaart, volgens de nationale regels die gelden in de lidstaat waar de betrokkenen zich bevinden. Het vrije verkeer van inwoners met een beperking wordt daardoor bevorderd. Met de invoering van de gehandicaptenparkeerkaart zijn ook de criteria voor het aanvragen van de kaart herzien.

 

De vorige beleidsregels Gehandicaptenparkeerkaart en Gehandicaptenparkeerplaatsen zijn vastgesteld in 2012, een actualisatie bleek gewenst. In deze beleidsregels worden de criteria en de overige voorwaarden nader uitgewerkt.

 

Leeswijzer

Hoofdstuk 2 is gewijd aan het proces rond de gehandicaptenparkeerkaart (GPK) en hoofdstuk 3 beschrijft het proces rond de gehandicaptenparkeerplaats (GPP). Hoofdstuk 4 bevat de slotbepalingen. Bijlage 1 is de Regeling Gehandicaptenparkeerkaart en het landelijk vastgestelde sjabloon daarvoor.

 

Hoofdstuk 2 Gehandicaptenparkeerkaart

 

2.1 Inleiding

De wettelijke regels over het verstrekken en het gebruik van de gehandicaptenparkeerkaart zijn opgenomen in:

 

  • 1.

    De artikelen 49 tot en met 55 van het Besluit Administratieve Bepalingen inzake het Wegverkeer (hierna: het BABW);

  • 2.

    De artikelen 85 en 86 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 (hierna: RVV 1990) en;

  • 3.

    De Ministeriële Regeling Gehandicaptenparkeerkaart d.d. 7 september 2012, ingaand 1 januari 2013, (hierna: Regeling Gehandicaptenparkeerkaart).

 

Er zijn vier verschillende type kaarten:

  • combinatiekaart bestuurder/passagier;

  • passagierskaart voor degene die vervoerd moet worden;

  • kaart voor instellingen die intramurale zorg leveren.

  • bestuurderskaart voor degene die zelf autorijdt;

 

2.2 Gehandicaptenparkeerkaart voor bestuurders of combikaart bestuurder/passagier

Bestuurders van motorvoertuigen op meer dan twee wielen en van brommobielen komen in aanmerking voor een gehandicaptenparkeerkaart als zij:

 

  • 1.

    in de gemeentelijke basisadministratie ingeschreven staan;

  • 2.

    in het bezit zijn van een geldig rijbewijs voor een personenauto of een brommobiel;

  • 3.

    ten gevolge van een aandoening of gebrek een aantoonbare loopbeperking van langdurige aard (tenminste 6 maanden) hebben, waardoor zij met de gebruikelijke loophulpmiddelen in redelijkheid niet in staat zijn zelfstandig een afstand van meer dan 100 meter aan één stuk te voet te overbruggen;

  • 4.

    en/of permanent rolstoelgebonden zijn;

  • 5.

    en/of ten gevolge van een aandoening of gebrek aantoonbare ernstige beperkingen, anders dan loopbeperkingen, hebben.

 

Een medisch advies moet duidelijk maken of een aanvrager aan een of meer criteria (3 tot met 5) voldoet. Dit geneeskundige onderzoek wordt verricht door een bevoegde en onafhankelijke keuringsinstantie. De gemeente verstrekt een gehandicaptenparkeerkaart voor bestuurders als de aanvrager voldoet aan criterium 1 én 2 en criterium 3 en/of 4 en/of 5.

 

De gemeente verstrekt een combikaart bestuurder/passagier als de aanvrager voldoet aan criterium 1 en 2 criterium 3 en/of 4 en/of 5.

 

Het is niet verplicht dat aanvragers van een gehandicaptenparkeerkaart voor bestuurders of een combikaart voor bestuurder/passagier ook beschikken over een eigen motorvoertuig op meer dan twee wielen of een brommobiel. Zij kunnen immers ook gebruik maken van bijvoorbeeld een huurauto, leenauto of deelauto.

 

De gemeente verstrekt maximaal één kaart per persoon, ook bij het bezit van meerdere auto’s in het huishouden.

 

2.3 Gehandicaptenparkeerkaart voor passagiers

Passagiers van motorvoertuigen op meer dan twee wielen en van brommobielen komen in aanmerking voor een gehandicaptenparkeerkaart als zij:

 

  • 1.

    in de gemeentelijke basisadministratie ingeschreven staan;

  • 2.

    voor het vervoer van deur tot deur continu afhankelijk zijn van de hulp van de bestuurder;

  • 3.

    ten gevolge van een aandoening of gebrek een aantoonbare loopbeperking van langdurige aard (tenminste 6 maanden) hebben, waardoor zij met de gebruikelijke loophulpmiddelen niet in staat zijn zelfstandig een afstand van meer dan 100 meter aan één stuk te voet te overbruggen;

  • 4.

    en/of permanent rolstoelgebonden zijn;

  • 5.

    en/of ten gevolge van een aandoening of gebrek aantoonbare ernstige beperkingen, anders dan loopbeperkingen, hebben.

 

Een medisch advies moet duidelijk maken of een aanvrager aan één of meer criteria (2 tot en met 5) voldoet. Een gehandicaptenparkeerkaart voor passagiers kan worden verstrekt als de aanvrager voldoet aan criterium 1 én 2 en criterium 3 en/of 4 en/of 5.

 

De gemeente verstrekt maximaal één kaart per persoon, ook bij het bezit van meerdere auto’s in het huishouden.

 

2.4 Voorwaarden gehandicaptenparkeerkaart bestuurs- en passagierskaart

Het is mogelijk dat een persoon in aanmerking komt voor zowel een bestuurders- als een passagierskaart. Aan een persoon met een passagierskaart kan zonder nader medisch onderzoek ook een bestuurderskaart worden verstrekt, omdat de criteria voor eerstgenoemde kaart strenger zijn. Anders dient in beginsel wel een nader medisch onderzoek plaats te vinden, wanneer een persoon met een bestuurderskaart ook een passagierskaart wenst te krijgen. Een dergelijk onderzoek kan achterwege blijven, wanneer uit het eerder gehouden onderzoek al is gebleken dat die persoon ook voldoet aan de eisen voor een passagierskaart. Op de gehandicaptenparkeerkaart dient met de hoofdletters B en P aangegeven te worden dat het zowel een bestuurders- als passagierskaart betreft.

 

2.5 Gehandicaptenparkeerkaart voor instellingen

Ten behoeve van het al dan niet collectief vervoer van personen die in instellingen verblijven als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder e, AWBZ, kan een gehandicaptenparkeerkaart verstrekt worden aan instellingen. Dergelijke instellingen hebben vaak de beschikking over één of meer voertuigen waarmee bewoners worden vervoerd. Met een gehandicaptenparkeerkaart voor instellingen is het niet meer noodzakelijk om voor iedere bewoner afzonderlijk een gehandicaptenparkeerkaart aan te vragen (artikel 49, tweede lid, BABW). Aangezien de bewoners van dergelijke instellingen over het algemeen voldoen aan de gestelde criteria, kan deze kaart zonder tussenkomst van een keurende instantie worden afgegeven. Op de gehandicaptenparkeerkaart dient met een hoofdletter I aangegeven te worden dat het een kaart voor een instelling betreft. Aan het aantal kaarten per instelling kan een limiet worden gesteld op basis van het aantal bewoners en het aantal beschikbare voertuigen.

 

2.6 Geneeskundig onderzoek

Een GPK wordt niet afgegeven als er van tevoren geen geneeskundig onderzoek met betrekking tot de handicap van de aanvrager heeft plaatsgevonden. Het geneeskundig onderzoek wordt verricht door een onafhankelijke keuringsinstantie, op basis van een medisch protocol. Bij het onderzoek wordt rekening gehouden met de gebruikelijke loophulpmiddelen en vervoersvoorzieningen welke de aanvrager ter beschikking heeft.

 

Het medische advies kan ook worden gebruikt voor aanvragen in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) gericht op vervoersvoorzieningen en rolstoelen. En er kan worden afgezien van het vragen van een medisch advies als het afhandelend team al over de benodigde medische gegevens beschikt.

 

2.7 Aanvraag en afgifte

  • 1.

    Personen die in aanmerking willen komen voor een GPK moeten een ingevuld en ondertekend 'Aanvraagformulier Gehandicaptenparkeerkaart’ indienen bij de gemeente.

    • Er zijn twee recente (identieke) pasfoto’s en een kopie van het rijbewijs nodig om de aanvraag te doen.

    • De gemeente gebruikt dit formulier ook om medisch advies te vragen (indien nodig).

  • 2.

    Per persoon wordt slechts één GPK verstrekt. De GPK is een persoonsgebonden recht dat niet overgaat op de rechtsopvolgers onder algemene of bijzondere titel.

  • 3.

    Bij nieuwe (eerste) aanvragen voor een GPK is altijd een geneeskundig onderzoek verplicht, tenzij de Stichting Sociale Teams al over voldoende medische gegevens beschikt. De klant dient deze zelf op te vragen.

    • Bij verlengingen van een gehandicaptenparkeerkaart wordt er alleen een nieuw medisch onderzoek gevraagd als dit door de gemeente noodzakelijk wordt geacht, bijvoorbeeld als de (medische) situatie is gewijzigd.

    • De kosten voor een geneeskundig onderzoek liggen bij de aanvrager.

  • 4.

    De houder van de GPK dient zelf voor een tijdige aanvraag van een nieuwe kaart zorg te dragen.

 

2.8 Model van de gehandicaptenparkeerkaart

De gehandicaptenparkeerkaart wordt aan de voorzijde voorzien van een vervaldatum en de naam van de instantie die de kaart heeft afgegeven. De gehandicaptenparkeerkaart moet tevens worden voorzien van de letters B (Bestuurderskaart), P (Passagierskaart) of I (Instellingenkaart), waarmee het kaarttype wordt aangeduid. Een combinatie van de letters B en P is mogelijk. De gehandicaptenparkeerkaart B en P is persoonsgebonden.

 

Aan de achterzijde moet de kaart worden voorzien van naam, voornaam, handtekening en pasfoto van de kaarthouder. Als de kaart wordt verstrekt aan een instelling wordt geen pasfoto op de kaart aangebracht. Bij ‘Naam’ moet in dat geval de naam van de directeur van de instelling worden vermeld en bij ‘Voornaam’ de naam van de instelling.

 

De kaart is pas geldig als deze volledig is ingevuld en ondertekend door de houder of gemachtigde.

 

2.9 Gebruiksvoorschrift

  • 1.

    De GPK moet bij gebruik goed zichtbaar achter de voorruit van het motorvoertuig geplaatst worden. Op de kaart staat vermeld wat de voorzijde is.

  • 2.

    Op grond van het bepaalde in artikel 50 BABW mag de houder van een GPK daarvan geen gebruik laten maken als het parkeren niet rechtstreeks verband houdt met het vervoer van hemzelf of bewoners van de instelling aan wie de kaart verstrekt is. Laat de houder van een GPK dit gebruik wel toe, dan kan de kaart ongeldig worden verklaard door het gezag dat de GPK heeft afgegeven (artikel 53, derde lid BABW). Het gebruik van een passagierskaart is alleen geldig wanneer de houder van deze kaart daadwerkelijk aanwezig is in geval van controle.

  • 3.

    Bij verstrekking wordt de burger geïnformeerd over de gebruiksvoorschriften.

 

2.10 Vervangend exemplaar

De gemeente geeft een vervangend exemplaar af:

  • als de GPK is versleten,

  • als de GPK geheel of gedeeltelijk onleesbaar is geworden,

  • als de GPK verloren geraakt of gestolen is.

 

Als de GPK is verstrekt door een andere gemeente, moet daar het dossier worden opgevraagd door de aanvrager zelf.

 

Als de houder van de GPK de kaart verliest of vermist tijdens de geldigheidsduur dient hij hiervan een melding te maken bij de gemeente. Nadat de melding is gedaan en de kaart in het systeem ongeldig is gemaakt, kan een nieuwe kaart worden aangevraagd. Bij het verstrekken van een nieuw exemplaar wordt de geldigheidsduur niet aangepast; de oorspronkelijke vervaldatum blijft dus gehandhaafd. Conform de legesverordening zijn in alle bovengenoemde gevallen kosten verschuldigd voor de nieuwe kaart.

 

2.11 Geldigheid, Intrekken en inleveren gehandicaptenparkeerkaart

  • 1.

    De geldigheidsduur van de gehandicaptenparkeerkaart is op grond van het bepaalde in artikel 51, eerste lid BABW in beginsel vijf achtereenvolgende jaren, gerekend vanaf de dag van afgifte. Indien nodig, kan de geldigheidsduur van de kaart worden beperkt, met een minimale geldigheidsduur van zes maanden. In artikel 53 van het BABW is geformuleerd wanneer de gehandicaptenparkeerkaart zijn geldigheid verliest. Dit betreft:

    • het verstrijken van de geldigheidsduur;

    • het verstrijken van de geldigheidsduur van het rijbewijs of bromfietscertificaat in het geval van een bestuurderskaart;

    • de afgifte van een nieuwe gehandicaptenparkeerkaart, waarbij de oude moet worden ingeleverd;

    • wanneer een einde komt aan de beperking;

    • het onbevoegd aanbrengen van wijzigingen;

    • het overlijden van de houder;

    • ongeldigverklaring (lid 2 en 3).

  • 2.

    Als een kaart korter is uitgegeven dan 12 maanden, en het toch noodzakelijk is om een kaart voor een langere periode uit te geven, zijn geen leges verschuldigd voor de tweede kaart.

  • 3.

    De gemeente die de gehandicaptenparkeerkaart heeft afgegeven heeft de mogelijkheid om de kaart ongeldig te verklaren als hij is afgegeven op grond van door de houder van de GPK verschafte onjuiste gegevens en niet zou zijn afgegeven als de onjuistheid van die gegevens ten tijde van de aanvraag bekend zou zijn geweest.

  • 4.

    Daarnaast is het mogelijk om de gehandicaptenparkeerkaart ongeldig te laten verklaren Als het gebruik van de gehandicaptenparkeerkaart geen verband houdt met het vervoer van de houder/passagier/instelling waaraan de vergunning is verstrekt (misbruik).

  • 5.

    Een GPK die zijn geldigheid heeft verloren moet zo spoedig mogelijk worden ingeleverd door de kaarthouder bij de gemeente die de kaart heeft verstrekt (artikel 54 BABW). Overtreding hiervan is een strafbaar feit (artikel 59 BABW).

  • 6.

    Als de kaarthouder is overleden, geldt deze verplichting voor degene die de GPK onder zich heeft (artikel 54 BABW).

  • 7.

    Door middel van een schriftelijk verzoek van de gemeente zullen de nabestaanden worden gevraagd om de kaart in te leveren bij de gemeente, om misbruik te voorkomen.

  • 8.

    Ongeldigverklaring bij misbruik (artikel 53 lid 3 BABW). Op misbruik van een gehandicaptenparkeerkaart staat (indien van toepassing) ongeldigverklaring van de kaart en een boete afhankelijk van de geschatte periode van misbruik met een minimum van € 400,00.

 

De ongeldigverklaring is een bevoegdheid van het college en geen verplichting. De houder van de gehandicaptenparkeerkaart heeft zelf de verantwoordelijkheid dat een ander geen gebruik van de kaart maakt. De gevolgen van de ongeldigverklaring van de gehandicaptenparkeerkaart kunnen voor de houder van de gehandicaptenparkeerkaart daarentegen zeer ingrijpend zijn. Omdat de ongeldigverklaring van de gehandicaptenparkeerkaart een zware wissel op de houder trekt, wordt een periode van acht weken als intrekkingsperiode ingesteld. Bij herhaald misbruik kan deze periode worden verlengd, of in het uiterste geval de kaart ongeldig worden verklaard voor de resterende geldigheidsduur van de gehandicaptenparkeerkaart.

 

2.12 Kosten

  • 1.

    Voor het behandelen van een aanvraag voor een gehandicaptenparkeerkaart worden, conform de legesverordening, leges geheven. Bij het verstrekken van een gehandicaptenparkeerkaart zijn er twee momenten waarop leges gevraagd kunnen worden: bij de eerste verstrekking en bij verlenging.

 

Er zijn geen leges verschuldigd bij:

  • Omzetten van bestuurders- naar passagierskaart.

  • Verlenging na oorspronkelijke toekenning van minder dan 6 maanden, indien gebaseerd op afweging van het college.

 

2.13 Verlenging

De gemeente is bij de verlenging van een gehandicaptenparkeerkaart niet verplicht een geneeskundig onderzoek uit te voeren. Wanneer is te voorzien dat de persoon voor wie wordt aangevraagd ook in de toekomst blijft voldoen aan de criteria voor een gehandicaptenparkeerkaart, bijvoorbeeld in geval van een chronische handicap, neemt een keuringsarts dit in zijn eerste adviesrapport op.

 

Bij een verlenging beoordeelt de keuringsarts op basis van het dossier of herkeuring wenselijk is. Daarbij weegt hij of zij ook mee of veranderingen in de medische wereld kunnen leiden tot een ander oordeel dan destijds is afgegeven. Bij deze beoordeling kan de keuringsarts ook bijvoorbeeld gegevens uit het Wmo-dossier betrekken.

 

2.14 Gebruik

Het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990) bevat alle verkeersregels en verkeerstekens die in Nederland van toepassing zijn. Artikel 85 en 86 bevatten de bijzondere bepalingen ten behoeve van gehandicapten. Daarin wordt een aantal verkeersregels niet of beperkt van toepassing verklaard voor motorvoertuigen op meer dan twee wielen waarin een gehandicaptenparkeerkaart is aangebracht.

 

Gemeenten hebben tot op zekere hoogte beleidsvrijheid om binnen de eigen gemeente specifieke criteria te hanteren. Zo mag bijvoorbeeld bepaald worden dat houders van een gehandicaptenparkeerkaart het reguliere parkeertarief moeten betalen of dat de parkeerduur aan een maximum wordt gebonden.

 

Binnen de grenzen van de gemeente Borger-Odoorn gelden de volgende parkeerregels voor houders van een gehandicaptenparkeerkaart. Parkeren mag:

 

  • 1.

    op een algemene gehandicaptenparkeerplaats, tenzij er op het bord of onderbord een kenteken is aangegeven van een ander voertuig;

  • 2.

    in een parkeerschijfzone zonder parkeerschijf.

  • 3.

    in een parkeerzone voor vergunninghouders;

  • 4.

    langs een gele onderbroken streep.

 

Hoofdstuk 3 Gehandicaptenparkeerplaatsen

 

3.1 Inleiding

Er zijn twee soorten gehandicaptenparkeerplaatsen: algemene gehandicaptenparkeerplaatsen en individuele gehandicaptenparkeerplaatsen (op kenteken).

Voor het realiseren van een gehandicaptenparkeerplaats moet minimaal een paal met een verkeersbord worden geplaatst. Uit artikel 12 van het BABW volgt dat aan een dergelijke handeling een verkeersbesluit ten grondslag moet liggen.

De gemeente hanteert maatstaven voor het vaststellen van een recht op een individuele gehandicaptenparkeerplaats. Deze zijn gebaseerd op landelijke normen en moeten voor het kunnen verstrekken van deze parkeerplaatsen door het college worden vastgesteld.

De bevoegdheid tot het nemen van dit verkeersbesluit ligt op grond van artikel 18 van de Wegenverkeerswet (hierna: WVW) bij het college, voor zover het verkeer betreft op wegen die niet onder het beheer van het Rijk of van een provincie of waterschap vallen.

 

3.1 Algemene gehandicaptenparkeerplaatsen

Algemene gehandicaptenparkeerplaatsen worden aangegeven door een bord E6 als bedoeld in bijlage 1 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990. Alleen personen met een gehandicaptenparkeerkaart mogen hier parkeren.

 

3.2 Individuele gehandicaptenparkeerplaatsen

Gehandicaptenparkeerplaatsen worden aangegeven door een bord E6 als bedoeld in bijlage 1 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 met daarop of onder vermeld het kenteken van de auto van de bestuurder.

 

3.3 Voorwaarden gehandicaptenparkeerplaats

Voor een gehandicaptenparkeerplaats komt in aanmerking een persoon die voldoet aan de volgende voorwaarden:

  • 1.

    de persoon is inwoner in de gemeente;

  • 2.

    én de persoon is in het bezit van een geldig rijbewijs;

  • 3.

    én de persoon is houder van een gehandicaptenparkeerkaart B of B/P (afgegeven voor vijf jaar)

  • 4.

    de persoon heeft geen mogelijkheid op het eigen erf of in een (eigen) garage te parkeren;

  • 5.

    én binnen een afstand van 100 meter vanaf de woning van de persoon is naar het oordeel van de gemeente onvoldoende parkeergelegenheid beschikbaar

  • 6.

    én in de directe woonomgeving van de persoon is het uit verkeerstechnisch oogpunt (naar oordeel van de gemeente) mogelijk een gehandicaptenparkeerplaats aan te duiden of aan te leggen.

 

3.4 Gehandicaptenparkeerplaats passagier

Inwoners met een gehandicaptenparkeerkaart passagier komen niet in aanmerking voor een gehandicaptenparkeerplaats. Dit omdat zij door de bestuurder kunnen worden afgezet bij en begeleid tot de plaats van bestemming.

 

3.5 Gehandicaptenparkeerplaats bij arbeidsplaats

Het is niet mogelijk om een gehandicaptenparkeerplaats aan te vragen voor een binnen de gemeente Borger-Odoorn gelegen arbeidsplaats. De betrokken werkgever dient op eigen terrein geschikte parkeerruimte aan te bieden.

 

3.6 Procedure van de aanvraag

Personen die in het bezit zijn van een geldige gehandicaptenparkeerkaart Bestuurder of Bestuurder/Passagier en die in aanmerking willen komen voor een gehandicaptenparkeerplaats dienen een ingevuld en ondertekend aanvraagformulier in te dienen bij de gemeente. De gemeente beoordeelt de aanvraag. Bij een positieve beoordeling neemt de gemeente, in principe binnen twee weken, een verkeersbesluit ten behoeve van de inrichting van de gehandicaptenparkeerplaats. Het verkeersbesluit wordt gepubliceerd waarna gestart wordt met de aanleg. Na publicatie kan een ieder die door dit besluit rechtstreeks in zijn belang wordt getroffen, hiertegen binnen zes weken na de datum van bekendmaking schriftelijk en gemotiveerd bezwaar kan indienen bij burgemeester en wethouders van de gemeente Borger-Odoorn.

 

Als er bezwaarschriften worden ingediend, wordt op basis van het advies van Bezwarencommissie gemeente Borger-Odoorn een nieuw besluit door het college genomen.

 

Personen die verhuizen dienen deze verhuizing te melden in verband met het opheffen van de bestaande gehandicaptenparkeerplaats. Indien de verhuizing binnen de gemeente plaatsvindt en nabij de nieuwe woning een gehandicaptenparkeerplaats gewenst is, moet een nieuwe aanvraag worden ingediend.

 

3.7 Intrekken toegekende parkeerplaats

De toewijzing van een parkeerplaats wordt ingetrokken:

 

  • na overlijden of verhuizing van de betrokkene;

  • indien de gezondheidstoestand van de betrokkene of de parkeer- of verkeerssituatie dusdanig is gewijzigd dat de parkeerplaats niet zou zijn toegewezen;

  • indien de betrokkene uit de woning verhuist of wordt opgenomen in een verpleeginrichting zonder uitzicht op terugkeer in de woning;

  • bij misbruik van de gehandicaptenparkeerplaats of de gehandicaptenparkeerkaart.

 

3.8 Overgangsregeling

De gehandicaptenparkeerplaatsen in de gemeente die niet geregistreerd staan en/of waarvan niet bekend is wanneer deze zijn toegewezen worden gehandhaafd totdat de betreffende parkeerplaats niet meer noodzakelijk blijkt te zijn na bijvoorbeeld overlijden van de betrokkene of indien de betrokkene verhuist.

 

3.9 Kosten

Voor het aanleggen van een gehandicaptenparkeerplaats en het plaatsen van het verkeersbord waarmee een gehandicaptenparkeerplaats wordt aangegeven (bord E6 van bijlage 1 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990) worden leges geheven. De kosten die in rekening gebracht worden zijn voor:

 

  • de aanleg of verplaatsing (bijvoorbeeld bij verhuizing van kentekenhouder) van een individuele gehandicaptenparkeerplaats;

  • Veranderen van het kenteken bij de individuele gehandicaptenparkeerplaats (onderbord). De hoogte van de leges is terug te vinden in de gemeentelijke legesverordening.

 

Hoofdstuk 4. Algemene slotbepalingen

 

Het college van burgemeester en wethouders kan in bijzondere gevallen afwijken van bovenstaande beleidsregels.

 

4.1.a Hardheidsclausule gehandicaptenparkeerkaart

Van de hardheidsclausule kan een persoon gebruik maken wanneer hij/zij ten gevolge van een aandoening of gebrek aantoonbare ernstige beperkingen heeft, anders dan een loopbeperking, die het hebben van een gehandicaptenparkeerkaart rechtvaardigt. Het moet daarbij gaan om een ernstig en in de regel uniek geval dat, bijvoorbeeld op basis van een medisch protocol, door de keurende arts of instantie wordt beoordeeld.

 

4.1.b Hardheidsclausule gehandicaptenparkeerplaats

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen van deze beleidsregels indien toepassing daarvan tot onrecht leidt.

 

4.2 Onvoorziene situaties

In gevallen waarin de bepalingen van deze beleidsregels niet voorzien, neemt het college een besluit, waarbij zoveel mogelijk aansluiting wordt gezocht bij vergelijkbare situaties met inachtneming van alle omstandigheden.

 

4.3 Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als “Beleidsregels Gehandicaptenparkeerkaarten en Gehandicaptenparkeerplaatsen gemeente Borger-Odoorn 2020”.

 

4.4 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking.

 

Bijlage:

Landelijke Regeling Gehandicaptenparkeerkaart

 

Naar boven