Subsidieregeling peuter- en dreumesplaatsen Twenterand

Samenvatting

Deze subsidieregeling bevat regels over de verstrekking van subsidie voor reguliere peuterplaatsen, doelgroeppeuterplaatsen en dreumesplaatsen in Twenterand.

 

Burgemeester en wethouders van Twenterand;

 

Wettelijke basis:

Bepalingen van de Algemene subsidieverordening gemeente Twenterand 2017 en de Algemene wet bestuursrecht (titel 4.2).

 

Besluiten:

Vast te stellen de Subsidieregeling peuter- en dreumesplaatsen Twenterand

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijving

In deze subsidieregeling wordt verstaan onder:

ASV: Algemene subsidieverordening gemeente Twenterand 2017;

College: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Twenterand;

Doelgroeppeuters: peuters die in aanmerking komen voor voorschoolse educatie, op indicatie van GGD Twente afdeling JGZ. Deze peuters worden geplaatst op een peuterplaats met VE;

Dreumes: een in de gemeente Twenterand woonachtig kind in de leeftijd van 1 jaar tot de leeftijd van 2,5 jaar;

Dreumesplaats: plaats voor een dreumes (in een dreumesgroep) bij een kinderopvang die voorschoolse educatie aanbiedt;

Dreumesgroep: ondersteuning van de opvoeding door ouders van kinderen in de leeftijd van 1 jaar tot 2,5 jaar, waarbij de groep bestaat uit minimaal 4 dreumesen;

Gemeente: de gemeente Twenterand;

Houder: de rechtspersoon aan wie een onderneming als bedoeld in de Handelsregisterwet 2007 toebehoort, waarbij onder ‘onderneming’ wordt begrepen een locatie die in het LRK is opgenomen als kinderopvang met in het geval van peuteropvang met VE een VE-registratie;

Inkomensverklaring: de Verklaring Geregistreerd Inkomen (VGI). Dit is een officiële verklaring van de Belastingdienst met inkomensgegevens over een bepaald belastingjaar;

JGZ: afdeling jeugdgezondheidszorg van de GGD;

Kinderopvang: het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen tot de eerste dag van de maand waarop het voortgezet onderwijs voor die kinderen begint;

Kinderopvangtoeslag (KOT): de tegemoetkoming in de kosten voor in het LRK geregistreerde kinderopvang, uitgekeerd via de Belastingdienst aan ouders/ verzorgers, als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet kinderopvang;

Kwaliteitskader: het door het college vastgesteld Kwaliteitskader gesubsidieerde peuteropvang en doelgroeppeuters, zoals opgenomen in de bijlage van deze regeling;

LRK: Landelijk Register Kinderopvang: register waarin alle kindercentra, gastouderbureaus en voorzieningen voor gastouderopvang zijn opgenomen die voldoen aan de wettelijke kwaliteitseisen;

Maximum uurtarief: het jaarlijks door de belastingdienst vastgestelde landelijk maximum uurtarief per opvangsoort, als bedoeld in artikel 4, eerste lid, aanhef en onder a, van het Besluit Kinderopvangtoeslag.

Maximum uurprijs: het maximum bedrag dat door het college gesubsidieerd wordt. Dit bedrag is gebaseerd op het maximum uurtarief zoals omschreven in artikel 6, lid 1 van deze regeling;

NJI: Nederlands Jeugd Instituut;

Ouderbijdrage: het bedrag dat als vaste eigen bijdrage door de ouder betaald moet worden voor kinderopvang zoals vastgesteld in de advies tabel ouderbijdragetabel van de Vereniging voor Nederlandse Gemeenten

Ouders: ouder(s) of verzorger(s) van de peuter;

Pedagogisch beleidsmedewerker voorschool: medewerker die kan worden ingezet door een houder, met de volgende afgeronde opleiding(en): hbo-, of wo- of associate degree-opleidingen gericht op de ontwikkeling van kinderen en de manier waarop die ontwikkeling zo optimaal mogelijk kan worden ondersteund, opgenomen in de lijst Branche-erkende Scholing voor Pedagogisch beleidsmedewerker/coach;

Peuter: een in de gemeente Twenterand woonachtig kind in de leeftijd van 2,5 tot de leeftijd waarop het kind kan deelnemen aan het basisonderwijs;

Peuteropvang: Een ontwikkelingsgericht aanbod voor kinderopvang waarmee op basis van een gericht programma de ontwikkeling van het kind gestimuleerd wordt, in het bijzonder op de gebieden taal, rekenen, motoriek en sociaal-emotionele ontwikkeling.

Peuterplaats regulier: opvang van een peuter in een LRK-geregistreerd kindcentrum;

Peuterplaats met VE: het aanbod voor kinderen van 2,5 tot 4 jaar waarbij aan de hand van een door het NJI erkend VE-programma, op gestructureerde en samenhangende wijze activiteiten worden aangeboden gericht op het stimuleren van de ontwikkeling van kinderen op het gebied van rekenen, taal, motoriek en de sociaal-emotionele ontwikkeling;

Prijs per uur peuterplaats: het bedrag dat door de houder per uur in rekening wordt gebracht voor een peuterplaats;

VE: voorschoolse educatie; het aanbod voor kinderen van 2,5 tot 4 jaar, waarbij aan de hand van een VE-programma, op gestructureerde en samenhangende wijze activiteiten worden aangeboden gericht op het stimuleren van de ontwikkeling van kinderen op het gebied van rekenen, taal, motoriek en de sociaal-emotionele ontwikkeling;

VE-indicatie: een door de jeugdarts van het consultatiebureau afgegeven indicatie;

VE-subsidie (aanvullend): een subsidie in de vorm van een bedrag per VE-peuter per uur aan de houder voor de extra (personele) inzet voor een bezette VE- peuterplaats;

VE-programma: een door het NJI erkend voorschools programma waarin op een gestructureerde en samenhangende wijze de ontwikkeling wordt gestimuleerd van kinderen op het gebied van rekenen, taal, motoriek, en sociaal- emotionele ontwikkeling;

Voorschoolse voorziening: kinderdagverblijven die zijn geregistreerd in het LRK(P) als VE-gecertificeerd binnen de gemeente Twenterand;

Voorschool: voorschoolse voorziening.

Wet IKK: Wet innovatie en kwaliteit in de kinderopvang.

Artikel 2 Toepassing ASV

De ASV is van toepassing voor zover in deze subsidieregeling niet van de ASV wordt afgeweken.

Hoofdstuk 2 Subsidie voor reguliere peuters en doelgroeppeuters

Artikel 3 De doelgroep

  • 1.

    Het college verstrekt subsidie aan houders die reguliere peuterplaatsen aanbieden, die gevestigd zijn in de gemeente Twenterand en geregistreerd staan in het LRK met VE aanbod ten behoeve van peuters die:

    • a.

      woonachtig zijn in de gemeente Twenterand;

    • b.

      staan ingeschreven voor peuteropvang voor een aantal uren zoals vermeld in artikel 6 van deze regeling.

  • 2.

    Het college verstrekt subsidie aan houders die peuterplaatsen met VE aanbieden, die gevestigd zijn in de gemeente Twenterand en geregistreerd staan in het LRK met VE aanbod ten behoeve van peuters die:

    • a.

      woonachtig zijn in de gemeente Twenterand;

    • b.

      staan ingeschreven voor peuteropvang voor een aantal uren zoals vermeld in artikel 6 van deze regeling;

    • c.

      doelgroeppeuter zijn, waarbij een doelgroeppeuter een peuter is die voldoet aan de criteria zoals bepaald is in artikel 3 lid 2 van deze subsidieregeling.

  • 3.

    De GGD Twente, afdeling JGZ geeft een VE-indicatie voor peuters als minimaal één van onderstaande indicatoren van toepassing is:

    • a.

      het opleidingsniveau van beide ouders/verzorgers is laag; (het opleidingsniveau van beide ouders is maximaal LBO/VBO, praktijkonderwijs of VMBO basis- of kaderberoepsgerichte leerweg);

    • b.

      de taalontwikkeling in de Nederlandse taal niet voldoende blijkt volgens het Van Wiechen ontwikkelingsonderzoek; (kinderen met ontwikkelingsstoornissen vallen niet onder);

    • c.

      ouders van peuters die langdurig een laag inkomen hebben en in aanmerking komen voor de individuele inkomenstoeslag;

    • d.

      er sprake is van een bedreigde algehele en sociaal-emotionele ontwikkeling van de peuter, door de professionele inschatting van de jeugdarts (er is geen sprake van een ontwikkelingsstoornis).

Artikel 4 De subsidieaanvraag

  • 1.

    De houder vraagt de subsidie voor peuterplaatsen regulier en/of peuterplaatsen met VE uiterlijk 1 oktober voorafgaand aan het jaar waarvoor subsidie aan, met een door het college vastgesteld aanvraagformulier. De houder vraagt de subsidie voor 2022 uiterlijk aan op 1 november 2021. De aanvraag bevat in ieder geval een reële inschatting van het aantal uren te leveren peuteropvang en/of peuteropvang met VE per houder, waarop de afzonderlijke locaties worden vermeld, verdeeld in de volgende categorieën:

    • a.

      peuters waarvan de ouders/verzorgers KOT ontvangen;

    • b.

      peuters met een VE-indicatie waarvan de ouders/verzorgers KOT ontvangen;

    • c.

      peuters waarvan de ouders/verzorgers geen KOT ontvangen;

    • d.

      peuters met een VE-indicatie waarvan de ouders/verzorgers geen KOT ontvangen.

  • 2.

    De houder overlegt tevens:

    • a.

      een onderbouwde berekening van de aan te vragen subsidie, uurtarief en gemiddeld verwachte ouderbijdrage;

    • b.

      een pedagogisch beleidsplan met daarin aandacht voor ouderbetrokkenheid;

    • c.

      een opleidingsplan.

  • 3.

    Houders die gedurende het kalenderjaar aan het kwaliteitskader voldoen en voor een eerste maal een subsidieaanvraag willen indienen (aangezien ze nog niet eerder voldeden aan het kwaliteitskader) kunnen lopende het kalenderjaar een subsidieaanvraag indienen die niet eerder ingaat dan datum aanvraag.

Artikel 5 Bezetting

De houder rapporteert vóór 15 april, 15 juli en 15 oktober van het jaar waarover subsidie is verstrekt aan het college met een door het college vastgesteld formulier per locatie over:

  • a.

    het aantal peuters dat gebruik maakt van een peuterplaats en waarvan de ouders/verzorgers kinderopvangtoeslag ontvangen;

  • b.

    het aantal peuters dat gebruik maakt van een peuterplaats met VE en waarvan de ouders/verzorgers kinderopvangtoeslag ontvangen;

  • c.

    het aantal peuters dat gebruik maakt van een peuterplaats en waarvan de ouders/verzorgers geen kinderopvangtoeslag ontvangen;

  • d.

    het aantal peuters dat gebruik maakt van een peuterplaats met VE en waarvan de ouders/verzorgers geen kinderopvangtoeslag ontvangen.

Artikel 6 De grondslag voor de subsidie

  • 1.

    Het college stelt jaarlijks het uurtarief voor een reguliere peuterplaats en peuterplaats met VE vast, deze is gebaseerd op het maximum uurtarief KOT. Voor VE-aanbod geldt een door een college jaarlijks vastgestelde aanvullende subsidie per peuterplaats per uur wegens de kwaliteitseisen VE.

  • 2.

    De inkomensafhankelijke ouderbijdrage is gebaseerd op het door de kinderopvangaanbieder gehanteerde uurtarief en de (gecomprimeerde) VNG-adviestabel ouderbijdrage peuteropvang.

  • 3.

    De grondslag voor de subsidie is het werkelijk aantal peuters en het werkelijk aantal contracturen dat gebruik wordt gemaakt van een (VE-) peuterplaats gedurende 40 schoolweken. Naar rato van de plaatsingsperiode per (doelgroep) peuter, berekent het college de subsidiebedragen als volgt:

    • a.

      per bezette peuterplaats voor ouders zonder recht op KOT minimaal 260 uren en maximaal 320 uren per jaar, vermenigvuldigd met het door de aanbieder gehanteerd uurtarief en minus de over deze uren in rekening gebrachte ouderbijdrage. Het subsidiebedrag per uur is nooit hoger dan het door het college vastgestelde maximum uurtarief;

    • b.

      per doelgroeppeuter voor ouders die geen recht hebben op KOT maximaal 660 uren per jaar, vermenigvuldigd met het door de kinderopvangaanbieder gehanteerde uurtarief en minus de in rekening gebrachte ouderbijdrage over 320 uren per jaar. Het subsidiebedrag is nooit hoger dan het door het college vastgestelde maximum uurtarief. Per schoolweek wordt de ouderbijdrage over 8 uur gerekend;

    • c.

      per doelgroeppeuter voor ouders met recht op KOT maximaal 340 uren per jaar, vermenigvuldigd met het door de kinderopvangaanbieder gehanteerde uurtarief. Het subsidiebedrag per uur is nooit hoger dan het door het college vastgestelde maximum uurtarief. De doelgroeppeuter maakt naast deze uren nog tenminste 320 uren per jaar gebruik van de VE-peuterplaats, waarvoor kinderopvangtoeslag wordt aangevraagd door de ouder.

  • 4.

    Houders innen zelf de ouderbijdragen en zijn verantwoordelijk voor het risico van niet-betalers.

  • 5.

    Indien er wel recht is op KOT, maar geen recht op het totaal aantal uur aanbod per week dan kan er volledig gebruik worden gemaakt van een gesubsidieerde peuterplaats.

Artikel 7 Subsidieplafond reguliere peuters en doelgroeppeuters

  • 1.

    Voor reguliere peutersubsidie geldt een plafond. Dit aantal bedraagt 50 reguliere peuterplaatsen per jaar. Het college verdeelt de subsidie voor reguliere peuters volgens verdeelcriteria. Dit zijn in volgorde van prioriteit:

    • a.

      aanvragen van houders voor een locatie die in het jaar voorafgaande aan het subsidiejaar subsidie hebben ontvangen, voor maximaal het totaal gemiddelde aantal peuterplaatsen dat in het tweede kwartaal uit het voorafgaande jaar geplaatst was;

    • b.

      aanvragen van houders voor een locatie die in het jaar voorafgaande aan het subsidiejaar geen subsidie hebben ontvangen.

  • 2.

    Voor VE-subsidie is eveneens een subsidieplafond van toepassing. Het subsidieplafond is bereikt wanneer in totaal voor 100 peuterplaatsen met een VE-indicatie subsidie aangevraagd is. Het college verdeelt de subsidie voor doelgroeppeuters volgens verdeelcriteria. Dit zijn in volgorde van prioriteit:

    • a.

      aanvragen van houders voor een locatie die in het jaar voorafgaande aan het subsidiejaar subsidie hebben ontvangen, voor maximaal het totaal gemiddelde aantal doelgroeppeuters dat in het tweede kwartaal uit het voorafgaande jaar geplaatst was;

    • b.

      aanvragen van houders voor een locatie die in het jaar voorafgaande aan het subsidiejaar geen subsidie hebben ontvangen.

  • 3.

    Indien aanvragen een gelijke prioriteit krijgen maar niet binnen het subsidieplafond passen, verdeelt het college het resterende subsidiebudget naar rato aan de hand van het aantal verwachte bezette reguliere peuterplaatsen en doelgroeppeuterplaatsen met VE-subsidie uit de aanvraag.

Artikel 8 Procedurele en randvoorwaardelijke verplichtingen

  • 1.

    De houder voldoet aan alle relevante wettelijke voorschriften die buiten deze subsidieregeling van toepassing zijn.

  • 2.

    De houder werkt mee aan de uitvoering van het gemeentelijk beleid met betrekking tot de ontwikkeling van jonge kinderen.

  • 3.

    De houder richt een administratie in waarin de volgende gegevens worden bijgehouden:

    • a.

      ondertekende overeenkomst tussen de ouders/verzorgers en de houder;

    • b.

      inkomensverklaringen van de ouder(s)/verzorgers en overige documenten op basis waarvan de toets niet-recht op kinderopvangtoeslag is uitgevoerd en de inschaling van de ouderbijdrage heeft plaatsgevonden;

    • c.

      naam, geboortedatum, woonplaats van het kind;

    • d.

      de startdatum en verwachte einddatum van de peuterplaats of peuterplaats met VE;

    • e.

      indien van toepassing de indicatiestelling van de peuter (op naam) door de GGD Twente JGZ;

    • f.

      het aantal uren peuteropvang dat een peuter gebruik heeft gemaakt van de peuterplaats of peuterplaats met VE per maand;

    • g.

      het uurtarief en de ouderbijdrage;

    • h.

      bevestiging van de opzegging van ouders/verzorgers met datum en handtekening.

  • 4.

    Houders zijn verplicht bij plaatsing van een peuter op een beschikbaar gekomen plek doelgroeppeuters voorrang te geven.

  • 5.

    De houder spant zich in om wachtlijstvorming te voorkomen en zoekt bij (dreigende) wachtlijsten samen met ouders/verzorgers en andere houders naar een plek op een van de andere peutergroepen.

  • 6.

    De houder spant zich in om zoveel mogelijk gemengde groepen van reguliere en doelgroeppeuters te vormen.

  • 7.

    Houder verschaft op verzoek informatie aan de gemeente, GGD Twente Afdeling JGZ, de Inspectie van het Onderwijs, het Ministerie van Onderwijs of aan andere door het college aangewezen instanties.

Artikel 9 Inhoudelijke verplichtingen

  • 1.

    De houder voldoet aan het geldende kwaliteitskader.

  • 2.

    In afwijking van lid 1 krijgt een nieuwe houder vanaf de subsidieverlening maximaal zes maanden de tijd om aan het kwaliteitskader te voldoen.

  • 3.

    De houder voorziet in een warme overdracht van peuters met een VE-indicatie wanneer zij naar de basisschool gaan.

  • 4.

    De houder heeft in haar beleidsplan beleid met betrekking tot ouderbetrokkenheid vastgelegd en maakt met de ouders/verzorgers afspraken over wat er van hen verwacht wordt.

  • 5.

    De houder neemt deel aan de overleggen binnen de gemeente.

  • 6.

    De houder heeft twee keer per jaar in het kader van de subsidieverstrekking een gesprek met de gemeente.

  • 7.

    De houder zoekt proactief samenwerking met relevante partners, zoals gemeente, onderwijs, collega kinderopvanginstellingen, bibliotheek en verenigingen.

Artikel 10 Verlening van de subsidie

  • 1.

    Het college neemt in de beschikking tot de subsidieverlening voor reguliere peuterplaatsen en doelgroeppeuterplaatsen in ieder geval het volgende op:

    • a.

      de soort opvang waarvoor de subsidie wordt verstrekt;

    • b.

      de periode en het aantal peuterplaatsen waarvoor de subsidie wordt verstrekt;

    • c.

      de verplichtingen waaraan de subsidieontvanger moet voldoen;

    • d.

      de wijze waarop de subsidie wordt betaald;

    • e.

      de wijze waarop de subsidie wordt vastgesteld.

  • 2.

    Het college verleent de houder een voorschot op de subsidie per kwartaal in gelijke delen.

  • 3.

    Indien er meer aan voorschotten betaald zijn dan de vastgestelde subsidie, is de subsidieontvanger verplicht het te veel ontvangen bedrag binnen een termijn van zes weken na vaststelling terug te betalen.

Artikel 11 Verantwoording en vaststelling subsidie

  • 1.

    De houder dient vóór 1 april de aanvraag voor vaststelling van de subsidie over het voorgaande kalenderjaar in, met een door het college vastgesteld formulier.

  • 2.

    Het college stelt de subsidie vast op basis van de totaal afgenomen uren reguliere peuteropvang en peuteropvang met VE. De vaststelling van de subsidie vindt plaats op basis van het werkelijk aantal kinderen dat gedurende een jaar of een gedeelte van het jaar gebruik heeft gemaakt van de reguliere peuterplaatsen en VE-peuterplaatsen, het geldende uurtarief en het aantal uren dat per peuter gebruik is gemaakt. De gefactureerde ouderbijdragen worden hierop in mindering gebracht.

  • 3.

    De houder levert, onverminderd het bepaalde in de ASV de volgende gegevens aan ter vaststelling van de subsidie:

    • a.

      het totaaloverzicht van de aangeleverde gegevens van 15 april, 15 juli en 15 oktober;

    • b.

      een inhoudelijke verantwoording die ten minste een evaluatie bevat van:

      • de uitvoering en resultaten van de peuteropvang (met en zonder VE);

      • de acties en resultaten die zijn ondernomen in het kader van ouderbetrokkenheid;

      • de warme overdracht van peuters naar de basisschool;

      • de uitvoering en de resultaten van het opleidingsplan;

      • de wijze waarop invulling is gegeven aan de randvoorwaardelijke en procedurele. verplichtingen (artikel 8) en de inhoudelijke verplichtingen (artikel 9);

    • c.

      een financiële verantwoording.

  • 4.

    In afwijking van artikel 14 lid 3 ASV levert de houder bij een subsidieverlening van meer dan € 75.000,- een accountantsverklaring aan.

Hoofdstuk 3 Subsidie voor pedagogisch beleidsmedewerker voorschool

Artikel 12 Subsidie voor pedagogisch beleidsmedewerker voorschool

  • 1.

    Het college kan aan de houder die een peuterplaats met VE aanbiedt subsidie verstrekken voor de inzet van een pedagogisch beleidsmedewerker voorschool tijdens schoolweken.

  • 2.

    De hoogte van de subsidie per houder is maximaal € 45,00 per uur.

  • 3.

    Het minimumaantal uren waarvoor een houder subsidie ontvangt is 10 uur per doelgroeppeuter per jaar.

  • 4.

    Het subsidieplafond voor deze subsidie bedraagt voor het wettelijke deel € 45.000,- per jaar.

  • 5.

    Het subsidieplafond voor de aanvullende uren bedraagt € 15.000,- per jaar.

  • 6.

    Het resterende bedrag wordt bij het bereiken van het subsidieplafond evenredig verdeeld over de aanvragers.

Artikel 13 De subsidieaanvraag

  • 1.

    De houder die een peuterplaats VE aanbiedt, vraagt uiterlijk 1 oktober voorafgaand aan het jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd, bij het college subsidie aan voor de inzet van de pedagogisch beleidsmedewerker voorschool, met een door het college vastgesteld aanvraagformulier. De houder vraagt de subsidie voor 2022 uiterlijk aan op 1 november 2021.

  • 2.

    De houder die een peuterplaats VE aanbiedt, toont bij de aanvraag het volgende aan:

    • a.

      het verwachte aantal doelgroeppeuters waar de pedagogisch beleidsmedewerker voorschool voor wordt ingezet;

    • b.

      een plan van aanpak met daarin het verwachte aantal reguliere uren inzet van de pedagogisch beleidsmedewerker voorschool en de verwachte aanvullende uren die worden ingezet. Deze uren bestaan uit contacten met intern begeleiders basisscholen, contacten met zorgadviesteams en/of schoolondersteuningsteams en andere externe hulpverleners, onderlinge intervisie en interne afstemming met de locatieleider;

    • c.

      een onderbouwde berekening van het uurtarief van de pedagogisch beleidsmedewerker voorschool.

  • 3.

    Houders die een peuterplaats VE aanbieden die gedurende het kalenderjaar voor een eerste maal een subsidieaanvraag willen indienen voor de inzet van een pedagogisch beleidsmedewerker voorschool (aangezien ze nog niet eerder een pedagogisch beleidsmedewerker voorschool hadden) kunnen lopende het kalenderjaar een subsidieaanvraag indienen die niet eerder ingaat dan datum aanvraag.

Artikel 14 Subsidieverplichtingen

  • 1.

    Het college legt altijd de volgende subsidieverplichting op aan de houder die een peuterplaats VE aanbiedt en een subsidie ontvangt voor de pedagogisch beleidsmedewerker voorschool: de pedagogisch beleidsmedewerker wordt voor 10 uur per doelgroeppeuter per locatie per jaar ingezet.

  • 2.

    Het college kan een van de volgende subsidieverplichtingen opleggen aan de houder die een peuterplaats VE aanbiedt en subsidie ontvangt voor de pedagogisch beleidsmedewerker voorschool:

    • a.

      de pedagogisch beleidsmedewerker voorschool heeft 20 uur per jaar contact met de intern begeleiders van de verschillende basisscholen;

    • b.

      de pedagogisch beleidsmedewerker voorschool heeft 15 uur per jaar contact met zorgadviesteams of schoolondersteuningsteams en minimaal twee keer per jaar over de doelgroepkinderen met de GGD en andere externe hulpverleners;

    • c.

      de pedagogisch beleidsmedewerker voorschool heeft 10 uur per jaar onderlinge intervisie en overleg met de gemeente;

    • d.

      de pedagogische beleidsmedewerker voorschool heeft 10 uur per jaar per locatie voor overleg/afstemming met de locatieleider over doelgroeppeuters;

    • e.

      de pedagogisch beleidsmedewerker voorschool wordt op alle locaties waar de houder een peuterplaats VE aanbiedt, ingezet.

Artikel 15 Verlening van de subsidie

  • 1.

    Het college neemt in de beschikking tot de subsidieverlening voor de inzet van de pedagogisch beleidsmedewerker voorschool in ieder geval het volgende op:

    • a.

      de maximale uren;

    • b.

      de verplichtingen waaraan de subsidieontvanger moet voldoen;

    • c.

      de wijze waarop de subsidie wordt betaald;

    • d.

      de wijze waarop de subsidie wordt vastgesteld.

  • 2.

    Het college verleent de houder een voorschot op de subsidie per kwartaal in gelijke delen.

  • 3.

    Indien er meer aan voorschotten betaald zijn dan de vastgestelde subsidie, is de subsidieontvanger verplicht het te veel ontvangen bedrag binnen een termijn van zes weken na vaststelling terug te betalen.

Artikel 16 Verantwoording en vaststelling subsidie

  • 1.

    De houder dient vóór 1 april de aanvraag voor vaststelling van de subsidie over het voorgaande kalenderjaar in, met een door het college vastgesteld formulier.

  • 2.

    Het college stelt de subsidie vast op basis van de totaal aantal ingezette uren pedagogisch beleidsmedewerker voorschool.

  • 3.

    De houder levert, onverminderd het bepaalde in de ASV de volgende gegevens aan ter vaststelling van de subsidie: een urenverantwoording voor de inzet van de pedagogisch beleidsmedewerker voorschool.

Hoofdstuk 4 Subsidie voor dreumesgroepen

Artikel 17 De doelgroep

Het college kan subsidie verstrekken aan een kinderopvang die VE aanbiedt voor een dreumesgroep die gevestigd is in de gemeente Twenterand en minimaal 1,5 uur tot maximaal 2 uur per dag per week gedurende 40 weken per jaar een dreumesgroep aanbiedt.

Artikel 18 De subsidieaanvraag

  • 1.

    De kinderopvang die VE aanbiedt vraagt de subsidie voor de dreumesgroep uiterlijk 1 oktober voorafgaand aan het jaar waar de subsidie betrekking op heeft aan, met een door het college vastgesteld aanvraagformulier. De kinderopvang vraagt de subsidie voor 2022 uiterlijk aan op 1 november 2021.

  • 2.

    De aanvraag bevat:

    • a.

      een reële inschatting van het aantal dreumesen dat wordt geplaatst, met een minimum van 4 dreumesen.

    • b.

      onderbouwde berekening van de aan te vragen subsidie, uurtarief en eventueel een gemiddeld verwachte ouderbijdrage;

  • 3.

    De kinderopvang die VE aanbiedt die gedurende het kalenderjaar voor een eerste maal een subsidieaanvraag wil indienen voor een dreumesgroep, kan lopende het kalenderjaar een subsidieaanvraag indienen die niet eerder ingaat dan datum aanvraag.

Artikel 19 Subsidieplafond dreumesgroepen

  • 1.

    Voor de dreumesgroepen is een subsidieplafond van toepassing. Het subsidieplafond voor 2022 is € 28.500,-. Vanaf 2023 is het subsidieplafond € 45.000,- per jaar.

  • 2.

    Het college verdeelt de subsidie voor dreumesgroepen volgens verdeelcriteria. Dit zijn in volgorde van prioriteit:

    • a.

      aanvragen van houders voor een locatie die in het jaar voorafgaande aan het subsidiejaar subsidie hebben ontvangen, voor maximaal het totaal gemiddelde aantal doelgroeppeuters dat in het tweede kwartaal uit het voorafgaande jaar geplaatst was;

    • b.

      aanvragen van houders voor een locatie die in het jaar voorafgaande aan het subsidiejaar geen subsidie hebben ontvangen.

  • 3.

    Indien aanvragen een gelijke prioriteit krijgen maar niet binnen het subsidieplafond passen, verdeelt het college het resterende subsidiebudget naar rato aan de hand van het aantal verwachte bezette dreumesplaatsen uit de aanvraag.

Artikel 20 Bezetting

De kinderopvang die VE aanbiedt, rapporteert vóór 15 april, 15 juli en 15 oktober van het jaar waarover subsidie is verstrekt aan het college met een door het college vastgesteld formulier per locatie over het aantal dreumesen dat gebruik maakt van een dreumesplaats.

Artikel 21 Verlening van de subsidie

  • 1.

    Het college neemt in de beschikking tot de subsidieverlening voor dreumesplaatsen in ieder geval het volgende op:

    • a.

      de periode en het aantal dreumesplaatsen waarvoor de subsidie wordt verstrekt;

    • b.

      de verplichtingen waaraan de subsidieontvanger moet voldoen;

    • c.

      de wijze waarop de subsidie wordt betaald;

    • d.

      de wijze waarop de subsidie wordt vastgesteld.

  • 2.

    Het college verleent de kinderopvang met een dreumesgroep een voorschot op de subsidie per kwartaal in gelijke delen.

  • 3.

    Indien er meer aan voorschotten betaald is dan de vastgestelde subsidie, is de subsidieontvanger verplicht het te veel ontvangen bedrag binnen een termijn van zes weken na vaststelling terug te betalen.

Artikel 22 Verantwoording en vaststelling subsidie

  • 1.

    De kinderopvang met een dreumesgroep dient vóór 1 april de aanvraag voor vaststelling van de subsidie over het voorgaande kalenderjaar in, met een door het college vastgesteld formulier.

  • 2.

    Het college stelt de subsidie vast op basis van het totaal aantal dreumesen dat een plek heeft gehad, en de ingezette uren.

  • 3.

    De kinderopvang met een dreumesgroep levert, onverminderd het bepaalde in de ASV de volgende gegevens aan ter vaststelling van de subsidie:

    • a.

      het totaaloverzicht van de aangeleverde gegevens van 15 april, 15 juli en 15 oktober;

    • b.

      een inhoudelijke verantwoording die ten minste een evaluatie bevat van:

      • de uitvoering en resultaten van de opvang van dreumesen;

      • de acties en resultaten die zijn ondernomen in het kader van ouderbetrokkenheid.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 23 Subsidie voor pilots en projecten

  • 1.

    Het college kan subsidie verstrekken voor de uitvoering van pilots en projecten in het kader van dreumesplaatsen, doelgroeppeuters en reguliere peuters.

  • 2.

    Het subsidieplafond voor pilots en projecten is € 5.000,- per jaar.

  • 3.

    De subsidie wordt versterkt op volgorde van ontvangst van complete aanvragen, totdat het voor de betrokken subsidie vastgestelde subsidieplafond is bereikt.

  • 4.

    Als de aanvrager krachtens artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, geldt als datum van ontvangst van de aanvraag de datum waarop de aangevulde aanvraag is ontvangen.

  • 5.

    Indien het vastgestelde subsidieplafond dreigt te worden overschreden of wordt overschreden als gevolg van het aantal aanvragen dat op dezelfde dag wordt ontvangen, wordt de subsidie evenredig over de aanvragers verdeeld.

Artikel 24 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze subsidieregeling, indien toepassing van deze subsidieregeling tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 25 Inwerkingtreding en intrekking oude regeling

  • 1.

    Deze subsidieregeling treedt in werking op 15 oktober 2021.

  • 2.

    Op het moment dat deze subsidieregeling in werking treedt, wordt de op 14 juli 2020 vastgestelde Nadere regeling subsidieverstrekking peuterplaatsen regulier en voorschoolse educatie (VE) 2020 gemeente Twenterand ingetrokken.

Artikel 26 Citeertitel

Deze subsidieregeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling peuter- en dreumesplaatsen Twenterand.

Vriezenveen, 12 oktober 2021

Burgemeester en wethouders,

de secretaris

P.F.G. Rossen

de burgemeester

mr. J.C.F. Broekhuizen

Bijlage: 1 Kwaliteitskader gesubsidieerde peuteropvang en voorschoolse educatie

 

Hoofdstuk 1 Algemeen

 

In de gemeente Twenterand willen we de kwaliteit die beschreven staat in dit kwaliteitskader monitoren door de volgende vereisten:

  • 1.

    Het opleidingsplan van de houder moet aantoonbaar jaarlijks geëvalueerd worden en zo nodig bijgesteld worden op basis van de evaluatie.

  • 2.

    Als de GGD na haar jaarlijkse inspectie en in een definitief rapport een negatieve beoordeling heeft gegeven over de uitvoering van de VE-onderdelen, vindt er een gesprek plaats met de gemeente Twenterand. Afhankelijk van het onderwerp met betrekking tot VE dat een negatieve beoordeling heeft gekregen wordt er nameting afgesproken.

  • 3.

    Een keer in de 4 jaar vindt er een nameting plaats vanaf het moment dat laatste nameting op de locatie van de houder heeft plaats gevonden. Dit kan per locatie en organisatie verschillen.

  • 4.

    Indien het kwaliteitskader van een kinderopvanglocatie gedurende langere tijd niet op orde is en er zijn hierover meerdere gesprekken gevoerd tussen de organisatie en de gemeente, dan zal het college de onderwijsinspectie inschakelen voor een signaaltoezicht.

Hoofdstuk 2 De indicatoren van de kwaliteit

 

richtlijnen voor waardering

2 = ontwikkelpunt

3 = voldoende kwaliteit aanwezig

4 = voorbeeld voor anderen

 

2.1. VE-programma

  • a.

    Een integraal vve-programma

    Naam/namen van programma(s)

    Alle pedagogisch medewerkers zijn toereikend geschoold (voor een vve-programma)

2.2. Kwaliteit van de educatie: het aangeboden programma

  • a.

    Het aanbod is integraal

    Norm voldoende

    • -

      Het aanbod op de vier domeinen, taal, rekenen, motoriek en sociaal emotionele ontwikkeling, komt over het gehele jaar gezien evenredig aan bod. De vier domeinen zijn herkenbaar in de dagplanning van het thema/activiteitenaanbod.

  • b.

    Er is een groepsplan of groepsoverzicht waarin accenten in het vve-programma worden gemaakt

    Norm voldoende

    • -

      In het groepsplan of overzicht staat duidelijk aangegeven welke (vve-)activiteiten en – doelen in een periode meer en minder centraal staan.

  • c.

    Het aanbod gericht op de taalontwikkeling is voldoende dekkend

    Norm voldoende

    • -

      Er worden structureel (de hele dag) effectieve en gerichte activiteiten voor de taalontwikkeling uitgevoerd.

  • d.

    Het aanbod klimt op in moeilijkheidsgraad en er wordt gedifferentieerd

    Norm voldoende

    • Het groepsplan in het themaoverzicht laat zien dat activiteiten opklimmen in moeilijkheidsgraad.

      • -

        Differentiatie vindt plaats naar leeftijd.

      • -

        Differentiatie vindt plaats naar ontwikkelingsniveau (en risico-/niet-risicokinderen).

2.3. Kwaliteit van de educatie: organisatie

  • a.

    De pedagogisch medewerker voert een goed groepsmanagement

    Norm voldoende

    De pedagogisch medewerker:

    • -

      Hanteert een voor kinderen inzichtelijk en voorspelbaar dagschema.

    • -

      Zorgt dat de effectieve speel/leertijd zo groot mogelijk is.

    • -

      Hanteert een goed evenwicht tussen ingrijpen en ‘laten gaan’.

  • b.

    Het educatief handelen van de pedagogisch medewerkers in de groep is goed op elkaar afgestemd

    Norm voldoende

    • -

      Afspraken over de taakverdeling tussen de pedagogisch medewerkers van een groep liggen vast.

    • -

      Doelen en planning komen overeen met de uitvoering en zijn afgestemd op de kinderen in de groep.

    • -

      Pedagogisch medewerkers bekijken het dagschema, de routines en de afspraken regelmatig op effectiviteit en op het effect op individuele kinderen en herzien deze zo nodig.

    • -

      Pedagogisch medewerkers reflecteren op hun eigen handelen en elkaars handelen.

  • c.

    Er wordt gewerkt volgens een doelgerichte planning (van het groepsplan of groepsoverzicht)

    Norm voldoende

    • -

      De pedagogisch medewerker benut informatie uit het groepsoverzicht over de ontwikkeling van kinderen.

    • -

      In het dagschema is het onderscheid in het werken met gehele groep, kleine groep(en) en individuele kinderen zichtbaar.

    • -

      De pedagogisch medewerker past haar begeleidingsstrategieën op planmatige wijze toe, evalueert deze en stelt die zo nodig bij.

  • d.

    De pedagogisch medewerker heeft een goede instructiekwaliteit

    Norm voldoende

    De pedagogisch medewerker:

    • -

      Geeft heldere en beknopte instructie met visuele ondersteuning.

    • -

      Stemt haar instructie af op de verschillen in ontwikkeling tussen de kinderen.

    • -

      Gaat na of alle kinderen de instructie begrepen hebben.

  • e.

    De inrichting van de ruimte is aantrekkelijk, uitdagend en spel- en taal-uitlokkend

    Norm voldoende

    • -

      Alle basishoeken zijn zichtbaar aanwezig en speluitlokkend ingericht.

    • -

      Ontdek- en levensechte materialen zijn altijd beschikbaar in alle hoeken.

    • -

      De speel/leeromgeving biedt kinderen mogelijkheden om op een natuurlijke manier met geschreven taal en ‘wiskundige’ materialen in aanraking te komen en daar ervaring mee op te doen.

2.4. Kwaliteit van de educatie: het educatief handelen

  • a.

    De pedagogisch medewerkers stimuleren actieve betrokkenheid van de kinderen

    Norm voldoende

    De pedagogisch medewerker:

    • -

      Sluit met activiteiten aan bij de voorkennis en interesses van de kinderen.

    • -

      Hanteert afwisselende werkvormen.

    • -

      Nodigt en daagt kinderen uit om zelf keuzes te maken.

    • -

      Zorgt dat er geen ‘wachtende’ kinderen zijn.

  • b.

    De pedagogisch medewerkers verrijken het spelen en werken

    Norm voldoende

    De pedagogisch medewerker:

    • -

      Sluit in het spel aan bij de spelintenties van het kind én bij de zone van naaste ontwikkeling van het kind/de kinderen.

    • -

      Stelt open vragen, laat kinderen nadenken over mogelijke oplossingen.

    • -

      Neemt het spel van de kinderen niet over, maar probeert het te verrijken.

  • c.

    De pedagogisch medewerkers bevorderen de interactie met en tussen kinderen

    Norm voldoende

    De pedagogisch medewerker:

    • -

      Stimuleert dat alle kinderen met elkaar praten, nadenken over oplossingen en naar elkaar luisteren.

    • -

      Laat kinderen voornamelijk aan het woord.

    • -

      Stelt open vragen om de interactie te verrijken/verdiepen.

  • d.

    De pedagogisch medewerkers bevorderen de ontwikkeling van aanpakgedrag (strategieën) bij de kinderen

    Norm voldoende

    De pedagogisch medewerker:

    • -

      Laat kinderen reflecteren op wat ze aan het doen zijn, gedaan hebben en gaan doen.

    • -

      Laat de kinderen zelf naar oplossingen zoeken (in plaats van problemen voor ze op te lossen).

    • -

      Stimuleert kinderen naar meerdere aanpakken te kijken/zoeken om te ontdekken welke aanpak succesvol is in de betreffende situatie.

    • -

      Kijkt samen met de kinderen terug op wat ze aan aanpakgedrag hebben geleerd.

2.5. Kwaliteit van de educatie: rekening houden met verschillen

  • a.

    De pedagogisch medewerkers volgen de brede ontwikkeling van alle kinderen

    Norm voldoende

    • -

      De pedagogisch medewerkers leggen van elk kind de beginsituatie (d.w.z. binnen 3 maanden) vast voor een vroegtijdige signalering van achterstanden (eerste observatiemoment).

    • -

      De pedagogisch medewerkers gebruiken voor het regelmatig en systematisch volgen van de ontwikkeling op de vier vve-domeinen een genormeerd kindvolgsysteem.

    • -

      Het aantal observatiemomenten komt overeen met de aanwijzingen van het observatie- instrument en bevat ten minste 3 observatiemomenten.

    • -

      De observatiegegevens zijn vastgelegd in een genormeerd kindvolgsysteem en geven zicht op de ontwikkeling (of de eventuele stagnatie).

  • b.

    De pedagogisch medewerkers kunnen (op basis van de observatie- en/of toetsgegevens) een groepsplan of groepsoverzicht maken

    Norm voldoende

    • -

      Het groepsplan of groepsoverzicht is gericht op alle kinderen van de groep.

    • -

      Het is overzichtelijk en volgens een vast stramien opgebouwd.

    • -

      Het functioneert als houvast en is richtinggevend voor het (dagelijkse) handelen van de pedagogisch medewerker(s).

  • c.

    De pedagogisch medewerkers stemmen de activiteiten in de groep af op verschillen in ontwikkeling van het individuele kind

    Norm voldoende

    De pedagogisch medewerker:

    • -

      Stemt haar activiteiten zichtbaar af op het ontwikkelingsniveau, de behoeften en interesses van kinderen.

    • -

      Sluit met de activiteiten aan op de resultaten van de vastgelegde observatie- en toetsgegevens.

    • -

      Biedt kinderen op verschillende niveaus en in verschillende groepssamenstelling ondersteuning waar nodig.

2.6. Kwaliteit van zorg

  • a.

    Overleg met het zorgadviesteam of schoolondersteuningsteam

    Norm voldoende

    De pedagogisch medewerker:

    • -

      Heeft 2 keer per jaar overleg met het zorgadviesteam of het schoolondersteuningsteam en de GGD over de ontwikkeling van de doelgroeppeuter.

  • b.

    De pedagogisch medewerkers zorgen dat kinderen aangemeld worden voor externe zorg, wanneer de voorschool de gewenste zorg niet kan leveren.

    Norm voldoende

    • -

      Binnen de voorschool is iemand verantwoordelijk voor het in gang zetten van externe zorg.

    • -

      Pedagogisch medewerkers overleggen met de ouders over de mogelijkheden van externe zorg en stimuleren ouders gebruik te maken van de externe zorg.

    • -

      de voorschool stelt zelf ook een passend aanbod samen voor peuters die structureel een extra aanbod krijgen door een externe instantie, binnen of buiten de groep, dat is gebaseerd op de mogelijkheden van de desbetreffende peuter.

    • -

      de voorschool evalueert regelmatig zelf, en/of met externe partners en altijd met ouders of de extra ondersteuning en begeleiding van de (individuele) peuters het gewenste effect heeft en stelt de interventies zo nodig

2.7. Ouderbetrokkenheid binnen de voorschool

  • a.

    Ouders zijn vooraf adequaat geïnformeerd over ve

    Norm voldoende

    • -

      Ouders worden voorafgaand aan deelname van hun kind aan de voorschool adequaat geïnformeerd.

    • -

      De voorschool gaat na of de ouders de informatie hebben begrepen.

  • b.

    Intake

    Norm voldoende

    • -

      De intake gebeurt in afstemming met de ouders volgens een intake procedure en een standaard intakeformulier. Bij de intake worden ouders actief benaderd en wordt hen aangegeven wat het vve-programma inhoudt en wat dan van hen verwacht wordt. De afspraken worden vastgelegd in een overeenkomst met de ouders (zie hoofdstuk 4).

  • c.

    Stimuleren om thuis ontwikkelingsstimulerende activiteiten te doen

    Norm voldoende

    De pedagogisch medewerker:

    • -

      Stimuleert alle ouders om thuis ontwikkelingsstimulerende activiteiten te doen.

    • -

      Bespreekt met ouders welke activiteiten zij kunnen doen en hoe en geeft daarvoor zo mogelijk adequaat materiaal en informatie mee.

    • -

      Heeft een inspanningsverplichting, dat ouders regelmatig activiteiten thuis uitvoeren met hun kinderen.

  • d.

    Participatie in vve-activiteiten in de voorschool

    Norm voldoende

    • -

      Ouders van doelgroep peuters worden gestimuleerd te participeren in vve-activiteiten op de voorschool. De voorschool organiseert daartoe voldoende relevante ouderactiviteiten, zoals inloopuren, koffieochtenden, themabijeenkomsten.

  • e.

    Informeren over de ontwikkeling van hun kind

    De pedagogisch medewerker:

    • -

      Beschikt over voldoende observatiegegevens voor het voortgangsgesprek met de ouders en vraagt ouders naar de ontwikkeling van hun kind thuis.

    • -

      Bespreekt de voortgang in de ontwikkeling met de ouders periodiek (minimaal 3 gedurende de peuterperiode).

    • -

      Bespreekt zorgpunten tussendoor met ouders en volgt en bespreekt de voortgang.

  • f.

    Rekening houden met de thuistaal

    Norm voldoende

    • -

      Er wordt rekening gehouden met de thuistaal van het kind. Dat betekent dat de pedagogisch medewerkers weten welke taal ouders thuis spreken.

    • -

      Informatie voor ouders en activiteiten worden afgestemd op het taalniveau van de ouders.

    • -

      De pedagogisch medewerkers gaan na of de anderstalige ouders de informatie hebben begrepen.

2.8. Kwaliteitszorg binnen de voorschool

  • a.

    Er is vve-coördinatie in de voorschool

    Norm voldoende

    • -

      Er is iemand (HBO) op de voorschool die specifiek verantwoordelijk is voor de uitvoering en de kwaliteit van VE.

  • b.

    De voorschool evalueert de kwaliteit van VE regelmatig

    Norm voldoende

    • -

      Het effect van de (vve)-aanpak, -inhoud en –resultaten zijn onderdeel van evaluatie.

    • -

      De organisatie bespreekt de uitkomsten van de evaluatie met alle geledingen.

    • -

      Vervolgstappen zijn bepaald en vastgelegd.

  • c.

    De voorschool evalueert de opbrengsten van alle kinderen

    Norm voldoende

    • -

      De resultaten van VE worden jaarlijks geëvalueerd (op basis van eigen resultaat-ambities en gemeentelijke afspraken over resultaten).

    • -

      De evaluatie vindt plaats op locatieniveau en op groepsniveau.

    • -

      Bij de evaluatie worden gegevens betrokken uit het observatiesysteem en eventueel afgenomen toetsen.

    • -

      De evaluatie leidt tot conclusies en verbeteractiviteiten.

    • -

      Bij de evaluatie worden meerdere gegevens betrokken (bv. feitelijke ouderparticipatie, externe zorgkinderen).

  • d.

    De voorschool formuleert op basis van evaluaties verbetermaatregelen en voert die aantoonbaar en planmatig uit

    Norm voldoende

    • -

      De voorschool heeft concrete verbeterpunten vastgesteld op basis van de evaluatie van de kwaliteit en de resultaten van vve.

    • -

      Deze verbeterpunten zijn opgenomen in een concreet verbeterplan, dat door de voorschool daadwerkelijk wordt uitgevoerd.

  • e.

    De voorschool borgt de kwaliteit van haar educatie

    Norm voldoende

    • -

      In de voorscholen vinden regelmatig groepsbezoeken plaats om de kwaliteit van vve te borgen door een vve coach.

    • -

      De afspraken en procedures voor het aanbieden van vve liggen vast en zijn voor eenieder te raadplegen.

    • -

      Er is een heldere procedure vastgelegd om de kwaliteit van vve te waarborgen.

    • -

      De pedagogisch medewerkers beoordelen elkaar (collegiale consultatie).

2.9 Doorgaande lijn

Norm voldoende

  • -

    Er is vve-coördinatie tussen de voor- en vroegschool.

  • -

    De voor- en vroegschool zorgen voor een warme overdracht.

  • -

    Het aanbod van de voor- en de vroegschool zijn op elkaar afgestemd.

  • -

    Het pedagogisch klimaat en het educatief handelen van de voor- en vroegschool is op elkaar

  • -

    afgestemd.

  • -

    De manier om met ouders om te gaan op de voor- en de vroegschool is op elkaar afgestemd.

  • -

    De interne begeleiding en zorg op de voor- en vroegschool zijn op elkaar afgestemd.

Hoofdstuk 3 Bepaalde voorwaarden

 

Bij alle eisen dient een kinderopvangorganisatie minimaal een voldoende te halen. Onder bepaalde voorwaarden kan hiervan voor de volgende eisen worden afgeweken:

 

Bij 2.5 Kwaliteit van de educatie: het educatief handelen

  • -

    bij de indicatoren, het verrijken van spelen en werken, het bevorderen van interactie en het bevorderen van de ontwikkeling van aanpak gedrag, mogen twee van deze items in ontwikkeling zijn. Het moet wel aantoonbaar zijn door het opleidingsplan of door coachplannen dat hieraan gewerkt wordt.

Bij 2.7 Ouderbetrokkenheid binnen de voorschool

  • -

    Er is een gericht ouderbeleid, om een analyse van de ouderpopulatie te maken kan men gebruik maken van analyses van het Centraal Bureau, Bureau voor de Statistiek, de GGD of de gemeente Twenterand. Het ouderbeleid moet passen bij ouderpopulatie, de locatie en de omgeving.

  • -

    Participatie in vve activiteiten in de voorschool mag in ontwikkeling zijn.

Bij 2.8 Kwaliteitszorg binnen de voorschool

  • -

    de voorschool evalueert de opbrengsten van alle kinderen, mag in ontwikkeling zijn.

Bij 2.9. Doorgaande lijn

  • -

    De warme overdracht is een voldoende, de andere zijn afhankelijk van de voortgang in het onderwijsachterstandenbeleid en kan per kern verschillen. De gemeente Twenterand en de voor- en vroegschoolse partners zullen vanaf het najaar 2020 inhoud geven aan de bovenstaande indicatoren.

Hoofdstuk 4 Informatie aan ouders

 

Verplichte informatie voor ouders met betrekking tot VE en de intake.

De volgende onderwerpen dienen besproken te worden bij de intake met ouders van een doelgroepkind. Voor de JGZ en de overdracht naar de basisschool is een handtekening nodig.

Deze gegevens worden verwerkt in het eigen administratiesysteem van de kinderopvang.

 

  • Aan ouders uitleg geven over VE.

  • Hoe werkt de kinderopvang aan VVE, met welk programma Piramide of met Uk en Puk. Een VVE-programma is voor het stimuleren van de taal, rekenen, motorische en sociale emotionele ontwikkeling. Er wordt gewerkt met betekenisvolle thema’s en activiteiten rondom verschillende ontwikkelingsgebieden.

  • Aan ouders uitleg geven over VE begeleiding.

  • Uitleg over het volgen van de peuter door het gebruik van een kindvolgsysteem.

  • Aan ouders uitleg geven over ouderbetrokkenheid.

  • Ouders betrekken bij ontwikkelingsstimulering van het kind, het doel hiervan uitleggen.

  • Wanneer ouders een gesprek wensen rondom VVE kan dit bij desbetreffende mentor worden aangegeven.

  • Ouders krijgen een VVE-nieuwsbrief bij elk thema.

  • Minimaal 3 keer gedurende de peuterperiode vindt er een gesprek plaats over de voortang van de ontwikkeling van de peuter met de ouders.

  • Aan ouders vragen naar de thuissituatie.

  • Tijdens de intake vraagt de kinderopvang actief naar het verloop van de ontwikkeling van het kind tot nu toe, maken ouders zich zorgen?

  • Aan ouders uitleg geven over het overleg met de JGZ/GGD.

  • Uitleg geven over en een handtekening vragen voor:

  • Twee keer per jaar vindt er een overleg plaats tussen de JGZ verpleegkundige en de kinderopvang. Ouders worden op de hoogte gebracht wanneer dit gebeurt en moeten hiervoor een handtekening zetten in de overeenkomst met de kinderopvang.

  • Aan ouders uitleg geven over de overdracht naar de basisschool.

  • Uitleg geven over en een handtekening vragen voor:

  • Wanneer een kind deelneemt aan VVE, vindt er altijd een mondelinge overdracht plaats naar de basisschool. Hierbij zijn, de groepsleerkracht en of IBer en pedagogisch medewerker (mentor) aanwezig. Ouders mogen ook aanwezig zijn. Bij zorgen over een peuter vindt dit gesprek eerder plaats. Dit is verplicht.

  • Wanneer het kind 3 maanden op school zit geeft de groepsleerkracht een terugkoppeling d.m.v. een formulier (terugkoppelingsformulier) naar de pedagogisch medewerker over de ontwikkeling.

  • Aan ouders uitleg geven over hoe te handelen bij afwezigheid.

  • Als de peuter langer dan 1 maand absent is, heeft de kinderopvang het recht de plaats te stoppen met inachtneming van een termijn van één maand.

Naar boven