Pas op de plaats-beleid

Inleiding

Op 28 mei 2020 heeft u een motie aangenomen waarin het college is opgedragen om:

  • 1.

    te onderzoeken, in samenspraak met de sector, welke mogelijkheden er zijn om kaders mee te geven in ons beleid buitengebied waarin (nog meer) sturing kan worden gegeven aan een duurzaam buitengebied, met aandacht voor de terughoudendheid van het vestigen van intensieve veehouderij,

  • 2.

    hiermee uiterlijk eind 2020 terug te komen bij de raad voor het bespreken van de uitkomsten van dit onderzoek.

De veehouderij in de gemeente Landerd

Volgens het BVB-bestand Noord-Brabant (versie april 2020, een bestand waarin gegevens uit vergunningen en meldingen van veehouderijen zijn geregistreerd) zijn er binnen de gemeente Landerd 175 locaties met een vergunning of melding voor een veehouderij. Bijna de helft van die locaties betreffen rundveebedrijven (48). Op ongeveer een derde deel van de locaties betreft het een gespecialiseerde intensieve veehouderij (60): bedrijven met varkens, pluimvee, geiten en nertsen. Op de overige veehouderijlocaties (31) betreft het gemengde veehouderijen, locaties met paarden en schapen.

 

Milieuregels met betrekking tot de maximale uitstoot van emissies uit stallen (eisen met betrekking tot de maximale emissie van ammoniak per dierplaats) en immissienormen of afstandseisen (zoals geurnormen) stellen grenzen en voorwaarden aan ontwikkelingsmogelijkheden voor de veehouderij. Het voldoen aan de strengere eisen vraagt grote investeringen van boeren, bijvoorbeeld in de vorm van modernisering van bestaande stallen, het investeren in luchtwassers of het toepassen van brongerichte technieken om emissies te beperken.

 

De verwachting is dat, mede vanwege de vereiste investeringen, een aanzienlijk aantal veehouders moet of wil stoppen, of desnoods een andere richting op gaat. Een deel gaat door met produceren zolang de marktprijzen gunstig zijn of wacht af. Toekomstgerichte ondernemers kiezen er tevens voor om te investeren. Dit gaat vaak gepaard met schaalvergroting. Veehouders benutten hiervoor de uitbreidingsmogelijkheden op de eigen locatie, maar gaan ook zoeken naar mogelijkheden om perspectiefvolle vrijkomende locaties aan te kopen als ‘satellietlocatie’ (de zogenaamde zijwaartse uitbreiding).

 

Voor ongeveer driekwart van de veehouderijlocaties in de gemeente Landerd geldt dat er sprake is van een opgave om de gemiddelde ammoniakemissie per dierplaats op de locatie te beperken, uitgaande van de eisen die zijn opgenomen in het Besluit emissiearme huisvesting en de provinciale eisen zoals die zijn opgenomen in de Interim omgevingsverordening. De landelijke en provinciale eisen met betrekking tot de emissiereductie leiden tot een toename van het aantal vrijkomende veehouderijlocaties, vooral in de periode tot 2024, zo heeft het bureau Connecting Agri & Food in haar onderzoek in opdracht van de provincie Noord-Brabant geconcludeerd (‘Verwachte effecten aanscherping verordening natuurbescherming en invoeren staldering op omvang en structuur veehouderij Noord-Brabant’, juni 2017 en de update van dat onderzoek van juli 2020).

 

Naast een sterke afname van het aantal veehouderijlocaties zal er ook sprake zijn van schaalvergroting bij de blijvende veehouderijen (melkveebedrijven en intensieve veehouderijen). Op de eigen locatie of (vooral voor intensieve veehouderijen) via zijwaartse uitbreiding. Als die uitbreiding op de eigen locatie of op een satellietlocatie (zijwaartse uitbreiding) plaatsvindt nabij woongebieden, kan dit leiden tot nieuwe knelpunten voor toekomstige ontwikkelingen nabij die woongebieden of een toename van de overlast voor omwonenden, omdat eerder vergunde, maar niet benutte rechten alsnog worden opgevuld en het aantal dieren ter plaatse sterk toeneemt.

 

Geurhinder en het woon- en leefklimaat

Uit de analyse van Pouderoyen Tonnaer blijkt dat indien de veehouderij ten opzichte van de geldende bestemmingsplannen zou uitbreiden, er bezien vanuit geurhinder een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat ontstaat. Naast de invloed van uitbreidingen op de bestaande bebouwing, zouden uitbreidingen tot meer geurhinder leiden op locaties die voorzien zijn voor woningen, maar waar deze thans feitelijk nog niet staan. Als voorbeeld kunnen dienen:

  • de uitbreidingslocatie Akkerwinde 3 in Schaijk (126 woningen);

  • de locatie van Tuinbouwbedrijf Jonkergouw aan de Molenstraat 2 te Schaijk (aantal woningen nog onbekend);

  • en de uitbreidingslocatie Repelakker III in Zeeland (380 woningen).

De gemiddelde vergunde geuremissie van de veehouderijen in Landerd, voor zover er sprake is van dierplaatsen met een geuremissiefactor zoals opgenomen in de Regeling geurhinder en veehouderij en uitgaande van het BVB-bestand van 2020, is circa 41.300 Ou. De gemeentelijke geurnormen voor de maximale geurbelasting op een woning in de bebouwde kom is 1 Ou (kern Zeeland) of 2 Ou (overige kernen). Uitgaande van standaard stalparameters en een gemiddelde weerstand (‘ruwheid van het gebied rondom de veehouderij’) van 0,2, varieert de straal van de geurcontour van 2 Ou rondom een stal met 40.000 Ou geuremissie, tussen circa 450 meter en circa 700 meter. Gemiddeld is die afstand circa 600 meter.

 

Geurcontouren rondom een veehouderij (contouren rondom de stallen c.q. de bouwblokken) werpen belemmeringen op bij mogelijke uitbreidingen van de kernen. Het gebied ‘beperkingen veehouderij’, zoals opgenomen in de Interim omgevingsverordening overlapt deels met de 600 meter zone, maar dekt deze in onvoldoende mate af. De begrenzing van de kernen (huidige woongebieden) is inmiddels anders dan de begrenzing van de kernen waarvan is uitgegaan bij het vaststellen van de Brabantse reconstructieplannen in 2005, welke begrenzing de basis heeft gevormd voor het gebied ‘beperkingen veehouderij’ in de Interim omgevingsverordening. Om rekening te houden met de actuele begrenzing van de kernen, toekomstige uitbreidingen van de kernen en functieveranderingen (meer wonen) in kernrandzones is een heroverweging van die zone nodig.

 

De huidige omvang van de veehouderijlocaties is eveneens anders dan waarvan bij het opstellen van de reconstructieplannen is uitgegaan. Er heeft een verdere schaalvergroting plaatsgevonden van intensieve veehouderijen, welke tendens naar verwachting ook zal doorzetten. Schaalvergroting van (intensieve) veehouderijlocaties op korte afstand van de bestaande kernen, mogelijke uitbreidingen daarvan en kernrandzones waarin de functie wonen steeds meer centraal staat, zijn ongewenst. Technieken om de geurbelasting bij groei van (intensieve) veehouderijen te beperken, blijken minder goed te werken dan aanvankelijk gedacht (als voorbeeld kan worden verwezen naar de aanpassing van de geuremissiefactoren voor luchtwassers in 2018). Het is daarom van belang om terughoudend te zijn met schaalvergrotingen van veehouderijen op relatief korte afstand van de kernen.

 

In het vorenstaande zien wij aanleiding om in zones rondom woonkernen ‘pas op de plaats’ te maken en geen planologische medewerking te verlenen aan uitbreidingen in de stalvloeroppervlakte van veehouderijen. Let wel, bedoeld wordt: uitbreidingen ten opzichte van de geldende bestemmingsplannen. Hiermee wordt niet gedoeld op de mogelijkheden die de bestemmingsplannen reeds rechtstreeks bieden. Verder gaat het met name om veehouderijen waarvoor op grond van de Regeling geurhinder en veehouderij emissiefactoren zijn vastgesteld.

 

Beleidsruimte

Met betrekking tot de beleidsruimte die de raad in dit geval heeft kan verwezen worden naar de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: ‘de Afdeling’) in vergelijkbare kwesties, waarbij zij gesanctioneerd heeft dat paal en perk wordt gesteld aan de uitbreidingsmogelijkheden van bestaande veehouderijbedrijven, zelfs wanneer het voorgaande bestemmingsplan deze mogelijkheden nog wel bood.

Illustratief is de uitspraak van de Afdeling van 2 april 2014 (ECLI:NL:RVS:2014:1141, r.o. 4.6. (Buitengebied Vlagtwedde)). In die kwestie was de Groningse Omgevingsverordening 2011 aan de orde op grond waarvan, onder andere met het oog op het woonmilieu, in witte gebieden de stalvloeroppervlakte ten behoeve van intensieve veehouderij niet mocht toenemen. De Afdeling stelde vast dat provinciale staten bij de vaststelling van de verordening onder ogen hadden gezien dat de beperking van uitbreidingsmogelijkheden bedrijven kon hinderen in hun ambities en ook de bedrijfsresultaten negatief kon beïnvloeden. De bedrijfsbelangen waren ondergeschikt aan de met het herziene beleid te dienen maatschappelijke belangen, aldus de provincie. De Afdeling achtte deze beleidskeuze redelijk (zie voor een ander voorbeeld: AbRS 24 september 2014 (ECLI:NL:RVS:2014:3481, r.o. 10.6. (Buitengebied Zundert)).

 

Planschaderisico en voorbereidingsbesluit

Dit beleid grijpt niet in in de bestaande bouw- en gebruiksmogelijkheden op grond van het bestemmingsplan. Het ziet enkel op uitbreidingen van de stalvloeroppervlakte ten opzichte van de huidige rechtstreeks toegestane planologische mogelijkheden. Daarom is er geen planschaderisico en daarom hoeft er geen voorbereidingsbesluit te worden genomen.

 

Lopende zaken

U dient eveneens over het bestemmingsplan ‘Pastoor van Winkelstraat 59a’ te beslissen, dat voorziet in de uitbreiding van een vleeskalverenhouderij. Dat plan is in strijd met het ‘pas op de plaats-beleid’ waar dit voorstel betrekking op heeft. Wij verwijzen op dit punt kortheidshalve naar het raadsvoorstel dat hiervoor separaat geagendeerd is. Verder zijn er geen lopende zaken.

 

Vervolg

In het kader van de op te stellen omgevingsvisie en de afstemming van het omgevingsbeleid binnen de nieuwe fusiegemeente zal, in nauw overleg met de sector, nieuw beleid voor de veehouderij en een duurzaam buitengebied worden vastgesteld. In principe is het ‘pas op de plaats-beleid’ interimbeleid voor de tussenliggende periode.

 

Voorstel

Gezien het vorenstaande wordt voorgesteld om binnen de zones van 600 meter rondom de woonkernen en concrete uitbreidingsplannen daarvan, zoals aangeven op bijgaande kaart, in ieder geval bij veehouderijen waarvoor op grond van de Regeling geurhinder en veehouderij emissiefactoren gelden, geen planologische medewerking te verlenen aan uitbreidingen van de op grond van het bestemmingsplan rechtstreeks toegestane stalvloeroppervlakte.

Naar boven