Algemene plaatselijke verordening gemeente Opmeer 2021(APV), eerste wijziging

De raad van de gemeente Opmeer,

 

gelet op artikel 149 Gemeentewet,

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 24 augustus 2021;

 

gelet op de behandeling in de Commissie Bestuurlijke zaken en Verantwoording van 16 september 2021;

 

besluit:

 

  • 1.

    vast te stellen de navolgende wijziging van de Algemene plaatselijke verordening gemeente Opmeer 2021(APV), 1e wijziging

Artikel I  

Wijziging verordening

De Algemene plaatselijke verordening gemeente Opmeer 2021 wordt als volgt gewijzigd:

 

  • A.

    Artikel 2:50a komt te luiden:

     

    Artikel 2:50a Verbod op zichtbare uitingen van verboden organisaties

    • 1.

      Het is verboden op openbare plaatsen of in voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven zichtbaar kleding en goederen te dragen, bij zich te hebben of te vervoeren die uiterlijke kenmerken vertonen - of daarmee sterke gelijkenis hebben - van een organisatie die bij rechterlijke uitspraak of bestuurlijk besluit verboden is verklaard of is ontbonden vanwege een werkzaamheid of doel in strijd met de openbare orde.

    • 2.

      Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht.

  • B.

    Artikel 3:3 komt te luiden:

     

    Artikel 3:3 Vergunning

    • 1.

      Het is verboden een seksbedrijf of escortbedrijf uit te oefenen zonder vergunning van het bevoegde bestuursorgaan.

    • 2.

      Een vergunning kan mede voor een seksinrichting worden verleend.

    • 3.

      De vergunning wordt verleend aan de exploitant en op diens naam gesteld. De vergunning is niet overdraagbaar.

    • 4.

      De vergunning kan worden verlengd.

  • C.

    Artikel 3:7 komt te luiden:

     

    Artikel 3:7 Weigeringsgronden

    • 1.

      Een vergunning wordt geweigerd als:

      • a.

        de exploitant of de beheerder onder curatele staat;

      • b.

        de exploitant of de beheerder onherroepelijk is veroordeeld voor een gewelds- of zedendelict of voor mensenhandel, of in enig ander opzicht van slecht levensgedrag is;

      • c.

        de exploitant of de beheerder de leeftijd van 21 jaar nog niet heeft bereikt;

      • d.

        redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke toestand niet met het in de aanvraag vermelde in overeenstemming zal zijn;

      • e.

        redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de aanvrager in strijd zal handelen met aan de vergunning verbonden beperkingen of voorschriften;

      • f.

        er aanwijzingen zijn dat voor of bij het seksbedrijf personen tewerkgesteld zijn of zullen zijn die, als het prostituees betreft, nog niet de leeftijd van 21 jaar hebben bereikt, als het overige personen betreft, nog niet de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt, slachtoffer zijn van mensenhandel of verblijven of werken in strijd met het bepaalde bij of krachtens de Vreemdelingenwet 2000;

      • g.

        de exploitant of de beheerder minder dan vijf jaar voorafgaand aan de dag dat de vergunning wordt aangevraagd, wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van meer dan zes maanden;

      • h.

        de exploitant of de beheerder minder dan vijf jaar voorafgaand aan de dag dat de vergunning wordt aangevraagd, bij meer dan één rechterlijke uitspraak of strafbeschikking onherroepelijk veroordeeld is tot een onvoorwaardelijke geldboete van € 500 of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a, van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:

        • 1°.

          bepalingen, gesteld bij of krachtens de Alcoholwet, de Opiumwet, de Vreemdelingenwet 2000, de Wet arbeid vreemdelingen en dit hoofdstuk; 

        • 2°.

          de artikelen 137c tot en met 137g, 140, 416, 417, 417bis, 420bis tot en met 420quinquies, 426 en 429quater van het Wetboek van Strafrecht; 

        • 3°.

          artikel 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen; 

        • 4°.

          de artikelen 8 en 162, derde lid, alsmede de artikelen 6 juncto 8 en 163 van de Wegenverkeerswet 1994; 

        • 5°.

          de artikelen 2 en 3 van de Wet op de weerkorpsen; of 

        • 6°.

          de artikelen 54 en 55 van de Wet wapens en munitie.

      • i.

        er een maximum als bedoeld in artikel 3:5 is vastgesteld en dit maximum al bereikt is;

      • j.

        de voorgenomen uitoefening van het seksbedrijf strijd zal opleveren met een geldend bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit.

    • 2.

      Met een veroordeling als bedoeld in het eerste lid, onder g en h, wordt gelijkgesteld:

      • a.

        een bevel tot tenuitvoerlegging van een zodanige voorwaardelijke straf; 

      • b.

        betaling van een geldsom als bedoeld in artikel 74, tweede lid, onder a, van het Wetboek van Strafrecht of artikel 76, tweede lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, tenzij de geldsom minder dan € 375 bedraagt. 

    • 3.

      De periode van vijf jaar, bedoeld in het eerste lid, onder g en h, wordt bij de intrekking van een vergunning teruggerekend vanaf de datum van de intrekking van deze vergunning. 

    • 4.

      Voor de berekening van de periode van vijf jaar, bedoeld in het eerste lid, onder g en h, telt de periode waarin een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf is ondergaan, niet mee. Een vergunning kan in ieder geval worden geweigerd:

      • a.

        voor een seksbedrijf waarvoor de vergunning op grond van artikel 3:9, eerste lid, aanhef en onder a tot en met f, of tweede lid, aanhef onder a tot en met g, of in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur is ingetrokken, gedurende een periode van vijf jaar na de intrekking; 

      • b.

        als niet is voldaan aan een bij of krachtens artikel 3:6 gestelde eis met betrekking tot de aanvraag, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het bevoegde bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen; 

      • c.

        als de vergunning geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op het uitoefenen van een prostitutiebedrijf in een seksinrichting waarvoor eerder een vergunning is ingetrokken, of in die seksinrichting eerder zonder vergunning een prostitutiebedrijf is uitgeoefend; 

      • d.

        als de openbare orde, de woon- en leefomgeving of de veiligheid en de gezondheid van prostituees of klanten nadelig wordt beïnvloed door de aanwezigheid van de seksinrichting waarvoor de vergunning is aangevraagd;

      • e.

        als het bedrijfsplan niet voldoet aan artikel 3:15, eerste en tweede lid; 

      • f.

        als onvoldoende aannemelijk is dat de exploitant de bij artikel 3:17 gestelde verplichtingen zal naleven; 

      • g.

        als het escortbedrijf wordt gevestigd in een woonruimte waarvoor geen vergunning als bedoeld in artikel 21, aanhef en onder a, van de Huisvestingswet 2014 is verleend.

  • D.

    Artikel 6:1 komt te luiden:

     

    Artikel 6:1 Strafbepaling

    • 1.

      Overtreding van het bij of krachtens de artikelen van deze verordening bepaalde en de daarbij op grond van artikel 1:4 gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.

    • 2.

      In afwijking van het eerste lid is artikel 1a van de Wet op de economische delicten van toepassing op overtreding van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 2:10 en 2:11 als sprake is van een omgevingsvergunningsplichtige activiteit [artikel 2:12, eerste lid,] en artikel 4:11, tweede lid.

    • 3.

      In geval van overtreding van de krachtens artikel 3, derde lid, van de Wet veiligheidsregio’s gestelde regels kan het college een bestuurlijke boete opleggen van ten hoogste de geldboete, bedoeld in artikel 64, eerste lid, van de Wet veiligheidsregio’s.

  • E.

     

In de artikelen 2:24, eerste lid, onder d en g, 2:34a, 2:48, tweede lid, onder a, 2:48, tweede lid, onder b, wordt ‘Drank- en Horecawet’ vervangen door ‘Alcoholwet’.

 

  • F.

     

In het opschrift van Hoofdstuk 2, Afdeling 5, wordt ‘Drank- en Horecawet’ vervangen door ‘Alcoholwet’

Artikel II  

Citeertitel

Dit besluit kan worden aangehaald als Algemene plaatselijke verordening gemeente Opmeer 2021, 1e wijziging.

Artikel III  

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan.

 

Aldus besloten in de raadsvergadering van 30 september 2021.

voorzitter

G.J. van den Hengel

griffier

M. Versteeg

Naar boven