Gemeenteblad van Bladel
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Bladel | Gemeenteblad 2021, 355913 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Bladel | Gemeenteblad 2021, 355913 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Verordening Fysieke Leefomgeving gemeente Bladel 2021
De raad van de gemeente Bladel;
gelezen het voorstel R21.104 van burgemeester en wethouders van 13 juli 2021;
gelet op de komst van de Omgevingswet;
overwegende dat de gemeente Bladel goed voorbereid wil zijn op deze komst;
vast te stellen de volgende verordening:
Verordening fysieke leefomgeving gemeente Bladel 2021
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Hoofdstuk 3 Aanwijzingen in de fysieke leefomgeving
Afdeling 3.1 Algemene bepalingen
Afdeling 3.3 Cultureel erfgoed
Afdeling 3.4. Stille gebieden en natuurgebieden
Afdeling 3.5 Geurhinder en veehouderij
Afdeling 4.1 Inleidende bepalingen
Afdeling 4.2 Benutten van de fysieke leefomgeving
Afdeling 4.3 Openbare plaatsen
Afdeling 4.4 Bouwactiviteiten, aanlegactiviteiten, sloopactiviteiten
Afdeling 4.5 Milieubelastende activiteiten
Afdeling 4.6 Activiteiten op of bij wegen of bij wateren in beheer bij de gemeente
Afdeling 4.7 Activiteiten met betrekking tot cultureel erfgoed en werelderfgoed
Afdeling 4.8 Activiteiten met betrekking tot planten en dieren
Afdeling 4.10 Speelautomatenhallen en speelgelegenheden
Afdeling 4.11 Overige bepalingen
Hoofdstuk 5 Beheer en onderhoud
Afdeling 5.1 Onderhoud- en instandhoudingsverplichtingen
Afdeling 6.2 Maatschappelijk draagvlak
Afdeling 7.2 Kwaliteitsbevordering en afstemming uitvoering en handhaving
Afdeling 8.1 Uitvoerbaarheid en evaluatie
Afdeling 8.2 Overige bepalingen
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
In afwijking van het tweede lid is artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevings-recht van toepassing indien beslist wordt op een aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2:10, vijfde lid, artikel 2:11, artikel 2:12 of artikel 4:11c, eerste lid Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
Artikel 1.5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing is persoonlijk, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald.
Artikel 1.6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:
Hoofdstuk 3 Aanwijzingen in de fysieke leefomgeving
Afdeling 3.1 Algemene bepalingen
In deze afdeling en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
dat wat daaronder wordt verstaan in de Wet basisregistratie adressen en gebouwen.
Artikel 3.5 Gedoogplicht naamaanduiding
Als burgemeester en wethouders het nodig oordelen dat de door hen toegekende aanduidingen, bedoeld in artikel 3.3, tweede lid, aan een bouwwerk, gebouw, muur, paal, schutting of een andere soort terreinafscheiding worden aangebracht, draagt de rechthebbende er zorg voor dat de hier bedoelde aanduidingen vanwege of op verzoek en overeenkomstig de aanwijzingen van burgemeester en wethouders worden aangebracht, onderhouden, gewijzigd of verwijderd.
Artikel 3.9 Algemene vrijstelling
Voor de in artikel 2, eerste lid, aanhef en onder a en b van de Winkeltijdenwet vervatte verboden geldt een algemene vrijstelling:
Afdeling 3.3 Cultureel erfgoed
Cultureel erfgoed : uit het verleden geërfde materiële en immateriële bronnen, in de loop van de tijd tot stand gebracht door de mens of ontstaan uit de wisselwerking tussen mens en omgeving, die mensen, onafhankelijk van het bezit ervan, identificeren als een weerspiegeling en uitdrukking van zich voortdurend ontwikkelende waarden, overtuigingen, kennis en tradities, en die aan hen en toekomstige generaties een referentiekader bieden.
Gebied met hoge archeologische verwachting (historische kern): gebied of terrein dat zich bevindt in de zone die op de archeologische beleidskaart van de gemeente is aangeduid als categorie 3 en 4 en waarvan op basis van historische, geologische en/of bodemkundige opbouw een hoge dichtheid aan archeologische sporen/vindplaatsen wordt verwacht.
Gebied met lage archeologische verwachting: gebied of terrein dat zich bevindt in de zone die op de archeologische beleidskaart van de gemeente is aangeduid als categorie 6 en waarvan op basis van geologische en bodemkundige opbouw een lage dichtheid aan archeologische sporen/vindplaatsen wordt verwacht.
Gebied met middelhoge archeologische verwachting: gebied of terrein dat zich bevindt in de zone die op de archeologische beleidskaart van de gemeente is aangeduid als categorie 5 en waarvan op basis van geologische en bodemkundige opbouw een middelhoge dichtheid aan archeologische sporen/vindplaatsen wordt verwacht.
Gemeentelijke adviescommissie: de door het college van Burgemeester en Wethouders ingestelde commissie (Monumentencommissie) of aangewezen instantie, die als taak heeft het college van Burgemeester en Wethouders op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over de toepassing van de Monumentenwet 1988, over de gemeentelijke archeologieverordening en over het gemeentelijke monumentenbeleid.
Kerkelijk monument : monument dat eigendom is van een kerkgenootschap, een zelfstandig onderdeel daarvan, een lichaam waarin kerkgenootschappen zijn verenigd, of van een ander genootschap op geestelijke grondslag en dat uitsluitend of voor een overwegend deel wordt gebruikt voor het gezamenlijk belijden van de godsdienst of levensovertuiging.
Opgraving: het onderzoeken van archeologische vindplaatsen, met als doel de gegevens van de vindplaats te documenteren en daarmee de informatie te behouden die van belang is voor kennisvorming over het verleden. Opgravingen worden verricht door een partij met certificaat als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, Erfgoedwet 2016 en uitgevoerd volgens de desbetreffende specificatie in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA);
Plan van aanpak: een door de opdrachtnemer op te stellen plan voor de uit te voeren werken waarmee beoogd wordt aan de vereisten zoals geformuleerd in het Programma van Eisen te voldoen. Ook wordt hierin een voorstel gedaan voor de werkwijze waarmee de in het Programma van Eisen geformuleerde resultaatsverwachtingen bereikt kunnen worden.
Terrein van archeologische waarde: gebied of terrein dat zich bevindt in de zone die op de archeologische beleidskaart van de gemeente is aangeduid als categorie 2 en waar archeologische waarden, door onderzoek en/of in combinatie met andere bronnen zijn aangetoond, die als behoudenswaardig kunnen worden gekarakteriseerd.
Paragraaf 3.3.1 Aanwijzing van beschermde gemeentelijke cultuurgoederen en verzamelingen
Artikel 3.16 Aanwijzing als beschermd gemeentelijk cultuurgoed of beschermde gemeentelijke verzameling
Burgemeester en wethouders kunnen ambtshalve besluiten een cultuurgoed dat van bijzondere cultuurhistorische of wetenschappelijke betekenis of uitzonderlijke schoonheid is en dat als onvervangbaar en onmisbaar behoort te worden behouden voor het gemeentelijk cultuurbezit en dat in eigendom is van de gemeente of dat aan de zorg van de gemeente is toevertrouwd aan te wijzen als beschermd gemeentelijk cultuurgoed.
Burgemeester en wethouders kunnen ambtshalve besluiten een verzameling van bijzondere cultuurhistorische of wetenschappelijke betekenis, die als geheel of door een of meer van de cultuurgoederen die een wezenlijk onderdeel van de verzameling zijn, als onvervangbaar en onmisbaar behoort te worden behouden voor het gemeentelijk cultuurbezit en die in eigendom van de gemeente is of die aan de zorg van de gemeente is toevertrouwd aan te wijzen als beschermde gemeentelijk verzameling.
Over het voornemen van een aanwijzing, bedoeld in het eerste of tweede lid, alsmede over de vervreemding van een beschermd gemeentelijk cultuurgoed of een beschermde gemeentelijke verzameling of over het afstand doen van de zorg daarvoor vragen burgemeester en wethouders advies aan een commissie als bedoeld in artikel 4.18 van de Erfgoedwet.
Artikel 3.17 Wijziging, intrekking en vervallen van de aanwijzing als beschermd gemeentelijke cultuurgoed of beschermde gemeentelijke verzameling
Burgemeester en wethouders kunnen een besluit tot aanwijzing als bedoeld in artikel 3.16, eerste of tweede lid, ambtshalve wijzigen of intrekken. Artikel 3.16, vierde lid, is hierop van overeenkomstige toepassing, tenzij het een aanpassing van ondergeschikte betekenis betreft of het cultuurgoed of de verzameling waarop de aanwijzing betrekking heeft als zodanig is tenietgegaan.
Paragraaf 3.3.2 Aanwijzing gemeentelijk monument
Artikel 3.18 Aanwijzing als gemeentelijk monument
Burgemeester en Wethouders kunnen besluiten, al dan niet op aanvraag van een belanghebbende, een monument of archeologisch monument dat van bijzonder belang is voor de gemeente vanwege zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde zoals gedefinieerd in artikel 3.14 aan te wijzen als gemeentelijk monument.
Met ingang van de datum waarop de eigenaar van een monument de kennisgeving van het voornemen tot aanwijzing als gemeentelijk monument ontvangt, tot het moment dat de registratie als bedoeld in artikel 3.19 plaats heeft of vaststaat dat het monument niet wordt aangewezen, zijn de artikelen 3.22 tot en met 3.24, 4.67, 4.68 bij wijze van voorbescherming van overeenkomstige toepassing.
Artikel 3.24 Aanwijzing als voorlopig gemeentelijk monument
In een spoedeisend geval kunnen burgemeester en wethouders een monument of archeologisch monument aanwijzen als voorlopig gemeentelijk monument. In afwijking van artikel 3.21 wordt in dat geval aan de gemeentelijke adviescommissie advies gevraagd over de vastgestelde aanwijzing als voorlopig gemeentelijk monument.
Paragraaf 4.7.1 is van overeenkomstige toepassing vanaf het moment dat belanghebbenden schriftelijk in kennis worden gesteld van het besluit van burgemeester en wethouders tot aanwijzing van het monument of archeologisch monument als voorlopig gemeentelijk monument. Artikel 3.23 is van overeenkomstige toepassing op deze aanwijzing.
Artikel 3.25 Wijziging gemeentelijk erfgoedregister, vervallen aanwijzing monument
Een aanwijzing vervalt met ingang van de dag waarop het monument of het archeologisch monument waarop de aanwijzing betrekking heeft, is ingeschreven in het rijksmonumentenregister of een provinciaal erfgoedregister als bedoeld in artikel 3.17, derde lid, van de Erfgoedwet. Het vervallen van de aanwijzing wordt onverwijld bijgehouden in het gemeentelijk erfgoedregister.
Paragraaf 3.3.3 Rijksmonumenten
Artikel 3.26 Advies omgevingsvergunning rijksmonument
Burgemeester en wethouders zenden onverwijld een afschrift van de ontvankelijke aanvraag om omgevingsvergunning voor een rijksmonument als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht voor advies aan de gemeentelijke adviescommissie, bedoeld in artikel 3.21, eerste lid. Artikel 3.21, tweede en derde lid, zijn van overeenkomstige toepassing.
Paragraaf 3.3.4 Gemeentelijke stads- en dorpsgezichten
Artikel 3.28 Wijziging, intrekking en vervallen van de aanwijzing als beschermd gemeentelijk stads- en dorpsgezicht
De gemeenteraad kan, op voorstel van burgemeester en wethouders, een besluit tot aanwijzing als bedoeld in artikel 3.27, eerste lid, wijzigen of intrekken. Artikel 3.27, tweede en derde lid, is hierop van overeenkomstige toepassing, tenzij het een aanpassing van ondergeschikte betekenis betreft of het stads- en dorpsgezicht waarop aanwijzing betrekking heeft als zodanig is tenietgegaan.
Paragraaf 3.3.5 Archeologische verwachtingswaarden
Artikel 3.29 Instandhoudingbepaling
Het verbod in lid 1 is niet van toepassing:
indien de bodemverstoring plaatsvindt op basis van een door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg opgestelde deugdelijke beschrijving van de wijze waarop met de in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening wordt gehouden en onevenredige schade aan archeologische waarden wordt voorkomen.
Artikel 3.30 Wijzigen kwalificatie van een locatie
Op grond van een melding ingevolge artikel 5.10 en 5.11 van de Erfgoedwet 2016 en op grond van de resultaten van archeologisch onderzoek kan het college een terrein of locatie alsnog aanwijzen als gemeentelijk archeologisch monument, gebied van archeologische waarde, of gebied met hoge of middelhoge verwachting.
Artikel 3.31 Archeologisch (voor)onderzoek en opgravingen
Indien binnen het grondgebied van de gemeente archeologisch (voor)onderzoek wordt uitgevoerd in het kader van de archeologische monumentenzorg, in de zin van de Erfgoedwet 2016, dient dit onderzoek te voldoen aan de gemeentelijke archeologische richtlijnen die in aanvulling op programma’s van eisen door het college zijn vastgesteld en waarmee aanvullende voorwaarden kunnen worden gesteld aan de uitvoeringsmethodiek en rapportage van archeologisch onderzoek.
Afdeling 3.4 Stille gebieden en natuurgebieden
Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig of een bromfiets te crossen buiten wedstrijdverband, een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.
Afdeling 3.5 Geurhinder en veehouderij
Artikel 3.36 Aanwijzing gebieden
Als gebieden als bedoeld in artikel 6 van de Wet worden de volgende gebieden aangewezen:
De gebieden die deze kernen omsluiten en die nader aangegeven zijn op de bij deze verordening behorende en als zodanig gewaarmerkte kaart.
De overige gebieden buiten de kernen genoemd in sub a, waaronder de deelgebieden gemengd gebied en natuur en de invloedsferen natuur, kernen en bedrijventerreinen en welke nader zijn aangegeven op de bij deze verordening behorende en als zodanig gewaarmerkte kaart.
Artikel 3.37 Andere waarden voor de geurbelasting
In de gebieden A als omschreven in artikel 3.36 van deze verordening, geldt de volgende andere waarden: Op grond van artikel 6, lid 1 van de Wet en in afwijking van artikel 3, lid 1 van de Wet bedraagt de maximale waarde voor de geurbelasting van een veehouderij voor zover de geur gevoelige objecten in het gebied zich bevinden binnen de bebouwde kom van Netersel 0,1 ouE/m3 en voor zover deze objecten zich bevinden binnen de bebouwde kommen van Bladel, Hapert, Hoogeloon en Casteren: 1 ouE/m3.
In het gebied B als omschreven in artikel 3.36 van deze verordening, geldt de volgende andere waarde: Op grond van artikel 6, lid 1 van de Wet en in afwijking van artikel 3, lid 1 van de Wet bedraagt de maximale waarde voor geurbelasting van een veehouderij op de voor geur gevoelige objecten: 10 ouE/m3.
Afdeling 4.1 Inleidende bepalingen
Artikel 4.1 Begripsomschrijvingen
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
Artikel 4.2 Reikwijdte van de afdeling
Artikel 4.3 Besluiten (vergunningen en ontheffingen) die naast de omgevingsvergunning of het besluit om een bestemmingsplan, een wijziging of een uitwerking van een bestemmingsplan vast te stellen, deel uit kunnen maken van de coördinatie
De voorbereiding en bekendmaking van besluiten over onderstaande vergunningen en/of ontheffingen kan voor zover van toepassing dan wel nodig ter verwezenlijking van het project, gecoördineerd worden met de in artikel 4.2 genoemde besluiten die de basis vormen voor de toepassing van de coördinatieregeling op grond van deze verordening:
Artikel 4.4 Geval waarin geen coördinatie op grond van deze verordening plaatsvindt
In het geval uit een schadeveroorzakend besluit blijkt dat schade kan worden veroorzaakt als bedoeld in artikel 6.1 van de Wro en de aanvrager is niet bereid deze schade voor zijn rekening te nemen is een gecoördineerde voorbereiding en bekendmaking op grond van deze verordening niet mogelijk.
Als de gemeenteraad besloten heeft dat het wenselijk is dat de coördinatieregeling wordt toegepast in één of meer andere gevallen dan de gevallen die op grond van deze verordening mogelijk zijn, dan zijn de leden 1. tot en met 5. van toepassing op de voorbereiding van de besluiten die behoren bij die gevallen.
Paragraaf 4.2.1 voorwaarden verlenen medewerking aan exploitatie van gronden
Artikel 4.6a Voorzieningen van openbaar nut
Tot het treffen van voorzieningen van openbaar nut waardoor onroerende zaken worden gebaat, worden gerekend:
Artikel 4.8 Vaststelling kostenverhaalsbesluit
Voordat met het treffen van de in artikel 4.6a genoemde voorzieningen van openbaar nut wordt aangevangen, wordt door de gemeenteraad een kostenverhaalbesluit vastgesteld, waarin wordt aangegeven op welke wijze en tot welke omvang de aan die voorzieningen verbonden kosten zullen worden verhaald. Het besluit wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikel 139 van de Gemeentewet.
Het in het eerste lid genoemde besluit bevat in ieder geval de volgende onderdelen:
een kostenbegroting verband houdende met de uitvoering van de onder b. genoemde voorzieningen van openbaar nut, zoals bedoeld in artikel 4.9. In afwijking van het bepaalde in de vorige volzin kan in het besluit zoals bedoeld in het eerste lid, worden bepaald dat de kostenbegroting op een later tijdstip wordt vastgesteld. Het besluit tot vaststelling van de kostenbegroting wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikel 139 van de Gemeentewet.
In het kostenverhaalsbesluit wordt aangegeven dat, wat betreft de niet door de gemeente in eigendom verkregen en in het exploitatiegebied liggende gebate onroerende zaken, het verhaal van kosten in beginsel plaatsvindt op basis van een overeenkomst zoals bedoeld in artikel 4.11 van deze verordening.
Artikel 4.9 De kostenbegroting
De kostenbegroting bevat in elk geval de volgende gegevens:
Een raming van de met het verlenen van medewerking aan het in exploitatie brengen van gronden verband houdende kosten, te weten:
de inbrengwaarde van de binnen het exploitatiegebied gelegen gronden, zijnde de waarde van de grond vermeerderd met de waarde van de opstallen die voor de verwezenlijking van de bestemming niet gehandhaafd kunnen worden, en met de kosten van vrijmaken van opstallen – met inbegrip van de zich in de grond bevindende resten, zoals funderingen, leidingen en kabels – persoonlijke rechten en lasten, eigendom, bezit of beperkt recht, zakelijke lasten alsmede de kosten van schadevergoedingen;
de kosten van planontwikkeling, -voorbereiding, -beheer en -toezicht. Onder deze kosten wordt ten minste verstaan: de kosten verband houdende met het opstellen van structuur- en bestemmingsplannen, het opstellen van planmatige uitwerkingen of wijzigingen, het vervaardigen van besluiten tot het verlenen van vrijstelling van een bestemmingsplan alsmede van overige planologische maatregelen voor zoveel deze nodig zijn voor het in exploitatie brengen van gronden binnen het exploitatiegebied;
De wijze van toerekening van de totale onder sub a. en b. van dit artikellid bedoelde kosten en opbrengsten aan de onroerende zaken in het exploitatiegebied naar de mate van de baat die de onroerende zaken hebben van het samenhangend geheel van voorzieningen van openbaar nut zoals bedoeld in artikel 4.6a van deze verordening. De mate van baat wordt aangeduid met inachtneming van hetgeen hieromtrent in artikel 4.10 is bepaald.
Periodiek wordt nagegaan of optredende loon- en/of prijswijzigingen dan wel andere optredende wijzigingen met betrekking tot het in exploitatie brengen van gronden binnen het exploitatiegebied aanleiding geven om de kostenbegroting te herzien. Het besluit tot herziening van de kostenbegroting wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikel 139 van de Gemeentewet.
Naast het bepaalde in het vierde lid wordt de raming van de in het eerste lid, onder a sub i. bedoelde inbrengwaarde van de gronden beperkt tot de gronden die zijn bestemd voor het treffen van voorzieningen van openbaar nut, ingeval er sprake is van een exploitatie-gebied waarvoor geldt dat de voorzieningen van openbaar nut niet in hoofdzaak gericht zijn op het geschikt maken voor bebouwing van onroerende zaken.
Artikel 4.10 Grondslag voor toerekening baat
Onder de grondoppervlakte zoals bedoeld in het eerste lid, wordt verstaan de kadastrale oppervlakte van de gebate onroerende zaken, waar mogelijk ingedeeld naar de in een bestemmingsplan opgenomen geprojecteerde kavels (bouw)grond, vermenigvuldigd met factoren voor ligging en bestemming en objectieve gebruiksmogelijkheid, waarin de baat van de van gemeentewege getroffen voorzieningen van openbaar nut tot uitdrukking komt.
Ingeval de toerekening op basis van m² grondoppervlakte onvoldoende uitdrukking geeft aan de in het exploitatiegebied opgenomen verschillen in toerekening van baat, geschiedt de toerekening op basis van een nader in de kostenbegroting zoals bedoeld in artikel 4.9, te bepalen grondslag die voorziet in de aanwezige verschillen in baat.
Artikel 4.11 Inhoud exploitatieovereenkomst
Het verhaal van kosten in verband met het treffen van voorzieningen van openbaar nut vindt, wat betreft de in het exploitatiegebied liggende onroerende zaken die niet in eigendom zijn van de gemeente, indien dienaangaande tot overeenstemming kan worden gekomen met de exploitant, plaats op basis van een exploitatieovereenkomst. Van de exploitatieovereenkomst wordt een akte opgemaakt. Indien het afstand doen van gronden, zoals bedoeld in het derde lid onder d., onderdeel uitmaakt van de overeenkomst, wordt hiervan een notariële akte opgemaakt.
In het geval toepassing is gegeven aan artikel 4.7, tweede lid, kan in de exploitatieovereenkomst, onverminderd het gestelde in het derde lid, worden bepaald dat:
ten behoeve van de door exploitant uit te voeren werken een aannemingsovereenkomst wordt gesloten, waarbij de gemeente als opdrachtgever en de exploitant als aannemer wordt aangemerkt, en de directievoering en het toezicht op de door de exploitant uit te voeren werken geschieden door of vanwege de gemeente;
Artikel 4.12 Vaststelling exploitatiebijdrage
De in artikel 4.11 genoemde exploitant betaalt als bijdrage in de kosten van voorzieningen van openbaar nut het bedrag dat volgens de in de artikelen 4.9 en 4.10 opgenomen wijze aan zijn onroerende zaak wordt toegerekend, vermeerderd met de kosten op de afstand van de in artikel 4.11, derde lid, sub d. bedoelde gronden vallende en de kosten van kadastrale uitmeting, verminderd met de inbrengwaarde zoals bedoeld in artikel 4.9, eerste lid, sub 1., onder a. van de bij de exploitant in eigendom zijnde of door exploitant in eigendom te verkrijgen gebate gronden, en van de gronden die zijn bestemd voor het treffen van voorzieningen van openbaar nut en door exploitant aan de gemeente worden afgestaan.
De waarde van de door de exploitant ingebrachte grond, zoals bedoeld in het eerste lid, wordt door de gemeente in overeenstemming met de exploitant op basis van taxatie vastgesteld. Bij het ontbreken van overeenstemming wordt de waarde van de gronden vastgesteld door een commissie van drie deskundigen, van wie een aan te wijzen door de gemeente, een door de exploitant en een door de beide reeds aangewezen deskundigen.
Wordt over de aanwijzing van laatstgenoemde deskundige geen overeenstemming verkregen, dan maken de aangewezen deskundigen tezamen dit bekend aan de opdrachtgevers, waarna de meest gerede partij, onder bekendmaking aan de wederpartij, de kantonrechter in het kanton waartoe de gemeente behoort, kan verzoeken deze deskundige te benoemen.
Indien het bepaalde in artikel 4.9, vierde en/of vijfde lid toepassing heeft verkregen, wordt de ten laste van de exploitant komende bijdrage bepaald op de voet van lid 1 en 3 van dit artikel, met dien verstande dat de in het eerste lid en derde lid onder b, sub 1. bedoelde vermindering beperkt is tot de inbrengwaarde van de gronden die zijn bestemd voor het treffen van voorzieningen van openbaar nut en door de exploitant aan de gemeente worden afgestaan.
Ingeval door burgemeester en wethouders een aanvraag voor een bouwvergunning zoals bedoeld in de Woningwet, eventueel in combinatie met een verzoek om vrijstelling wordt ontvangen, waarbij in geval van verlening van de vrijstelling en/of bouwvergunning van gemeentewege voorzieningen van openbaar nut zoals bedoeld in artikel 4.6a van deze verordening moeten worden getroffen, wordt dit vóór de beslissing op de aanvraag bekendgemaakt aan de aanvrager. Daarbij wordt een door burgemeester en wethouders vast te stellen aanduiding van het exploitatiegebied en kostenbegroting aan de exploitant bekendgemaakt. Het bepaalde in artikel 4.9, met uitzondering van het bepaalde in de slotzin van het derde lid, is van overeenkomstige toepassing. Tevens wordt de aanvrager in de gelegenheid gesteld een aanvraag in te dienen bij burgemeester en wethouders voor medewerking met betrekking tot het in exploitatie brengen van gronden.
Artikel 4.14 Beslissing op de aanvraag
Burgemeester en wethouders verlenen slechts medewerking aan het op verzoek van exploitant in exploitatie brengen van gronden krachtens een overeenkomst zoals bedoeld in artikel 4.11, met dien verstande dat de in artikel 4.11 bedoelde kostenbegroting en de daarmee verband houdende aanduiding van het exploitatiegebied wordt vastgesteld door burgemeester en wethouders. De kostenbegroting en de aanduiding van het exploitatie-gebied worden bekendgemaakt aan de exploitant. Het bepaalde in artikel 4.9, derde lid, slotzin is niet van toepassing.
Artikel 4.15 Relatie baatbelasting
In een gebied waarvoor een kostenverhaalbesluit zoals bedoeld in artikel 4.8 is genomen, zal, indien een exploitant een overeenkomst zoals bedoeld in artikel 4.11 aangaat, in de overeenkomst worden bepaald dat met betrekking tot de uitvoering van de in deze overeenkomst genoemde voorzieningen van openbaar nut geen aanvullend kostenverhaal op basis van baatbelasting ten laste van de desbetreffende onroerende zaak zal plaatsvinden.
Indien een exploitant, in een gebied waarvoor een kostenverhaalbesluit zoals bedoeld in artikel 4.8 is opgenomen, niet bereid is tot het aangaan van de in artikel 4.11 genoemde overeenkomst, maken burgemeester en wethouders aan exploitant bekend dat het kostenverhaal kan plaatsvinden door middel van een baatbelasting, zulks overeenkomstig de bepalingen als opgenomen in het kostenverhaalbesluit.
Artikel 4.16 Relatie andere overeenkomsten
Indien van gemeentewege een overeenkomst wordt aangegaan die naast het kostenverhaal van voorzieningen van openbaar nut ten behoeve van het in exploitatie brengen van gronden nog andere elementen bevat, dan vindt de vaststelling van de via een dergelijke overeenkomst totstandgekomen exploitatiebijdrage in de kosten van voorzieningen van openbaar nut plaats op basis van het gestelde in deze verordening.
Artikel 4.17 Recreatief nachtverblijf buiten kampeerterreinen
In dit paragraaf wordt onder kampeermiddel verstaan: een onderkomen of voertuig waarvoor geen omgevingsvergunning voor het bouwen in de zin van artikel 2.1, eerste lid, onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
Paragraaf 4.3.1 Bruikbaarheid, uiterlijk aanzien en veilig gebruik van openbare plaatsen
Artikel 4.19 Voorwerpen op of aan een openbare plaats
Onverminderd het bepaalde in het eerste lid zijn uitstallingen bij winkels toegestaan voor zover de uitstalling is geplaatst binnen een afstand van 2 meter van de gevel van het bijbehorende winkelpand en langs de gevellijn van het bijbehorende winkelpand of wanneer dit niet mogelijk is binnen een afstand van 2 meter van de ingang van de winkel.
Artikel 4.20 (Omgevings)vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg
Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegde bestuursorgaan een weg aan te leggen, de verharding daarvan op te breken, in een weg te graven of te spitten, aard of breedte van de wegverharding te veranderen of anderszins verandering te brengen in de wijze van aanleg van een weg.
Artikel 4.22 Hinderlijke beplanting of gevaarlijk voorwerp
Het is verboden beplanting of een voorwerp aan te brengen of te hebben op zodanige wijze dat aan het wegverkeer het vrije uitzicht wordt belemmerd of voor het wegverkeer hinder of gevaar ontstaat.
Artikel 4.23 Openen straatkolken en dergelijke
Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een straatkolk, rioolput, brandkraan of een andere afsluiting die behoort tot een openbare nutsvoorziening, te openen, onzichtbaar te maken of af te dekken.
Paragraaf 4.3.4 voorkomen en beperken geluidshinder en hinder van verlichting
Artikel 4.38 Melding incidentele festiviteiten
Het is een inrichting toegestaan op maximaal 4 dagen of dagdelen per kalenderjaar incidentele festiviteiten te houden waarbij de geluidsnormen, bedoeld in de artikelen 2.17, 2.17a, 2.19, 2.19a en 2.20 van het Activiteitenbesluit milieubeheer en artikel 4:5 niet van toepassing zijn, mits de houder van de inrichting ten minste 10 werkdagen voor de aanvang van de festiviteit daarvan melding heeft gedaan aan het college.
Het is een inrichting toegestaan om tijdens maximaal 4 dagen of dagdelen per kalenderjaar in verband met de viering van incidentele festiviteiten per kalenderjaar de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij artikel 3.148, eerste lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer niet van toepassing is, mits de houder van de inrichting ten minste 10 werkdagen voor de aanvang van de festiviteit daarvan melding heeft gedaan aan het college.
Artikel 4.39 Onversterkte muziek
Artikel 4.40 Geluidhinder in de openlucht
Het college kan terreinen of wateren aanwijzen waar het verbod niet van toepassing is op het in werking hebben van bepaalde in de aanwijzing aangewezen categorieën van geluidsapparaten, toestellen of machines, voor zover wordt voldaan aan de door het college vast te stellen voorschriften ter voorkoming of beperking van geluidhinder.
Artikel 4.41 Geluidhinder door dieren
Degene die buiten een inrichting de zorg heeft voor een dier, voorkomt dat dit voor een omwonende of overigens voor de omgeving geluidhinder veroorzaakt.
Artikel 4.42 Geluidhinder door motorvoertuigen en bromfietsen
Het is verboden buiten een inrichting zich met een motorvoertuig of een bromfiets zodanig te gedragen, dat daardoor voor een omwonende of overigens voor de omgeving geluidhinder ontstaat.
Het is verboden buiten een inrichting met een vrachtauto als bedoeld in artikel 4:43 waarvan het ledig gewicht vermeerderd met het laadvermogen meer bedraagt dan 3.500 kilogram of die met inbegrip van de lading een lengte heeft van meer dan zes meter of een hoogte van meer dan twee meter, tussen 23.00 uur en 07.00 uur op een andere dan door het college aangewezen weg te rijden.
Afdeling 4.4 Bouwactiviteiten, aanlegactiviteiten, sloopactiviteiten
Artikel 4.46 Begripsomschrijvingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, met inbegrip van een gedeelte daarvan, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren;
Paragraaf 4.4.1 Bodem bouwgrond
Het onderzoek betreffende de bodemgesteldheid als bedoeld in artikel 8, vierde lid, van de Woningwet bestaat in ieder geval uit de resultaten van een recent milieuhygiënisch bodemonderzoek verricht volgens NEN 5740:2009+A1:2016 nl, in overeenstemming met het onderzoeksprotocol dat volgt uit figuur 1. Als op basis van het onderzoek aanleiding bestaat te veronderstellen dat asbest, daaronder mede begrepen asbestvezels, -deeltjes of –stof, in de bodem aanwezig is, vindt het onderzoek mede plaats op de wijze als voorzien in NEN 5707:2015 nl.
De plicht tot het indienen van een onderzoeksrapport, bedoeld in artikel 2.4 van de Regeling omgevingsrecht, geldt niet als het bouwen betrekking heeft op een bouwwerk dat naar aard en omvang gelijk is aan een bouwwerk als genoemd in de artikelen 2 of 3 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht. Deze verwijzing geldt niet voor de hoogtebepalingen in de artikelen 2 en 3 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht.
Het bevoegd gezag kan een gedeeltelijk afwijken van de plicht tot het indienen van een onderzoeksrapport, bedoeld in artikel 2.4 van de Regeling omgevingsrecht, toestaan voor een bouwwerk met een beperkte instandhoudingtermijn als bedoeld in artikel 2.23 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 5.16 van het Besluit omgevingsrecht als uit het in NEN 5725, uitgave 2009, bedoelde vooronderzoek naar het historisch gebruik en de bodemgesteldheid blijkt dat de locatie onverdacht is of dat de gerezen verdenkingen een volledig veldonderzoek volgens NEN 5740:2009+A1:2016 nl niet rechtvaardigen.
Artikel 4.49 Verbod tot bouwen op verontreinigde bodem
Op een bodem die zodanig is verontreinigd dat schade of gevaar is te verwachten voor de gezondheid van de gebruikers, mag niet worden gebouwd voorzover dat bouwen betrekking heeft op een bouwwerk:
Artikel 4.50 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen
In afwijking van het bepaalde in artikel 4.49 en onverminderd het bepaalde in artikel 2.4, onder d, van de Regeling omgevingsrecht, kan het bevoegd gezag voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen, in het geval zij op grond van het in het de Regeling omgevingsrecht bedoelde onderzoeksrapport en/of andere bij hen bekende onderzoeksresultaten dan wel op grond van het overeenkomstig het tweede lid van artikel 39 van de Wet bodembescherming goedgekeurde saneringsplan bedoeld in artikel 39, eerste lid, van die Wet van oordeel zijn, dat de bodem niet geschikt is voor het beoogde doel maar door het stellen van voorwaarden alsnog geschikt kan worden gemaakt.
Afdeling 4.5 Milieubelastende activiteiten
Artikel 4.51 Natuurlijke behoefte doen
Het is verboden binnen de bebouwde kom op een openbare plaats zijn natuurlijke behoefte te doen buiten daarvoor bestemde plaatsen.
Artikel 4.52 Toestand van sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen
Sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen mogen zich niet bevinden in een toestand die gevaar oplevert voor de veiligheid, nadeel voor de gezondheid of hinder voor de gebruikers van de gebouwen of voor anderen.
Afdeling 4.6 Activiteiten op of bij wegen of bij wateren in beheer bij de gemeente
Artikel 4.56 Defecte voertuigen
Het is verboden een voertuig waarmee als gevolg van andere dan eenvoudig te verhelpen gebreken niet kan of mag worden gereden, langer dan drie achtereenvolgende dagen op de weg te parkeren.
Artikel 4.61 Uitzichtbelemmerende voertuigen
Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter, op de weg te parkeren bij een voor bewoning of ander dagelijks gebruik bestemd gebouw op zodanige wijze dat daardoor het uitzicht van bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of hen anderszins hinder of overlast wordt aangedaan.
Artikel 4.64 Overlast van fietsen of bromfietsen
Het is verboden op door het college in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast, of ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen fietsen of bromfietsen onbeheerd buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen te laten staan.
Artikel 4.65 Beschadigen van waterstaatswerken
Het is verboden schade toe te brengen aan of veranderingen aan te brengen in de toestand van openbaar wateren, havens, dijken, wallen, kaden, trekpaden, beschoeiingen, oeverbegroeiing, bruggen, zetten, duikers, pompen, waterleidingen, gordingen, aanlegpalen, stootpalen, bakens of sluizen die bij de gemeente in beheer zijn.
Paragraaf 4.7.1 Bescherming gemeentelijk monument
Artikel 4.67 Instandhoudingsplicht gemeentelijk monument
Het is verboden een gemeentelijk monument te beschadigen of te vernielen, of daaraan onderhoud te onthouden dat voor de instandhouding daarvan noodzakelijk is.
Artikel 4.68 Omgevingsvergunning gemeentelijk monument
Burgemeester en wethouders zendt onmiddellijk een afschrift van de aanvraag om een omgevingsvergunning aan de gemeentelijke adviescommissie voor advies of, indien het een archeologisch monument betreft, aan een deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg voordat zij beslissen op de aanvraag. Binnen vier weken na de datum van verzending van het afschrift van deze aanvraag brengt de gemeentelijke adviescommissie schriftelijk advies uit aan burgemeester en wethouders.
Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van de monumentenzorg nadere regels stellen met betrekking tot de uitvoering van werkzaamheden aan een gemeentelijk monument. Ook kan het nadere gegevens van de aanvrager verlangen, waaronder de resultaten van een bouwhistorisch onderzoek, een cultuurhistorische analyse of een werkomschrijving/bestek van de werkzaamheden. Deze regels kunnen mede inhouden een vrijstelling van het verbod, bedoeld in het eerste lid, of een plicht tot het melden van handelingen bedoeld in het tweede lid.
Artikel 4.72 Omgevingsvergunning
Paragraaf 4.7.2 Cultuurhistorische waarden
Artikel 4.73 Instandhoudingbepaling
Burgemeester en wethouders vraagt de gemeentelijke adviescommissie advies als een vergunning wordt gevraagd in objecten of gebieden met een zeer hoge cultuurhistorische waarde zoals aangeduid op de gemeentelijke cultuurhistorische beleidskaart. Binnen vier weken na de datum van verzending van het afschrift van deze aanvraag brengt de gemeentelijke adviescommissie schriftelijk advies uit aan burgemeester en wethouders.
Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels aan de omgevingsvergunning stellen met betrekking tot de uitvoering van werkzaamheden. Ook kan het nadere gegevens van de aanvrager verlangen, waaronder de resultaten van een bouwhistorisch onderzoek, een cultuurhistorische analyse of een werkomschrijving/bestek van de werkzaamheden. Deze regels kunnen mede inhouden een vrijstelling van het verbod, bedoeld in het eerste lid.
Paragraaf 4.8.1 Het bewaren van houtopstanden en overig gemeentelijk groen
Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor:
houtopstand op gronden in eigendom bij de gemeente Bladel met een stamomtrek van minder dan 80 cm, gemeten op 130 cm hoogte boven het maaiveld, tenzij de houtopstand staat op de lijst met monumentaal groen zoals bedoeld in artikel 4.80, eerste lid of de lijst met herdenkingsbomen zoals bedoeld in artikel 4.81;
houtopstand, anders dan bedoeld onder a, met een stamomtrek van minder dan 120 cm, gemeten op 130 cm hoogte boven het maaiveld dan wel als de houtopstand zich bevindt binnen vijftien meter van een vergund bouwwerk, tenzij de houtopstand staat op de lijst met monumentaal groen, zoals bedoeld in artikel 4.80, eerste lid of de lijst met herdenkingsbomen, zoals bedoeld in artikel 4.81;
Artikel 4.79 Herplant-/instandhoudingplicht
Indien houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze afdeling van toepassing is, zonder omgevingsvergunning is geveld, dan wel op andere wijze teniet is gegaan, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevond dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herbeplanten overeenkomstig de door het bevoegd gezag te geven aanwijzingen binnen een door dat gezag te stellen termijn.
Indien houtopstand, waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze afdeling van toepassing is, ernstig in zijn voortbestaan wordt bedreigd, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevindt, dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om overeenkomstig de door het bevoegd gezag te geven aanwijzingen binnen een door dat gezag te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen.
Het college stelt een lijst met herdenkingsbomen vast, waarvoor in beginsel geen omgevings-vergunning voor het vellen wordt afgegeven, tenzij er sprake is van een ernstige bedreiging van de openbare veiligheid, noodtoestand of andere uitzonderlijke situaties.
Paragraaf 4.9.1 Huishoudelijke afvalstoffen
Artikel 4.87 Aanwijzing van inzamelplaats
Burgemeester en wethouders dragen zorg voor ten minste één daartoe ter beschikking gestelde plaats binnen de gemeenten waarmee wordt samengewerkt, waar in voldoende mate gelegenheid wordt geboden om huishoudelijke afvalstoffen, met inbegrip van grof huishoudelijk afval, achter te laten.
Artikel 4.91 Tijdstip van aanbieding
Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling aan te bieden anders dan op de door burgemeester en wethouders daartoe bepaalde dag en tijden. Deze kunnen voor verschillende bestanddelen verschillend worden vastgesteld.
Paragraaf 4.9.2 Bedrijfsafvalstoffen
Artikel 4.93 Inzameling bedrijfsafvalstoffen door inzameldienst
Burgemeester en wethouders kunnen bestanddelen van bedrijfsafvalstoffen aanwijzen die worden ingezameld door de inzameldienst die is aangewezen krachtens artikel 4.85, in gevallen waarin de voor deze inzameling krachtens de “Verordening op de heffing en de invordering van de afvalstoffenheffing” (“Verordening afvalstoffenheffing”) verschuldigde heffing is voldaan.
Artikel 4.94 Aanbieden ter inzameling van bedrijfsafvalstoffen
Het is verboden anders dan in overeenstemming met artikel 4.93 bedrijfsafvalstoffen ter inzameling door de inzameldienst aan te bieden, aan de inzameldienst over te dragen of bij de inzamelplaats, bedoeld in artikel 4.87, achter te laten.
Paragraaf 4.9.3 Zwerfafval en overige
Artikel 4.98 Zwerfafval rondom inrichtingen
Degene die een inrichting drijft waar eet- of drinkwaren worden verkocht die ter plaatse kunnen worden genuttigd, draagt zorg voor de aanwezigheid in of nabij de inrichting, van een steeds voor gebruik door het publiek beschikbare en tijdig geleegde afvalbak of soortgelijk middel voor het houden van afval.
Artikel 4.99 Afval en verontreiniging op de weg
Degene die in strijd met het eerste lid de weg verontreinigt of het milieu nadelig beïnvloedt of diens opdrachtgever zorgt terstond na de beëindiging van de werkzaamheden van die dag voor het reinigen van de weg, of zoveel eerder als nodig is om de veiligheid van het verkeer of de bescherming van het wegdek te verzekeren.
Artikel 4.100 Geen opslag van afval in de open lucht
Het is verboden afvalstoffen op een voor het publiek waarneembare plaats in de open lucht en buiten een inrichting als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet milieubeheer op te slaan of opgeslagen te hebben, anders dan door het in overeenstemming met paragraaf 4.9.1 van deze verordening aanbieden of overdragen van huishoudelijke afvalstoffen.
Paragraaf 4.11.1 Collecteren en Venten
Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op venten met gedrukte of geschreven stukken waarin gedachten en gevoelens worden geopenbaard. Het venten van gedrukte of geschreven stukken kan verboden worden op door het college in het belang van de openbare orde aangewezen openbare plaatsen, dagen of uren.
Artikel 4.126 Inzameling van geld of goederen of leden- of donateurwerving
Het is verboden zonder vergunning van het college een openbare inzameling van geld of goederen te houden of daartoe een intekenlijst aan te bieden, dan wel in het openbaar leden of donateurs te werven als daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.
Onder een inzameling als bedoeld in het eerste lid wordt mede verstaan het aanvaarden van geld of goederen bij het aanbieden van diensten of goederen, waartoe ook worden gerekend geschreven of gedrukte stukken, als daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.
Paragraaf 4.11.2 Standplaatsen en snuffelmarkten
Artikel 4.129 Toestemming rechthebbende
Het is de rechthebbende op een perceel verboden toe te staan dat daarop zonder vergunning van het college standplaats wordt of is ingenomen.
Hoofdstuk 5 Beheer en onderhoud
Afdeling 5.1 Onderhoud- en instandhoudingsverplichtingen
Artikel 5.1 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen en dergelijke
Het is verboden op door het college in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast dan wel voorkoming van schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen, buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, in de openlucht of buiten de weg de volgende voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben:
Artikel 5.2 Verbod hinderlijke of gevaarlijke reclame
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het college op of aan een onroerende zaak (handels)reclame te maken of te voeren door middel van een opschrift, aankondiging of afbeelding in welke vorm dan ook, die vanaf de openbare weg of vanaf een andere voor het publiek toegankelijke plaats zichtbaar is.
Artikel 6.1 De advisering door de welstandscommissie
De advisering over redelijke eisen van welstand wordt namens de gemeenteraad door het college van burgemeester en wethouders opgedragen aan een onafhankelijke deskundige organisatie die uit haar midden personen voordraagt als lid van de welstandscommissie, hierna gezamenlijk te noemen: de welstandscommissie. Deze welstandscommissie kan zijn samengevoegd met een andere adviescommissie, zoals een ruimtelijke kwaliteits-commissie.
Artikel 6.3 Jaarlijkse verantwoording
Het college van burgemeester en wethouders stelt, de welstandscommissie gehoord hebbende, jaarlijks een verslag op van de werkzaamheden voor de gemeenteraad, waarin ten minste aan de orde komt:
In het jaarverslag kunnen aanbevelingen worden gedaan ten aanzien van het gemeentelijk ruimtelijk kwaliteitsbeleid in het algemeen en de aanpassing van de gemeentelijke welstands-nota in het bijzonder.
Artikel 6.4 Termijn van advisering
Burgemeester en wethouders kunnen in hun verzoek om advies de welstandscommissie een langere termijn dan genoemd in de bovengenoemde lid van dit artikel geven voor het uitbrengen van het welstandsadvies. Een langere termijn kan door burgemeester en wethouders worden gegeven indien de termijn van afdoening van de aanvraag is verlengd met toepassing van artikel 3.9, tweede lid van de Wet algemene bepalingen omgevings-recht.
Artikel 6.5 Openbaarheid van vergaderen en mondelinge toelichting
De behandeling van bouwplannen door of onder verantwoordelijkheid van de welstandscommissie is openbaar indien burgemeester en wethouders - al dan niet op verzoek van de aanvrager - een verzoek doen tot niet-openbare behandeling, dan dienen burgemeester en wethouders daaraan klemmende redenen op grond van artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur ten grondslag te leggen. De openbaarheid geldt zowel voor de beraadslagingen, de beoordeling als de adviezen.
In het geval dat het bouwplan in de vergadering van de commissie wordt behandeld en een verzoek tot het geven van een toelichting is gedaan, dient de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een uitnodiging te ontvangen voor de vergadering van de commissie, waarin de aanvraag wordt behandeld.
Artikel 6.6 Afdoening onder verantwoordelijkheid
De welstandscommissie kan de advisering over een aanvraag om advies, in afwijking van artikel 7.2, onder verantwoordelijkheid van de commissie overlaten aan een of meerdere daartoe aangewezen leden of aan medewerkers van het team Vergunningen van de gemeente of Samenwerking Kempengemeenten. Het aangewezen lid, de aangewezen leden of de medewerkers van het team Vergunningen adviseren over bouwplannen waarvan volgens hen het oordeel van de welstandscommissie als bekend mag worden verondersteld. Hiervoor kan de welstandscommissie zelfstandig criteria opstellen (zoals sneltoetscriteria).
Afdeling 6.2 Maatschappelijk draagvlak
Artikel 6.8 Onderwerp van inspraak
Burgemeester en wethouders besluiten of inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid. Indien het beleidsvoornemen een aangelegenheid betreft van de gemeenteraad of de burgemeester kunnen deze bestuursorganen de bevoegdheid inzake het verlenen van inspraak aan zichzelf voorbehouden, dan wel aan burgemeester en wethouders kaders meegeven omtrent de inspraak of omtrent situaties waarin en momenten waarop zij zelf een rol willen vervullen in het inspraaktraject.
Artikel 7.1 Algemene Sanctiebepaling
Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde en de daarbij op grond van artikel 1.4 gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met een hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.
Afdeling 7.2 Kwaliteitsbevordering en afstemming uitvoering en handhaving
Artikel 7.4 Binnentreden woningen
Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften die strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.
Afdeling 8.1 Overige bepalingen
Artikel 8.1 Herziening en vervanging van aangewezen normen en andere voorschriften
Het bevoegd gezag is bevoegd om rekening te houden met de herziening en vervanging van de NEN-normen, voornormen, praktijkrichtlijnen en andere voorschriften waarnaar in deze verordening - of in de bij deze verordening behorende bijlagen - wordt verwezen, indien de bevoegde instantie de betrokken norm, voornorm, praktijkrichtlijn of het voorschrift heeft herzien of vervangen en die herziening of vervanging heeft gepubliceerd.
Afdeling 8.2 oude verordeningen
Artikel 8.2 Intrekken oude verordeningen
Verordeningen en bepalingen worden ingetrokken overeenkomstig de tabel die als bijlage 1 aan deze verordening is toegevoegd.
Artikel 8.3 Overgangsrecht oude verordeningen
Burgemeester en wethouders kunnen in afwijking van het derde lid besluiten dat de op grond van de in het eerste lid genoemde regels en voorschriften aangebrachte namen en nummers binnen een door hen te bepalen termijn moeten worden vervangen door namen en nummers die voldoen aan de bij of krachtens deze verordening gestelde voorschriften.
Een krachtens de Winkeltijdenverordening gemeente Bladel 2019 verleende ontheffing geldt als ontheffing verleend krachtens deze verordening. Burgemeester en wethouders kunnen deze ambtshalve vervangen door een ontheffing krachtens deze verordening. Ambtshalve vervanging kan gepaard gaan met een wijziging van beperkingen en voorschriften.
Ten aanzien van een exploitatiegebied waarvoor geldt dat voor de datum van inwerkingtreding van deze verordening met het treffen van voorzieningen van openbaar nut is aangevangen, deze voorzieningen niet geheel zijn voltooid en waarvoor geen kostenverhaal-besluit of afzonderlijke kostenbegroting is vastgesteld, vinden de bepalingen van deze verordening voor dat exploitatiegebied, voor zover nodig, op een aan die situatie aangepaste wijze toepassing. In elk geval geldt daarbij dat, indien binnen dat exploitatiegebied wordt gekomen tot een exploitatieovereenkomst zoals bedoeld in artikel 4.9, de vaststelling van de daarin op te nemen financiële bijdrage geschiedt op basis van een door de gemeenteraad vast te stellen kostenbegroting zoals bedoeld in artikel 4.11. Het besluit tot vaststelling van de kostenbegroting wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikel 139 van de Gemeentewet.
Ten aanzien van een exploitatiegebied waarvoor geldt dat voor de datum van inwerkingtreding van deze verordening een kostenverhaalbesluit of afzonderlijke kostenbegroting is vastgesteld, blijft de “Exploitatieverordening gemeente Bladel 2003” van toepassing tot twee jaren nadat de ten behoeve van dat exploitatiegebied getroffen en/of te treffen voorzieningen van openbaar nut geheel zijn voltooid met dien verstande dat, voor zover van belang in afwijking van de “Exploitatieverordening gemeente Bladel 2003”, het aangaan van overeenkomsten geschiedt door burgemeester en wethouders.
Ten aanzien van een voor de datum van inwerkingtreding van deze verordening ontvangen aanvraag tot het verlenen van medewerking aan het in exploitatie brengen van gronden, waarop voor de datum van inwerkingtreding van deze verordening niet is beslist, blijft de “Exploitatieverordening gemeente Bladel 2003” van toepassing tot op de aanvraag is beslist, met dien verstande dat, indien tot het treffen van voorzieningen van openbaar nut wordt besloten, laatstgenoemde verordening van toepassing blijft tot twee jaren nadat de te treffen voorzieningen van openbaar nut geheel zijn voltooid en, voor zover van belang in afwijking van de “Exploitatieverordening gemeente Bladel 2003”, het aangaan van overeenkomsten geschiedt door burgemeester en wethouders.
Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad, gehouden op 30 september 2021
De griffier,
J. van der Wiel,
De voorzitter,
R.P.G. Bosma
Conform artikel 8.2 Verordening Fysieke Leefomgeving Gemeente Bladel 2021 worden de volgende verordeningen en bepalingen ingetrokken:
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2021-355913.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.