Plaatsingsbeleid laadinfrastructuur Zaltbommel 2021

1. AANLEIDING EN DOEL PLAATSINGSBELEID

Om onze klimaatdoelen te behalen is het nodig dat ook ons vervoer verduurzaamt. Elektrisch vervoer draagt hieraan bij. In het regeerakkoord en het Klimaatakkoord staat dat uiterlijk in 2030 alle nieuw verkochte auto’s emissievrij moeten zijn en voor een belangrijk deel zijn dat batterij-elektrische auto’s. Volgens prognoses uit het Klimaatakkoord en de Nationale Agenda Laadinfrastructuur (NAL) zijn in 2030 landelijk naar schatting 1,7 miljoen laadpunten nodig voor personenvervoer. Voor Zaltbommel is de prognose dat er in 2025 ongeveer 300 laadpunten nodig zijn, 550 laadpunten in 2030, en 1220 laadpunten in 2035. Dat vraagt om een forse uitbreiding van het aantal laadpunten en een slim, dekkend, toegankelijk en betaalbaar laadnetwerk. Een grote opgave die impact heeft op de openbare ruimte en op het elektriciteitsnet. Hoe onze strategie voor het plaatsen van laadinfrastructuur er nu en in de toekomst uitziet, staat beschreven in de Laadvisie Gemeente Zaltbommel.

 

Het plaatsingsbeleid geeft invulling aan de keuzes die in de laadvisie van de gemeente Zaltbommel (hierna: de gemeente) zijn gemaakt. Het plaatsingsbeleid richt zich op het plaatsen van laadinfrastructuur voor de gebruikersgroep personenvervoer (bewoners en bezoekers).

 

Doel van het plaatsingsbeleid is om:

  • Particulieren, bedrijven, netwerkbeheerders en aanbieders van laadinfrastructuur duidelijkheid te geven over de criteria en voorwaarden waaronder de gemeente medewerking verleent aan het plaatsen van laadinfrastructuur in de openbare ruimte en het aanwijzen van parkeerplaatsen voor het laden van elektrische voertuigen;

  • Particulieren, bedrijven, netwerkbeheerders en aanbieders van laadinfrastructuur te informeren over de te volgen procedure;

  • Aanvragen voor het plaatsen van laadinfrastructuur en het aanwijzen van parkeerplaatsen voor het opladen van elektrische voertuigen op eenzelfde en gelijkwaardige manier te kunnen beoordelen en af te handelen.

De gemeente is kaderstellend en werkt onder voorwaarden mee aan een verzoek van een aanbieder van een laadpunt. De gemeente is vergunningverlener (APV) en vaststeller van (een) verkeersbesluit(en).

2. UITWERKING BELEIDSKEUZES

 

2.1 Private, semi-publieke en publieke laadpalen

We hanteren het uitgangspunt dat EV-rijders zoveel mogelijk laden op privaat terrein. Alleen voor EV-rijders die daar geen mogelijkheid voor hebben, organiseert de gemeente laadvoorzieningen in de publieke ruimte.

 

Om het gebruik van laadpalen op privaat en semipubliek terrein maximaal te benutten en daarmee de druk op de openbare ruimte zoveel mogelijk te ontzien, willen we als gemeente stimuleringsmaatregelen nemen om de drempels om private en semipublieke laadpunten te realiseren weg te nemen.

 

2.2 Locaties

De gemeente wijst de locaties aan waar publieke laadinfrastructuur wordt geplaatst. De locaties worden bepaald per individueel verzoek op basis van de beleidsregels die in paragraaf 3 van dit beleid uiteengezet worden.

 

We beperken de plaatsing van publieke oplaadinfrastructuur in het centrum van Zaltbommel. We hebben de kaart ‘Potentiële locaties laadpalen binnenstad Zaltbommel’ opgesteld om aan te geven waar plaatsing van laadpalen is toegestaan.

 

In de toekomst willen we voor de gehele gemeente, inclusief de binnenstad van Zaltbommel een plankaart maken met potentiële locaties. Deze nieuwe plankaart is vanaf dat moment leidend voor de aanwijzing van locaties voor laadpalen. Dit geeft zowel onze organisatie als de netbeheerder houvast en versnelt het proces rondom de plaatsing. De prognoses van ElaadNL gebruiken we als uitgangspunt. De netbeheerder wordt nauw betrokken bij de totstandkoming van de plankaart.

 

2.3 Soorten laadinfrastructuur

De gemeente heeft een verantwoordelijkheid in de uitrol van reguliere publieke laadpunten. Deze laadpunten met een vermogen tot 22 kW plaatsen we als losse palen. Daarnaast willen we ook laadpalen clusteren op locaties waar dat mogelijk is. De gemeente heeft een voorkeur voor laadpleinen op bijvoorbeeld grotere parkeerplaatsen en in nieuwbouwwijken.

 

2.4 Plaatsingsstrategie

We kiezen voor vraaggestuurde plaatsing waarbij bewoners en forenzen een aanvraag kunnen indienen voor een publiek laadpunt. Daarna zoeken we een geschikte locatie. We werken samen met aanbieders die bereid zijn om op basis van aanvragen te investeren in laadinfrastructuur. Daarbij accepteren we dat de doorlooptijden langer zijn. We combineren de vraaggestuurde plaatsing met pro-actieve plaatsing. Aanbieders kunnen voor pro-actieve plaatsing ook op eigen initiatief een verzoek indienen. Dit verkort de doorlooptijd, zodat bewoners en forenzen niet onnodig lang op laadmogelijkheden hoeven te wachten. Aanbieders laten op basis van bijvoorbeeld voorspellende data zien dat er in de toekomst voldoende vraag is om pro-actief een laadpaal te plaatsen.

 

2.5 Publieke laadpalen in nieuwbouwwijken

Ook in nieuwbouwwijken willen we ervoor zorgen dat er voldoende laadpalen zijn bij oplevering van de projecten. Bij nieuwbouw is het vooraf moeilijk in te schatten hoe groot de behoefte naar publieke laadpalen is. CROW heeft in publicatie 381 ‘Toekomstbestendig parkeren - Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie’ per parkeernorm ook het aandeel laadpunten opgenomen. Deze publicatie hanteren we als uitgangspunt bij de bepaling hoeveel laadpalen door een aanbieder geplaatst kunnen worden.

 

2.6 Verkeersbesluit

Het verkeersbesluit geeft het parkeervak de doelbestemming ‘opladen van elektrische voertuigen’. In dit vak mag alleen worden geparkeerd door elektrische auto’s die laden. Dat wil zeggen dat de stekker in de laadpaal moet zitten. We nemen een verkeersbesluit per locatie en duiden het parkeervak aan als bestemd voor het opladen van elektrische voertuigen.

 

In beginsel wordt er bij een nieuw te realiseren laadpaal en/of laadinfrastructuur één parkeerplaats aangewezen voor het opladen van elektrische voertuigen. Indien het gebruik van de laadpaal en/of laadinfrastructuur dit toelaat, kan het college besluiten een tweede parkeerplaats aan te wijzen.

 

De aanvrager toont aan de hand van het aantal uren dat de laadpaal en/of andere laadinfrastructuur effectief in gebruik is geweest en/of aan de hand van nieuwe verzoeken van potentiële gebruikers aan dat er behoefte bestaat aan een tweede parkeerplaats.

3. BELEIDSREGELS

 

1. Begripsbepalingen

In de beleidsregels hanteren we de volgende begripsbepalingen:

  • a.

    Elektrische voertuigen: alle voertuigen die op de openbare weg mogen rijden, geheel of gedeeltelijk op elektriciteit kunnen rijden en voorzien zijn van een stekker om op te laden, met uitzondering van fietsen en snor/bromfietsen.

  • b.

    Laadinfrastructuur: het geheel van laadpalen, aansluitingen op het elektriciteitsnet en andere voorzieningen in de openbare ruimte bestemd voor het laden van elektrische voertuigen.

  • c.

    Laadpaal: fysiek object met meestal één of twee laadpunten voor het laden van elektrische voertuigen.

  • d.

    Aanvrager: de aanbieder van laadpalen en/of andere laadinfrastructuur.

  • e.

    Beheerder: de aanvrager van de ontheffing/vergunning voor het plaatsen van laadpalen en/of ander laadinfrastructuur.

  • f.

    Gebruiker:

    • 1.

      een bedrijf en/of organisatie dat/die gevestigd is in de gemeente Zaltbommel en eigenaar en/of bezitter is van één of meerdere elektrische voertuigen of een of meerdere werknemers in dienst heeft die beschikt/beschikken over een elektrisch voertuig.

    • 2.

      een particulier die eigenaar en/of bezitter is van een elektrisch voertuig en woonachtigen/of werkzaam is in de gemeente Zaltbommel.

  • g.

    College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaltbommel.

2. Aanvraag plaatsing laadpaal en verkeersbesluit

Een aanvraag voor het plaatsen van een of meerdere laadpalen en/of andere laadinfrastructuur op of aan de openbare weg en het verzoek tot het nemen van een verkeersbesluit waarbij één of meerdere parkeerplaatsen worden aangewezen voor het opladen van elektrische voertuigen, wordt alleen in behandeling genomen indien het een aanbieder van laadpalen en/of andere laadinfrastructuur betreft waar de gemeente een overeenkomst mee heeft.

 

3. Aanvraag locatie laadpaal/-infrastructuur

Een aanvraag voor een locatie voor het plaatsen van een laadpaal en/of andere laadinfrastructuur bevat een foto of tekening van de betreffende locatie, waarop de exacte plek van de gewenste laadpaal en/of infrastructuur en de aan te wijzen parkeerplaats(en) zijn aangegeven. Daarnaast bevat de aanvraag bij vraaggestuurde plaatsing de naam en adresgegevens van de gebruiker die bij de aanbieder een laadpaal heeft aangevraagd.

 

4. Behoeftebepaling laadpaal/-infrastructuur

De aanvrager toont aan dat er op de aangevraagde locatie daadwerkelijk behoefte bestaat bij gebruikers aan een laadpaal en/of andere laadinfrastructuur op of aan de openbare weg. Het college verleent in principe geen medewerking aan het realiseren van de gevraagde laadinfrastructuur, wanneer potentiële gebruikers mogelijkheden hebben om hun elektrische voertuigen op eigen terrein te (laten) parkeren en op te laden dan wel kunnen beschikken over een parkeerplaats (oprit) behorende bij de woning of bedrijf, in een parkeergarage onder of nabij de woning of een binnenterrein.

 

De marktpartij kan ook op eigen initiatief een verzoek indienen zonder dat daar een aanvraag van een gebruiker aan ten grondslag ligt. De aanbieder dient de behoefte aan de oplaadlocatie dan op een andere manier te onderbouwen.

 

5. Definitieve locatie laadpaal/-infrastructuur

De gemeente wijst de locaties aan waar publieke laadinfrastructuur wordt geplaatst. Hierbij houden we onder andere rekening met de hieronder genoemde plaatsingscriteria:

  • a.

    Voor de binnenstad van Zaltbommel kan alleen een laadpaal worden gerealiseerd op aangewezen potentiële locaties. Zie kaart ‘Potentiele locaties laadpalen Binnenstad Zaltbommel’ waar de potentiële toekomstige locaties staan aangegeven waar laadpalen geplaatst kunnen worden in de binnenstad van Zaltbommel;

  • b.

    voor de gehele gemeente, inclusief de binnenstad, wordt in samenwerking met de provincie een plankaart opgesteld. Zodra deze door het college is vastgesteld zal deze plankaart leidend zijn voor het aanwijzen van toekomstige locaties van laadpalen;

  • c.

    de laadpaal wordt niet op het parkeervak voor de deur van de aanvrager geplaatst, om te voorkomen dat aanvrager en omwonenden het laadpunt ervaren als ‘eigen’;

  • d.

    de desbetreffende ondergrond is in eigendom van de gemeente;

  • e.

    de locatie van de laadpaal en/of andere laadinfrastructuur is voldoende vindbaar en zichtbaar;

  • f.

    het is aannemelijk dat de locatie door meerdere gebruikers gedeeld kan worden (dit om te voorkomen dat er “privé-parkeerplaatsen” gecreëerd worden);

  • g.

    de laadpaal en/of andere laadinfrastructuur kan worden voorzien van twee of meer aansluitpunten en er kunnen – eventueel op termijn – twee of meer parkeerplaatsen worden bediend;

  • h.

    de parkeerdruk in de omgeving van een aangevraagde locatie is dusdanig laag, dat het realiseren van een laadpunt en het aanwijzen van een bijbehorend parkeervak mogelijk is;

  • i.

    het betreft een bestaand parkeervak / bestaande parkeervakken;

  • j.

    de doorgang voor ander verkeer (auto, fiets, voetganger, rolstoel etc.) blijft gewaarborgd;

  • k.

    er zijn geen belemmeringen ten aanzien van ander straatmeubilair of (openbaar) groen;

  • l.

    de laadpaal en/of andere laadinfrastructuur past in het straatbeeld: de laadpaal is in ieder geval niet hoger dan 1,8 meter in een grijskleur. De laadpaal mag niet gebruikt worden voor reclamedoeleinden;

6. Volgorde besluitvorming

De vergunning voor het plaatsen van een laadpaal en/of andere laadinfrastructuur wordt eerst van kracht en kan pas worden gebruikt nadat het verkeersbesluit tot aanwijzing van de benodigde parkeerplaats(en) onherroepelijk is geworden. Feitelijke plaatsing van de laadpaal en/of andere laadinfrastructuur kan pas na het onherroepelijk worden van het verkeersbesluit plaatsvinden.

 

7. Plaatsing en beheer laadpaal/-infrastructuur

De aanvrager van de vergunning voor het plaatsen van een laadpaal en/of andere laadinfrastructuur is tevens de beheerder hiervan. De beheerder is verantwoordelijk voor realisatie, beheer, onderhoud en exploitatie van de laadpaal/-infrastructuur en neemt alle kosten hiervoor voor zijn rekening. De aanvrager is zelf verantwoordelijk voor de inpassing van de laadpaal in relatie tot ondergrondse kabels en leidingen. De aanvrager dient hiervoor een Klic-melding in. De kosten ter bescherming van de laadpaal/-infrastructuur (hekjes, biggenruggen ed.) zijn ook voor rekening van de beheerder.

 

8. Inrichting en beheer parkeerplaatsen

De kosten voor het nemen van een verkeersbesluit en de kosten voor het plaatsen van een verkeersbord door de gemeente, tegel en/of markering op de aangewezen parkeerplaats(en) zijn voor rekening van de gemeente.

 

9. Bereikbaarheid

De beheerder van de laadpaal en/of andere laadinfrastructuur is 24 uur per dag en 7 dagen per week bereikbaar voor gebruikers, hulpdiensten en gemeenten in het geval van vragen, storingen en calamiteiten. De telefoonnummers van de storingsdienst en de helpdesk zijn vermeld op de laadpaal/-infrastructuur.

 

10. Openbaarheid laadpaal/-infrastructuur

De laadpaal en/of andere laadinfrastructuur is 24 uur per dag en 7 dagen per week openbaar toegankelijk, in die zin dat deze voor iedereen te gebruiken is voor het opladen van zijn/haar elektrische voertuig. Er wordt geen medewerking verleend aan het toewijzen van een openbare parkeerplaats aan een gebruiker c.q. een kenteken van de auto van de gebruiker. De beheerder zorgt voor zoveel mogelijk actuele informatie richting gebruikers over de aanwezigheid en beschikbaarheid van het laadpunt.

 

11. Interoperabiliteit

Het laadpunt is interoperabel conform de landelijke en internationale afspraken, waaronder de uitwisselbaarheid van laadpassen en het gebruik van standaard stekkers.

 

12. Groene stroom

Om te bewerkstelligen dat elektrisch vervoertuigen ook aan de bron geen CO2-uitstoot veroorzaken, mag de beheerder van de laadpalen en/of andere laadinfrastructuur alleen gegarandeerd groene stroom (laten) leveren.

 

13. Veiligheid

De laadpaal en/of laadinfrastructuur voldoet aan alle daaraan gestelde (nationale en internationale) veiligheidseisen. Laadpunten dienen te voldoen aan norm IEC-618561, stekkers moeten voldoen aan IEC-62196.

 

14. Aansprakelijkheid

De beheerder is aansprakelijk voor alle schade die door het gebruik van de laadpaal en/of andere laadinfrastructuur of anderszins aan derden wordt veroorzaakt. De gemeente is op geen enkele manier aansprakelijk voor eventuele schade die door de laadpaal en/of andere infrastructuur is veroorzaakt. De beheerder vrijwaart hiervoor de gemeente. De beheerder verzekert zich voor eventuele schade voor minimaal een bedrag van € 1.000.000,- per gebeurtenis.

 

15. Betaald parkeren/vergunninghouders/blauwe zone

In gebieden waar betaald parkeren of vergunninghoudersparkeren is ingevoerd of waar een maximale parkeerduur (blauwe zone) of enige andere restrictie geldt, geldt deze restrictie onverminderd ook voor de bestuurders van elektrische voertuigen.

 

16. Handhaving

Het college ziet toe op het juiste gebruik van de aangewezen parkeerplaats(en) en kan indien nodig handhavend optreden. Het juiste gebruik is: als een elektrische voertuig met de kabel aangesloten is op het laadpunt.

 

Daarnaast wordt ook gehandhaafd op het fiscaal regime, parkeervergunning, blauwe zone en andere restricties die voor alle bestuurders van motorvoertuigen gelden.

 

17. Intrekken/wijzigen van vergunning en verkeersbesluit

Indien de beheerder van de laadpaal en/of andere laadinfrastructuur zich niet houdt aan de voorschriften verbonden aan de vergunning, kan het college de vergunning intrekken. Het college kan in dat geval ook het verkeersbesluit, waarbij de parkeerplaats(en) voor het opladen van elektrische voertuigen zijn aangewezen, intrekken.

 

Het college kan de vergunning en/of het verkeersbesluit tevens intrekken, wanneer er in de praktijk niet of nauwelijks gebruik wordt gemaakt van de laadpaal en/of laadinfrastructuur. Het is niet gewenst dat daardoor een of meerdere parkeerplaatsen (nagenoeg) geheel onbenut blijven.

 

In deze gevallen heeft de beheerder het recht en de plicht de laadpaal en/of andere laadinfrastructuur binnen een door het college aan te geven termijn te verwijderen. De hiermee samenhangende kosten zijn voor de rekening van de beheerder.

 

Het college kan de vergunning ook wijzigen of intrekken, indien er een wegreconstructie of (parkeer)beleidswijziging plaatsvindt als gevolg waarvan een verplaatsing of opheffing van de aangewezen parkeerplaatsen noodzakelijk is. In dat geval zal de gemeente samen met de beheerder bezien of er een alternatieve locatie voor een laadpaal en/of andere laadinfrastructuur met bijbehorende parkeerplaats(en) in de directe nabijheid mogelijk is. Kosten hiervoor zijn voor rekening van de gemeente, wanneer de wegreconstructie plaatsvindt binnen 5 jaar na afgifte van de vergunning. Kosten zijn voor rekening van de beheerder, wanneer de wegreconstructie later dan 5 jaar na afgifte van de vergunning plaatsvindt.

 

18. Informatie over gebruik laadinfrastructuur

De beheerder van een laadpaal en/of laadinfrastructuur geeft op verzoek van het college inzicht in het feitelijke gebruik hiervan.

 

19. Bijzondere omstandigheden

Het college beseft dat de ontwikkelingen op het gebied van elektrisch rijden en laadinfrastructuur nieuw en nog volop in ontwikkeling zijn. Met deze beleidsregels wil het college duidelijkheid verschaffen over de voorwaarden, criteria en condities die van toepassing zijn op het realiseren van laadpalen en/of andere laadinfrastructuur in de gemeente.

 

In specifieke, bijzondere of onvoorziene omstandigheden kan het college besluiten van deze beleidsregels af te wijken.

 

20. Verlengd privaat oplaadpunt

Het is niet toegestaan om een elektrisch voertuig op te laden met een snoer dat vanaf een woning over het trottoir of een groenstrook (en/of andere delen van de openbare weg) wordt uitgerold, of door middel van een verlengd privaat oplaadpunt.

 

We hanteren een overgangsperiode tot en met 31 december 2022 om op die manier bewoners, die nu via een kabel over de stoep hun elektrische voertuig laden, de mogelijkheid te geven een publieke laadpaal aan te vragen.

 

21. Slotbepaling

  • 1.

    Dit beleid treedt in werking de dag na bekendmaking.

  • 2.

    Met inwerkingtreding van dit beleid komen de ´Beleidsregels oplaadinfrastructuur elektrische voertuigen gemeente Zaltbommel´ te vervallen.

  • 3.

    Dit beleid kan worden aangehaald als ´Plaatsingsbeleid laadinfrastructuur Zaltbommel 2021´.

Vastgesteld door de raad van Zaltbommel in zijn vergadering van 30 september 2021.

de raadsgriffier,

drs. M.S.P. (Monique) Muurling

de voorzitter,

P.C. (Pieter) van Maaren

TOELICHTING BIJ DE BELEIDSREGELS

1. Begripsbepalingen

Elektrische voertuigen: het gaat hierbij om alle voertuigen die op de openbare weg mogen rijden, geheel of gedeeltelijk op elektriciteit kunnen rijden en voorzien zijn van een stekker om op te laden. Het gaat hierbij om volledig elektrische auto’s of plug-in hybride elektrische auto’s bestemd voor personenvervoer, maar het kan bijvoorbeeld ook gaan om bestelbusjes.

2. Aanvraag vergunning en verkeersbesluit

Het is de bedoeling dat de aanbieder van de laadinfrastructuur de formele aanvraag voor de APV- vergunning en het verkeersbesluit indient. Wanneer een bewoner of bedrijf bij de gemeente aanklopt voor het plaatsen van een laadpaal of andere laadinfrastructuur op of aan de openbare weg, zal de gemeente hen doorverwijzen naar de aanbieders van laadinfrastructuur. De aanbieder van de laadinfrastructuur dient de aanvraag in bij de gemeente om APV-vergunning en verkeersbesluit.

 

Bewoners of bedrijven kunnen niet zelf een aanvraag voor een laadpaal op of aan de weg en een verkeersbesluit tot het aanwijzen van de bijbehorende parkeerplaats(en) indienen. Dit ter voorkoming van de mogelijke gedachte bij de bewoners of bedrijven dat zij daarmee het exclusieve recht krijgen op het gebruik van de betreffende laadpaal/laadinfrastructuur en de bijbehorende parkeerplaats(en). Op grond van de Wegenverkeerswetgeving kunnen voor bewoners of bedrijven ook geen eigen parkeerplaatsen worden aangewezen op de openbare weg. De enige uitzondering hierop is de individuele gehandicaptenparkeerplaats, die door middel van een verkeersbesluit kan worden aangewezen (Bord E6 met als onderbord het kenteken van de betreffende auto). Bij zo’n individuele gehandicaptenparkeerplaats kan uiteraard ook een laadpaal worden geplaatst, wanneer de betreffende persoon over een elektrisch voertuig beschikt. In dat geval hoeft er geen verkeersbesluit te worden genomen om het gebruik van de parkeerplaats te regelen, want dat is in feite al gebeurd.

3. Aanvraag locatie laadpaal/-infrastructuur

Bepaling spreekt voor zich.

4. Behoeftebepaling laadpaal/-infrastructuur

De aanvrager van de vergunning en het verkeersbesluit bij vraaggestuurde plaatsing zal moeten aantonen dat er voldoende behoefte bestaat aan een laadpunt op de betreffende locatie. Hij kan dit doen door middel van een afschrift van een of meerdere verzoeken hiertoe van potentiële gebruikers (naam en adresgegevens van de gebruiker en kenteken van elektrische voertuig(en)).

 

Bij het bepalen van de behoefte van potentiële gebruikers zal het college meewegen of zij de beschikking hebben of kunnen hebben over een eigen parkeergelegenheid bij de woning of het bedrijf.

5. Definitieve locatie laadpaal/-infrastructuur

De laadpalen/-infrastructuur worden bij voorkeur geplaatst op strategische zichtlocaties in de nabijheid van de woningen/bedrijven van potentiële gebruikers. De voorkeur gaat uit naar centrale, goed bereikbare plekken in de wijken, zoals langs wijkontsluitingswegen of doorgaande wegen.

 

Bij het toetsen van de laadpalen-/infrastructuur in het straatbeeld kan de gemeente bijvoorbeeld kijken naar de kleur, kwaliteit, hoogte en omvang hiervan en naar beschermde stads- en dorpsgezichten.

6. Volgorde besluitvorming

Het proces van de besluitvorming over de APV-vergunning en het verkeersbesluit kan gelijktijdig in gang worden gezet. Tegen beide besluiten staan echter de bezwaar- en beroepsmogelijkheden uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb) open. Belanghebbenden kunnen bezwaar maken tegen het verkeersbesluit, bijvoorbeeld omdat de parkeerdruk ter plaatse erg hoog is en er geen algemene parkeerplaatsen kunnen worden gemist.

 

De gemeente zal de parkeerplaats(en) voor het laden van elektrische voertuigen pas aanleggen, nadat het verkeersbesluit daartoe onherroepelijk is. We willen niet dat de laadinfrastructuur al vóór dit tijdstip wordt aangebracht. Daarom wordt de APV-vergunning eerst van kracht en kan de laadinfrastructuur dus eerst worden geplaatst, nadat het verkeersbesluit onherroepelijk is geworden. Dit wordt expliciet in de APV-vergunning als voorschrift opgenomen.

7. Plaatsing en beheer laadpaal/-infrastructuur

De aanvrager van de APV-vergunning voor het plaatsen van de laadpaal/-infrastructuur is tevens de beheerder hiervan. De APV-vergunning heeft een persoonlijk karakter (zie art. 1:5 model-APV). De laadpaal/-infrastructuur mag pas worden geplaatst als deze meteen in gebruik genomen kan worden. Wanneer de aanvrager het beheer over de laadpaal/-infrastructuur wil overdragen aan een andere partij, dan zal de aanvrager óf vooraf bij de aanvraag moeten vermelden voor wie de vergunning wordt aangevraagd óf achteraf toestemming moeten krijgen van de gemeente om de vergunning over te dragen. De beheerder is verantwoordelijk voor het plaatsen, beheren, onderhouden en exploiteren van de laadvoorziening en neemt alle kosten hiervoor voor zijn rekening. De beheerder brengt de kosten voor het opladen van de elektrische voertuigen in rekening bij de gebruikers hiervan.

8. Inrichting en beheer parkeerplaatsen

In de Wegenverkeerswet is geregeld dat de kosten voor het nemen van het verkeersbesluit en het plaatsen van verkeersborden en verkeerstekens op de openbare weg voor rekening komen van het bevoegd gezag dat het verkeersbesluit heeft genomen. Dit is doorgaans de gemeente, tenzij het gaat om parkeerplaatsen die onderdeel uitmaken van wegen die bij het rijk, een provincie of waterschap in beheer zijn. De gemeente kan deze kosten niet doorrekenen aan de aanvrager van de laadinfrastructuur.

9. Bereikbaarheid

Bepaling spreekt voor zich.

10. Openbaarheid laadpaal/-infrastructuur

Bepaling spreekt voor zich.

11. Interoperabiliteit

Bepaling spreekt voor zich.

12. Groene stroom

Bepaling spreekt voor zich.

13. Veiligheid

Bepaling spreekt voor zich.

14. Aansprakelijkheid

Door natrekking wordt de gemeente formeel juridisch eigenaar van de laadpalen en andere laadinfrastructuur, wanneer deze op of aan de weg in gemeentegrond worden geplaatst. De eigendom kan wel bij de aanvrager/beheerder van de laadinfrastructuur worden gelegd, maar dit kan alleen door verkopen van de ondergrond of het vestigen van een opstalrecht voor alle laadinfrastructuur. Het eerste is doorgaans niet gewenst en het tweede erg omslachtig (via notaris) en kostbaar.

 

Het is niet onoverkomelijk dat de gemeente formeel eigenaar wordt van de laadinfrastructuur, zolang de aansprakelijkheid voor alle schade, middels een overeenkomst, bij de aanvrager/beheerder wordt gelegd.

15. Betaald parkeren/vergunninghouders/blauwe zone

Wanneer parkeerplaatsen voor het opladen van elektrische voertuigen zijn gelegen in gebieden voor betaald parkeren, vergunninghouders, of een andere parkeerrestrictie, dan moeten de bestuurders van deze voertuigen zich aan de betreffende regels houden.

16. Handhaving

Onrechtmatig gebruik van een parkeerplaats voor het opladen van elektrische voertuigen ‘sec’ kan worden bestraft met een proces-verbaal (Mulder-feit). Eventueel kan het betreffende voertuig ook worden weggesleept, als de gemeente hiervoor een Wegsleepverordening heeft vastgesteld.

 

Wanneer de bestuurder van het betreffende voertuig tevens niet betaald heeft in een betaald parkeergebied, dan kan óók een fiscale naheffingsaanslag worden opgelegd.

 

Wanneer er sprake is van het parkeren zonder parkeervergunning in een vergunninghoudersgebied, dan kan een proces-verbaal (Mulder-feit) worden opgemaakt. Zie toelichting bij de Model-parkeerverordening.

17. Intrekken/wijzigen van vergunning en verkeersbesluit

Wanneer de aanvrager/beheerder zich niet aan de voorschriften van de APV-vergunning houdt, kan het college uiteindelijk de vergunning intrekken. Zo’n intrekkingsprocedure moet zorgvuldig worden doorlopen. Zie hiervoor de regels uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb): zie afdeling 3:2 Zorgvuldigheid en belangenafweging en artikel 4:8 en volgende (vooraf zienswijze inbrengen/horen).

 

In zo’n geval zal de beheerder zijn laadinfrastructuur moeten verwijderen. Is deze weigerachtig dan kan de gemeente dit afdwingen via een dwangsom en/of bestuursdwang.

 

Vervolgens kan de gemeente bezien of er een andere aanbieder van laadinfrastructuur geïnteresseerd is in het plaatsen hiervan, zodat de aangewezen parkeerplaatsen in stand kunnen blijven. Is dit niet het geval, dan zal de gemeente het betreffende verkeersbesluit kunnen intrekken en de parkeerplaatsen weer voor algemeen gebruik kunnen vrij geven.

 

Bij wegreconstructies of een (parkeer)beleidswijziging als gevolg waarvan een verplaatsing of opheffing van de aangewezen parkeerplaatsen noodzakelijk is, wordt de systematiek uit de Telecomwetgeving gevolgd. Als een wegreconstructie binnen 5 jaar na afgifte van de APV-vergunning plaatsvindt, betaalt de gemeente de kosten van verplaatsing van laadinfrastructuur. Vindt de reconstructie na meer dan 5 jaar plaats dan zijn de kosten voor rekening van de beheerder van de laadinfrastructuur (normaal ondernemersrisico). De kosten van het benodigde verkeersbesluit en de inrichting van de parkeerplaats(en) zijn voor rekening van de gemeente.

18. Informatie over gebruik laadinfrastructuur

Voor de gemeente is het in het kader van het doelmatig gebruik van de vaak schaarse parkeerruimte gewenst dat zij inzicht krijgt in het feitelijk gebruik van de laadinfrastructuur. Veelal zal een jaarlijks overzicht van het gebruik voldoende zijn.

19. Bijzondere omstandigheden

Hier is sprake van een zogenaamde ‘hardheidsclausule’ op grond waarvan het college in bepaalde uitzonderlijke en/of onvoorziene situaties kan afwijken van de beleidsregels.

20. Verlengd privaat oplaadpunt

Bepaling spreekt voor zich.

21. Slotbepaling

Bepaling spreekt voor zich.

BIJLAGE 1: JURIDISCH KADER

Ontheffing APV

Voor het plaatsen van voorwerpen op of aan de weg is een vergunning nodig van het college van burgemeester en wethouders op grond van art. 2:10 van de Algemeen Plaatselijke Verordening Zaltbommel (APV Zaltbommel). Het plaatsen van laadpalen of andere laadinfrastructuur wordt niet geacht te vallen onder ‘het gebruik van een weg overeenkomstig de publieke functie van een weg’.

 

In de voorschriften die aan de vergunning worden gekoppeld kan de gemeente eisen stellen aan de aanvrager (ook beheerder) van de laadpaal.

Artikel 2:10 Voorwerpen op of aan de weg (APV Zaltbommel)

  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning van het college de weg of een weggedeelte anders te gebruiken dan overeenkomstig de publieke functie daarvan.

  • 2.

    Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op:

    • a.

      evenementen als bedoeld in artikel 2:24;

    • b.

      standplaatsen als bedoeld in artikel 5:19;

    • c.

      overige gevallen waarin krachtens een wettelijke regeling een vergunning voor het gebruik van de weg is verleend;

    • d.

      situaties waarin wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatwerken, artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994, de Woningwet, of de provinciale wegenverordening;

    • e.

      voorwerpen of stoffen waarop gedachten of gevoelens worden geopenbaard.

  • 3.

    Het college kan categorieën van voorwerpen aanwijzen waarvoor het verbod in het eerste lid niet geldt en ten aanzien van die voorwerpen nadere regels stellen.

  • 4.

    Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het in het eerste lid bedoelde gebruik, voor zover dit een activiteit betreft als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder j. of onder k. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

  • 5.

    Een vergunning bedoeld in het eerste lid kan worden geweigerd:

    • a.

      indien het beoogde gebruik schade toebrengt aan de weg, gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering kan vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg;

    • b.

      indien het beoogde gebruik hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand;

    • c.

      in het belang van de voorkoming of beperking van overlast voor gebruikers van de in de nabijheid gelegen onroerende zaak.

  • 6.

    Op de vergunning bedoeld in het eerste lid is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

Verkeersbesluit

Wanneer de gemeente bereid is een vergunning te verlenen voor het plaatsen van een laadpaal of andere laadinfrastructuur op of aan de weg, dan ligt het voor de hand dat de gemeente de parkeerplaats(en) bij de laadvoorziening ook aanwijst als parkeerplaats voor alléén het opladen van elektrische voertuigen. Het college van burgemeester en wethouders kan hiertoe op grond van art. 18 Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994) jo. art. 12 Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (BABW) een verkeersbesluit nemen. In zo’n verkeersbesluit wijst het college de betreffende parkeerplaats(en) aan door middel van het plaatsen van de verkeersborden E08 met onderbord opladen elektrische voertuigen. Daarbij plaatst de gemeente ook het verkeersbord met daarop een pijl(en) naar de desbetreffende parkeerplaats(en) voor het opladen van elektrische voertuigen.

Artikel 18 WVW 1994

  • 1.

    Verkeersbesluiten worden genomen:

    • a.

      voor zover zij betreffen het verkeer op wegen onder beheer van het Rijk door Onze Minister;

    • b.

      voor zover zij betreffen het verkeer op wegen onder beheer van een provincie door gedeputeerde staten;

    • c.

      voor zover zij betreffen het verkeer op wegen onder beheer van een waterschap door het algemeen bestuur of, krachtens besluit van het algemeen bestuur, door het dagelijks bestuur;

    • d.

      voor zover zij betreffen het verkeer op andere wegen door burgemeester en wethouders, of krachtens besluit van hen, door een door hen ingestelde bestuurscommissie of het dagelijks bestuur van een deelgemeente.

  • 2.

    Indien het beheer over een weg wordt overgedragen, blijven de verkeersbesluiten die de oorspronkelijke wegbeheerder ten aanzien van het verkeer op die weg heeft vastgesteld, van kracht totdat zij zijn vervangen.

  • 3.

    Bij algemene maatregel van bestuur worden regels vastgesteld omtrent de eisen waaraan verkeersbesluiten dienen te voldoen alsmede omtrent de totstandkoming en de inwerkingtreding van die besluiten.

Artikel 12 BABW

De plaatsing of verwijdering van de hierna genoemde verkeerstekens moet geschieden krachtens een verkeersbesluit:

 

De borden die zijn opgenomen in de hoofdstukken A tot en met G van bijlage 1, behorende bij het RVV 1990, uitgezonderd de borden C22 en E9, alsmede de borden E4, E12 en E13 tenzij onder deze verkeersborden een onderbord als bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel d, wordt aangebracht, dan wel toepassing wordt gegeven aan artikel 8, derde lid.

Overige vergunningen/ontheffingen

Voor het aansluiten van laadpalen en/of andere laadinfrastructuur op het elektriciteitsnetwerk in de openbare ruimte op of aan de weg is op grond van APV (art. 2:11) of van de Modelverordening werkzaamheden kabels en leidingen 2013 (art. 5) veelal ook een melding, vergunning of ontheffing nodig. De aanvrager van de laadinfrastructuur is verantwoordelijk voor de melding of de aanvraag van de benodigde vergunningen en/of ontheffingen, inclusief Klic-melding.

Artikel 2:11 APV Zaltbommel (Omgevings)vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg

  • 1.

    Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning een weg aan te leggen, de verharding daarvan op te breken, in een weg te graven of te spitten, aard of breedte van de wegverharding te veranderen of anderszins verandering te brengen in de wijze van aanleg van een weg.

  • 2.

    De vergunning wordt verleend: a. als omgevingsvergunning door het bevoegd gezag, indien de activiteiten zijn verboden bij een bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit; of b. door het college in de overige gevallen.

  • 3.

    Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing indien in opdracht van een bestuursorgaan of openbaar lichaam publieke taken worden verricht.

  • 4.

    Het verbod is voorts niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de provinciale wegenverordening, de waterschapskeur, de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde Telecommunicatieverordening.

  • 5.

    Op de vergunning bedoeld in het eerste lid is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

Modelverordening werkzaamheden kabels en leidingen

Artikel 5. Vergunning

  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders werkzaamheden uit te voeren in of op openbare gronden inzake de aanleg, instandhouding of opruiming van kabels en leidingen.

  • 2.

    Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de provinciale wegenverordening of de waterschapskeur.

Naar boven