Gemeenteblad van Zaltbommel
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Zaltbommel | Gemeenteblad 2021, 351285 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Zaltbommel | Gemeenteblad 2021, 351285 | beleidsregel |
Beleidsregels bijzondere bijstand 2021 Bommelerwaard
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 4. Aanleveren bewijsstukken
Declaraties (bewijsstukken/bonnen) van kosten waarvoor bijzondere bijstand op declaratiebasis is toegekend, moeten voor 1 april van het jaar volgend op het jaar waarin de bijzondere bijstand is toegekend, worden ingeleverd. Bewijsstukken van kosten die later dan deze datum zijn ingediend, worden niet meer uitbetaald.
Hoofdstuk 2 Draagkracht en draagkrachtperiode
Bij de vaststelling van het inkomen wordt uitgegaan van het periodieke inkomen van de belanghebbende(n) gedurende de drie maanden voorafgaand aan de maand waarin de kosten zijn gemaakt. Van deze periode van drie maanden wordt een gemiddeld inkomen per maand berekend. Tenzij dit geen juist inzicht geeft.
Bij het in aanmerking te nemen inkomen (volgens artikel 32 en 33 van de wet) exclusief vakantiegeld geldt een vrijlating van 10% bovenop de van toepassing zijnde bijstandsnorm exclusief vakantiegeld. Van het inkomen dat hoger is dan 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm, wordt in beginsel 100% als draagkracht in aanmerking genomen bij de vaststelling van de hoogte van de bijzondere bijstand.
Woonkostentoeslag voor een huurwoning, gehuurde woonwagen of gehuurde woonboot:
Indien belanghebbende een woning bewoont waarvan de hoogte van de woonkosten, gelet op artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag geen belemmering vormt voor toekenning van die huurtoeslag, maar hij door omstandigheden buiten zijn schuld nog geen aanspraak kan maken op deze toeslag, wordt een woonkostentoeslag verstrekt tot de datum waarop belanghebbende wel in aanmerking komt voor huurtoeslag.
Woonkostentoeslag voor woonkosten boven de maximale huurprijs zoals omschreven in artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag wordt verstrekt wanneer belanghebbende een woning in huur of eigendom bewoont. Er wordt een toeslag verstrekt welke in overeenstemming met artikel 12 lid 1 onder b van deze beleidsregels is berekend met dien verstande dat de woonkosten die uitgaan boven de maximale rekenhuur volledig voor bijzondere bijstand in aanmerking komen.
De woonkostentoeslag wordt verstrekt tot de datum waarop de belanghebbende wel aanspraak kan maken op huurtoeslag en, als huurtoeslag niet aan de orde is, voor de periode van maximaal zes maanden. Deze periode van zes maanden kan verlengd worden met zes maanden indien bijzondere omstandigheden daartoe noodzaken. De aantoonplicht ligt hierbij bij de belanghebbende.
Aan de woonkostentoeslag zoals beschreven in het eerste lid, wordt met toepassing van artikel 55 van de Participatiewet de verplichting verbonden dat belanghebbende zo spoedig mogelijk verhuist naar een goedkopere woning, waarvoor geen aanspraak meer gedaan hoeft te worden op woonkostentoeslag, dan wel, indien de woning een eigen woning betreft, de woning zo spoedig mogelijk te koop aanbiedt, tenzij zwaarwegende belangen zich daartegen verzetten.
Hoofdstuk 4 Individuele Inkomenstoeslag
Artikel 14. Het recht op individuele inkomenstoeslag
Het college verleent een belanghebbende op verzoek een individuele inkomenstoeslag indien hij voldoet aan de voorwaarden als opgenomen in artikel 36 van de wet en de Verordening individuele inkomenstoeslag 2018.
Artikel 16. Aanwezigheid van uitzicht op inkomensverbetering
Uitzicht op inkomensverbetering, als bedoeld in artikel 36 van de wet, wordt aanwezig geacht indien aannemelijk is dat de belanghebbende binnen 12 maanden inkomsten gaat ontvangen die hoger zijn dan de toepasselijke bijstandsnorm. Is daarvan pas na 12 maanden sprake, dan wordt dit uitzicht op inkomensverbetering (voor de komende 12 maanden) niet aanwezig geacht.
Uitzicht op inkomensverbetering wordt ook aanwezig geacht bij de belanghebbende die een opleiding volgt als bedoeld in de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (Wtos), dan wel een studie genoemd in de Wet Studiefinanciering (WSF 2000) volgt of die in de 12 maanden voorafgaand aan de peildatum heeft gevolgd.
Hoofdstuk 5 Individuele verstrekkingen
Artikel 18. Inrichtingskrediet
De kosten van woninginrichting worden tot de periodiek dan wel incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan gerekend. Deze kosten dienen dan ook in beginsel te worden bestreden uit het inkomen, hetzij door middel van reservering vooraf, hetzij door middel van gespreide betaling achteraf.
Indien er sprake is van bijzondere omstandigheden kan er worden afgeweken van het eerste lid. Van bijzondere omstandigheden kan sprake zijn indien er een medische of sociale noodzaak voor het maken van de kosten bestaat of wanneer een belanghebbende in het kader van de taakstelling huisvesting verblijfsgerechtigden in de Bommelerwaard komt wonen.
In afwijking van huishoudtypen (en inventarispakketten) die door het Nibud onderscheiden worden, worden op de adressen waar meerdere mensen op basis van kamerbewoning gehuisvest zijn (bijvoorbeeld op Dreef 2 en Voorstraat 12b te Hedel) de hoogte van de bijzondere bijstand voor een complete woninginrichting vastgesteld op maximaal 37% van het genoemde bedrag voor alleenstaanden.
Onder reiskosten worden in ieder geval verstaan in verband met het bezoek:
Aan een gezinslid of naast familielid dat verblijft in een ziekenhuis, mits dat verblijf langdurig van aard is. Daarvan is sprake indien en voor zover het afleggen van de bezoeken langer dan twee weken voortduurt. Alleen de kosten die ná twee weken worden gemaakt, kunnen voor bijzondere bijstand in aanmerking komen.
Er bestaat recht op bijzondere bijstand voor reiskosten indien er geen sprake is van een voorliggende voorziening en deze kosten noodzakelijk zijn en voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. De reiskosten van minderjarige kinderen van de belanghebbende als bedoeld in het eerste lid kunnen ook voor bijzondere bijstand in aanmerking komen.
Het college kan bijzondere bijstand verlenen voor de reiskosten gerekend vanaf 15 kilometer (enkele reis) voor het volgen van voortgezet onderwijs indien:
Er sprake is van speciaal voortgezet onderwijs.
Onder speciaal onderwijs wordt verstaan onderwijs aan kinderen die vanwege leer- of gedragsproblemen, lichamelijke, zintuiglijke of verstandelijke handicaps of door gedragsstoornissen extra zorg op school nodig hebben. Hierbij dient een onderscheid te worden gemaakt met bijzonder onderwijs. Dit betreft onderwijs dat vanwege een bepaalde levensbeschouwelijke (bijvoorbeeld godsdienstige, maatschappelijke of onderwijskundige) visie wordt gevolgd. Voor reiskosten naar deze vorm van onderwijs wordt geen bijzondere bijstand verstrekt omdat er aan het volgen van dit onderwijs een eigen vrijwillige keuze ten grondslag ligt.
Bij het volgen van regulier voortgezet onderwijs is er geen sprake van verstrekken van bijzondere bijstand voor reiskosten omdat binnen de regio vanuit elke kern het voortgezet onderwijs binnen een redelijke reisafstand (met de fiets) te bereiken is. Een uitzondering kan gemaakt worden als een jongere vanwege een verstandelijke, psychische of lichamelijke beperking niet met de fiets naar school kan.
Hoofdstuk 6 Categoriale verstrekkingen bijzondere bijstand
Artikel 24. Collectieve zorgverzekering voor minima (CZM)
Belanghebbende met een netto maandinkomen tot 130% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm kunnen deelnemen aan de collectieve zorgverzekering van VGZ. Het gaat om 2 pakketten: VGZ GemeentePakket Compact en VGZ GemeentePakket Compleet + € 0 eigen risico. Voor de aanvullende verzekering zijn kortingsafspraken gemaakt. Voor de premie van het aanvullende deel wordt gedeeltelijk een bijdrage verstrekt die al in de premie richting de belanghebbende is verwerkt. De belanghebbende kan geen aanspraak maken op de bijdrage zelf. Ook zijn afspraken gemaakt over vergoedingen in het zogenaamde GemeentePakket.
Toelichting Beleidsregels bijzondere bijstand 2021 Bommelerwaard
De verlening van bijzondere bijstand is geregeld in de Participatiewet.
In artikel 35 is bepaald dat bijzondere bijstand wordt verstrekt voor de noodzakelijke kosten van het bestaan die als gevolg van bijzondere individuele omstandigheden niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm. Niet de aard van de kosten is bepalend, maar de omstandigheden van de belanghebbende. De beoordeling van deze bijzondere individuele omstandigheden is aan het college. De landelijk geregelde bijstandsnorm zal in de regel toereikend zijn voor de noodzakelijke bestaanskosten.
De landelijk geldende wettelijke voorschriften beperken zich tot hoofdzaken en geven gemeenten veel ruimte tot het maken van eigen beleid. Deze beleidsregels schetsen de kaders waarbinnen bijzondere bijstand in de gemeenten Maasdriel en Zaltbommel worden verleend. Gemeente Maasdriel is door gemeente Zaltbommel gemandateerd om de minimaregelingen en de bijzondere bijstand uit te voeren. Vandaar de titel: beleidsregels bijzondere bijstand Bommelerwaard.
In 2005 zijn er naar aanleiding van jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep nieuwe inzichten ontstaan over de noodzaak en de status van een verordening voor de bijzondere bijstand. De uitvoering van de wet is aan burgemeester en wethouders opgedragen en de gemeenteraad is om die reden niet bevoegd om een verordening te maken voor de uitvoering van de bijzondere bijstand. Uiteraard met uitzondering van de zaken die de Participatiewet aan de gemeenteraad opdraagt, zoals de verordening Individuele inkomenstoeslag.
De individuele uitvoering van de bijzondere bijstand laat onverlet dat het college daarvoor beleidsregels kan opstellen. Beleidsregels dragen bij aan de rechtsgelijkheid en rechtszekerheid en zijn ook van belang voor de doelmatigheid van de uitvoering.
In dit artikel worden de begrippen toegelicht.
Artikel 2. Vorm van de bijstand
In dit artikel is de vorm van de bijstand geregeld. Ook de mogelijkheid om bij tekortschietend besef van de verantwoordelijkheid af te wijken van de hoofdregel dat de bijstand om niet wordt verstrekt. Hierbij moet gedacht worden aan situaties waarin de belanghebbende door eigen toedoen een beroep op de bijstand moet doen. De bijstand kan dan in de vorm van een geldlening verstrekt worden.
De bijstand wordt op grond van de Participatiewet toegekend vanaf de dag waarop dit recht is ontstaan, voor zover deze dag niet ligt voor de dag waarop belanghebbende zich heeft gemeld om bijstand aan te vragen. Een ongewenst gevolg hiervan voor de praktijk is dat het tot veel afwijzende besluiten leidt. Vandaar de bepaling dat een belanghebbende de aanvraag voor bijzondere bijstand tot 1 april volgend op het jaar waarin de kosten zijn gemaakt of waarop de kosten betrekking hebben, kan indienen.
Deze regel heeft echter geen betrekking op de kosten genoemd in artikel 13 van deze beleidsregels. Een woonkostentoeslag heeft namelijk betrekking op de maandelijkse noodzakelijk kosten van het bestaan. Hiervoor geldt de hoofdregel van de Participatiewet dat er geen bijstand met terugwerkende kracht verstrekt wordt, tenzij er sprake is van bijzondere omstandigheden. Ook geldt deze bepaling niet voor bijzondere bijstand voor incidenteel voorkomende algemene bestaanskosten.
Artikel 5. Algemene voorwaarden
In paragraaf 2.2 van de Participatiewet staan de algemene voorwaarden voor het recht op (bijzondere) bijstand. Dat betekent dat het college (in principe) geen bijzondere bijstand mag verlenen als een van deze artikelen van toepassing is.
Artikel 6. Hoogte van de bijzondere bijstand
In dit artikel wordt verwezen naar de normbedragen zoals deze voor de verschillende bijzondere kostensoorten verstrekt kunnen worden.
Bij het vaststellen van de noodzaak en/of de hoogte van de bijzondere bijstand is het college niet altijd ter zake kundig. In die gevallen heeft het college de bevoegdheid om deskundigenadvies in te winnen.
Het college hanteert bij de uitvoering van de bijzondere bijstand geen drempelbedrag.
Het college heeft besloten dat voor de bepaling van aanspraak op bijzondere bijstand en regelingen in het kader van minimabeleid wordt uitgegaan van hetzelfde vermogen zoals dat wordt vastgesteld voor de algemene bijstand.
In lid 2 is bepaald dat er met de overwaarde van de eigen woning rekening kan worden gehouden. Dit kan betekenen dat de belanghebbende door het aangaan of ophogen van een hypothecaire geldlening geacht wordt zelf in de kosten te kunnen voorzien.
Het college heeft een discretionaire bevoegdheid om te bepalen welk deel van de middelen in aanmerking wordt genomen voor de draagkracht als bijzondere bijstand wordt aangevraagd. Met de invoering van de Participatiewet betekent dit dat het college zich moet beraden op de vraag of bij de bepaling van de draagkracht rekening wordt gehouden met de kostendelersnorm of niet.
Het college oordeelt dat voor bijzondere bijstand uitgegaan wordt van de norm zonder rekening te houden met eventuele kostendelers. Er bestaat alleen recht op bijzondere bijstand als er sprake is van kosten voortvloeiende uit bijzondere omstandigheden en noodzakelijke kosten. Dat iemand eventuele woonkosten kan delen doet aan de bijzondere kosten op zichzelf niet af. Deze individuele bijzondere kosten kunnen niet direct of indirect worden afgewenteld op andere personen met wie wel algemene kosten gedeeld kunnen worden.
Het inkomen is de som van alle netto inkomensbestanddelen exclusief vakantiegeld waarover de alleenstaande of het gezin beschikt of redelijkerwijs kan beschikken. Besloten is dat een verstrekte individuele inkomenstoeslag niet tot de middelen wordt gerekend bij het beoordelen van het recht op bijzondere bijstand. Dit omdat er een rechtsongelijkheid kan ontstaan wanneer er wel rekening wordt gehouden met een eerder verstrekte individuele inkomenstoeslag. Bij een belanghebbende die een individuele inkomenstoeslag reeds heeft ontvangen wanneer hij daarna bijzondere bijstand aanvraagt, wordt de verstrekte toeslag bij het inkomen opgeteld. Bij een belanghebbende die eerste een aanvraag voor bijzondere bijstand indient en later de individuele inkomenstoeslag aanvraagt, wordt de toeslag niet meegerekend bij zijn inkomen.
Bij een inkomen tot aan 110% van de geldende bijstandsnorm wordt de draagkracht op nihil vastgesteld. Bij een inkomen dat boven deze grens zit, wordt dat meerdere inkomen volledig geteld als draagkracht.
Bij belanghebbenden die een minnelijke regeling hebben in het kader van de WSNP of het traject schuldhulpverlening van de gemeente, wordt de draagkracht op nihil gesteld. De consulent schuldhulpverlening maakt tijdens het kennismakingsgesprek met de belanghebbende een beoordeling van het traject dat ingezet gaat worden. Dit vormt het startmoment.
Artikel 11. Draagkrachtperiode
Het college bepaalt het begin en de duur van de periode waarover het vermogen en het inkomen in aanmerking wordt genomen. Uit de wetsgeschiedenis komt naar voren dat in beginsel de draagkracht over een periode van een jaar in aanmerking wordt genomen, dat wil zeggen: de periode van 12 maanden volgend op het maken van de bijzondere kosten.
De draagkrachtperiode kan afwijkend worden vastgesteld. Dit is in ieder geval aan de orde in de situaties genoemd in artikel 10 lid 5.
Artikel 12. Wijziging draagkracht(periode)
In het belang van de rechtszekerheid en de uitvoeringspraktijk geldt als uitgangspunt dat de draagkracht binnen de vastgestelde draagkrachtperiode in beginsel voor die periode definitief is. Een eenmaal vastgestelde draagkracht wordt in beginsel niet meer aangepast. Mogelijke uitzonderingen hierop zijn wijzigingen in de gezinssituatie.
Dit artikel regelt het recht op woonkostentoeslag.
Deze situatie kan zich voordoen dat er aanspraak is op huurtoeslag, alleen dat deze aanspraak tijdelijk nog niet ten gelde kan worden gemaakt. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan een plotselinge daling in het inkomen. Deze daling kan ertoe leiden dat de huur niet meer vanuit het inkomen kan worden voldaan en er, gelet op het rekeninkomen, nog geen recht bestaat op huurtoeslag. Dit recht ontstaat dan pas in het volgende toeslagtijdvak. Gedurende de periode tot aan de toekenning van de huurtoeslag kan er dan een woonkostentoeslag worden verstrekt.
Daarnaast hebben personen met een eigen huis geen recht op huurtoeslag. Indien er sprake is van een dusdanig laag inkomen dat de woonkosten niet (volledig) vanuit dit inkomen betaald kan worden, bestaat in principe recht op woonkostentoeslag.
Verder is de mogelijkheid tot het opleggen van een verhuisplicht geregeld. Zwaarwegende belangen kunnen bestaan uit het feit dat het niet wenselijk is om belanghebbende te dwingen hun huis met verlies te verkopen waardoor zij worden geconfronteerd met een schuld. Ook de duur van de bijstandsafhankelijkheid dient betrokken te worde bij de overweging of een verhuis- of verkoopplicht moet worden opgelegd.
Artikel 14. Het recht op individuele inkomenstoeslag
Op grond van artikel 36 Participatiewet bestaat recht op de individuele inkomenstoeslag als uitzicht op inkomensverbetering ontbreekt.
Artikel 15. ontbreken uitzicht op inkomensverbetering
Het ontbreken van uitzicht op inkomensverbetering wordt aanwezig geacht indien niet werkende uitkeringsgerechtigden voldoen aan de eis van de referteperiode.
In situaties dat mensen al dan niet in deeltijd werken en inkomen verwerven dat niet boven de gestelde inkomensgrens uitkomt, is de bedoeling van het vooruitzicht op verbetering van de inkomenspositie afhankelijk van de persoonlijke omstandigheden. Als uitbreiding van het dienstverband of een beter betaald dienstverband (met meer uren) elders niet mogelijk is door de gezondheid of andere in de persoon gelegen factoren kan gesteld worden dat het uitzicht op inkomensverbetering er niet is.
Studenten worden expliciet uitgesloten van de individuele inkomenstoeslag. De overweging hierachter is dat bij studenten, die zich met hun studie voorbereiden op de beroepspraktijk op hoger niveau, geen sprake is van het ontbreken van zicht hebben op inkomensverbetering.
Als het perspectief op inkomensverbetering van een student zich door in de persoon gelegen factoren slechts langzaam ontwikkeld, kan dat reden zijn om gebruik te maken van de inherente afwijkingsbevoegdheid van artikel 4:84 Awb. De situatie van de student dient dan echter vergelijkbaar te zijn met die van de werkenden met een langdurig laag inkomen.
In beginsel moeten incidenteel (of periodiek) voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan worden voldaan uit iemands middelen via reservering dan wel via gespreide betaling achteraf. Het niet of onvoldoende kunnen reserveren vanwege de aflossing op schulden is in principe geen bijzondere omstandigheid volgens vaste jurisprudentie.
Artikel 18. Inrichtingskrediet
Onder inrichtingskosten behoren, naast de duurzame gebruiksgoederen, ook de stoffering (vloerbedekking, gordijnen, vitrage, etc.). De zorg voor een zogenaamde eerste woninginrichting moet gerekend worden tot de eigen verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan. Hiervoor dient altijd te worden gereserveerd. Als een belanghebbende niet (voldoende) heeft gereserveerd, is slechts in uitzonderlijke situaties bijstandsverlening mogelijk. Een voorbeeld hiervan zijn statushouders die voor het eerst in de Bommelerwaard worden gehuisvest.
Artikel 19. (Sociaal) medische kosten
Het is de eigen verantwoordelijkheid van een belanghebbende om zich in voldoende mate te verzekeren tegen medische kosten (inclusief tandartskosten). De gemeente geeft een bijdrage in de premie van de aanvullende zorgverzekering van de Collectieve zorgverzekering minima bij welke een belanghebbende zich kan verzekeren. En heeft afspraken gemaakt over de inhoud van de pakketten.
De basisverzekering is een passende en toereikende voorziening samen met de Zorgverzekeringswet en de Wet langdurige zorg. Aanvragen voor medische kosten, die op grond van de aanvullende verzekering voor vergoeding in aanmerking komen, worden ook meestal afgewezen. In zeer schrijnende situaties behoort het verstrekken van bijzondere bijstand voor medische kosten tot de mogelijkheden.
Dit artikel bevat de regels voor het verlenen van bijzondere bijstand voor reiskosten die worden gemaakt voor het bezoeken van gezinsleden en naaste familieleden. Daaronder worden verstaan: de partner van de aanvrager of diens eerste of tweede graad bloedverwanten. In het algemeen geldt dat iedereen reiskosten heeft of kan hebben in verband met verplaatsingen die verband houden met het afleggen van bezoeken. Dat zijn algemene voorkomende kosten van het bestaan die niet noodzakelijk zijn in de zin van de wet dan wel niet voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. Dergelijke kosten moet iemand in beginsel zelf uit zijn inkomen bekostigen. Er kunnen zich echter omstandigheden voordoen die meebrengen dat reiskosten noodzakelijk zijn én kunnen voortvloeien uit bijzondere omstandigheden.Dit is bijvoorbeeld het geval bij kinderen van statushouders die vanwege de taalbarrière naar een internationale schakelklas moeten. Van sommige kinderen kan niet verlangd worden dat zij zelfstandig met de fiets naar dit onderwijs fietsen. Voor deze reiskosten worden de daadwerkelijke kosten op basis van OV 2e klasse vergoed. Meerkosten ten opzichte van de gebruikelijke afstand van 15 kilometer is in de praktijk lastig uitvoerbaar.
De kosten van de uitvaart vallen toe aan de nalatenschap van de overledene. Indien een belanghebbende de nalatenschap vol heeft aanvaard, is hij verantwoordelijk voor die kosten. In het geval van meerdere erven zijn alle erfgenamen naar rato verantwoordelijk voor de kosten. Het kan enige tijd duren voordat bekend is of de nalatenschap vol wordt aanvaard omdat bijvoorbeeld niet bekend is of er schulden zijn.
Artikel 22. Kosten bewindvoering , mentorschap en curatele
Sinds 1 januari 2014 is de taakomschrijving van de bewindvoerder uitgebreid. Daaraan is toegevoegd dat de bewindvoerder voor de rechthebbende alle handelingen kan uitvoeren die bijdragen aan een goede uitvoering van de taken. Die bestaan in ieder geval uit het beheer en beschikking van de onder bewind staande goederen. Problematische schulden en verkwisting kunnen redenen zijn om beschermingsbewind uit te spreken. De hoogte van de bijzondere bijstand wordt gebaseerd op de Regeling curatoren, bewindvoerders en mentoren. Het spreekt voor zich dat alleen bijzondere bijstand mogelijk is indien de Kantonrechter een beschikking heeft afgegeven voor een beschermingsmaatregel.
De Wet op de rechtsbijstand (Wrb) is een aan de Participatiewet voorliggende voorziening. De Wrb regelt de rechtsbijstand aan minder draagkrachtigen. De uitvoering hiervan is opgedragen aan de Raad voor Rechtsbijstand. De Raad voor Rechtsbijstand beoordeelt onder andere de verzoeken om toevoeging van een rechtsbijstandsverlener en regelt de betaling van de advocaat. De Wrb heeft geen betrekking op de betaling van griffiegelden en kent bovendien een eigen bijdrage. Ten aanzien van deze kosten kan de Wrb niet als een passende en toereikende voorliggende voorziening worden aangemerkt waardoor beide kostensoorten in aanmerking kunnen komen voor bijzondere bijstand.
Artikel 24. Collectieve zorgverzekering voor minima (CZM)
De mogelijkheid om categoriale bijstand te verlenen in de vorm van een aanvullende ziektekostenverzekering is geregeld in artikel 35 lid 6 van de Participatiewet. Hiermee kan het niet-gebruik van noodzakelijke voorzieningen worden teruggedrongen. De inkomensgrens wordt hierbij vastgesteld op 130% van de bijstandsnorm.
Artikel 25. Overige en slotbepalingen
Deze regels treden in werking met ingang van 1 januari 2021.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2021-351285.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.