Tweede wijziging van de Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Hellendoorn 2019

Nijverdal, 21 september 2021 Nr. 2021-021020

 

De raad van de gemeente Hellendoorn,

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en de artikelen 2.1.4, 2.1.4a, eerste, tweede, vijfde en zesde lid, 2.1.4b, tweede lid, 2.1.5, eerste lid van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 24 augustus 2021;

B e s l u i t:

I. vast te stellen de:

Tweede wijziging van de Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Hellendoorn 2019

Artikel 1

Artikel 1, tweede lid wordt (in alfabetische volgorde) uitgebreid met de volgende begrippen:

  • -

    beschermd wonen: toezicht en begeleiding, gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie, het psychisch en psychosociaal functioneren, stabilisatie van een psychiatrisch ziektebeeld, het voorkomen van verwaarlozing of maatschappelijke overlast of het afwenden van gevaar voor de cliënt of anderen, bestemd voor personen met psychische of psychosociale problemen, waardoor ze ongepland en 24 uur per dag een beroep moeten kunnen doen op begeleiding. Deze begeleiding kan plaatsvinden in een accommodatie van de zorgaanbieder, maar dit hoeft niet;

  • -

    Cimot Almelo: centrale intake maatschappelijke opvang en beschermd wonen, zijnde het loket waar een cliënt zich kan melden voor een hulpvraag beschermd wonen en maatschappelijke opvang;

  • -

    maatschappelijke opvang: onderdak en begeleiding voor personen die de thuissituatie hebben verlaten, al dan niet in verband met risico's voor hun veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, en niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving;

Artikel 2

Aan artikel 2.1 wordt een vijfde lid toegevoegd:

Artikel 2.1 Hulpvragen via de gemeente (de melding)

  • 5.

    In afwijking van het gestelde in het eerste lid, wordt een melding gericht op beschermd wonen of maatschappelijke opvang door of namens de cliënt ingediend bij het Cimot Almelo, die de melding verder in behandeling neemt.

Artikel 3

Artikel 2.7, eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

Artikel 2.7 Gesprek

  • 1.

    Een gesprek maakt deel uit van het onderzoek. Het gesprek wordt gevoerd met de cliënt en/of zijn (wettelijke) vertegenwoordiger, en - voor zover nodig - met zijn mantelzorger, familie of een onafhankelijke cliëntondersteuner.

Artikel 4

Artikel 2.11, vierde lid wordt verwijderd.

Artikel 5

In hoofdstuk 4 Voorzieningen maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp wordt een nieuw artikel toegevoegd:

Artikel 4.1 Algemene voorzieningen maatschappelijke ondersteuning

De volgende vormen van algemene voorzieningen voor inwoners van de gemeente zijn beschikbaar:

  • -

    welzijnswerk;

  • -

    vervoersvoorziening;

  • -

    maatschappelijk werk;

  • -

    mantelzorgondersteuning; en

  • -

    cliëntondersteuning.

Artikel 6

Artikel 4.1 wordt vernummerd naar artikel 4.2 en tussen de onderdelen 1 en 2 wordt een nieuw tweede onderdeel toegevoegd waarbij de bestaande onderdelen 2-7 worden vernummerd tot 3-8.

Artikel 4.2 Maatwerkvoorzieningen maatschappelijke ondersteuning

De volgende maatwerkvoorzieningen maatschappelijke ondersteuning zijn beschikbaar:

  • 2.

    Module consultatie;

Artikel 7

Artikel 4.2 wordt vernummerd naar artikel 4.3 en als volgt gewijzigd:

Artikel 4.3 Algemene voorzieningen jeugdhulp

De volgende vormen van algemene voorzieningen voor jeugdigen en hun ouders dan wel opvoeders zijn beschikbaar:

  • -

    Voorlichting;

  • -

    Informatie en advies;

  • -

    Preventieve opvoed- en opgroeiondersteuning.

Artikel 8

Artikel 4.3 wordt vernummerd naar artikel 4.4.

Artikel 9

Aan artikel 7.1 wordt na het vijfde lid een nieuw zesde lid ingevoegd. Het bestaande zesde lid wordt vernummerd naar zevende lid.

Artikel 7.1 Algemeen

  • 6.

    Aanbieders die beroepsmatig ondersteuning of jeugdhulp bieden, maar niet aan alle kwaliteitseisen voldoen, zoals bedoeld in het vijfde lid, onderdeel b, moeten tenminste aan de volgende kwaliteitseisen voldoen:

    • -

      de aanbieder moet ingeschreven staan bij de Kamer van Koophandel;

    • -

      de hulpverlener moet op verzoek een actuele Verklaring Omtrent Gedrag over kunnen leggen. De kosten van de Verklaring zijn voor rekening van de hulpverlener/aanbieder;

    • -

      de hulpverlener moet aantoonbaar over een adequate opleiding beschikken;

    • -

      de aanbieder moet meewerken aan een cliënt-ervaringsonderzoek en/of daarvoor de benodigde informatie verstrekken;

    • -

      de jeugdhulp werkzaamheden worden ingericht volgens het kwaliteitskader jeugd;

    • -

      de jeugdhulpverlener moet, voor zover dit voor de aard van de dienstverlening vereist is, beschikken over een SKJ- of BIG-registratie.

Artikel 10

Artikel 9.1 wordt als volgt gewijzigd:

Artikel 9.1 Bijdrage in de kosten van maatwerkvoorzieningen

  • 1.

    Een cliënt is een bijdrage verschuldigd voor een maatwerkvoorziening in natura of pgb, zolang hij van de maatwerkvoorziening gebruik maakt of gedurende de periode waarvoor het pgb wordt verstrekt, met uitzondering van de in artikel 9.2 genoemde voorzieningen.

  • 2.

    De bijdrage voor een maatwerkvoorziening is gelijk aan de kostprijs, tot maximaal het door de wetgever vastgestelde bedrag per maand, als bedoeld in artikel 2.1.4a, vierde lid van de wet.

  • 3.

    In afwijking van het tweede lid is de cliënt voor het gebruik van de maatwerkvoorziening collectief vervoer (regiotaxi) een op het reguliere openbaar vervoertarief gebaseerde ritbijdrage verschuldigd. Deze ritbijdrage bestaat uit een opstaptarief van € 0,99 en een tarief per afgelegde kilometer van € 0,203 (en een eventulee reserveringstoeslag van € 3,--) uitgaande van maximaal 1500 kilometer per jaar en een maximale afstand van een rit van 25 kilometer.

  • 4.

    De in het derde lid genoemde bedragen zijn uitgedrukt in het prijspeil 2021 en worden ieder opvolgend kalenderjaar gewijzigd aan de hand van de stijging van de tarieven van het reguliere openbaar vervoer.

Artikel 11

Artikel 9.2 wordt als volgt gewijzigd:

Artikel 9.2 Geen bijdrage verschuldigd

Voor de volgende maatwerkvoorzieningen is geen bijdrage verschuldigd:

  • a.

    noodzakelijk vervoer van de cliënt van en/of naar de locatie waar de ondersteuning wordt geboden in verband met een medische noodzaak of beperkingen in de zelfredzaamheid;

  • b.

    een woonvoorziening in de vorm van een pgb voor huurderving;

  • c.

    een maatwerkvoorziening die verstrekt wordt in de vorm van een financiële tegemoetkoming voor vervoer of verhuis- en inrichtingskosten.

Artikel 12

Artikel 9.3 wordt als volgt gewijzigd:

Artikel 9.3 Ingangsdatum bijdrage

  • 1.

    De bijdrage in de kosten voor een algemene voorziening is verschuldigd vanaf het moment van gebruik van de voorziening.

  • 2.

    De bijdrage in de kosten voor een maatwerkvoorziening in natura of pgb is verschuldigd per de eerste van de maand, volgend op de datum van de beschikking.

  • 3.

    In afwijking van het tweede lid is de bijdrage verschuldigd per de eerste van de maand van de datum van de beschikking, als de beschikking is gedateerd op de eerste van de maand.

Artikel 13

Artikel 9.4 wordt als volgt gewijzigd

Artikel 9.4 Bijdrage in de kosten van algemene voorzieningen

  • 1.

    Een cliënt kan bij het gebruik van een algemene voorziening, met uitzondering van cliëntondersteuning, een bijdrage verschuldigd zijn.

  • 2.

    De omvang van de bijdrage bedraagt in ieder geval niet meer dan de kostprijs van de algemene voorziening.

Artikel 14

Artikel 9.5 wordt als volgt gewijzigd:

Artikel 9.5 Kostprijs

De kostprijs van een:

  • a.

    maatwerkvoorziening in natura is gelijk aan de kosten die het college voor de desbetreffende maatwerkvoorziening zelf maakt;

  • b.

    maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb is gelijk aan de hoogte van het pgb;

  • c.

    maatwerkvoorziening in de vorm van een hulpmiddel of woningaanpassing wordt tevens bepaald door de wijze van beschikbaarstelling van de voorziening, namelijk bruikleen, huur of eigendom.

 

II. dat dit besluit in werking treedt met ingang van de dag volgende op die van zijn bekendmaking.

 

De raad voornoemd,

de griffier de voorzitter

Toelichting

Artikel 2.1 Hulpvragen via de gemeente (de melding)

Aan de toelichting bij artikel 2.1 is de toelichting op het vijfde lid toegevoegd. De toelichting bij artikel 2.1 komt daarmee als volgt te luiden:

 

In dit artikel wordt onder meer uitgelegd op welke wijze een inwoner een melding bij het college kan doen. De melding kan door of namens een cliënt worden gedaan, wat betekent dat ook iemand uit de omgeving van de cliënt als vertegenwoordiger kan optreden. De melding kan bij het college worden gedaan.

Betreft de melding een verzoek om maatschappelijke ondersteuning, dan heeft het college vanaf de datum van ontvangst hiervan zes weken de tijd om onderzoek te doen. Dit is in de Wmo 2015 vastgelegd. Voor jeugdhulp geldt deze wettelijke verplichting niet.

 

Voor een algemene of voorliggende voorziening, zoals maatschappelijk werk, welzijnswerk of mantelzorgondersteuning, hoeft de cliënt geen melding te doen bij het college. Hij kan dit zelf rechtstreeks regelen.

 

In het vierde lid wordt de mogelijkheid tot het indienen van een persoonlijk plan genoemd. In dit plan kan de cliënt – al dan niet samen met zijn persoonlijke netwerk – de omstandigheden en de door hem gewenste ondersteuning beschrijven. Door het indienen van dit plan is het college voor het onderzoek al bekend met wat de cliënt zelf als mogelijke oplossing ziet.

 

Tot slot wordt in het vijfde lid geregeld op welke wijze een aanvraag voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang gedaan moet worden. Het Cimot is de centrale toegang tot maatschappelijke opvang en beschermd wonen in Twente. Het Cimot is in het leven geroepen door de twee centrumgemeenten in Twente: de gemeente Almelo en de gemeente Enschede. Het Cimot Almelo is het uitvoerende orgaan van de centrumgemeente Almelo en voert de taken beschermd wonen en maatschappelijke opvang uit voor de gemeenten Hellendoorn, Rijssen-Holten, Tubbergen, Twenterand, Wierden en Almelo.

Aanvragen voor beschermd wonen en maatschappelijke opvang van inwoners van de gemeente Hellendoorn worden beoordeeld aan de hand van de criteria zoals vastgelegd in de Wmo 2015 en de gemeentelijke verordening en beleidsregels van de gemeente Almelo over maatschappelijke ondersteuning.

 

Artikel 2.11 Voorwaarden en weigeringsgronden

In artikel 2.11 wordt de toelichting bij het tweede lid, aanhef en onder i. en j. als volgt gewijzigd:

 

Ad i en j.

Verwijtbaar

Een aanvraag kan geweigerd worden als het gaat om een verstrekking die al eerder heeft plaatsgehad, terwijl het de cliënt te verwijten valt dat het middel verloren is gegaan, bijvoorbeeld door roekeloosheid of verwijtbare onachtzaamheid. Dus niet als de cliënt geen schuld treft. Ook speelt hier de eigen verantwoordelijkheid van de inwoner een rol. Voorbeeld: als in een woning een verstelbare keuken of een andere dure voorziening is aangebracht, heeft dit gevolgen voor de te verzekeren waarde van de opstal. Dat risico dient in de opstalverzekering gedekt te worden. Als vervolgens bij brand blijkt dat de woning onvoldoende verzekerd is, dan kan op dat moment geen beroep op deze verordening worden gedaan.

Vermijdbaar- en voorzienbaarheid

In de memorie van toelichting bij de Wmo 2015 (Kamerstukken II, 2013/14, 33 841, nr. 3, p. 148) staat hierover dat het college geen maatwerkvoorziening hoeft te verstrekken “als de aanvrager zijn hulpvraag redelijkerwijs van te voren had kunnen voorzien en met zijn beslissing had kunnen voorkomen bijvoorbeeld: indien iemand is aangewezen op een rolstoel en een huis koopt waarin veel dure aanpassingen moeten worden aangebracht, had het in de rede gelegen dat de aanvrager in een al aangepast huis zou zijn gaan wonen, tenzij er een belangrijke reden voor is".

Het vorenstaande is in lijn met de onder de Wmo 2007 gevormde rechtspraak, die er – kort samengevat – op neer komt dat voorzieningen kunnen worden geweigerd indien een burger tot een aanschaf of een verhuizing overgaat zonder rekening te houden met zijn beperkingen en de te verwachten ontwikkelingen daarvan. De gevolgen van een dergelijke handelwijze kunnen niet worden afgewenteld op de overheid (zie bijvoorbeeld de uitspraken van 15 mei 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:CA0186 en van 28 oktober 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:3881).

De in de Wmo 2015 genoemde 'eigen kracht' gaat niet zover dat de burger dient te anticiperen op alle mogelijke gebreken die verband houden met het ouder worden. De Wmo 2015 bevat geen wettelijke grondslag hiervoor. De Wmo 2015 biedt wel ruimte om voorzieningen te weigeren als iemand iets aanschaft of verhuist zonder rekening te houden met zijn beperkingen en de te verwachten ontwikkelingen daarvan.

 

In Hoofdstuk 4 van de Toelichting wordt onder 4.1 een toelichting op het nieuwe artikel 4.1 opgenomen. De toelichting op de artikelen 4.1, 4.2 en 4.3 wordt vernummerd tot respectievelijk 4.2, 4.3 en 4.4.

De toelichting op het nieuwe artikel 4.1. luidt als volgt:

Artikel 4.1 Algemene voorzieningen maatschappelijke ondersteuning

In dit artikel staan de tot nu toe bekende algemene voorzieningen maatschappelijke ondersteuning. Het betreffen de algemene voorzieningen maatschappelijke ondersteuning waarbij de gemeente Hellendoorn afspraken heeft gemaakt met de aanbieders van deze voorzieningen.

De toelichting op artikel 4.2 luidt als volgt:

Artikel 4.2 Maatwerkvoorzieningen maatschappelijke ondersteuning

Op basis van de Wmo 2015 ondersteunen gemeenten inwoners bij het zo lang mogelijk zelfstandig functioneren en participeren in de maatschappij. Er zijn verschillende soorten maatwerkvoorzieningen die hiervoor ingezet kunnen worden. Bij alle in te zetten maatwerkvoorzieningen staat het te behalen resultaat centraal.

  • 1.

    Ondersteuningsbehoeften (OB)

    • -

      De maatwerkvoorziening OB1 is gericht op het uitvoeren van praktische taken waarbij de cliënt in staat is om de eigen regie over zijn algemene dagelijkse levensverrichtingen te voeren. Het doel van deze vorm van ondersteuning is: het stimuleren van de zelfredzaamheid en het aanvullen van de tekorten daarin.

    • -

      De maatwerkvoorziening OB2 is gericht op het helpen overzien van praktische taken (regie) en het leeftijdsadequaat uitvoeren van praktische taken. Met andere woorden: de cliënt heeft ondersteuning nodig bij het voeren van de regie over en uitvoering van zijn praktische taken. Het doel van deze vorm van ondersteuning is gelijk aan het doel van OB1.

  • 2.

    Module consultatie

    Consultatie betreft het inschakelen van expertise van een aanbieder, om te komen tot een goede vraagverheldering. Alle verwijzers kunnen gebruik maken van de module consultatie. De inzet van consultatie leidt niet automatisch tot inzet van ondersteuning. Consultatie wordt onderverdeeld in vier typen professionals die ingezet kunnen worden, namelijk MBO, HBO, WO en WO ++.

  • 3.

    Module wonen en verblijf

    De module wonen en verblijf kan aanvullend worden ingezet wanneer er naast de ondersteuningsbehoeften ook behoefte is aan een woon- of verblijfsomgeving. In de onderdelen wonen en verblijf is ook het pedagogisch basisklimaat vervat evenals aanvullende hoteldiensten, kapitaallasten en voeding (ten behoeve van de cliënt). Wonen en verblijf wordt per etmaal ingezet. De inzet van deze module is een basisvoorwaarde om ondersteuning te kunnen inzetten. Bij vraag naar wonen en verblijf kent de consulent van de gemeente toe welke vorm van de module wonen en verblijf wordt ingezet. De prijs van het verblijf is een tarief per etmaal. Hiervoor wordt geen resultaat afgesproken. Het is een basale voorwaarde om ondersteuning in te zetten.

    • -

      Dakje 1

      Er is sprake van betaalde professionele hulp. Het gaat om vervanging van de thuissituatie in een professionele setting. Er is iemand aanwezig op de momenten dat de persoon het nodig heeft en op de momenten dat er wordt gealarmeerd.

      De cliënt functioneert sociaal redelijk zelfstandig. Voor zijn sociale redzaamheid is beperkte begeleiding nodig. Dit betreft met name toezicht en stimulatie bij het aangaan van sociale relaties en contacten en deelnemen aan het maatschappelijk leven.

      De cliënt heeft ten aanzien van de psychosociale/cognitieve functies af en toe hulp, toezicht of sturing nodig. Bij algemeen dagelijkse levensverrichtingen (ADL) en mobiliteit is doorgaans geen hulp nodig. Er is meestal geen sprake van gedragsproblematiek of psychiatrische problematiek.

      Omdat hier sprake is van vervanging van de thuissituatie valt hier ook de dagelijkse recreatie onder, zoals gezamenlijke activiteiten organiseren en uitjes. Het kan gaan om bijvoorbeeld kortdurend verblijf/respijtzorg, maar ook het woongedeelte van kamertraining voor jongvolwassenen.

    • -

      Dakje 2

      Er is sprake van betaalde professionele hulp. Er is sprake van 24 uur actief toezicht.

      De cliënt vertoont onvoorspelbaar gedrag. Er is een (pedagogisch) gekwalificeerde slaapdienst aanwezig. Er is sprake van gedragsproblematiek. De cliënt heeft veel sturing, regulering en toezicht nodig. Er is met name sprake van verbaal agressief gedrag, manipulatief gedrag, ongecontroleerd, ontremd gedrag en reactief gedrag met betrekking tot interactie. Bijkomende psychiatrische problematiek komt regelmatig voor.

      Op het gebied van sociale redzaamheid hebben de cliënten vaak hulp en soms overname nodig, zij kunnen taken vaak niet zelf uitvoeren. Het gaat dan vooral om het uitvoeren van complexere taken, het regelen van de dagelijkse routine en taken die beslissings- en oplossingsvaardigheden vereisen. Ten aanzien van het psychosociaal/cognitief functioneren hebben cliënten af en toe tot vaak hulp, toezicht of sturing nodig.

      De ADL kan de cliënt in principe zelf uitvoeren, maar er is wel regelmatig behoefte aan toezicht en stimulatie, met name bij de kleine verzorgingstaken/persoonlijke verzorging. Ten aanzien van mobiliteit is er doorgaans geen sprake van beperkingen.

      De cliënt heeft specifieke zorg nodig vanwege de complexiteit van de problematiek en het feit dat de cliënt geen thuis heeft om op korte termijn naar terug te keren. Cliënten verblijven in kleine groepen van maximaal 5 personen. Wanneer nodig, is op afroep een behandelaar beschikbaar.

  • 4.

    Vervoer

    Als een maatwerkvoorziening zoals bovengenoemd wordt toegewezen, kan er ook sprake zijn van vervoer. Het gaat dan om vervoer naar en van de locatie waar de ondersteuning geboden wordt. Het college bepaalt of er noodzaak bestaat om vervoer toe te kennen in het geval er sprake is van beperkingen in de zelfredzaamheid of een medische noodzaak.

  • 5.

    Huishoudelijke ondersteuning

    De maatwerkvoorziening huishoudelijke ondersteuning kan worden ingezet als inwoners niet meer op eigen kracht of met behulp van hun sociale netwerk hun huis leefbaar kunnen houden. Dit betekent niet dat alle woonruimten wekelijks schoongemaakt moeten worden. Het huis dient zodanig leefbaar te zijn dat geen vervuiling plaatsvindt en zo een algemeen aanvaardbaar basisniveau van een leefbaar huis wordt gerealiseerd. Bij de invoering van de Wmo 2015 is de keuze gemaakt om huishoudelijke ondersteuning op een resultaatgerichte manier uit te voeren.

    Dit kan worden bereikt door in het individuele geval een basismodule en/of aanvullende modules in te zetten ter ondersteuning.

    Naast een leefbaar huis behoren ook de volgende te bereiken resultaten onder de maatwerkvoorziening huishoudelijk ondersteuning: regie kunnen voeren over het huishouden, het kunnen beschikken over schone en draagbare kleding en beddengoed, het kunnen beschikken over de benodigde dagelijkse maaltijden en het thuis kunnen zorgen voor de kinderen die tot het gezin behoren.

    In de “Beleidsregels huishoudelijke ondersteuning gemeente Hellendoorn” is deze maatwerkvoorziening nader uitgewerkt.

  • 6.

    Woonvoorzieningen

    Woonvoorzieningen kunnen worden verstrekt, als een normaal gebruik van de woning niet mogelijk is. Het normale gebruik van de woning was in de Wmo 2007 een uitvloeisel van de “normale deelname aan het maatschappelijk verkeer” dat weer onderdeel was van het begrip “zelfredzaamheid”. Onder het normale gebruik van de woning werd in de oude Wmo 2007- jurisprudentie het verrichten van elementaire woonfuncties verstaan. Voorbeelden van elementaire woonfuncties volgens de jurisprudentie zijn o.a.: wonen, douchen en slapen, de veiligheid in en rond de woning en de toegankelijkheid van de woning. Het verstrekken van een woonvoorziening kan bestaan uit een woningaanpassing, dat wil zeggen een bouwkundige of woontechnische ingreep in of aan een woning of een overige woonvoorziening.

    In sommige situaties kan het verhuizen naar een geschikte woning of een gemakkelijker geschikt te maken woning een snelle(re) en minder dure oplossing bieden dan het aanpassen van een woning. Bovendien kan een woning zich niet lenen voor aanpassing. Dat kan betekenen dat er eerst naar alternatieven gekeken zal moeten worden.

    Met overige woonvoorzieningen worden de niet-bouwkundige voorzieningen en niet woontechnische voorzieningen bedoeld.

    Een niet-bouwkundige of niet-woontechnische voorziening kan compensatie bieden in de zelfredzaamheid door cliënt in staat te stellen tot het verrichten van de noodzakelijke algemene dagelijkse levensverrichtingen. Daarbij kan gedacht worden aan voorzieningen voor toiletgebruik, voorzieningen voor het baden, wassen en douchen, trapliften en tilliften.

  • 7.

    Vervoersvoorzieningen

    De Wmo 2015 draagt ertoe bij dat mensen ondersteund worden in hun maatschappelijke participatie. Bij participatie gaat het om het deelnemen aan het maatschappelijke verkeer, dit wil zeggen dat iemand, ondanks zijn lichamelijke of geestelijke beperkingen, op gelijke voet met anderen in redelijke mate: mensen kan ontmoeten, contacten kan onderhouden, boodschappen kan doen, zich kan verplaatsen. Aan de hand van de vervoersbehoefte zal het college beoordelen of en zo ja welke vervoersvoorziening ingezet wordt.

    Regiotaxi

    Op basis van jurisprudentie moeten cliënten minimaal 1.500 kilometers per jaar kunnen afleggen voor het leven van alle dag. Wanneer een cliënt vanwege zijn/haar beperkingen geen gebruik kan maken van het openbaar vervoer, kan er een vervoerpas voor de regiotaxi worden verstrekt. Met deze pas kan de cliënt tegen gereduceerd tarief gebruik maken van de regiotaxi. De omvang van het gebied waarvoor de compensatieplicht van het college reikt, betreft 25 kilometer te rekenen vanaf de woning van de cliënt. Daarnaast moet de cliënt zich zodanig kunnen verplaatsen dat aansluiting gevonden kan worden bij regionale, bovenregionale en landelijke vervoerssystemen.

    Andere vervoersvoorzieningen

    Wanneer een cliënt beperkingen ondervindt bij zijn verplaatsingen, ook bij personen met een loopafstand van meer dan 100 meter maar minder dan 500 meter, zal het college beoordelen of een voorziening voor de korte en middellange afstand nodig is.

    Als de cliënt naar het oordeel van het college niet is geholpen met bovenstaande vervoersvoorzieningen, kan het college een andere passende vervoersvoorziening verstrekken.

  • 8.

    Hulpmiddelen

    In de Wmo 2015 is geen definitie of omschrijving van rolstoel(voorziening) gegeven. Uit jurisprudentie blijkt echter dat doorslaggevend is of de voorziening gezien aard en functie bestemd is om zich in en om de woning te verplaatsen. In beginsel komen alleen cliënten die door de aard van hun beperking of probleem langdurig op een rolstoel zijn aangewezen hiervoor in aanmerking op grond van de Wmo 2015. Rolstoelen die voor de duur van maximaal zes maanden nodig zijn, worden verstrekt op grond van de Zorgverzekeringswet.

 

De toelichting op artikel 7.1 onderdeel: Ondersteuning en jeugdhulp die beroepsmatig wordt geboden en die niet aan alle kwaliteitseisen voldoet komt te luiden:

Artikel 7.1 Algemeen

Ondersteuning en jeugdhulp die beroepsmatig wordt geboden en die niet aan alle kwaliteitseisen voldoet

Voor aanbieders die niet aan alle kwaliteitseisen voldoen (bijvoorbeeld ZZP-ers), maar wel beroepsmatig passende ondersteuning of jeugdhulp kunnen bieden, is een verlaagd pgb tarief van 85% vastgesteld. Deze aanbieders hebben te maken met lagere overheadkosten dan aanbieders die aan alle gestandaardiseerde kwaliteitseisen voldoen. In het zesde lid is aangegeven dat deze aanbieders minimaal aan de daar genoemde kwaliteitseisen moeten voldoen om voor dit tarief in aanmerking te kunnen komen.

De over te leggen Verklaring Omtrent Gedrag mag niet ouder zijn dan drie maanden.

Onder het kwaliteitskader Jeugd wordt verstaan het kwaliteitskader jeugd versie 2.1 september 2016, zoals dat is gepubliceerd op de website professionalisering jeugdhulphttps://professionaliseringjeugdhulp.nl/assets/brochures/kwaliteitskader-Jeugd-v2.1.pdf (https:// professionaliseringjeugdhulp.nl/assets/brochures/kwaliteitskader-Jeugd-v2.1.pdfhttps://professionaliseringjeugdhulp.nl/assets/brochures/kwaliteitskader-Jeugd-v2.1.pdf).

 

De toelichting op de artikelen 9.1 tot en met 9.5 komt als volgt te luiden:

Artikel 9.1 Bijdrage in de kosten van maatwerkvoorzieningen

Eerste lid en tweede lid

Bij de bijdrage voor maatwerkvoorzieningen is het uitgangspunt dat cliënten een bijdrage verschuldigd zijn zolang zij gebruik maken van deze maatwerkvoorzieningen. De hoogte van de bijdrage is een vast abonnementstarief van € 19,-- (tarief 2021) per maand, tenzij de kostprijs lager is dan dit abonnementstarief.

Derde lid

Op grond van artikel 2.1.4a, derde lid van de Wmo 2015 kunnen bij algemene maatregel van bestuur maatwerkvoorzieningen uitgezonderd worden van het abonnementstarief. In artikel 3.8, eerste lid van het Uitvoeringsbesluit is bepaald dat de gemeente het collectief vervoer kan uitzonderen van het abonnementstarief als dit in de verordening is bepaald. In het derde lid is gebruik gemaakt van deze mogelijkheid om het collectief vervoer uit te zonderen van het abonnementstarief. Reden voor deze uitzondering is dat cliënten vaak maar incidenteel gebruik maken van het collectief vervoer, bijvoorbeeld één keer per twee maanden. Hierbij is het passend om een bijdrage per rit te vragen, zoals nu ook het geval is.

Vierde lid

Uit de bestaande overeenkomst voor het leveren van maatwerk vervoer blijkt dat de tarieven, zoals genoemd in het derde lid, jaarlijks per 1 januari worden geïndexeerd volgens de stijging van de tarieven van het reguliere openbaar vervoer. Voor deze indexering is gekozen om het reguliere openbaar vervoer niet veel duurder, en dus onaantrekkelijker, te laten zijn.

 

Artikel 9.2 Geen bijdrage verschuldigd

In dit artikel is vastgelegd voor welke maatwerkvoorzieningen er geen eigen bijdrage verschuldigd is.

 

Artikel 9.3 Ingangsdatum bijdrage

In dit artikel is vastgelegd vanaf welke datum de bijdrage in de kosten is verschuldigd voor een algemene of een maatwerkvoorziening.

 

Artikel 9.4 Bijdrage algemene voorzieningen

De gemeente mag van cliënten een bijdrage in de kosten vragen voor algemene voorzieningen. De omvang hiervan mag echter nooit meer bedragen dan de kostprijs.

 

Artikel 9.5 Kostprijs

In dit artikel is het uitgangspunt benadrukt dat de bijdrage de kostprijs van de voorziening niet mag overstijgen: de gemeente mag geen winst maken op de bijdragen.

Naar boven