Gemeenteblad van Zaanstad
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Zaanstad | Gemeenteblad 2021, 329008 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Zaanstad | Gemeenteblad 2021, 329008 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Verordening 3e wijziging Huisvestingsverordening Zaanstad 2021
De raad van de gemeente Zaanstad;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 13-07-2021;
overwegende dat alle gemeenteraden in Zaanstreek-Waterland, Amstelland-Meerlanden en de gemeente Amsterdam het beleidsvoorstel voor een nieuwe woonruimteverdeling ‘Een sociale huurwoning zoeken verandert’ hebben aangenomen;
gelet op artikel 4 van de Huisvestingswet 2014;
gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;
vast te stellen de Verordening 3e wijziging Huisvestingsverordening 2021
ARTIKEL I Wijziging Huisvestingsverordening Zaanstad 2021 met betrekking tot beleidsvoorstel voor een nieuwe woonruimteverdeling ‘Een sociale huurwoning zoeken verandert’
De Huisvestingsverordening gemeente Zaanstad 2021 wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 1 worden de volgende wijzigingen aangebracht, onder verlettering van de onderdelen van de definities:
De definitie <<Woningmarktregio>> wordt als volgt gewijzigd:
<<Woningmarktregio: het gebied waarbinnen de gemeente Zaanstad een evenwichtige regionale verdeling van woonruimten afstemt als bedoeld in artikel 1 van de Huisvestingswet, in 2020 bestaande uit de gemeenten: Aalsmeer, Amstelveen, Amsterdam, Beemster, Edam-Volendam, Diemen, Haarlemmermeer, Landsmeer, Oostzaan, Ouder-Amstel, Purmerend, Uithoorn, Waterland, Wormerland, Zaanstad.>>
Artikel 2.2.3 ‘Woningzoekenden en inschrijving’ wordt gewijzigd en komt te luiden:
<<Artikel 2.2.3 Woningzoekenden en inschrijving
Personen met een leeftijd van tenminste 18 jaar kunnen zich als woningzoekende inschrijven via het in artikel 2.2.2, eerste lid, bedoelde aanbodinstrument in de woningmarktregio. De inschrijving in een in de regio gebruikte aanbodinstrument geldt als inschrijving in elk in de regio gebruikt aanbodinstrument.
Aan artikel 2.3.4 ‘Passendheidscriteria: voorrang gelet op de aard, grootte en prijs van woonruimte’ wordt toegevoegd lid vijf:
<< 5. Een minderjarig kind behoort voor de toepassing van dit artikel tot het huishouden van woningzoekende als het als ingezetene op het woonadres van woningzoekende staat ingeschreven in de basisregistratie personen of, in geval van co-ouderschap, aantoonbaar tenminste drie hele dagen per week bij woningzoekende woont.>>
Artikel 2.3.5 ‘Bindingscriteria: voorrang bij regionale of lokale binding’ wordt gewijzigd en komt te luiden:
<< Artikel 2.3.5 Voorrang (mede) vanwege lokale binding
Woningzoekenden die economisch of maatschappelijk gebonden zijn aan Zaanstad als bedoeld in artikel 14, derde lid, van de wet, kunnen voorrang krijgen bij de verlening van huisvestingsvergunningen voor woonruimte die voor de eerste maal te huur wordt aangeboden, tenzij dit tot gevolg heeft dat in strijd met het in het eerste of tweede lid van dit artikel bepaalde wordt gehandeld.
Artikel 2.3.8b Opbouw en afname van zoekpunten
Artikel 2.3.8c Hardheidsclausule woonpunten
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd in gevallen waarin regels en besluiten met betrekking tot woonpunten naar hun oordeel tot een bijzondere hardheid leidt ten gunste van de aanvrager af te wijken. >>
<< Paragraaf 2.6 Opbouw situatiepunten
Artikel 2.6.1 Aanvraag om een verklaring opbouw situatiepunten
Artikel 2.6.2 Toelatingscriteria opbouw situatiepunten
Artikel 2.6.3 Opbouw en intrekking van situatiepunten
Artikel 2.6.4 Geldigheidsduur en verlenging situatiepunten
Artikel 2.6.5 Algemene weigeringsgronden verklaring opbouw situatiepunten
Paragraaf 2.7 Opbouw situatiepunten voor jongeren
Artikel 2.7.1 Van overeenkomstige toepassingverklaring
Op een aanvraag om een verklaring opbouw situatiepunten voor jongeren zijn de artikelen 2.6.1, 2.6.3 en 2.6.4 van overeenkomstige toepassing.
Artikel 2.7.2 Toelatingscriteria opbouw situatiepunten voor jongeren
Om in aanmerking te komen voor een verklaring opbouw situatiepunten voor jongeren dient de woningzoekende te voldoen aan de volgende voorwaarden:
Artikel 2.7.3 Opbouw en intrekking van situatiepunten voor jongeren
Artikel 2.7.4 Algemene weigeringsgronden verklaring opbouw situatiepunten voor jongeren
Paragraaf 2.8 Tijdelijk experiment startpunten voor jongeren
Artikel 2.8.1 Aanvraag om een verklaring startpunten
Artikel 2.8.2 Toelatingscriteria startpunten
Om in aanmerking te komen voor een verklaring startpunten dient de woningzoekende te voldoen aan de volgende voorwaarden:
Artikel 2.8.3 Toekenning, verval en geldigheidsduur startpunten
Artikel 2.8.4 Algemene weigeringsgronden verklaring opbouw startpunten
Aan artikel 5.2 ‘Overgangsbepalingen en coulanceregeling omzetten woonduur naar inschrijfduur’ worden twee leden toegevoegd luidende:
<< 4. Wachtpunten als gevolg van omgezette woonduur gelden uitsluitend als de kandidaat nog woont in de woonruimte waar de woonduur is opgebouwd en deze leeg oplevert bij verhuizing.
ARTIKEL II Wijzigen Toelichting
Aan de ‘Algemene toelichting 1.1. Aanleiding’ wordt na de laatste regel toegevoegd:
Een nieuw regionaal woonruimteverdelingssysteem voor sociale huurwoningen van woningcorporaties
Er is schaarste in het aantal beschikbare sociale huurwoningen in de regio Amsterdam. Om die schaarse woningen eerlijk te verdelen zijn er regels voor woonruimteverdeling die regionaal gelden. Op dit moment worden sociale huurwoningen op basis van inschrijfduur verdeeld. Binnen dat systeem is het voor huishoudens met een dringende behoefte of noodzaak om in de regio te komen wonen of binnen de regio te verhuizen nu erg lastig om woonruimte in de regio te vinden. Soms veranderen omstandigheden plotseling waardoor een spoedvraag naar een nieuwe woning ontstaat.
Om hier meer rekening mee te kunnen houden is regionaal nieuw beleid voor woonruimteverdeling ontwikkeld. Dit heeft opengestaan voor inspraak in de zomer van 2020 en de uitkomsten daarvan worden nu geïmplementeerd. Hiervoor moet ook de Huisvestingsverordening worden aangepast.
In het nieuwe systeem kunnen spoed-, zoek- en wachtpunten worden opgebouwd. Deze punten tezamen worden woonpunten genoemd en bepalen wie in aanmerking komt voor een beschikbare sociale huurwoning.
Er zijn groepen woningzoekenden die niet in aanmerking komen voor een urgentieverklaring maar voor wie de noodzaak om te verhuizen wel groter is dan voor anderen: in geval van echtscheiding of een relatiebreuk waarbij minderjarige kinderen betrokken zijn; woningzoekenden met kinderen die in het geheel niet beschikken over eigen woonruimte en inwonen bij anderen; jongeren die nog thuis wonen en voor wie dit door de omstandigheden problematisch is geworden.
Deze woningzoekenden kunnen een aanvraag doen om situatiepunten te kunnen opbouwen. Door de versnelde opbouw van extra punten komen zij sneller in aanmerking voor een woning.
Woningzoekenden kunnen daarnaast hun kans op een woning gaan beïnvloeden door actief te zoeken: dan worden zoekpunten opgebouwd. In het nieuwe systeem is tot slot inschrijfduur ook nog steeds mede bepalend, dit gaat alleen vertaald worden in wachtpunten.
Vanaf de inwerkingtreding van de gewijzigde verordening zal het effect geleidelijk intreden. Een woningzoekende die in aanmerking komt voor zoekpunten heeft ten minste twee jaar en zes maanden nodig om het maximum aantal van dertig zoekpunten te bereiken. Een woningzoekende die zowel voor zoekpunten als voor situatiepunten in aanmerking komt kan parallel nog één situatiepunt per maand extra opbouwen, met een maximum van twaalf situatiepunten.
Voor woningzoekenden met een urgentieverklaring veranderen de volgorderegels niet.
In het kader van de discussie over de regionale woonruimteverdeling hebben enkele gemeenten in de woningmarktregio aangegeven bij wijze van experiment te willen voorzien in extra ondersteuning voor jongeren die na afloop van hun jongerencontract dakloos (dreigen te) worden. Zaanstad is er daar één van.
Als deze jongere woningzoekenden zelf serieuze inspanning leveren om te zoeken naar andere woonruimte kan dit worden ondersteund met extra startpunten. Als een aanvraag wordt toegekend krijgt de jongere in een keer 10 startpunten die aan de woonpunten worden toegevoegd en ingezet kunnen worden in de gemeente waar de startpunten zijn toegekend.
De startpuntenregeling wordt gemonitord en uiterlijk na twee jaar geëvalueerd.>>
De artikelsgewijze toelichting paragraaf 1.5.3 ‘Bindingscriteria’ wordt als volgt gewijzigd:
<< In artikel 2.3.5, eerste lid, van de HVV is bepaald … woningzoekenden met lokale binding.>> wordt vervangen door << In artikel 2.3.5, tweede lid is bepaald dat voor het verlenen van huisvestingsvergunningen met voorrang op grond van regionale en lokale binding, de limieten gelden als bepaald in artikel 14, tweede lid, van de Huisvestingswet 2014 en artikel 6s van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet. >>
Na de vervangende tekst van punt 1 wordt toegevoegd:
De gemeenten in de regio’s Amstelland-Meerlanden, Amsterdam en Zaanstreek-Waterland hebben een aanvraag ingediend bij het ministerie in het kader van een experiment op de crisis en herstelwet. In dit experiment is ruimte gevraagd om de ruimte voor lokale voorrang op basis van de Huisvestingswet 2014 tijdelijk op te hogen van 25% naar 30%. Daarnaast is ruimte gevraagd om regionaal afspraken te maken om het percentage lokale voorrang, 30%, uit te middelen over de gemeenten in de regio. Achtergrond is dat tegen de groeiende schaarste en de toegenomen vraag uit het sociaal domein (extramuralisering) gemeenten meer behoefte hebben om lokale en buurtgerichte voorrang toe te passen.
Het Rijk heeft ingestemd met de aanvraag voor dit experiment. Op 23 april is artikel 6s van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet in werking getreden. Dat betekent dat vanaf die datum gemeenten kunnen werken met de nieuwe percentages en afspraken.
Jaarlijks kunnen gemeenten een verzoek indienen aan de regio voor extra afwijking naar boven (boven de 30%) van het percentage lokale voorrang. Hiertoe dienen zij in het derde kwartaal een verzoek in bij het Bestuurlijk Overleg van de regio. Als het BO dit verzoek goedkeurt, treedt het in werking vanaf ingang van het jaar daarop, voor de duur van een kalenderjaar.
Door de toegenomen schaarste op de woningmarkt willen de gemeenten in het samenwerkingsverband met regiogemeenten meer rekening houden met verschillen per gemeente in deze regio. In de regio verschilt de woningmarkt per gemeente in omvang van de sociale huurwoningvoorraad, het aandeel lokale woningzoekenden dat een sociale huurwoning krijgt toegewezen en de behoefte om gebruik te maken van de ruimte om woningen toe te wijzen aan woningzoekenden met een binding aan de regio of de gemeente.
De Huisvestingswet 2014 biedt gemeenten in woningmarktregio’s met schaarste de mogelijkheid om in de huisvestingsverordening te bepalen dat voorrang wordt gegeven aan woningzoekenden die economisch of maatschappelijk gebonden zijn aan de regio of de gemeente. In artikel 14, tweede lid, van de Huisvestingswet 2014, is opgenomen dat het voorrang geven aan deze woningzoekenden is toegestaan voor ten hoogste 50% van de toegewezen woningen die onder de werking van de huisvestingsverordening vallen. Daarvan mag ten hoogste 50% worden toegewezen aan woningzoekenden die economisch of maatschappelijk gebonden zijn aan een tot de gemeente behorende kern. Dit betekent dat maximaal 25% van het aantal woningen kunnen worden toegewezen aan woningzoekenden die economisch of maatschappelijk zijn gebonden aan een gemeente. Met het experiment wordt aan de regio flexibiliteit geboden om schaarste in de markt beter aan te pakken. Het maximum voor toewijzingen waarbij voorrang gegeven wordt aan woningzoekenden met een economische of maatschappelijke binding aan de regio blijft 50%. Dit percentage wordt in dit experiment niet gewijzigd, omdat er een reële mogelijkheid moet zijn voor woningzoekenden die geen economische of maatschappelijke binding hebben met de regio om zich er te vestigen. Dit vloeit voort uit het recht op vrijheid van vestiging, zoals dit onder meer is vastgelegd in artikel 2 van het Tweede Protocol van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.
De wijziging van de Crisis- en herstelwet (eenentwintigste tranche) betekent dat gemeenten in afwijking van artikel 14, tweede lid, tweede volzin, van de Huisvestingswet meer ruimte krijgen/ hebben om voorrang te geven aan woningzoekenden die economisch of maatschappelijk gebonden zijn.
Dit maakt het mogelijk om bij ten hoogste 30% van het aantal toegewezen woningen aan woningzoekenden voorrang te geven met maatschappelijke of economische binding aan een gemeente. Dit komt overeen met 60% van de helft van het aantal toegewezen woningen in de huisvestingsverordening. Dit is een verruiming ten opzichte van het huidige percentage van 25%. Dit percentage geldt daarnaast niet meer per gemeente, maar voor de gehele woningmarktregio. Dit betekent dat dit percentage niet voor elke afzonderlijke gemeente geldt, maar voor de gehele woningmarktregio in totaal. Hierdoor kan het voorkomen dat in gemeenten een hoger percentage mogelijk is dan 30% onder de voorwaarde dat dit hogere percentage in andere gemeente(n) gecompenseerd wordt. Er is flexibiliteit in de woningmarktregio om lokaal maatwerk toe passen. Toepassing van het experiment om af te wijken van het maximale percentage van 30% is pas mogelijk nadat alle gemeenten in de regio het eens zijn geworden over de verdeling van het percentage over de woningmarktregio.
Er is overeenstemming bereikt dat in eerste instantie wordt gestart met 30% lokale ruimte. Het voorkomen van een overschrijding is een verantwoordelijkheid van de gemeenten zelf, net zoals nu het geval is bij de huidige percentages van de Huisvestingswet 2014. Er zijn afspraken gemaakt over monitoring en evaluatie van de verdeling.
Verder draagt de verruiming van de lokale ruimte eraan bij om binnen de krappe woningmarkt, waarvan in het bijzonder sprake is in deze regio, woningzoekenden die werken in deze regio (zoals politieagenten, onderwijzend personeel, verpleegkundigen en brandweerlieden) voorrang te geven bij het verkrijgen van een woning in de gemeente waar ze werkzaam zijn. Het wonen en werken in een gemeente draagt bij aan de versterking van de economische structuur en de duurzame ontwikkeling van deze regio. Ook kan meer en beter maatwerk geleverd worden voor woningzoekenden met een maatschappelijke binding. Met dit maatwerk is het mogelijk dat starters en ouderen hun woon carrière kunnen (blijven) voortzetten in de eigen gemeente en hierdoor makkelijker aan woonruimte geholpen worden.
Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels uitwerken, bijvoorbeeld aan hoeveel woningen voorrang wordt gegeven voor de betreffende doelgroep en eventueel nadere criteria.>>
Aan de artikelsgewijze toelichting van artikel 2.3.5 wordt na de laatste regel toegevoegd:
In het vierde lid word expliciet benoemd dat woningzoekenden die economisch of maatschappelijk gebonden zijn aan Zaanstad als bedoeld in artikel 14, derde lid, van de wet, kunnen voorrang krijgen bij de verlening van huisvestingsvergunningen voor woonruimte die voor de eerste maal te huur wordt aangeboden, tenzij dit tot gevolg heeft dat in strijd met het in het eerste of tweede lid van dit artikel bepaalde wordt gehandeld. >>
Aan de ‘Artikelsgewijze toelichting’ wordt na artikel 2.3.8 ‘Volgorde van de overige woningzoekenden’ toegevoegd:
<< Artikel 2.3.8a Toewijzing woonruimte op basis van punten
Zoekpunten en situatiepunten zijn nieuw en kunnen worden opgebouwd vanaf het moment dat de wijzigingsverordening in werking treedt.
Zoekpunten kunnen door iedereen worden opgebouwd door actief te zoeken naar een passende woning en ten minste vier keer per maand op een aangeboden passende woning te reageren. Zo kan per maand een zoekpunt worden opgebouwd, tot een maximum van dertig punten. Per maand dat niet voldoende actief (geen enkele reactie wordt geplaatst) wordt gezocht vervalt één zoekpunt. Als er 1-3 reacties worden geplaatst blijft het aantal zoekpunten dat is opgebouwd gelijk.
Situatiepunten kunnen onder de paragraaf 2.6 vermelde criteria worden opgebouwd.
Vanaf de inwerkingtreding van de gewijzigde verordening zal het effect geleidelijk intreden. Een woningzoekende die in aanmerking komt voor zoekpunten heeft ten minste twee jaar en zes maanden nodig om het maximumaantal van dertig zoekpunten te bereiken. Een woningzoekende die zowel voor zoekpunten als voor situatiepunten in aanmerking komt kan parallel nog twaalf situatiepunten opbouwen.>>
Aan de ‘Artikelsgewijze toelichting’ wordt na artikel 2.5.12 ‘Overgangsrecht urgentieverklaringen’ toegevoegd:
<< Artikel 2.6.2 Toelatingscriteria opbouw situatiepunten
In het aanvraagformulier wordt aangegeven welke stukken en informatie een woningzoekende moet verstrekken bij de aanvraag. Dat houdt in dat alle stukken compleet aanwezig moeten zijn voordat een woningzoekende situatiepunten kan gaan opbouwen.
Artikel 2.6.5 Algemene weigeringsgronden verklaring opbouw situatiepunten
Voor de uitwerking van de procedure voor aanvraag situatiepunten, de procedure rond het de opbouw, het verminderen en het inzetten van deze punten en de reactietermijnen stellen burgemeester en wethouders nadere regels vast.
Artikel 2.7.2 Toelatingscriteria opbouw situatiepunten voor jongeren
In het vierde lid staat dat een woningzoekende jongere ten minste twee jaar voorafgaand aan de datum bij (een van zijn) ouders of pleegouders woont. Voor een jongere die in een pleeggezin woont kunnen dat verschillende pleeggezinnen zijn mits dat aansluitend het geval is geweest in die twee jaren.
Artikel 2.7.3 Opbouw en verval van situatiepunten voor jongeren
Situatiepunten voor jongeren kunnen worden opgebouwd tot de jongere de leeftijd van vijfendertig jaar bereikt. Punten die tot die datum zijn opgebouwd vervallen niet.
Artikel 2.7.4 Algemene weigeringsgronden verklaring opbouw situatiepunten voor jongeren
Voor de uitwerking van de procedure voor aanvraag situatiepunten, de procedure rond de opbouw, het verminderen en het inzetten van deze punten en de reactietermijnen stellen burgemeester en wethouders nadere regels vast.
Artikel 2.8.2 Toelatingscriteria startpunten
Het is van belang dat jongeren met een tijdelijke huurovereenkomst tijdig starten met zoeken naar andere woonruimte. Jongeren met een tijdelijke huurovereenkomst worden daarover geïnformeerd bij het aangaan van de tijdelijke huurovereenkomst, na twee jaar, na twee jaar en zes maanden en daarna jaarlijks. Als woningzoekende jongeren daadwerkelijk actief zoeken bouwen zij zoekpunten op. Aan de hand van het opgebouwde aantal zoekpunten kan worden beoordeeld of de woningzoekende jongere zelf actief genoeg heeft gezocht.
Woningzoekende jongeren die niet in de gelegenheid zijn actief te zoeken, bv door ziekte of zwangerschap hoeven onder omstandigheden niet of in mindere mate aan de zoek eis te voldoen. Hiervoor wordt een maatwerkbeoordeling ontwikkeld.
ARTIKEL III Technische wijzigingen m.n. met betrekking tot afdeling I omzetting en woningvorming
ARTIKEL IV Wijzigen Toelichting met betrekking tot technische wijzigingen
Aan de artikelsgewijze toelichting van artikel 3.2.2 wordt na de laatste regel toegevoegd:
<< Volgens artikel 3.2.2 moet bij de aanvraag een situatietekening (schaal 1:500) worden verstrekt. Het gaat hierbij om een situatietekening, van zowel de bestaande als de nieuwe situatie (schaal 1:500) met duidelijke maatvoering en schaalaanduiding, waarop ook het gebruiksoppervlak en de gebruiksfunctie vermeld dient te staan. Bij onzelfstandige woonruimte dient voor elke ruimte (slaapkamer, keuken en sanitaire voorzieningen) het gebruiksoppervlak te worden vermeld. Indien er bij de aanvraag geen sprake is van een verbouwing/nieuwe situatie volstaat een tekening van de situatie waarop de aanvraag betrekking heeft.
Een belangrijk onderdeel van de staat van onderhoud is de staat van de fundering. Bij de aanvraag moet informatie over funderingsproblematiek dan ook worden verstrekt. >>
In de artikelsgewijze toelichting van artikel 3.2.3 ‘Beslistermijn’ vervalt:
<<Het is niet wenselijk dat, bij niet tijdig beslissen, van rechtswege een omzettingsvergunning ontstaat, omdat burgemeester en wethouders altijd het belang van behoud of samenstelling van de woonruimtevoorraad en een negatief effect op de leefbaarheid voor derden moet afwegen.>>
De artikelsgewijze toelichting van artikel 3.3.1 ‘weigeringsgronden’ wordt als volgt gewijzigd:
Na de laatste regel wordt de volgende alinea toegevoegd:
Een vergunning als bedoeld in artikel 21 van de wet kan verder worden geweigerd wanneer bijvoorbeeld sprake is van:
Een, naar het oordeel van burgemeester en wethouders, negatief effect heeft op de leefbaarheid als gevolg van de omzetting of woningvorming;
Hierbij is van belang dat in deze gevallen het belang van behoud en samenstelling, dan wel het negatieve effect op de leefbaarheid niet voldoende kan worden gediend door het stellen van voorwaarden dan wel voorschriften aan de vergunning;
Een andere reden om de vergunning te weigeren kan erin zijn gelegen dat naar het oordeel van burgemeester en wethouders de aanvrager van de vergunning niet aan de criteria van goed verhuurderschap voldoet of dat het onderhoudsniveau onvoldoende is. Het onderhoudsniveau is in ieder geval onvoldoende als er sprake is van funderingsproblematiek. Dit kan een reden zijn om de vergunning te weigeren of om nadere voorschriften aan de vergunning te verbinden. Op grond van artikel 3.3.2 kan aan de vergunning de voorwaarde worden gekoppeld dat de fundering moet worden hersteld. >>
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2021-329008.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.