Subsidieregeling Rotterdamse corona noodsteun 2021 deel IV

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam,

 

gelezen het voorstel van de wethouder Onderwijs, Cultuur en Toerisme van 14 september 2021, registratienummer 21MO03686;

 

gelet op de artikelen 2, 3, derde lid, 3a, 4, 6, derde lid, artikel 13, vierde lid, artikel 14, vijfde lid, van de Subsidieverordening Rotterdam 2014;

 

overwegende dat:

  • ondanks de coronasteun vanuit het Rijk de financiële positie van Rotterdamse instellingen op het gebied van sport en cultuur vanwege de gevolgen van COVID-19 zodanig is verslechterd, dat aan de sociale, maatschappelijke en culturele infrastructuur schade is toegebracht;

  • het college om die reden op 16 juni 2020, 27 oktober 2020 en 16 maart 2021 respectievelijk de Subsidieregeling Rotterdamse corona noodsteun 2020, de Subsidieregeling Rotterdamse corona noodsteun 2020 deel II en Subsidieregeling Rotterdamse corona noodsteun 2021 deel III heeft vastgesteld, teneinde het mogelijk te maken om genoemde instellingen tot en met 30 april 2021 financieel te ondersteunen;

  • vanwege de aanhoudende coronacrisis en de daarmee verband houdende overheidsmaatregelen een deel van culturele instellingen en culturele amateurverenigingen op dit moment (nog steeds) in ernstige financiële problemen verkeert;

  • het gewenst is om voor de culturele instellingen en de culturele amateurverenigingen in de periode 1 mei 2021 tot en met 31 december 2021 financiële ondersteuning te bieden;

  • de steun verenigbaar kan worden verklaard met de interne markt met toepassing van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie;

besluit:

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • amateurvereniging: Rotterdamse vereniging voor actieve kunstbeoefening door amateurs;

  • college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam;

  • continuïteit: voortbestaan van de instelling voor de langere termijn;

  • instelling: Rotterdamse instelling op het gebied van cultuur;

  • liquiditeit: financiële positie om aan de kortlopende betalingsverplichtingen te kunnen voldoen, bestaande uit kasgeld en vlottende activa, exclusief voorraden;

  • matching: verplichte gemeentelijke cofinanciering om in aanmerking te komen voor een uitkering uit de Rijkscultuurfondsen;

  • Rijkscultuurfondsen: Rijksregelingen voor onder andere (pop)podia zoals aangekondigd door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in haar Kamerbrieven van 27 mei 2020 en 28 augustus 2020;

  • verordening de-minimissteun: Europese verordening nr. 1407/2013 van de Commissie van de Europese Unie betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun.

Artikel 2 Toepassingsbereik

Deze subsidieregeling is uitsluitend van toepassing op de verstrekking van subsidies door het college voor de in artikel 3 genoemde activiteiten.

Artikel 3 Activiteiten

  • 1.

    Subsidie kan worden verstrekt voor activiteiten die bijdragen aan de continuïteit van een instelling of een amateurvereniging.

  • Deze continuïteit is in de periode van 1 mei 2021 tot en met 31 december 2021 in het geding als rechtstreeks gevolg van de coronamaatregelen.

  • 2.

    Subsidie kan daarnaast worden verstrekt om tegemoet te komen aan de matchingsverplichting die vanuit de rijksoverheid als voorwaarde wordt gesteld om in aanmerking te komen voor ondersteuning vanuit de Rijkscultuurfondsen als vitaal onderdeel van de regionale culturele infrastructuur.

  • 3.

    Aan de te subsidiëren activiteiten worden de volgende eisen gesteld:

    • a.

      de instelling of amateurvereniging heeft een beroep gedaan op alle financiële ondersteuningsmogelijkheden die beschikbaar zijn en heeft alle mogelijke maatregelen genomen om de kosten te verminderen en de opbrengsten te verhogen.

    • b.

      de instelling of de amateurvereniging verkeerde op 31 december 2019 niet in financiële moeilijkheden in de zin van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening (Verordening EU nr. 651/2014) en ten aanzien van de instelling of de amateurvereniging staat geen bevel tot terugvordering uit ingevolge een eerder besluit van de Commissie van de Europese Unie waarbij de steun onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is verklaard.

Artikel 4 Doelgroep

  • 1.

    Subsidie wordt verstrekt aan een instelling of amateurvereniging die een cruciale betekenis heeft voor de maatschappelijke en publiek economische infrastructuur van Rotterdam op het gebied van cultuur.

  • 2.

    Instellingen voldoen aan ten minste een van de volgende eisen:

    • a.

      de instelling heeft een structurele, jaarlijkse subsidierelatie met het college voor het uitvoeren van activiteiten in het beleidsveld Cultuur en komt in aanmerking voor rijkssteun uit de Rijkscultuurfondsen, als vitaal onderdeel van de regionale culturele infrastructuur, maar is daarvoor afhankelijk van matching vanuit het gemeentebestuur;

    • b.

      de instelling heeft een structurele, jaarlijkse subsidierelatie met het college voor het uitvoeren van activiteiten in het beleidsveld cultuur en is hiervoor aangewezen op andere subsidieregelingen dan het Cultuurplan;

    • c.

      de instelling ontvangt voor de jaren 2021 en 2022 een subsidie van het college op grond van de Subsidieregeling Impulsregeling Cultuur;

    • d.

      de instelling is opgenomen in het Cultuurplan 2021–2024 dat op 26 november 2020 door de gemeenteraad is vastgesteld.

  • 3.

    Voor amateurverenigingen geldt de eis dat de amateurvereniging een structurele, jaarlijkse subsidierelatie met het college heeft voor het uitvoeren van activiteiten in het beleidsveld cultuur.

Artikel 5 Kosten die voor subsidie in aanmerking komen

  • 1.

    Voor subsidie komen in aanmerking:

    • a.

      de kosten en gederfde opbrengsten van instellingen en amateurverenigingen die direct verbonden zijn met het voortzetten van de bedrijfsvoering van 1 mei 2021 tot en met 31 december 2021, na aftrek van directe en indirecte bijdragen van derden met dien verstande dat:

  • 1.

    gederfde opbrengsten niet in aanmerking komen voor zover deze te beschouwen zijn als een positief saldo ten opzichte van de begroting;

  • 2.

    de aanwezige vrij besteedbare reserves ultimo 2020 zijn afgeroomd tot een bedrag van 15% van de gemiddelde omzet over 2018 en 2019.

    • a.

      het bedrag dat het college verplicht is te matchen aan instellingen die vanwege hun rol als vitaal onderdeel van de regionale culturele infrastructuur in aanmerking komen voor ondersteuning uit de Rijkscultuurfondsen.

  • 2.

    Verschuldigde btw komt uitsluitend voor subsidie in aanmerking indien de aanvrager de btw niet kan verrekenen met de door hem af te dragen omzetbelasting.

  • 3.

    Het college kan bij de verlening besluiten om de kosten van de in het kader van de Subsidieverordening Rotterdam 2014 verplichtte accountantscontrole te subsidiëren.

Artikel 6 Hoogte van de subsidie

De hoogte van de te verlenen subsidie wordt gebaseerd op een beoordeling van de gegevens, zoals opgenomen in artikel 8, en met inachtneming van het bepaalde in artikel 5. Indien bij vaststelling van het bedrag dat is verleend op basis van artikel 5 blijkt dat de continuïteit van de aanvrager in de periode 1 mei tot en met 31 december 2021 niet in het geding is geweest, kan de te verstrekken subsidie naar beneden worden bijgesteld.

Artikel 7 Subsidieplafond en verdeelregels

  • 1.

    Voor subsidieverstrekking op grond van deze regeling geldt een subsidieplafond van in totaal € 3 miljoen.

  • 2.

    Het college kan niet benutte middelen van de Subsidieregeling Rotterdamse corona noodsteun privaat gefinancierde culturele ondernemingen 2021 deel II aan dit subsidieplafond toevoegen.

  • 3.

    Het college kan niet benutte middelen uit deze subsidieregeling toevoegen aan het subsidieplafond van de Subsidieregeling Rotterdamse corona noodsteun privaat gefinancierde culturele ondernemingen Rotterdam 2021 deel II.

  • 4.

    Indien de som van de te verlenen subsidies het subsidieplafond overschrijdt worden de subsidies evenredig verlaagd met het bedrag waarmee het subsidieplafond wordt overschreden, waarbij in geval van matching met een Rijkscultuurfonds het toe te kennen subsidiebedrag niet kan dalen tot onder het bedrag dat het Rijkscultuurfonds toekent.

Artikel 8 Aanvraag

De aanvrager legt via het subsidieportaal van de gemeente de volgende gegevens over:

  • a.

    uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel, niet ouder dan zes maanden;

  • b.

    jaarrekeningen 2019 en 2020;

  • c.

    begroting 2021;

  • d.

    een prognose uitgaven en inkomsten vanaf 1 mei 2021 tot en met 31 december 2021 zonder coronamaatregelen;

  • e.

    een prognose inkomstenderving van 1 mei 2021 tot en met 31 december 2021 als gevolg van coronamaatregelen;

  • f.

    een overzicht van reeds ontvangen steunmaatregelen;

  • g.

    een overzicht van en een toelichting op getroffen maatregelen om de continuïteitspositie te verbeteren;

  • h.

    de gegevens over de liquiditeit;

  • i.

    de actuele stand eigen vermogen op 1 mei 2021;

  • j.

    indien van toepassing, de aanvraag steun uit de Rijkscultuurfondsen als vitaal onderdeel van de regionale culturele infrastructuur en het minimale matchingsbedrag.

Artikel 9 Aanvraagtermijn

Een subsidieaanvraag wordt uiterlijk op 31 oktober 2021 ingediend.

Artikel 10 Beslistermijn

Het college beslist binnen zes weken na het sluiten van deze aanvraagtermijn.

Artikel 11 Verplichtingen subsidieontvanger

Aan de subsidieverlening worden in ieder geval de volgende verplichtingen verbonden:

  • a.

    de subsidieontvanger doet onverwijld schriftelijke opgave van wijzigingen ten aanzien van de ingediende stukken die betrekking hebben op zijn financiële situatie, waaronder het verkrijgen van andere vormen van publieke of private steun of financiering, voor zover die meer bedraagt dan 10% van het verleende subsidiebedrag;

  • b.

    zodra aannemelijk is dat de subsidieontvanger niet of niet geheel aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden voorwaarden of verplichtingen zal kunnen voldoen, doet hij hier onverwijld melding van aan het college;

  • c.

    de subsidieontvanger die in het kader van de Coulanceregeling Verhuur gemeentelijk vastgoed van de gemeente Rotterdam tijdelijk uitstel heeft gekregen van huurbetalingen, wendt de ontvangen subsidie aan om de opgeschorte huurvorderingen voor de betreffende periode aan de gemeente te voldoen.

Artikel 12 Verantwoording en vaststelling subsidies

  • 1.

    Een subsidie tot € 25.000 wordt direct bij subsidieverlening vastgesteld.

  • 2.

    Subsidies van € 25.000 of meer worden vastgesteld op basis van een aanvraag tot vaststelling.

  • 3.

    Deze aanvraag tot vaststelling wordt uiterlijk 1 april 2022 via het subsidieportaal van de gemeente ingediend.

  • 4.

    De aanvrager legt bij deze aanvraag de volgende gegevens over:

    • a.

      geactualiseerde berekeningen van uitgaven en inkomsten tot en met 31 december 2021;

    • b.

      geactualiseerde berekeningen over inkomstenderving tot en met 31 december 2021;

    • c.

      geactualiseerde gegevens over de liquiditeit;

    • d.

      gegevens die inzicht verschaffen in eventuele andere vormen van ontvangen steun in de periode waarvoor de subsidie beschikbaar is.

Artikel 13 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze subsidieregeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het gemeenteblad waarin zij wordt geplaatst.

  • 2.

    Deze subsidieregeling vervalt met ingang van 31 oktober 2022, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op subsidies die voor die datum zijn verleend.

Artikel 14 Citeertitel

Deze subsidieregeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling Rotterdamse corona noodsteun 2021 deel IV.

Aldus vastgesteld in de vergadering van 14 september 2021.

De secretaris,

V.J.M. Roozen

De burgemeester,

A. Aboutaleb

TOELICHTING

Dit gemeenteblad is uitgegeven op 14 september 2021 en ligt op dins-, woens- en donderdagen van 9.00 tot 13.00 uur ter inzage bij het Bestuurlijk Informatiecentrum Rotterdam (BIR), locatie Wachtruimte Timmerhuis, Halvemaanpassage 1 (trap op, melden bij Informatiebalie)

(Zie ook: www.bis.rotterdam.nl – Regelgeving of Gemeentebladen chronologisch) 

Toelichting Subsidieregeling Rotterdamse corona noodsteun 2021 deel IV

 

Algemeen

De coronacrisis heeft grote gevolgen voor de sociale, maatschappelijke en culturele infrastructuur in Rotterdam. De overheidsmaatregelen (o.a. sluiting instellingen) hebben ertoe geleid dat de inkomsten van veel instellingen in de stad drastisch zijn teruggelopen. Vanuit het Rijk zijn weliswaar instrumenten ingezet om de impact landelijk te verzachten, maar desondanks is de financiële positie van Rotterdamse instellingen op het gebied van sport en cultuur vanwege de gevolgen van de coronacrisis zodanig verslechterd, dat aan de sociale, maatschappelijke en culturele infrastructuur schade is toegebracht. Om die reden heeft het college op 16 juni 2020, 27 oktober 2020 en 16 maart 2021 respectievelijk de Subsidieregeling Rotterdamse corona noodsteun 2020, de Subsidieregeling Rotterdamse corona noodsteun 2020 deel II en de Subsidieregeling Rotterdamse corona noodsteun 2021 deel III vastgesteld om genoemde instellingen tot en met 31 april 2021 financieel te kunnen ondersteunen vanwege de aanhoudende coronacrisis en de daarmee verband houdende overheidsmaatregelen.

 

Door het aanhouden van de coronacrisis en de hiermee gepaard gaande (verlenging van de) beperkende overheidsmaatregelen verkeert een deel van culturele instellingen op dit moment nog steeds in ernstige financiële problemen. Dit geldt ook voor de culturele amateurverenigingen. Gezien de financiële nood bij deze instellingen en de verenigingen heeft het college besloten tot het vaststellen van onderhavige subsidieregeling.

 

Op basis van deze subsidieregeling kunnen culturele instellingen en amateurverenigingen, waar de continuïteit van de bedrijfsvoering in de periode van 1 mei 2021 tot en met 31 december 2021 als gevolg van de beperkende coronamaatregelen in het geding is, of die vanwege hun rol als vitaal onderdeel van de regionale culturele infrastructuur aangewezen zijn op de gemeente voor matching van rijksgelden in aanmerking komen voor subsidie voor de periode van 1 mei 2021 tot en met 31 december 2021. Daarbij geldt als voorwaarde dat de instelling of amateurvereniging een beroep heeft gedaan op alle financiële ondersteuningsmogelijkheden die beschikbaar zijn en alle mogelijke maatregelen heeft genomen om de kosten te verminderen en de opbrengsten te verhogen.

 

Onderhavige subsidieregeling hangt nauw samen met de Subsidieregeling Rotterdamse corona noodsteun privaat gefinancierde culturele ondernemingen 2021 deel II. Beide regelingen hebben als doel noodsteun in de vorm van subsidie te verstrekken aan instellingen of ondernemers die een essentieel onderdeel uitmaken van de sociale, maatschappelijke en culturele infrastructuur in de gemeente Rotterdam. Bij het begrip ‘culturele infrastructuur’ wordt uitgegaan van de volgende omschrijving uit een publicatie van de Erasmus Universiteit (2003): ‘het geheel van makers en bemiddelaars die culturele uitingen voortbrengen, presenteren, openbaar maken, verspreiden faciliteren en dergelijke, inclusief de accommodaties en media die het publiek in staat stellen kennis te nemen van die uitingen’. Culturele instellingen en culturele ondernemers maken beiden onderdeel uit van deze infrastructuur en zijn onderling nauw met elkaar verbonden. Beiden vormen zij onmisbare schakels in de Rotterdamse culturele infrastructuur.

 

Deze regeling is getoetst aan het staatssteunkader. De Europese Commissie heeft in meerdere mededelingen aangegeven dat steunregelingen als gevolg van COVID-19 maatregelen versneld in behandeling genomen worden en dat onder voorwaarden dergelijke steunmaatregelen verenigbaar zijn met de interne markt (Tijdelijk kader staatssteun).

 

Wat betreft de instellingen is in overleg met de ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Economische Zaken en Klimaat geconcludeerd dat het tijdelijk steunkader niet van toepassing is voor de genoemde beleidsvelden en dat toepassing van artikel 53 (cultuur) en 55 (sportinfrastructuur) van de verordening (EU) Nr. 651/2014 (de Algemene groepsvrijstellingsverordening) voldoet. Dat betekent dat na vaststelling en publicatie van de regeling door het college, de regeling direct in werking treedt en er geen tijd verloren gaat. Vereiste is wel dat de regeling binnen 20 dagen na vaststelling ter kennisgeving aangeboden wordt aan de Europese Commissie.

 

 

Artikelsgewijze Toelichting

 

Artikel 3 Activiteiten

Subsidie wordt, op aanvraag, uitsluitend verstrekt aan instellingen of amateurverenigingen, waarbij de continuïteit van de bedrijfsvoering in de periode van 1 mei 2021 tot en met 31 december 2021 als gevolg van de coronamaatregelen in het geding is, of die vanwege hun rol als vitaal onderdeel van de regionale culturele infrastructuur aangewezen zijn op de gemeente voor matching van rijksgelden.

 

Alleen die culturele instellingen en amateurverenigingen, die als een rechtstreeks gevolg van de coronamaatregelen niet meer kunnen ‘overleven’ komen voor subsidie in aanmerking. De noodsteun is bedoeld als ‘last resort’. Dit houdt in dat de culturele instelling en de amateurvereniging een beroep moet hebben gedaan op alle financiële ondersteuningsmogelijkheden die beschikbaar zijn en alle mogelijke maatregelen heeft genomen om de kosten te verminderen en de opbrengsten te verhogen.

 

 

 

Artikel 4 Doelgroep

Onderhavige regeling is bedoeld voor culturele instellingen die een belangrijke plek innemen in de culturele infrastructuur. Hieronder worden verstaan culturele instellingen die een structurele, jaarlijkse subsidierelatie met de gemeente hebben voor het uitvoeren van activiteiten die vallen onder het beleid van het taakveld Cultuur en hiervoor aangewezen zijn op andere subsidieregelingen dan het Cultuurplan of voor de jaren 2021 en 2022 een subsidie ontvangen onder de Impulsregeling. Daarnaast gaat het om culturele instellingen die als vitaal onderdeel van de culturele infrastructuur in aanmerking komen voor Rijkssteun, maar daarvoor afhankelijk zijn van matching vanuit het gemeentebestuur. Voor deze instellingen geldt dat ze van dit noodfonds gebruik kunnen maken om te voldoen aan de matchingsverplichting die door het Rijk is opgelegd (aanvullende financiering door de gemeente). De mogelijkheid van matching is in deze regeling behouden, hoewel er vooralsnog geen nieuwe matchingsregeling van de rijksoverheid beschikbaar is voor culturele instellingen. Tot slot behoren culturele instellingen die zijn opgenomen in het verdelingsvoorstel cultuurplan 2021–2024 dat op 26 november 2020 door de gemeenteraad is vastgesteld tot de doelgroep.

 

Daarnaast is de regeling bedoeld voor amateurverenigingen, die zich bezighouden met kunstbeoefening, zoals lokale zangkoren, volksdansgroepen, orkesten amateurtheater en schilder- en tekenclubs. Deze amateurverenigingen dienen een structurele, jaarlijkse subsidierelatie met het college te hebben voor het uitvoeren van culturele activiteiten.

 

Artikel 5 Kosten die voor subsidie in aanmerking komen

Dit artikel gaat uit van vergoeding van onvermijdbare schade als gevolg van de crisis in de periode van 1 mei 2021 tot en met 31 december 2021.

Feitelijk komt deze schade neer op:

Derving inkomsten + Extra kosten – Besparingen – Reserves – Generieke steun – Specifieke steun.

Met extra kosten wordt gedoeld op de kosten van maatregelen om de schade te beperken, bijvoorbeeld met het oog op het genereren van alternatieve inkomsten.

De regeling voorziet niet in opstartgelden, voorfinanciering van activiteiten of bekostiging van aanpassingen aan pand of activiteiten om aan de 1,5-metermaatregel te voldoen en is inkomenssteun nadrukkelijk uitgesloten.

Met besparingen wordt vooral gedoeld op lagere variabele kosten vanwege vraaguitval.

Om de derving van inkomsten te berekenen wordt gekeken naar de gemiddeld over de jaren 2018 en 2019 verworven inkomsten van de onderneming, blijkend uit de jaarrekeningen die betrekking hebben op die jaren. De vrij besteedbare reserves ultimo 2020 (in de zin van weerstandsvermogen) dienen aangewend te worden voor genoemde schade, waarbij een percentage van 15% van de gemiddelde omzet over 2018 en 2019 niet in aanmerking wordt genomen.

 

Steun is gedefinieerd als directe en indirecte bijdragen van derden.

Dat kunnen zowel bijdragen van het Rijk zijn als bijdragen van private geldschieters.

In lid 3 is de mogelijkheid opgenomen om eventueel ook de kosten van een in het kader van de Subsidieverordening Rotterdam 2014 (SvR 2014) verplichte accountantscontrole te subsidiëren. Dit is gedaan om te voorkomen dat het betalen van deze extra kosten alsnog ertoe zou leiden dat de continuïteit in het geding komt. Op grond van artikel 14 lid 5 van de SvR 2014 is het ook nog mogelijk om ontheffing te verlenen voor deze verplichting.

 

Artikel 6 Hoogte van de subsidie

De hoogte van de te verlenen subsidie wordt bepaald aan de hand van de bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens. Deze documenten geven inzicht in de financiële situatie van de aanvrager. Op basis hiervan kan worden bepaald of de continuïteit van de activiteiten van de instelling of de amateurvereniging ten gevolge van de coronacrisis in het geding is en in hoeverre financiële ondersteuning op basis van deze subsidieregeling nodig is om de continuïteit te kunnen borgen. De regeling is immers bedoeld om noodsteun te verlenen, dat wil zeggen dat de subsidie voldoende moet zijn voor de aanvrager om op langere termijn te kunnen voortbestaan. Hoewel artikel 5, waarin aangegeven wordt welke kosten voor subsidie in aanmerking komen, is opgesteld vanuit die gedachte, is het niet ondenkbaar dat op basis van andere gegevens een ander beeld ontstaat over de continuïteit. Daarom is in artikel 6 aangegeven dat de te verstrekken subsidie om die reden naar beneden kan worden bijgesteld.

 

Artikel 7 Subsidieplafond en verdeelregels

De Subsidieregeling Rotterdamse corona noodsteun privaat gefinancierde culturele ondernemingen 2021 en onderhavige subsidieregeling zijn aanvullend aan elkaar en kennen voor de periode tot en met 31 december 2021 gezamenlijk een subsidieplafond van € 4 miljoen, totaal onderverdeeld in een subsidieplafond van € 3 miljoen voor onderhavige regeling en € 1 miljoen voor de Subsidieregeling Rotterdamse corona noodsteun privaat gefinancierde culturele ondernemingen 2021 deel II.

Bij onderschrijding van het subsidieplafond van één van de twee regelingen kunnen de niet bestede middelen worden toegevoegd aan het subsidieplafond van de andere regeling en omgekeerd.

 

Als de som van de verleende subsidies het subsidieplafond overschrijdt worden de te verlenen subsidiebedragen evenredig verlaagd met het bedrag waarmee het subsidieplafond wordt overschreden. Gekozen is voor een methode die recht doet aan objectiviteit, gelijkwaardigheid en transparantie. Ieder wordt naar evenredigheid gekort. De regeling heeft wel in zich dat hierdoor alle instellingen te weinig zullen ontvangen en hierdoor instellingen zouden kunnen omvallen.

Het college kan in dat geval besluiten om de gemeenteraad te vragen extra middelen ter beschikking te stellen en de beslistermijn te verlengen met twee maanden.

 

Artikel 8 Aanvraag

De gegevens waarom gevraagd wordt, dienen om een beoordeling te kunnen maken over de noodzaak van de gevraagde steun. Met name van belang is aan te geven welke steunmaatregelen al ontvangen zijn en welke maatregelen de instelling of amateurvereniging reeds heeft getroffen om de financiële positie niet te verslechteren. De bijdrage uit het noodfonds is immers een ‘last resort’.

 

Artikel 11 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Uitgangspunt is dat omstandigheden die van invloed kunnen zijn op de hoogte van het te verleende en achteraf vast te stellen subsidiebedrag aan het college dienen te worden gemeld. In artikel 11 is de verplichting voor de subsidieontvanger opgenomen om wijzigingen in zijn financiële situatie, zoals de ontvangst van private en publieke bijdragen onverwijld te melden aan het college, wanneer deze wijzigingen meer dan 10% bedragen van het verleende subsidiebedrag. Ook in het geval de subsidieontvanger niet of niet geheel aan de subsidievoorwaarden of subsidieverplichtingen kan voldoen dient hiervan melding aan het college te worden gedaan.

Subsidieontvangers die ook huurder zijn van gemeentelijk vastgoed en op basis van de Coulanceregeling verhuur tijdelijk uitstel van betaling hebben gekregen van de verschuldigde huurbedragen, dienen de verkregen subsidiebijdrage aan te wenden om de opgeschorte huurbedragen aan de gemeente te voldoen. Uiteraard dient dit vanuit het oogpunt van continuïteit van de bedrijfsvoering, wel verantwoord te zijn.

 

Artikel 12 Verantwoording en vaststelling subsidies

De subsidie wordt vastgesteld op basis van een aanvraag tot vaststelling. Subsidies onder de € 25.000,- zijn hiervan uitgezonderd. Deze worden direct bij verlening vastgesteld. Dit is in overeenstemming met de algemene praktijk en artikel 13, eerste lid, sub a van de SVR 2014, op grond waarvan subsidies onder de € 25.000,- direct bij subsidieverlening kunnen worden vastgesteld.

Overigens kan aan de subsidieontvanger gevraagd worden informatie te verstrekken en bewijsstukken te overleggen over de verleende subsidie.

De gevraagde stukken moeten onverwijld overgelegd worden.

 

Voor subsidies boven de € 25.000 worden in artikel 12 (in aanvulling op de in artikel 14 van de SVR 2014 gestelde voorschriften) verantwoordingsgegevens gevraagd die specifiek toezien op de beoordeling of en in welke mate de verleende subsidie heeft bijgedragen aan de financiële overbrugging. De subsidieontvanger moet hierbij ook inzicht geven in eventuele andere vormen van ontvangen steun.

 

Naar boven