Subsidieregeling Rotterdamse corona noodsteun privaat gefinancierde culturele ondernemingen 2021 deel II

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam,

 

gelezen het voorstel van de wethouder Onderwijs, Cultuur en Toerisme van 14 september 2021, registratienummer 21MO03686;

 

gelet op de artikelen 2, 3, derde lid, 3a, 4, 6, derde lid, artikel 13, vierde lid, artikel 14, vijfde lid, van de Subsidieverordening Rotterdam 2014;

 

overwegende dat:

  • -

    als direct gevolg van de beperkende overheidsmaatregelen ter bestrijding van de uitbraak van het coronavirus de financiële positie van de Rotterdamse culturele sector verslechtert, waardoor de sociale, maatschappelijke en culturele infrastructuur schade wordt toegebracht;

  • -

    de culturele infrastructuur bestaat uit gesubsidieerde culturele instellingen en privaat gefinancierde culturele ondernemingen, die mede door hun onderlinge verbondenheid bepalend zijn voor het cultuuraanbod in Rotterdam;

  • -

    voor een aantal privaat gefinancierde culturele ondernemingen geldt dat zij:

    • o

      activiteiten ontwikkelen en uitvoeren die een lokaal publiek belang dienen;

    • o

      essentieel onderdeel uitmaken van de culturele, sociale, maatschappelijke en economische infrastructuur van de stad; en

    • o

      zonder steun van het gemeentebestuur mogelijk ernstig in hun voortbestaan worden bedreigd;

  • -

    het gewenst is aan deze privaat gefinancierde culturele ondernemingen noodsteun te verstrekken in de vorm van subsidie in verband met tijdelijke tekorten in de exploitatie en daaruit voortkomende liquiditeitstekorten en uitputting van hun reserves die het directe gevolg zijn van de uitbraak van het coronavirus en de daarmee verband houdende beperkende overheidsmaatregelen;

  • -

    de steun verenigbaar kan worden verklaard met de interne markt met toepassing van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening (Verordening EU nr. 651/2014);

besluit:

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • -

    college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam;

  • -

    continuïteit: voortbestaan van de organisatie voor de langere termijn;

  • -

    liquiditeit: financiële positie om aan de kortlopende betalingsverplichtingen te kunnen voldoen, bestaande uit kasgeld en vlottende activa, exclusief voorraden;

  • -

    organisatie: een privaat gefinancierde culturele onderneming, al dan niet met winstoogmerk, die voor het structureel uitvoeren van culturele activiteiten niet afhankelijk is van publieke middelen;

  • -

    SBI: Standaard Bedrijfsindeling.

Artikel 2 Toepassingsbereik

Deze subsidieregeling is van toepassing op het verstrekken van noodsteun in de vorm van subsidie voor de in artikel 3 bedoelde activiteiten.

Artikel 3 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan uitsluitend worden verstrekt voor het opvangen van tekorten die ontstaan door het wegvallen van activiteiten, als direct gevolg van de beperkende overheidsmaatregelen die bedoeld zijn om verdere verspreiding van het coronavirus tegen te gaan, waardoor de continuïteit van de organisatie in het geding is.

Artikel 4 Vereisten om voor subsidie in aanmerking te komen

  • 1.

    De aanvrager heeft aantoonbaar werkzaamheden verricht om de gevolgen van de crisis in verband met het coronavirus zelf op te vangen, te verminderen of de financiële positie te verbeteren.

  • 2.

    De organisatie van de aanvrager is voor 1 januari 2020 ingeschreven in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel van Rotterdam en uit de SBI-code, de omschrijving van de onderneming in het register, of de statuten van aanvrager blijkt dat de activiteiten van de organisatie sinds de oprichting onafgebroken betrekking hebben gehad op kunst of cultuur.

  • 3.

    De aanvrager heeft niet de mogelijkheid om als onderdeel van een holding of ander vennootschapsrechtelijk verband tekorten of overschotten op de exploitatie te transponeren naar andere onderdelen binnen deze holding of dit verband.

  • 4.

    Geen subsidie wordt verstrekt aan een aanvrager die op 31 december 2019 in financiële moeilijkheden verkeerde in de zin van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening of aan een aanvrager ten aanzien waarvan een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerder besluit van de Commissie van de Europese Unie waarbij overheidssteun onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is verklaard.

Artikel 5 Doelgroep

  • 1.

    Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan organisaties die aantoonbaar een essentieel onderdeel uitmaken van de culturele, sociale, maatschappelijke en economische infrastructuur van de stad.

  • 2.

    Een organisatie maakt in ieder geval een essentieel onderdeel uit van de culturele, sociale, maatschappelijke en economische infrastructuur van de stad, als:

    • a.

      de kernactiviteiten van de organisatie betrekking hebben op één of meerdere kunst- en cultuurdisciplines;

    • b.

      de organisatie structureel een voor publiek toegankelijk podium biedt voor uitingen van kunst of cultuur of structureel in het openbaar werk tentoonstelt van Rotterdamse kunstenaars; en

    • c.

      het wegvallen van de activiteiten van de organisatie tot gevolg heeft dat niet binnen een redelijke termijn gezorgd kan worden voor een vervanging of herstel van dit aanbod.

Artikel 6 Kosten die voor subsidie in aanmerking komen

  • 1.

    Voor subsidie komen in aanmerking de kosten en gederfde opbrengsten die direct verbonden zijn met het voortzetten van de bedrijfsvoering van 1 mei 2021 tot en met 31 december 2021, na aftrek van directe en indirecte bijdragen van derden, met dien verstande dat:

    • a.

      gederfde opbrengsten niet in aanmerking komen voor zover deze te beschouwen zijn als een positief saldo ten opzichte van de begroting;

    • b.

      de aanwezige vrij besteedbare reserves ultimo 2020 op 1 mei 2021 zijn afgeroomd tot een bedrag van maximaal 15% van de gemiddelde omzet over 2018 en 2019.

  • 2.

    Verschuldigde btw komt uitsluitend voor subsidie in aanmerking indien de aanvrager de btw aantoonbaar niet kan verrekenen met de door hem af te dragen omzetbelasting.

  • 3.

    Het college kan bij de verlening besluiten om de kosten van de in het kader van de Subsidieverordening Rotterdam 2014 verplichtte accountantscontrole te subsidiëren.

Artikel 7 Hoogte van de subsidie

De hoogte van de te verlenen subsidie wordt gebaseerd op een beoordeling van de gegevens, zoals opgenomen in artikel 10, en met inachtneming van het bepaalde in artikel 6. Indien bij vaststelling van het bedrag dat is verleend op basis van artikel 6, blijkt dat de continuïteit van aanvrager in de periode van 1 mei tot en met 31 december 2021 niet in het geding is geweest, kan de te verstrekken subsidie naar beneden worden bijgesteld.

Artikel 8 Subsidieplafond

  • 1.

    Voor subsidie op grond van deze regeling geldt een subsidieplafond van € 1 miljoen.

  • 2.

    Het college kan niet benutte middelen van de Subsidieregeling Rotterdamse corona noodsteun 2021 deel IV aan dit subsidieplafond toevoegen.

  • 3.

    Het college kan niet benutte middelen uit deze subsidieregeling toevoegen aan het subsidieplafond van de Subsidieregeling Rotterdamse corona noodsteun 2021 deel IV.

Artikel 9 Wijze van verdeling

  • 1.

    Verstrekking van subsidie vindt plaats in volgorde van een door het college aangebrachte rangschikking, totdat het vastgestelde subsidieplafond is bereikt.

  • 2.

    Bij de rangschikking van de aanvragen kent het college punten toe aan de hand van de volgende criteria:

    • a.

      mate waarin een aanvrager onderdeel is van de culturele infrastructuur (10 punten);

    • b.

      mate waarin het aanbieden van culturele activiteiten de kernactiviteit vormt van de onderneming (7 punten);

    • c.

      mate van vervangbaarheid van de culturele voorziening die de aanvrager biedt (5 punten).

  • 3.

    De aanvragen die aan alle in deze regeling opgenomen vereisten voor subsidie voldoen, worden gehonoreerd op basis van de hoogte van de plek in de rangschikking, totdat het subsidieplafond is bereikt. De laatste aanvrager in de rangschikking die zorgt voor overschrijding van het subsidieplafond, komt niet meer voor verlening van subsidie in aanmerking.

Artikel 10 Bij de aanvraag om subsidie in te dienen gegevens

De aanvraag gaat in ieder geval vergezeld van:

  • a.

    een prognose van de kosten en de inkomstenderving van 1 mei 2021 tot en met 31 december 2021 als gevolg van overheidsmaatregelen ter voorkoming van verdere verspreiding van het coronavirus;

  • b.

    een overzicht van reeds ontvangen steunmaatregelen;

  • c.

    een overzicht van en een toelichting op getroffen maatregelen om de continuïteit te verbeteren;

  • d.

    een overzicht van en een toelichting op de (kern)activiteiten in 2019 en 2020;

  • e.

    indien van toepassing: de jaarrekeningen inclusief jaarverslagen over de jaren 2018, 2019 en 2020 voor zover gereed, of andere financiële gegevens die de aanvraag kunnen onderbouwen;

  • f.

    de actuele stand eigen vermogen op 1 mei 2021;

  • g.

    een onderbouwde liquiditeitsprognose van de aanvrager tot en met 31 december 2021, waarmee aannemelijk wordt gemaakt dat met een éénmalige subsidieverstrekking in het voortbestaan van de aanvrager kan worden voorzien;

  • h.

    een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel, niet ouder dan zes maanden;

  • i.

    indien van toepassing: een afschrift van de statuten van de rechtspersoon die in verband met de uitvoering van de activiteiten van aanvrager is opgericht.

Artikel 11 Aanvraagtermijn

Een aanvraag wordt uiterlijk op 31 oktober 2021 ingediend.

Artikel 12 Beslistermijn subsidieverlening

Het college beslist op een volledige en juiste aanvraag binnen zes weken na het verstrijken van de aanvraagtermijn.

Artikel 13 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Aan de subsidieverlening worden in ieder geval de volgende verplichtingen verbonden:

  • a.

    de subsidieontvanger doet onverwijld schriftelijke opgave van wijzigingen ten aanzien van de ingediende stukken die betrekking hebben op zijn financiële situatie, waaronder het verkrijgen van andere vormen van publieke of private steun of financiering, voor zover die meer dan 10% bedragen van het verleende subsidiebedrag;

  • b.

    zodra aannemelijk is dat de subsidieontvanger niet of niet geheel aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden voorwaarden of verplichtingen zal kunnen voldoen, doet hij hiervan onverwijld melding aan het college;

  • c.

    de subsidieontvanger die in het kader van de Coulanceregeling Verhuur gemeentelijk vastgoed van de gemeente Rotterdam tijdelijk uitstel heeft gekregen van huurbetalingen, wendt de ontvangen subsidie aan om de opgeschorte huurvorderingen voor de betreffende periode aan de gemeente te voldoen.

Artikel 14 Verantwoording en vaststelling subsidies

  • 1.

    De aanvraag tot vaststelling wordt uiterlijk op 1 april 2022 ingediend bij het college.

  • 2.

    De aanvraag tot vaststelling wordt ingediend met behulp van een door of namens het college vastgesteld aanvraagformulier.

  • 3.

    De aanvraag tot vaststelling gaat vergezeld van:

    • a.

      een verantwoording over de inzet van de verleende subsidie;

    • b.

      een vastgestelde jaarrekening 2021;

    • c.

      geactualiseerde berekeningen uitgaven en inkomsten tot en met 31 december 2021;

    • d.

      een geactualiseerd overzicht inkomstenderving tot en met 31 december 2021;

    • e.

      geactualiseerde gegevens over de liquiditeit;

    • f.

      gegevens die inzicht verschaffen over eventuele andere vormen van ontvangen steun in de periode waarvoor de subsidie beschikbaar is.

Artikel 15 Inwerkingtreding en duur

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het gemeenteblad waarin zij wordt geplaatst en vervalt met ingang van 31 oktober 2022, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op subsidies die voor die datum zijn verleend.

Artikel 16 Citeertitel

Deze subsidieregeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling Rotterdamse corona noodsteun privaat gefinancierde culturele ondernemingen 2021 deel II.

 

De secretaris,

V.J.M. Roozen

 

De burgemeester,

A. Aboutaleb

 

Dit gemeenteblad is uitgegeven op 14 september 2021 en ligt op dins-, woens- en donderdagen van 9.00 tot 13.00 uur ter inzage bij het Bestuurlijk Informatiecentrum Rotterdam (BIR), locatie Wachtruimte Timmerhuis, Halvemaanpassage 1 (trap op, melden bij Informatiebalie)

(Zie ook: www.bis.rotterdam.nl – Regelgeving of Gemeentebladen chronologisch)

 

Toelichting bij de Subsidieregeling Rotterdamse corona noodsteun privaat gefinancierde culturele ondernemingen 2021

 

Algemeen

De onderhavige subsidieregeling hangt nauw samen met de Subsidieregeling Rotterdamse corona noodsteun 2021 deel IV.

Beide regelingen beogen het verstrekken van noodsteun in de vorm van subsidie aan (Rotterdamse) instellingen en ondernemers op het gebied van kunst en cultuur, omdat hun continuïteit – lees: voortbestaan op de lange termijn – in het geding is.

Beide regelingen richten zich op instellingen of ondernemers, waarvan gezegd kan worden dat zij een essentieel onderdeel uitmaken van de sociale, maatschappelijke en culturele infrastructuur in de gemeente Rotterdam.

De onderhavige regeling richt zich daarbij specifiek op privaat gefinancierde culturele ondernemingen. Deze ondernemingen kenmerken zich door het feit dat zij voor hun bedrijfsvoering niet afhankelijk zijn van financiële bijdragen van de overheid. Tegenslagen in verband met de coronacrisis waren in 2020 voor de gemeente tot op heden nog geen aanleiding om deze ondernemers noodsteun te verlenen, in aanvulling op de regelingen die het Rijk al had ingesteld voor noodlijdende ondernemers. De voortdurende coronacrisis heeft er echter toe geleid dat het college van B&W op 16 maart 2021 besloot om ook culturele ondernemers met een noodsteunregeling te ondersteunen. Omdat de maatregelen die bestemd zijn om de verdere verspreiding van het coronavirus tegen te gaan ook nu nog van kracht zijn, heeft het college van B&W op 14 september 2021 besloten de bestaande regeling voor culturele ondernemers tot het einde van het jaar te verlengen.

 

In deze regeling wordt voor het begrip ‘culturele infrastructuur’ uitgegaan van de volgende omschrijving uit een publicatie van de Erasmus Universiteit (2003): ‘het geheel van makers en bemiddelaars die culturele uitingen voortbrengen, presenteren, openbaar maken, verspreiden, faciliteren en dergelijke, inclusief de accommodaties en media die het publiek in staat stellen kennis te nemen van die uitingen’. Deze infrastructuur kan gezien worden als een cyclus bestaande uit een aantal ‘schakels’: leren, produceren, presenteren en interesseren.

Deze cyclus in de cultuurdeelname vergt bepaalde culturele voorzieningen.

Die voorzieningen vormen samen de culturele infrastructuur van een gemeente. Essentieel voor deze cyclus is het inzicht dat de schakels van de lokale keten in elkaar grijpen en elkaar versterken en dat het omgekeerd zo is dat een zwakke schakel de kracht van de hele keten aantast.

Als er sprake is van aantasting van de keten op kritische punten, dan acht het college een interventie gepast om zo schade aan de rest van de keten te voorkomen of tot een minimum te beperken.

 

In de schakel ‘presenteren’ verkeert een deel van de culturele ondernemingen door het aanhouden van de coronacrisis en de hiermee gepaard gaande (verlenging van de) beperkende overheidsmaatregelen op dit moment nog steeds in ernstige financiële problemen. Het presenteren van kunstuitingen voltrekt zich op podia en festivals, in galeries, bibliotheken, artotheken, musea en zelfs de openbare ruimte.

 

Op basis van deze subsidieregeling kunnen privaat gefinancierde culturele ondernemingen, die onderdeel zijn van de ‘schakel’ presenteren, en waar de continuïteit van de bedrijfsvoering in de periode van 1 mei 2021 tot en met 31 december 2021 als gevolg van de beperkende coronamaatregelen in het geding is, in aanmerking komen voor subsidie.

 

Daarbij is ook een factor dat sprake is van nauwe verwevenheid en samenhang tussen het gesubsidieerde deel van de Rotterdamse culturele infrastructuur en het privaat gefinancierde deel. Via deze regeling kan met het oog hierop een ongewenst domino-effect worde voorkomen.

 

Ten aanzien van artikel 4 (Doelgroep)

De regeling richt zich uitsluitend op organisaties (culturele ondernemingen) die een essentieel onderdeel uitmaken van de sociale, maatschappelijke en culturele infrastructuur in de gemeente Rotterdam. Volgens lid 2 moet hiervoor in ieder geval vaststaan dat:

  • de kernactiviteiten van de organisatie betrekking hebben op één of meerdere kunst- en cultuurdisciplines;

  • de organisatie structureel een voor het publiek toegankelijk podium biedt voor uitingen van kunst of cultuur of structureel in het openbaar werk tentoonstelt van Rotterdamse kunstenaars;

  • het wegvallen van de activiteiten van de organisatie tot gevolg heeft dat niet binnen een redelijke termijn gezorgd kan worden voor een vervanging of herstel van dit aanbod.

Dit kan onder meer blijken uit het volgende:

  • een frequent programma-aanbod in een of meer kunst- en cultuurdisciplines aanbieden;

  • duurzame samenwerkingsrelaties met Cultuurplaninstellingen of het Rotterdamse kunstvakonderwijs;

  • een vast podium voor de programmering van een of meer Cultuurplaninstellingen;

  • vertegenwoordiging door kunstgaleries van voornamelijk Rotterdamse beeldend kunstenaars;

  • het kunst- en cultuurfestival is opgenomen op de B/C Evenementenkalender van Rotterdam Festivals;

  • in de betreffende kunst- en cultuurdiscipline is qua aanbod of publieksbereik, geen vergelijkbare, noodzakelijk geachte voorziening aanwezig in de stad.

Ten aanzien van artikel 5 (Vereisten om voor subsidie in aanmerking te komen)

In lid 1 is bepaald dat de aanvrager aantoonbaar werkzaamheden verricht om de gevolgen van de crisis in verband met het coronavirus zelf op te vangen, te verminderen of de financiële positie te verbeteren.

Hierbij valt te denken aan:

  • minimaliseren kosten, zonder dat dit de veilige afstand tot andere personen heeft belemmerd; kan ook zijn het stoppen van dividenduitkeringen;

  • maximaliseren alternatieve inkomsten;

  • onderzoeken, en waar mogelijk verkrijgen van, alternatieve steunmaatregelen;

  • afspraken met schuldeisers.

Door te voldoen aan de vereisten in lid 2, wordt met name onderbouwd dat de kernactiviteiten van aanvrager gedurende een onafgebroken periode gericht zijn op kunst en cultuur. De nadruk mag niet liggen op horeca.

 

Lid 3 is opgenomen om te voorkomen dat zich de mogelijkheid voordoet dat geld wordt doorgesluisd naar een ander onderdeel binnen een groter verband/holding, welk onderdeel niet deel uitmaakt van de culturele infrastructuur van Rotterdam.

 

Ten aanzien van artikel 6 (Kosten die voor subsidie in aanmerking komen)

Dit artikel gaat uit van vergoeding van onvermijdbare schade als gevolg van de crisis in de periode van 1 mei 2021 tot en met 31 december 2021.

Feitelijk komt deze schade neer op:

Derving inkomsten + Extra kosten – Besparingen – Reserves – Generieke steun – Specifieke steun.

Met extra kosten wordt gedoeld op de kosten van maatregelen om de schade te beperken, bijvoorbeeld met het oog op het genereren van alternatieve inkomsten.

De subsidie kan nadrukkelijk niet worden ingezet voor het beschermen van de belangen van afzonderlijke (private) aandeelhouders door middel van dividenduitkeringen. Verder voorziet de regeling niet in opstartgelden, voorfinanciering van activiteiten of bekostiging van aanpassingen aan pand of activiteiten om aan de 1,5-metermaatregel te voldoen en is inkomenssteun nadrukkelijk uitgesloten.

Met besparingen wordt vooral gedoeld op lagere variabele kosten vanwege vraaguitval.

Om de derving van opbrengsten te berekenen wordt er gekeken naar de gemiddelde omzet over de jaren 2018 en 2019 van de onderneming, blijkend uit de jaarrekeningen die betrekking hebben op die jaren. De vrij besteedbare reserves ultimo 2020 (in de zin van weerstandsvermogen) dienen aangewend te worden voor genoemde schade, waarbij een percentage van 15% van de gemiddelde omzet over 2018 en 2019 niet in aanmerking wordt genomen. Steun is gedefinieerd als directe en indirecte bijdragen van derden.

Dat kunnen zowel bijdragen van het Rijk zijn als bijdragen van private geldschieters.

In lid 3 is de mogelijkheid opgenomen om eventueel ook de kosten van een in het kader van de Subsidieverordening Rotterdam 2014 (SvR 2014) verplichte accountantscontrole te subsidiëren. Dit is gedaan om te voorkomen dat het betalen van deze extra kosten, er alsnog toe zou leiden dat de continuïteit in het geding komt. Op grond van artikel 14 lid 5 van de SvR 2014 is het ook nog mogelijk om ontheffing te verlenen voor deze verplichting.

 

Ten aanzien van artikel 7 (Hoogte van de subsidie)

De regeling is bedoeld om noodsteun te verlenen, dat wil zeggen dat de subsidie voldoende moet zijn voor de aanvrager om op langere termijn te kunnen voortbestaan. Hoewel artikel 6, waarin aangegeven wordt welke kosten voor subsidie in aanmerking komen, is opgesteld vanuit die gedachte, is het niet ondenkbaar dat op basis van andere gegevens een ander beeld ontstaat over de continuïteit. Daarom is aangegeven dat de te verstrekken subsidie om die reden naar beneden kan worden bijgesteld.

 

Ten aanzien van artikel 8 (Subsidieplafond)

De Subsidieregeling Rotterdamse corona noodsteun 2021 deel IV en de onderhavige subsidieregeling zijn aanvullend aan elkaar en kennen voor de periode tot en met 31 december 2021 gezamenlijk een subsidieplafond van € 4 miljoen totaal, onderverdeeld in een deelplafond van € 3 miljoen voor de Subsidieregeling Rotterdamse corona noodsteun 2021 deel IV en € 1 miljoen voor de onderhavige subsidieregeling.

Bij onderschrijding van het subsidieplafond van een van de twee genoemde regelingen kunnen de niet bestede middelen worden toegevoegd aan het subsidieplafond van de andere regeling en vice versa.

 

Ten aanzien van artikel 9 (Verdeling)

Dit artikel voorziet in een rangschikking op basis van een puntenscore, voor het geval het budgetplafond niet toereikend is gelet op de hoogte van het bedrag van het totaal aan aanvragen dat voor verlening in aanmerking komt (inclusief een eventueel doorgeschoven overschot in verband met onderschrijding bij de andere regeling, zoals omschreven in artikel 8).

 

In lid 2 is omschreven wat bijdraagt aan genoemde puntenscore. Op basis van de volgende drie criteria kunnen maximaal 20 punten worden gescoord.

  • 1.

    Mate waarin een onderneming onderdeel is van de culturele infrastructuur. Daarbij wordt gekeken naar de frequentie, intensiteit en hoeveelheid samenwerking van de aanvrager met Cultuurplaninstellingen. Hoe meer er sprake is van het in elkaar grijpen van de activiteiten met Cultuurplaninstellingen hoe hoger het aantal punten.

    Het maximaal aantal te behalen punten is 10.

  • 2.

    Mate waarin het aanbieden van culturele activiteiten de kernactiviteit vormt van de onderneming. Daarbij wordt onder meer gekeken naar de frequentie van culturele activiteiten ten opzichte van het aantal dagen openstelling. Hoe meer er sprake is van het aanbieden van culturele activiteiten als kernactiviteit, hoe hoger het aantal punten.

    Het maximaal aantal te behalen punten is 7.

  • 3.

    Mate van vervangbaarheid van de culturele voorziening die de onderneming biedt. Dat gebeurt op basis van een inventarisatie van vergelijkbare voorzieningen qua aanbod en publieksbereik binnen dezelfde kunst- en cultuurdiscipline. Hoe minder alternatieven er beschikbaar zijn in de stad voor de activiteiten die de onderneming aanbiedt, hoe hoger het aantal punten.

    Het maximaal te behalen punten is 5.

Het is niet de bedoeling dat een aanvrager slechts een deel van de gevraagde subsidie ontvangt, vanuit de redenering dat dit in strijd is met het doel van regeling (waarborging van de continuïteit van de onderneming waarvoor wordt aangevraagd).

Om die reden is in lid 3 bepaald dat de laatste aanvrager in de rangschikking die zorgt voor overschrijding van het subsidieplafond, niet meer voor verlening van subsidie in aanmerking komt.

 

Ten aanzien van artikel 14 (Verantwoording en vaststelling subsidies)

De subsidie wordt vastgesteld op basis van een aanvraag tot vaststelling. Dit geldt ook voor subsidies onder de € 25.000,-. Dit wijkt af van de algemene praktijk en artikel 13, eerste lid, sub a van de SVR 2014, op grond waarvan subsidies onder de € 25.000,- direct bij subsidieverlening worden vastgesteld.

Naar boven