Gemeenteblad van Barneveld
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Barneveld | Gemeenteblad 2021, 311088 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Barneveld | Gemeenteblad 2021, 311088 | beleidsregel |
Besluit van burgemeester en wethouders van de gemeente Barneveld tot vaststelling van de Beleidsregels Hogere Waarden Wet geluidhinder Barneveld 2009
Op 1 januari 2007 is de Wet geluidhinder gewijzigd. De wijzigingen hebben onder andere betrekking op:
Voor de gemeente heeft de grootste verandering betrekking op de decentralisatie van bevoegdheden tot het vaststellen van hogere grenswaarden. Met deze decentralisatie moet de gemeente zelf het hogere waarde besluit nemen in afstemming met de Ruimtelijke Ordening procedure. Daarnaast houdt deze wijziging ook in dat criteria veranderen, waaronder een hogere waarde kan worden verleend. Dit geeft aan de ene kant beleidsvrijheid, maar er kunnen zo ook ongewenste geluidhinder situaties gaan ontstaan.
Om deze ongewenste situaties niet te laten ontstaan is er behoefte aan een geluidbeleidsregel met betrekking tot het vaststellen van hogere waarden.
De beleidsregels geven het kader waarbinnen zoveel mogelijk nieuwbouw op de meer geluidsbelaste locaties mogelijk wordt maar waarbij tevens de toekomstige bewoners worden beschermd tegen een te grote geluidsbelasting ten gevolge van weg- en spoorwegverkeer of een industrieterrein. De voorkeursvolgorde ter bescherming van een te hoge geluidsbelasting is hierbij bron-, overdracht- en ontvangermaatregelen met daarbij geluidsisolerende maatregelen aan de woning, bouwen met een geluidsluwe zijde, eisen aan het gebouw (zoals zoveel mogelijk verblijfsruimten aan de geluidsluwe zijde).
Daarnaast zijn er beleidsregels opgenomen voor de situaties waarin sprake is van cumulatie van geluidsbelasting van meer dan één van de drie bronnen (wegen en/of spoorwegen en/of industrieterrein). Daarbij wordt de uitkomst van de wettelijk voorgeschreven bepalingsmethode gebruikt als input om te berekenen welke isolerende maatregelen nodig zijn om de wettelijke binnenwaarde (Bouwbesluit 2003) te behalen.
Bij het vaststellen van hogere waarden Wgh gaat het meestal om een ambtshalve procedure maar het kan ook gaan om een procedure die start met een verzoek van een daartoe in het Bgh aangewezen externe instantie, zoals de (spoor)wegbeheerder of een woningbouwcorporatie. Bij een ambtshalve procedure is er geen verzoek van een externe instantie maar is de eerste aanleiding bijvoorbeeld een bouwinitiatief, een bestemmingsplanprocedure of een wegreconstructie.
In dit hoofdstuk worden de wettelijke mogelijkheden geschetst en worden de mogelijkheden beschreven, die voor de gemeente Barneveld in een beleidsregel kunnen worden vastgelegd.
Voor het vaststellen van zogeheten hogere grenswaarden is de Wet geluidhinder (Wgh) en het Besluit geluidhinder (Bgh) relevant. Hierin worden o.a. de bevoegdheden en de systematiek van voorkeursgrenswaarde en de maximaal toelaatbare grenswaarde geregeld. Binnen deze bandbreedte heeft het bevoegd gezag (in casu de gemeente Barneveld) de vrijheid tot het voeren van beleid.
Het belangrijkste artikel is artikel 110 a van de Wgh. Dit artikel geeft aan wie bevoegd gezag is en onder welke mogelijkheden en criteria er een hogere waarde mag worden afgegeven. Het belangrijkste daarbij is dat er sprake moet zijn van bepaalde belangenafwegingen, en als deze afweging niet wordt gemaakt, er dan geen hogere waarde mag worden afgegeven.
In afwijking van het eerste lid zijn indien ten behoeve van een activiteit in meer dan één gemeente een hogere waarde voor de bij of krachtens de wet genoemde ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting dient te worden vastgesteld, burgemeester en wethouders van de gemeente binnen wier grenzen deze activiteit zal worden uitgevoerd bevoegd een hogere waarde vast te stellen.
Het eerste en tweede lid vinden slechts toepassing indien toepassing van maatregelen, gericht op het terugbrengen van de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein, de weg of spoorweg, van de gevel van de betrokken woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen onderscheidenlijk aan de grens van de betrokken geluidsgevoelige terreinen tot de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting onvoldoende doeltreffend zal zijn dan wel overwegende bezwaren ontmoet van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat de in dit lid bedoelde bevoegdheid enkel in bij die maatregel aan te geven gevallen kan worden toegepast.
Wanneer het besluit, bedoeld in het eerste lid, benodigd is in verband met de aanleg of wijziging van een hoofdspoorweg of de aanleg of reconstructie van een weg in beheer bij het Rijk of een provincie of de vaststelling of wijziging van een zone rond een industrieterrein dat als industrieterrein van regionaal belang is aangewezen bij provinciale verordening krachtens de Wet milieubeheer of de Wet ruimtelijke ordening, zijn gedeputeerde staten van de provincie waarbinnen de weg of spoorweg dan wel het industrieterrein van regionaal belang is gelegen bevoegd tot vaststelling van de hogere waarde. Het tweede tot en met zesde lid is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat in het tweede en zesde lid in plaats van «burgemeester en wethouders» moet worden gelezen «gedeputeerde staten» en in het tweede lid in plaats van «gemeente» telkens moet worden gelezen: provincie.
In de belangenafweging dienen ook eventueel mogelijk te treffen maatregelen te worden overwogen.
Bij de keuze van de maatregelen dient te worden uitgegaan van de maatregelvolgorde Bron – Overdracht – Ontvanger. Hieruit volgt dat eerst moet worden onderzocht of bronmaatregelen toepasbaar zijn. Indien bronmaatregelen niet mogelijk zijn vanwege bezwaren (zie toelichting bij § 2.2. Criteria en Bijlage 2 van financiële, landschappelijke, stedenbouwkundige of verkeers-, of vervoerskundige aard, moet voor afscherming worden gekozen. Pas als blijkt dat afscherming stuit op de eerdergenoemde bezwaren, kan er teruggevallen worden op de laatste mogelijkheden, namelijk het treffen van gevelmaatregelen of het onttrekken aan de bestemming. Het afgeven van een hogere waarde is dan ook niet vanzelfsprekend.
Voor wegverkeerslawaai en railverkeerslawaai wordt met de wetswijziging overgestapt op de Europese dosismaat Lden. In de Wet wordt de nieuwe dosismaat Lden aangeduid met "dB", de oude dosismaat Letm wordt als voorheen aangeduid met "dB(A)". Beide dosismaten zijn "A-gewogen", dat wil zeggen overeenkomend met de gevoeligheid van het menselijk oor.
De geluidbelasting in Lden wordt bepaald als gemiddelde op jaarbasis over de dag-, avond- en nachtperiode, in plaats van de hoogste van de drie (bij wegverkeer twee) etmaalperioden.
Uit onderzoek is gebleken dat in Nederland de verdeling van de verkeersintensiteiten over het etmaal, binnen een zekere bandbreedte, constant is. Daarmee komt de geluidbelasting in dB in getalswaarde gemiddeld 2 dB lager uit dan voorheen in dB(A). Om de nieuwe dosismaat zo beleidsneutraal mogelijk in te voeren, zijn daarom in de nieuwe Wet geluidhinder ook alle normen met 2 dB verlaagd. Een voorkeursgrenswaarde die in de oude Wet 50 dB(A) was, is nu dus 48 dB geworden.
Overigens is de dag-avond-nachtverhouding van de verkeersintensiteiten niet voor alIe wegen en spoorwegen hetzelfde. Het conversieverschil is dus niet altijd 2 dB. Volgens artikel 110h van de nieuwe Wet geluidhinder wordt een geldende hogere waarde (uitgedrukt in dB(A)) omgerekend in een nieuwe waarde (uitgedrukt in dB) volgens een methode die wordt vastgelegd in een Ministeriële Regeling. Deze methode houdt in dat de conversie niet leidt tot een feitelijke versoepeling of aanscherping van die hogere waarde. Als bijvoorbeeld in een concreet geval de omrekening van Letm in Lden leidt tot een 3 dB lagere getalswaarde, wordt de hogere waarde met 1 dB verlaagd. Deze omrekenmethode geldt niet voor woningen waarvoor de voorkeurswaarde van kracht is. Voor industrielawaai is, met uitzondering van de bepaling betreffende de geluidskartering o.b.v. de Europese richtlijn Omgevingslawaai, Lden niet ingevoerd, er wordt als voorheen gewerkt met de dosismaat Letm in dB(A).
In de Wet geluidhinder en de diverse uitvoeringsbesluiten van voor 1 januari 2007 waren redelijk veel criteria opgenomen, waaronder de zogeheten hogere grenswaarden verleend konden worden. De enige criteria die nu nog in de geluidhinder wet- en regelgeving zijn (zie kader artikel 110a, lid 5 en toelichting in bijlage 2) opgenomen zijn o.a.: als er bezwaren zijn van landschappelijke en verkeerskundige aard dan kan een hogere waarde worden verleend. Binnen deze kaders heeft de gemeente Barneveld de vrijheid tot het invullen van eigen beleid.
Tot 1 januari 2007 was in bijna alle gevallen de provincie Gelderland bevoegd tot het vaststellen van hogere grenswaarden. Gemeenten zijn tegenwoordig bevoegd tot het vaststellen van hogere grenswaarden, behalve als het gaat om de aanleg of wijziging van een spoorweg, rijksweg of provinciale weg, bij het nemen van een spoorweg- of tracébesluit en bij de vaststelling of wijziging van een geluidszone rondom een regionaal industrieterrein in de zin van de Wet geluidhinder.
De procedure tot het vaststellen van een hogere grenswaarde moet gevoerd worden volgens afdeling 3.4 van de Awb. Hierbij moet het ontwerpbesluit gelijktijdig ter visie worden gelegd met het ontwerpbestemmingsplan. Dit is ook te bevelen bij het nemen van een projectbesluit.
De gemeente kan voor het vaststellen van de maximale geluidbelasting nadere (beleids)regels stellen op een aantal onderdelen. Voor de gemeente Barneveld kan dat op de volgende onderdelen.
De Wgh kent reeds enkele jaren het begrip "dove gevel", dat is een bouwkundige constructie waarin geen te openen delen aanwezig zijn en welke een zekere geluidwering dient te bezitten. Ingeval een geluidgevoelige bestemming van een dergelijke gevel is voorzien, behoeft voor die gevel niet te worden getoetst aan de grenswaarden van de Wgh.
Met de wijziging van de Wgh wordt het begrip "dove gevel" verruimd. Er mag nu ook sprake zijn van een bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidgevoelige ruimte. De toelichting op de wetswijziging noemt een nooduitgang als voorbeeld.
Begrip (dove) gevel volgens Wgh
gevel: bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen het dak.
In afwijking van artikel 1 wordt onder een gevel in de zin van deze wet en de daarop berustende bepalingen niet verstaan:
In het gemeentelijke beleid wordt voorgesteld om per geluidgevoelige bestemming in principe maximaal 1 dove gevel toe te staan. Een uitzondering hierop zijn situaties zoals een eind- of hoekwoning. In deze situaties mogen maximaal 2 dove gevels aanwezig zijn. Tevens wordt voorgesteld om toe te staan dat deze dove gevels mogen zijn voorzien van een geluidgedempte ventilatievoorziening (zoals een suskast) en van te openen delen die niet direct grenzen aan een geluidgevoelige binnenruimte (zoals een voordeur van een appartementencomplex met gemeenschappelijke verkeersruimte).
Daarnaast wordt voorgesteld dat indien een dove gevel wordt toegestaan, de geluidgevoelige bestemming een geluidluwe zijde moet hebben met een bruikbare buitenruimte.
(extra) Geluidgevoelige bestemmingen
Geluidgevoelige bestemmingen zijn volgens de geluidhinder wet- en regelgeving o.a. woningen, scholen en medische centra.
Voorgesteld wordt om naast de al volgens de wet- en regelgeving aangewezen geluidgevoelige bestemmingen, één extra bestemming (hierin is de gemeente Barneveld niet uniek) aan te wijzen die als geluidgevoelig moeten worden beschouwd. Hiervoor wordt gedacht aan de geluidgevoelige vertrekken van kinderdagverblijven Hierbij moet wel worden gerealiseerd dat kan leiden tot kosten voor de gemeente, omdat dit verder gaat dan de wet- en regelgeving regelt. Deze geluidgevoelige vertrekken zijn de, als slaapvertrekken te gebruiken, ruimten. Hierbij is aansluiting gezocht met de geluidgevoelige ruimten van o.a. woningen.
In de meeste gevallen wordt de geluidbelasting veroorzaakt door één geluidbron. Soms wordt een woning (of andere geluidsgevoelige bestemming) echter door meerdere bronnen belast, bijvoorbeeld door wegverkeer én railverkeer. Als deze cumulatie aan de orde is heeft de Wet geluidhinder (art. 110f Wgh en art. 1.5 Bgh) bepaald dat er geen sprake mag zijn van een onaanvaardbare geluidsbelasting.
Voorgesteld wordt om voor de beoordeling van onaanvaardbare geluidsbelasting de onderstaande voorwaarden op te nemen:
De gemeente Barneveld is van oordeel dat er geen sprake is van een onaanvaardbare geluidhinder indien voldaan wordt aan de volgende drie punten:
Bij de realisatie van een geluidgevoelig gebouw, moet voldaan worden aan de eisen uit het Bouwbesluit ten aanzien van de karakteristieke geluidwering van de gevels, waarbij voor de geluidbelasting wordt uitgegaan van de gecumuleerde geluidbelasting overeenkomstig de methode van het "Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2006", bijlage l, hoofdstuk 2.
De gemeente Barneveld zet zich in voor een leefbare woonsituatie, ook op locaties met een hoge geluidbelasting. Deze leefbaarheid wordt bewerkstelligd door voorwaarden te verbinden aan het verlenen van hogere waarden. De voorwaarden leggen de initiatiefnemer of de beheerder een inspanning op voor een leefbare woonomgeving als compensatie voor het bouwen in een lawaaiige situatie. De voorwaarden bij het verlenen van een hogere waarde kunnen zijn:
Met de wijziging van de Wgh verkrijgen gemeenten meer beleidsvrijheid om binnen het grenswaardenregime van de Wgh (tussen voorkeursgrenswaarde en ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting) te opereren. In de gemeente Barneveld is tot op heden echter gebleken dat de uitvoeringspraktijk van de oude Wgh en bijbehorende algemene maatregelen van bestuur niet tot problemen heeft geleid. Het is mogelijk gebleken zowel goede ruimtelijke ordening te bedrijven en tegelijkertijd aan de doelstellingen t.a.v. het voorkomen en beperken van geluidhinder te voldoen. Een beperkte verruiming van het aantal mogelijke situaties en ontheffingscriteria is niettemin wel gewenst.
In bijlage 1 is een schematisch overzicht opgenomen van de mogelijke situaties, grenswaarden en ontheffingscriteria (zie ook de toelichting in bijlage 2) zoals die voor woningen kunnen worden vastgesteld met een beleidsregel. Voor andere geluidgevoelige objecten en bestemmingen zal het overzicht nader worden uitgewerkt.
Toelichting overwegingen van vervoerskundige aard
Toelichting overwegingen van landschappelijke aard
Dit criterium kan worden gebruikt wanneer afschermende maatregelen een aantasting van het landschap betekenen. Hierbij dient wel rekening gehouden te worden dat: als er maatregelen genomen moeten worden in het landschap er soms ook mogelijkheden zijn om die maatregelen in het landschap in te passen, bijvoorbeeld door aanleg van een landschappelijke beplanting, eventueel in combinatie met de te nemen maatregelen.
De gemeente Barneveld kan, indien er fundamentele en gemotiveerde bezwaren van stedenbouwkundige, volkshuisvestelijke of milieuhygiënische aard zijn, bij hoge uitzondering besluiten dat de voorgaande voorwaarden (criteria e.d.) niet gelden. Hiertoe neemt zij een motivering op bij het besluit tot het verlenen van een hogere waarde.
3. BELEID VAN DE GEMEENTE BARNEVELD
Nieuwbouw woning en aanleg weg
Een HGW procedure wordt gestart indien (zie ook artikel 110a, lid 5 Wet geluidhinder) op basis van akoestisch onderzoek is aangetoond dat de geluidsbelasting niet verlaagd kan worden tot de voorkeurswaarde door:
Een HGW procedure voor woningen kan alleen worden gestart indien ten minste aan één van de volgende criteria wordt voldaan:
Een HGW procedure voor een woning kan alleen worden gestart indien deze woning ten minste één geluidsluwe zijde heeft.
Een HGW procedure wordt alleen gestart indien een verklaring is toegevoegd dat de voorgenomen maatregelen om de geluidsbelasting te verlagen worden toegepast.
Bij aanleg van een weg moet voldaan worden aan ten minste één van de volgende criteria:
Bij een geluidsbelasting groter dan 48 dB vanwege wegverkeer, 55 dB vanwege railverkeer of 50 dB(A)-etmaalwaarde vanwege industrielawaai, moet een woning ten minste één geluidsluwe zijde hebben. De buitenruimte(n) die als verblijfsruimte worden gebruikt moeten aan de geluidsluwe zijde zijn gesitueerd.
Bij een geluidsbelasting groter dan 53 dB vanwege wegverkeer, 60 dB vanwege railverkeer of 55 dB(A)-etmaalwaarde vanwege industrielawaai, gelden de volgende woningindelingseisen:
Het gebruik van de zogenaamde "dove gevel" dient zoveel als mogelijk te worden vermeden. Daar waar dit niet anders kan, zal er voor de betreffende geluidsgevoelige bestemming tenminste altijd één geluidsluwe gevel aanwezig moeten zijn, terwijl ernaar gestreefd wordt het aantal "dove gevels" per woning tot maximaal één te beperken.
Er is geen sprake van een onaanvaardbare geluidhinder indien voldaan wordt aan de volgende drie punten:
Bij de realisatie van een geluidgevoelig gebouw, moet voldaan worden aan de eisen uit het Bouwbesluit ten aanzien van de karakteristieke geluidwering van de gevels, waarbij voor de geluidbelasting wordt uitgegaan van de gecumuleerde geluidbelasting overeenkomstig de methode van het "Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2006".
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2021-311088.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.