Gemeenteblad van Ommen
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ommen | Gemeenteblad 2021, 29095 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ommen | Gemeenteblad 2021, 29095 | Verordeningen |
Vaststelling Uitvoeringsbesluit Maatschappelijke ondersteuning en Jeugdhulp gemeente Ommen 2021
Burgemeester en wethouders van de gemeente Ommen,
Gelet op artikel 156 van de Gemeentewet;
Gelet op de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de jeugdwet;
Gelet op de artikel 10, artikel 13, lid 9 en artikel 28 van de “Verordening maatschappelijke ondersteuning en Jeugdhulp gemeente Ommen 2019”
Overwegende dat op grond van bovengenoemde artikelen het college nadere regels kan stellen;
Vast te stellen het “ Uitvoeringsbesluit Maatschappelijke ondersteuning en Jeugdhulp gemeente Ommen 2021”
Paragraaf 1 Algemene bepalingen
De artikelen van deze paragraaf hebben zowel betrekking op de invulling van de plicht tot ondersteuning, zoals bedoeld in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 als op de uitvoering van de bepalingen van de Jeugdwet
Artikel 1 Regels voor toekennen Persoonsgebonden budget (pgb)
Het college verstrekt een pgb in overeenstemming met artikel 2.3.6 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en artikel 8.1.1. van de Jeugdwet.
Een pgb draagt bij aan de mogelijkheden van de inwoner om regie te voeren over het eigen leven en kan een oplossing zijn bij ondersteuningsvormen die niet of onvoldoende geleverd worden door aanbieders die ondersteuning in natura leveren.
Artikel 2 Goedkeuring Persoonlijk budgetplan
Toestemming voor verzilvering van de ondersteuning in de vorm van een pgb wordt gegeven nadat het persoonlijk budgetplan is goedgekeurd. In dit plan staat hoe het pgb ingezet gaat worden en hoe de zorg bijdraagt aan de doelen die geformuleerd zijn in het ondersteuningsplan.
Bij de wijze waarop het pgb wordt ingezet wordt beoordeeld:
Om de kwaliteit van de ondersteuning te borgen mag een hulpverlener die via een pgb wordt ingehuurd nooit meer dan 48 uur per week ondersteuning verlenen. Dit geldt zowel voor een professionele als voor een informele hulpverlener.
De omvang van de ondersteuning en daarmee de hoogte van het pgb wordt gebaseerd op de duur en omvang van de maatwerkvoorziening indien deze in natura zou zijn verstrekt.
Artikel 3 Persoonsgebonden budget voor informele hulp
Aan de hand van de volgende vragen wordt bekeken of met informele hulp het beoogde resultaat behaald kan worden;
5. heeft de informele hulp op geen enkele wijze druk uitgeoefend op de budgethouder bij zijn besluitvorming om over te gaan tot informele hulp?
Artikel 5 Beheer persoonsgebonden budget
Regie kunnen voeren is een belangrijke voorwaarde voor het succesvol inzetten van een pgb.
Artikel 6 Kwaliteitseisen persoonsgebonden budget zorgaanbieder
De pgb zorgaanbieder dient aan de volgende eisen te voldoen:
Artikel 7 Besteding persoonsgebonden budget
De pgb budgethouder mag vanuit het budget de volgende uitgaven doen:
Artikel 8 Geen persoonsgebonden budget
Een pgb wordt niet toegekend wanneer er sprake is van crisishulp of crisisopvang.
Een combinatie van zorg in natura en pgb binnen één maatwerkvoorziening is binnen de Wmo niet mogelijk.
Paragraaf 2 Maatschappelijke ondersteuning
De artikelen van deze paragraaf hebben uitsluitend betrekking op de invulling van de plicht tot ondersteuning, zoals bedoeld in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
Persoonlijk plan: plan waarin de cliënt de omstandigheden, bedoeld in artikel 2.3.2, vierde lid, onderdelen a tot en met g van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, beschrijft en aangeeft welke maatschappelijke ondersteuning naar zijn mening het meest is aangewezen.
In aanvulling op hetgeen in artikel 3 van de verordening is bepaald brengt het college de cliënt op de hoogte van de mogelijkheid om een persoonlijk plan als bedoeld in artikel 2.3.2, tweede lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 op te stellen en stelt hem gedurende zeven dagen na de melding in de gelegenheid het plan te overhandigen.
de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening, zoals opgenomen in het beleidsplan, bedoeld in artikel 2.1.2 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, of door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, of de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of maatschappelijke opvang;
de mogelijkheden om samen met zorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld in de Zorgverzekeringswet en partijen op het gebied van publieke gezondheid, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen, te komen tot een zo goed mogelijk afgestemde dienstverlening met het oog op de behoefte aan verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie of aan beschermd wonen of maatschappelijke opvang;
Het college kan een door haar daartoe aangewezen adviesinstantie om advies vragen als het dit van belang acht voor de beoordeling van de aanvraag om een maatwerkvoorziening.
Artikel 14 Aanvullende criteria voor opvang en beschermd wonen
De bepalingen van dit artikel zijn aanvullend op hetgeen is vermeld in artikel 11, lid 1 onder b van de Verordening maatschappelijke ondersteuning en Jeugdhulp.
hij de situatie van dakloosheid en het niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving – niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen of andere maatwerkvoorzieningen gericht op het bevorderen van de participatie en zelfredzaamheid in voldoende mate kan verminderen of wegnemen;
opvang een passende, noodzakelijke en tijdelijke bijdrage levert aan het voorkomen van dakloosheid, het psychosociaal functioneren, voorkomen van verwaarlozing of maatschappelijke overlast en/of het afwenden van gevaar voor de cliënt of anderen en de behoefte van de cliënt met als doel het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld zich zo snel mogelijk weer op eigen kracht te handhaven in de samenleving.
deze de situatie – waarbij de cliënt de thuissituatie heeft verlaten, in verband met risico’s voor de veiligheid van de cliënt (en/of de kinderen van deze cliënt) als gevolg van huiselijk geweld - , niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen of andere maatwerkvoorzieningen gericht op het bevorderen van de participatie en zelfredzaamheid in voldoende mate kan verminderen of wegnemen.
opvang een passende, noodzakelijke en tijdelijke bijdrage levert aan het afwenden van gevaar voor de cliënt (en/of de kinderen van deze cliënt), voorkomen van dakloosheid, het psychosociaal functioneren, voorkomen van verwaarlozing of maatschappelijke overlast en de behoefte van de cliënt met als doel het realiseren van een situatie waarin de cliënt (en/of de kinderen van deze cliënt) in staat wordt gesteld zich zo snel mogelijk weer op eigen kracht en in een veilige situatie zich te handhaven in de samenleving.
hij de situatie van psychische of psychosociale problemen – met als gevolg het niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving – niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen of andere maatwerkvoorzieningen gericht op het bevorderen van de participatie en zelfredzaamheid in de thuissituatie in voldoende mate kan verminderen of wegnemen;
beschermd wonen een passende en noodzakelijke bijdrage levert aan het bevorderen van de zelfredzaamheid en participatie, het psychisch en psychosociaal functioneren, stabilisatie van een psychiatrisch ziektebeeld, voorkomen van verwaarlozing of maatschappelijke overlast en/of het afwenden van gevaar voor de cliënt of anderen en daarbij voorziet in de behoefte van de cliënt met als doel het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld zich zo snel mogelijk weer op eigen kracht te handhaven in de samenleving.
In spoedeisende gevallen, daaronder begrepen de gevallen waarin terstond opvang of beschermd wonen nodig is, al dan niet in verband met risico’s voor de veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, beslist het college na een melding als bedoeld in artikel 2 van dit besluit onverwijld tot verstrekking van een tijdelijke maatwerkvoorziening voor opvang of beschermd wonen in afwachting van de uitkomst van het onderzoek, zoals bedoeld in artikel 2.3.2 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de aanvraag van de cliënt.
Nadere regels op grond van artikel 14, lid3 en 17 van de verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Ommen 2019
a. Voorziening beschermd wonen: wonen in een accommodatie van een instelling met daarbij behorende toezicht en begeleiding, gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie, het psychisch en psychosociaal functioneren, stabilisatie van een psychiatrisch ziektebeeld, het voorkomen van verwaarlozing of maatschappelijke overlast of het afwenden van gevaar voor de cliënt of anderen, bestemd voor personen met psychische of psychosociale problemen, die niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving.
Begeleiding en toezicht is 24 uur per dag op de locatie zelf aanwezig en is in staat direct ook die begeleiding te bieden aan cliënten die nodig is of begeleiding vindt op afgesproken tijden plaats (planbare zorg) en is 24 uur per dag (telefonisch) oproepbaar en waar nodig binnen 30 minuten ter plaatse om die begeleiding te bieden aan cliënten die nodig is. Er is ook hier regelmatig contact met de cliënt om na te gaan hoe het gaat met de cliënt (signalerende functie).
b. Zorgaanbieder: zorginstelling die in opdracht van een inwoner met een toekenning voor beschermd wonen in pgb een voorziening beschermd wonen aanbiedt aan die inwoner.
Een voorziening beschermd wonen:
• Wordt veilig, doeltreffend en cliëntgericht geboden aan de cliënt.
• Is afgestemd op de reële behoefte en de persoonlijke situatie van de cliënt en op andere vormen van zorg, ondersteuning of hulp die de cliënt ontvangt.
• Biedt een zo integraal mogelijke dienstverlening voor de cliënt waar nodig en gewenst in samenhang met onder meer andere vormen van maatschappelijke ondersteuning alsmede voorzieningen van publieke gezondheid, preventie, zorg, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen.
• Is bedoeld voor het realiseren van resultaten bij cliënten op de volgende doelen:
a. het bevorderen van de zelfredzaamheid en participatie;
b. het bevorderen van het psychisch en psychosociaal functioneren;
c. het stabiliseren van het psychiatrisch ziektebeeld;
d. het bieden van een veilige woonomgeving;
e. het voorkomen van verwaarlozing, maatschappelijke overlast en het afwenden van gevaar voor de cliënt of anderen;
De resultaten worden op individueel niveau gemonitord, bijvoorbeeld met het instrument ‘zelfredzaamheidmatrix’.
• Middelen voor dagbesteding worden planmatig ingezet en worden benut om de mogelijkheden van cliënten op betaald werk, onbetaald werk en onderwijs in te zetten.
• Is dusdanig inricht dat er op korte termijn (binnen een jaar) of middellange termijn (1 – 3 jaar) stappen kunnen worden gezet naar zelfstandig wonen.
• Betreft de ondersteuningsbehoefte van de cliënt die in de geldige en doorlopende GGZ-C-indicatie of meest actuele toekenningsbeschikking beschermd wonen naar aard en omvang is verwoord en bedoeld. De onder de AWBZ gebruikelijke prestatiebeschrijvingen ten aanzien van de zorgzwaartepakketten GGZ-C 1 t/m 6 zijn hierbij van toepassing. Voor de overgangsrechtcliënten is hierbij het overgangsrecht zoals omschreven in de Wmo 2015 van toepassing.
• Betreft een veilige woonomgeving en begeleiding die er op gericht is dat de cliënt zo spoedig mogelijk weer in staat wordt gesteld zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving.
Een voorziening beschermd wonen:
• Wordt verstrekt in overeenstemming met de op de beroepskracht rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de professionele standaard. Dat betekent onder meer dat de zorgaanbieder goede ondersteuning biedt, de uitvoering organiseert van de geboden ondersteuning zodat hij tijdig, doelmatig en deskundig in de ondersteuningsbehoeften van de cliënt voorziet. De volgende criteria worden gehanteerd:
o De zorgaanbieder werkt met bewezen effectieve interventies, waarbij er ruimte is voor professionele autonomie en innovatie van de ondersteuning.
o De ondersteuning wordt uitgevoerd door deskundige medewerkers met een mbo- /hbo werk en –denkniveau op het gebied van begeleiding. De zorgaanbieder zoekt daarbij naar een optimale balans tussen de inzet van professionals, ervaringsdeskundigen en vrijwilligers.
o De beschikbare personeelsformatie staat in verhouding tot de cliëntpopulatie een ondersteuningsbehoeften.
o Daar waar ook cliënten met kinderen dan wel jongvolwassenen betrokken zijn draagt de zorgaanbieder zorg voor voldoende deskundigheid op het gebied van de ondersteuning aan kinderen en jongvolwassenen.
o De vakinhoudelijke specialisten zijn in voldoende mate beschikbaar wanneer nodig.
o De medewerkers houden rekening met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van cliënten.
• Wordt uitgevoerd door werknemers die in het bezit zijn van een verklaring omtrent gedrag (VOG) als bedoeld in artikel 28 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens voor beroepskrachten en andere personen die beroepsmatig met zijn cliënten in contact kunnen komen. Vrijwilligers die in contact komen met cliënten dienen eveneens te beschikken over een VOG.
De zorgaanbieder van een beschermd wonen voorziening in pgb:
• Heeft een Verklaring Omtrent Gedrag voor Rechtspersonen (VOG RP).
• Sluit daar waar mogelijk en gewenst aan bij de wensen van de cliënt betreffende het zoveel mogelijk werken met een vaste contactpersoon (vaste contactpersonen) voor de cliënt voor de duur van het traject.
• Respecteert de rechten van de cliënt en neemt deze in acht.
• Zorgt voor zo weinig mogelijk verhuisbewegingen voor cliënten, tenzij dit een bewuste keuze is vanuit de doelen die nagestreefd worden bij cliënten.
• Kan alleen bij zwaarwegende redenen en na maximale inspanning van de zorgaanbieder om deze redenen weg te nemen de ondersteuning aan cliënten eenzijdig worden beëindigd. Voorbeelden van zwaarwegende redenen kunnen zijn:
o een ernstige mate van bedreiging of intimidatie die voortzetting van beschermd wonen ongewenst maakt aangezien de veiligheid van zorgverlener en/of overige cliënten in gevaar is of dreigt te komen;
o een onherstelbaar verstoorde relatie tussen zorgaanbieder en cliënt;
o hygiënische omstandigheden die ernstige gezondheidsrisico’s opleveren voor de zorgverlener en/of de overige cliënten;
o het niet nakomen van essentiële verplichtingen of regels, ook niet na herhaaldelijk (schriftelijk) aandringen of waarschuwen door de zorgaanbieder.
Daar waar er onder die omstandigheden aanleiding is vanuit de zorgaanbieder om het bieden van de voorziening beschermd wonen vroegtijdig en eenzijdig te beëindigen, draagt de zorgaanbieder vanuit de ‘zorgplicht’ maximaal zorg voor dat de reeds door de zorgaanbieder aangevangen ondersteuning zoveel mogelijk wordt voortgezet totdat de noodzakelijke ondersteuning bij een andere zorgaanbieder wordt geboden.
• Heeft geen veroordeling, aanwijzing, maatregel of boete opgelegd gekregen van
o een door een gemeente aangewezen toezichthouder Wmo of
in de periode van drie jaar voorafgaand aan de startdatum van de inzet van de ondersteuning die van invloed is op de veiligheid, doeltreffendheid en cliëntgerichtheid van de geboden ondersteuning.
De zorgaanbieder van een beschermd wonen voorziening in pgb:
• Treft reeds bij instroom voorwaarden om de uitstroom te bevorderen. Hierbij is terugkeer naar de herkomstgemeente uitgangspunt, tenzij er redenen zijn om terugkeer naar de herkomstgemeente juist niet te wensen. Dit betekent dat:
1) de zorgaanbieder er voor zorgdraagt dat de cliënt zich bij instroom in de voorziening direct inschrijft bij één of meerdere woningcorporaties die woningen heeft in de gemeente van herkomst;
2) de tijdelijke woonplek past bij het inkomensniveau van de cliënt;
3) indien de cliënt is ondergebracht in een woning die de zorgaanbieder huurt van een woningcorporatie de huur niet hoger is dan volgens de regels van ‘passend toewijzen’ toegestaan is;
4) de zorgaanbieder waarborgt dat – gedurende de periode beschermd wonen - de positieve elementen vanuit het sociale netwerk (alsmede dagactiviteiten) in de herkomstgemeente optimaal en blijvend worden benut;
5) de zorgaanbieder er voor zorgdraagt dat de cliënt, op het moment dat uitstroom in beeld komt, een reëel beeld heeft van zijn huisvestingsmogelijkheden en actief reageert op passende huisvesting van de woningcorporaties of particuliere zorgaanbieders. Indien van toepassing zorgt de zorgaanbieder ervoor dat de cliënt gebruik maakt van de mogelijkheden die de corporaties bieden om cliënten versneld te huisvesten.
• Maakt bij uitstroom afspraken met de cliënt over passende huisvesting in een passende woonomgeving en over de mogelijkheden die de cliënt heeft in het geval van terugval.
De aanbieder van een beschermd wonen voorziening in pgb:
• Heeft een regeling voor medezeggenschap voor cliënten.
• Betrekt cliënten(vertegenwoordigers) bij organisatievraagstukken, waaronder kwaliteit en veiligheid en geeft cliënten(vertegenwoordigers) daarin ook invloed.
De zorgaanbieder van een beschermd wonen voorziening in pgb:
• Meet (periodiek) de individuele cliëntervaringen. De meting bevat alle facetten van de ondersteuning. De zorgaanbieder voert aantoonbaar en in samenspraak met de cliëntenvertegenwoordigers verbeteringen door op basis van de uitkomsten van de meting.
De zorgaanbieder van een beschermd wonen voorziening in pgb:
• Draagt zorg voor de toegankelijkheid van beschermd wonen voorzieningen, diensten en ruimten die worden ingezet voor mensen met een beperking of psychische en psychosociale problemen die beschermd wonen (conform VN-verdrag inzake rechten van personen met een handicap).
9. Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling
De zorgaanbieder van een beschermd wonen voorziening in pgb:
• Beschikt over een meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling en bevordert de kennis en het gebruik van deze meldcode.
De zorgaanbieder van een beschermd wonen voorziening in pgb:
• Beschikt over een regeling voor de afhandeling van klachten van cliënten ten aanzien van onder meer beschermd wonen voorzieningen.
• Doet onverwijld melding aan de toezichthouder Wmo (GGD IJsselland) van iedere calamiteit en ieder geweldsincident dat zich heeft voorgedaan bij het bieden van beschermd wonen en verstrekt naar aanleiding van een melding gegevens, daaronder begrepen persoonsgegevens, en gegevens betreffende de gezondheid en andere bijzondere persoonsgegevens, voor zover deze voor het onderzoek van de melding noodzakelijk zijn. Persoonsgegevens ten aanzien waarvan de zorgaanbieder of de beroepskracht op grond van een wettelijk voorschrift of op grond van zijn ambt of beroep tot geheimhouding is verplicht, worden uitsluitend zonder toestemming van betrokkene verstrekt, indien deze niet meer in staat is de toestemming te geven dan wel dit noodzakelijk kan worden geacht ter bescherming van cliënten (conform artikel 3.4 lid 2 en 3 Wmo 2015).
De aanbieder van een beschermd wonen voorziening in pgb:
• Draagt zorg dat de te benutten locatie(s) voldoen aan het lokale bestemmingsplan en de vergunnings-technische eisen alsmede andere wet- en regelgeving die van toepassing is ten aanzien van gezondheid, veiligheid en leefbaarheid en heeft nadrukkelijk oog voor de woonomgeving van de beschermd wonen locaties. Dat betekent dat de zorgaanbieder bereikbaar is voor omwonenden en instanties en bij overlast zorgt voor een open communicatie, zodat daarmee de leefbaarheid van de direct omgeving wordt gewaarborgd.
De zorgaanbieder van een beschermd wonen voorziening in pgb:
• Voert een deugdelijke administratie en goede registratie, waarbij in ieder geval inkomsten, uitgaven, verplichtingen, cliëntdossiers en verantwoording te herleiden zijn naar bron en bestemming.
het architectenhonorarium tot ten hoogste 2% van de aanneemsom met dien verstande dat dit niet hoger is dan het maximale honorarium als bepaald in de Standaard voorwaarden (SR) 1997 van de Bond van Nederlandse Architecten. Alleen in die gevallen dat het noodzakelijk is dat een architect voor de woningaanpassing moet worden ingeschakeld, kunnen deze kosten in aanmerking komen voor vergoeding;
Met de gereedmelding verklaart de eigenaar of de belanghebbende dat is voldaan aan de voorwaarden waaronder de maatwerkvoorziening is verleend. De gereedmelding gaat vergezeld van afschriften van alle op de werkzaamheden betrekking hebbende rekeningen, voor zover dit noodzakelijk is voor de vaststelling van de maatwerkvoorziening
Tegemoetkoming in de kosten voor het verwerven van extra grond ten behoeve van een aanbouw of uitbreiding van een bepaald vertrek indien dit op grond van ergonomische beperkingen noodzakelijk zou zijn. Het aantal m² wat voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking komt is per vertrek als volgt gemaximeerd:
Het aantal m² verhard pad tussen de openbare weg en de hoofdingang tot een woonruimte, dan wel tussen een tweede ingang en een berging en/of tuinpoort dat bij het nieuw aanleggen van paden, dan wel bij het aanpassen van bestaande paden ten hoogste voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking komt bedraagt 20m².
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
||
|
|
||
|
|
||
|
|
|
Bij het aanpassen c.q. vervangen van de keuken en badkamer wordt rekening gehouden met de algemeen gebruikelijk te achten levensduur. Voor een keuken wordt als algemeen gebruikelijke levensduur een termijn van 15 jaar gehanteerd en voor een badkamer een termijn van 20 jaar. Als de algemeen gebruikelijk te achten levensduur is bereikt dan is wat betreft vervanging sprake van een algemeen gebruikelijke renovatie. In dat geval komen alleen de meerkosten van de aan de beperking gerelateerde aanpassingen voor vergoeding in aanmerking. Indien vervanging binnen de hierboven genoemde termijnen plaatsvindt, wordt rekening gehouden met een afschrijvingspercentage. Voor de hoogte van de maatwerkvoorziening wordt rekening gehouden met de reeds verlopen afschrijvingsperiode.
Bij woningsanering met betrekking tot CARA worden voor de maatwerkvoorziening de volgende normbedragen per m² gehanteerd:
De maatwerkvoorziening als bedoeld in lid 10 van dit artikel wordt alleen verstrekt in die gevallen dat de betreffende te vervangen stoffering nog niet is afgeschreven. Indien een artikel is afgeschreven wordt geen maatwerkvoorziening verleend. Hierbij wordt voor de hoogte van de voorziening als volgt rekening gehouden met de reeds verlopen afschrijvingsperiode. De voorziening bedraagt een percentage van de kosten, afhankelijk van de afschrijvingsperiode:
Indien nodig wordt, zolang de voorziening wordt gebruikt, jaarlijks een bedrag voor onderhoud en reparatie verstrekt.
De hoogte van het onderhoudsbedrag bedraagt per kalenderjaar maximaal 4% van de bruto consumentenprijs inclusief de individuele aanpassingen. Het bedrag wordt op declaratiebasis uitbetaald, onder overlegging van de desbetreffende facturen.
De algemene voorziening richt zich op het uitvoeren van schoonmaakwerk van de dagelijks in gebruik zijnde ruimtes. Een inwoner komt in aanmerking voor de algemene voorziening Huishoudelijke Hulp als hij voldoet aan de volgende voorwaarden:
De onder artikel 20 genoemde toegangscriteria zijn tevens van toepassing op de maatwerkvoorziening aangevuld met bepaalde factoren waardoor voor de inwoner aanvullende ondersteuning in het huishouden gewenst is. Factoren die de omvang of frequentie van het schoonmaakwerk kunnen beïnvloeden zijn bijvoorbeeld[1]:
[1] Onderzoek Maatstaf hulp bij het huishouden, Gemeente Amsterdam (februari 2017)
Artikel 22 Resultaten van de maatwerkvoorziening Huishoudelijke Hulp
Onder de maatwerkvoorziening Huishoudelijke Hulp vallen de volgende resultaten:
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
Hulpvraag: behoefte van een jeugdige of zijn ouder(s) aan jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de Jeugdwet.
De artikelen van deze paragraaf hebben uitsluitend betrekking op de uitvoering van de bepalingen van de Jeugdwet
Artikel 27 Toegang jeugdhulp via de huisarts, medisch specialist of jeugdarts
De huisarts, medisch specialist of jeugdarts die een cliënt behandelen, stellen het college in kennis van hun verwijzing naar een door het college bij besluit te verlenen individuele voorziening.
Paragraaf 1 Algemene bepalingen
De artikelen van deze paragraaf hebben zowel betrekking op de invulling van de plicht tot ondersteuning, zoals bedoeld in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 als op de uitvoering van de bepalingen van de Jeugdwet.
Paragraaf 2 Maatschappelijke ondersteuning
Persoonlijk plan: Deze definitie is ontleend aan artikel 2.3.2, tweede lid van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.
In het persoonlijk plan kan de cliënt – al dan niet tezamen met zijn persoonlijk netwerk – de omstandigheden, bedoeld in artikel 2.3.2, lid 2 onderdelen a tot en met e van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, en de maatschappelijke ondersteuning die door hem wordt gewenst, beschrijven. De omstandigheden, bedoeld in artikel 2.3.2, lid 2 onderdelen a tot en met e van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, worden door het college onderzocht. Doordat de cliënt hieromtrent voorafgaand aan het onderzoek door het college een persoonlijk plan kan overleggen, is het college direct bekend met de wijze waarop de cliënt zelf vorm wil geven aan zijn persoonlijk arrangement dat nodig is om zelfredzaam te kunnen zijn en te participeren. Door de cliënt een persoonlijk plan te laten opstellen, wordt de eigen regie en de betrokkenheid van het sociale netwerk van de cliënt versterkt.
Artikel 10. Indienen persoonlijk plan
In dit artikel is overeenkomstig artikel 2.3.2, tweede lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 de verplichting voor het college opgenomen om informatie te verschaffen over de mogelijkheid voor de cliënt om een persoonlijk plan op te stellen en deze aan het college te overhandigen. Zie ook artikel 11, tweede lid.
Deze bepaling is opgenomen om een zorgvuldige procedure te waarborgen en kan worden gezien als een uitwerking van de verplichte delegatiebepaling van artikel 2.1.3, eerste lid en tweede lid, onder a, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, waarbij onder meer is bepaald dat de gemeente bij verordening in ieder geval regels vaststelt die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het in artikel 2.1.2. van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 bedoelde plan en de door het college te nemen besluiten of te verrichten handelingen.
De onderdelen van het eerste lid zijn in overwegende mate overeenkomstig de opsomming in artikel 2.3.2, vierde lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 opgenomen. In artikel 2.3.2, eerste lid, wordt niet de aanduiding “het gesprek” gebruikt maar “een onderzoek in samenspraak met degene door of namens wie de melding is gedaan en waar mogelijk met de mantelzorger of mantelzorgers dan wel diens vertegenwoordiger”. De Memorie van Toelichting op deze bepaling verduidelijkt dat voor een zorgvuldig onderzoek veelal sprake zal zijn van enige vorm van persoonlijk contact met betrokkene of een vertegenwoordiger van betrokkene, aangezien daardoor een adequaat totaalbeeld van de betrokkene en zijn situatie verkregen kan worden. Het eerste lid bepaalt daarom dat het onderzoek moet plaatsvinden in samenspraak met betrokkene. De vorm van het onderzoek is vrij. In het eerste lid is verder benadrukt dat het gesprek met de cliënt wordt gevoerd door deskundigen (namens het college). Het gesprek vindt zo mogelijk bij de cliënt thuis plaats. Indien woningaanpassingen nodig zijn, is dat zeker essentieel om de thuissituatie goed te kunnen beoordelen en doeltreffende oplossingen te vinden.
In onderdeel b is als onderwerp van gesprek “het gewenste resultaat van het onderzoek om ondersteuning” opgenomen. Dit is belangrijk omdat in de woorden van de nota naar aanleiding van het verslag (Kamerstukken II 2013/14, 33 841, nr. 34, blz. 183) “ de ultieme toetssteen of de maatschappelijke ondersteuning effectief is geweest, ligt de beantwoording van de vraag of de cliënt zelf vindt dat de verleende maatschappelijke ondersteuning heeft bijgedragen aan een verbetering van zijn zelfredzaamheid of participatie. In het wetsvoorstel Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 staat het bereiken van dit resultaat centraal”.
In het tweede lid is overeenkomstig artikel 2.3.2, vijfde lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 verankerd dat het college een door of namens de cliënt ingediend persoonlijk plan betrekt bij het onderzoek.
Overeenkomstig het derde lid wordt de cliënt geïnformeerd over de gang van zaken bij het gesprek, diens rechten en plichten - onder andere ten aanzien van de verwerking van zijn (bijzondere) persoonsgegevens – en de vervolgprocedure.
Het gesprek is hoofdregel en hoeft uiteraard niet plaats te vinden als dit niet nodig is ( zie het vierde lid). Het kan bijvoorbeeld om een cliënt gaan die al bekend is bij de gemeente en een eenvoudige “vervolgvraag” heeft. Waar het betreft de onderwerpen genoemd in artikel 2.3.2, vierde lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, ontslaat dit het college niet van diens onderzoek verplichting in algemene zin. In sommige gevallen kan dit echter op basis van al beschikbare informatie en hoeft het niet tijdens het gesprek nogmaals inhoudelijk besproken te worden.
Deze bepaling is een uitwerking van artikel 2.1.3, eerste lid, en tweede lid, onder a, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, waarbij is bepaald dat de gemeente bij verordening in ieder geval bepaalt op welke wijze wordt vastgesteld of een cliënt voor een maatwerkvoorziening voor zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen of maatschappelijke opvang in aanmerking komt. De Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 bepaalt dat het college binnen twee weken na de ontvangst van de aanvraag de beschikking moet geven (artikel 2.3.5, tweede lid). In de Awb worden regels gegeven omtrent de aanvraag. Dit besluit wijkt daarvan niet af. Op grond van artikel 4:1 van de Awb wordt een aanvraag tot het geven van een beschikking schriftelijk ingediend bij het bestuursorgaan dat bevoegd is op de aanvraag te beslissen (hier het college), tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald.
In het eerste lid is aangegeven dat naast de cliënt alleen een daartoe door hem gemachtigd persoon of een vertegenwoordiger (een vertegenwoordiger is een natuurlijke persoon of rechtspersoon die een cliënt vertegenwoordigt die niet in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake) een aanvraag kan indienen. Dit is minder ruim dan de kring van personen rond de cliënt die een melding kan doen. Aangezien het hier gaat om de formele aanvraag om een beschikking in de zin van de Awb, is hier de formele eis van machtiging of vertegenwoordiging gesteld.
Ter voorkoming van onnodige administratieve lasten is in het tweede lid de mogelijkheid opgenomen om een door de cliënt ondertekend verslag als aanvraag aan te merken.
Het college kan extern advies inwinnen indien dat voor de beoordeling van een aanvraag nodig is; als dat de enige mogelijkheid is om een zorgvuldig onderzoek naar de aanvraag te doen, is het zelfs in zekere zin verplicht .Het is bij de adviesaanvraag van belang dat hierbij een heldere vraag of afgebakende opdracht wordt verstrekt, zodat duidelijk is voor de cliënt en de adviseur welk aanvullend onderzoek nog nodig is.
In artikel 2.3.8, derde lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 is een medewerkingsplicht opgenomen. De cliënt is verplicht aan het college desgevraagd de medewerking te verlenen die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van deze wet.
Artikel 3:3 van de Awb, geeft in een aantal artikelen enige algemene bepalingen over (externe) advisering. Artikel 3:5 lid 1 van de Awb geeft aan dat in deze afdeling onder adviseur verstaan wordt: een persoon of college, bij of krachtens wettelijk voorschrift belast met het adviseren inzake door een bestuursorgaan te nemen besluiten en niet werkzaam onder verantwoordelijkheid van dat bestuursorgaan.
In de wet is niet geregeld dat er een adviseur benoemd moet worden. Advies zal in het kader van de uitvoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 echter soms onontbeerlijk zijn. Het college dient één of meer adviseurs aan te wijzen om in het kader van de wet advies uit te brengen. In het uitvoeringsbesluit is niet opgenomen wie de adviseur is. Men kan immers meer adviseurs in verschillende, zelfs wisselende situaties hebben, wat een eenduidige vermelding onmogelijk maakt.
Artikel 14. Aanvullende criteria voor opvang en beschermd wonen
De gemeente Zwolle is centrumgemeente voor maatschappelijke opvang en beschermd wonen. Deze bepaling is letterlijk overgenomen uit de Wmo verordening van de gemeente Zwolle.
Artikel 14A. Nadere regels kwaliteitseisen voor voorzieningen beschermd wonen in pgb
Sinds 1 januari 2015 is de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) 2015 van kracht. Hierin wordt de mogelijkheid van een voorziening beschermd wonen in de verstrekkingsvormen ‘in natura’ en in een persoonsgebonden budget (pgb) geboden. In het bestuurlijk overleg beschermd wonen en maatschappelijke opvang regio IJssel-Vecht, waarvan Zwolle centrumgemeente is, is in lijn met de Wmo 2015 besloten dat een voorziening beschermd wonen ingekocht met een pgb een gelijkwaardig alternatief moet zijn voor een voorziening beschermd wonen in natura. Er bestaan afhankelijk van de verstrekkingsvorm verschillen in productomschrijving, kwaliteitseisen en hoogte van bekostiging. Een eerste stap is het verbeteren (en gelijkschakelen) van de kwaliteit van de ondersteuning bij beide verstrekkingsvormen.
De bepalingen van deze artikelen zijn overgenomen uit het voormalige Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Ommen 2014. Deze bepalingen zijn in een aantal gevallen nog van toepassing.
Artikel 19. Verstrekking Wmo-vervoerspas
Op grond van dit artikel kan aan een cliënt die geen gebruik kan maken van het reguliere openbaar vervoer een Wmo-taxivervoerspas worden verstrekt. Met deze vervoerspas kan de cliënt op jaarbasis maximaal 1.500 kilometer reizen tegen een gereduceerd tarief.
Het tweede lid van dit artikel biedt de mogelijkheid om het aantal kilometers dat in lid 1 is genoemd te verhogen indien blijkt dat de cliënt onvoldoende kan deelnemen aan het maatschappelijk verkeer. Het gaat hier om bijzondere omstandigheden. Hierbij valt onder meer te denken aan bezoek van een partner of kind, verblijvende in een instelling.
Artikel 20. Toegangscriteria voor de algemene voorziening Huishoudelijke Hulp
De inwoner is in eerste instantie zelf verantwoordelijk voor een schoon en leefbaar huis. Activiteiten die door de inwoner zelf kunnen worden uitgevoerd behoren dan ook tot de eigen verantwoordelijkheid. Voor gebruikelijke hulp (de normale, dagelijkse zorg op basis van een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid van de huisgenoten waarmee een gezamenlijk huishouden wordt gevoerd), wordt vanuit de gemeente geen ondersteuning bij het schoonhouden of organiseren van het huishouden geboden. Vrijwillige ondersteuning door bijvoorbeeld een mantelzorger of iemand uit het sociaal netwerk, gaat ook voor op de ondersteuning van de gemeente.
Indien eigen (particuliere) mogelijkheden, gebruikelijke hulp en hulp vanuit het sociaal netwerk geen of onvoldoende oplossing bieden, kan de inwoner ondersteuning ontvangen via de algemene voorziening Huishoudelijke Hulp.
De taken binnen de algemene voorziening Huishoudelijke Hulp richten zich op het uitvoeren van schoonmaakwerk van de dagelijks in gebruik zijnde ruimtes (woonkamer, als dagelijks in gebruik zijnde slaapvertrek, de keuken, sanitaire ruimtes en gang/trap). Het gaat om een mix van de volgende activiteiten binnen de bovengenoemde vertrekken: stof afnemen, stofzuigen, dweilen, opruimen, keuken opruimen en schoonmaken, bed verschonen en schoonmaken van het sanitair.
De algemene voorziening wordt aangeboden voor 72 uur op jaarbasis. Hierbij is uitgegaan dat het om huishoudelijk werk gaat, waarbij een deel nog door de inwoner zelf kan worden gedaan. Iedere inwoner die gebruik maakt van de algemene voorziening ontvangt hetzelfde aantal uren. De inwoner heeft zelf de regie over de besteding van de uren (bijvoorbeeld één keer in de twee weken drie uur).
Artikel 21. Toegangscriteria voor de maatwerkvoorziening Huishoudelijke Hulp
Als op basis van onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de inwoner wordt geconcludeerd dat de inwoner middels een algemene voorziening onvoldoende ondersteund wordt, kan een maatwerkvoorziening worden aangeboden. Vanwege bepaalde factoren kan voor de inwoner aanvullende ondersteuning in het huishouden gewenst zijn. Factoren die de omvang of frequentie van het schoonmaakwerk kunnen beïnvloeden zijn bijvoorbeeld[1]:
Deze opsomming is niet uitputtend. De consulent van het Samen Doen team maakt de afweging door middel van een objectief onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van een inwoner ten behoeve van zelfredzaamheid en participatie of bepaalde aanwezige factoren leiden tot inzet van een maatwerkvoorziening.
Artikel 22. Resultaten van de maatwerkvoorziening Huishoudelijke Hulp
Het resultaat van de ondersteuning is dat de inwoner beschikt over een schoon en leefbaar huis. Dit betekent dat men gebruik moet kunnen maken van een schone woonkamer, als dagelijks in gebruik zijnde slaapvertrek, de keuken, sanitaire ruimtes en gang/trap. De genoemde ruimtes dienen zodanig schoongemaakt te worden om zo een algemeen aanvaard basisniveau van schoon te realiseren. Het gaat om een mix van de volgende activiteiten binnen de bovengenoemde vertrekken: stof afnemen, stofzuigen, dweilen, opruimen, keuken opruimen en schoonmaken, bed verschonen en schoonmaken van het sanitair.
Ondersteuning vanuit dit resultaat wordt geboden voor het wassen van beddengoed en linnengoed en het beschikken over schone kleding wanneer een inwoner een belemmering heeft bij het op orde en schoon houden van zijn kleding. De verzorging van de was zoals bedoeld binnen dit resultaatgebied omvat het wassen, het drogen, strijken van de bovenkleding, vouwen van de was en terugleggen van de was in de garderobekast. Deze module wordt alleen ingezet als inwoner helemaal niet op eigen kracht over schone kleding en beddengoed kan voorzien of helemaal geen ondersteuning kan worden geboden vanuit het sociaal netwerk of via een voorliggende voorziening zoals een was- en strijkservice.
Modules maatwerkvoorziening Huishoudelijke Hulp
De maatwerkvoorziening wordt aangeboden voor de uren die nodig zijn om het huis ‘schoon en leefbaar’ te houden en/of om de inwoner te laten beschikken over schone kleding. De maatwerkvoorziening is opgebouwd uit de volgende modules:
UREN [2] |
|
|
|
|
|
|
De genoemde uren voor de drie verschillende modules staan vast en zijn voor iedere inwoner met een maatwerkvoorziening gelijk. De consulent van het Samen Doen team bepaalt welke modules worden ingezet.
- De basisuren schoon en leefbaar huis worden ingezet als de algemene voorziening ontoereikend is, vanwege bepaalde factoren die ervoor kunnen zorgen dat voor de inwoner aanvullende ondersteuning in het huishouden nodig heeft;
- De module ‘extra uren voor medische beperking’ wordt ingezet als een inwoner vanwege medische belemmeringen (bijvoorbeeld door ernstige fysieke beperkingen, medische beperkingen waardoor een meer dan gebruikelijke hygiëne noodzakelijk is, of medische beperking die leiden tot een snellere vervuiling van het huis) extra noodzakelijke schoonmaak nodig heeft.
- De module ‘extra uren voor medische beperking’ kan alleen worden ingezet als ook de module ‘basisuren schoon en leefbaar huis’ is ingezet.
Wanneer een inwoner iets wil dat buiten de algemene- of maatwerkvoorziening Huishoudelijke Hulp valt (bijvoorbeeld schoonmaken van de niet gangbare ruimtes), kan de inwoner dit bij de aanbieder afnemen als private dienstverlening (dus wel btw-plichtig).
[1] Onderzoek Maatstaf hulp bij het huishouden, Gemeente Amsterdam (februari 2017)
[2] Hierbij is uitgegaan van de rapporten van KPMG | Plexus en bureau HHM voor de gemeente Utrecht (Normering van de basisvoorziening ‘Schoon Huis’, september 2016), Normenkader Huishoudelijke Ondersteuning HHM (2019) en voor de gemeente Amsterdam (Maatstaf hulp bij het huishouden, februari 2017).
Bij deze definitie van hulpvraag wordt een relatie gelegd naar artikel 2.3, eerste lid van de Jeugdwet.
Dit artikel is een aanvulling op hetgeen in artikel 2 van de verordening is vermeld. Wanneer de jeugdige of zijn ouder(s) een beroep willen doen op een overige voorziening geldt niet de meldingsprocedure in de zin van dit besluit. Men kan rechtstreeks een beroep doen op een overige voorziening.
Voor een zorgvuldig te nemen besluit is het van belang dat alle feiten en omstandigheden van de specifieke hulpvraag worden onderzocht. Daarbij is het van belang dat het onderzoek in samenspraak met de jeugdige en zijn ouder(s) wordt verricht. Voor een zorgvuldig onderzoek is veelal persoonlijk contact nodig om een totaalbeeld van de jeugdige en zijn ouder(s) te krijgen. Het ligt daarom ook voor de hand dat tijdens een gesprek met de jeugdige en zijn ouder(s) het een en ander wordt besproken.
In het gesprek zou duidelijk moeten worden hoe ook de meest complexe individuele voorzieningen kunnen worden getroffen. De wetgever omkleedt de procedure om te komen tot een individuele voorziening met allerlei waarborgen rond een deskundige beoordeling. Het kan zelfs gaan om diagnostiek om voor een psychiatrische behandeling in aanmerking te komen of voor een verblijf in 24-uursopvang. Dat zijn zwaarwegende beslissingen waaraan professioneel onderzoek en afweging aan ten grondslag ligt.
In het eerste lid is opgenomen dat het gesprek zo spoedig mogelijk moet plaatsvinden. Het hangt af van de situatie hoe snel dat kan of moet plaatsvinden.
In de onderdelen a tot en met i zijn de onderwerpen van het gesprek weergegeven. Het betreft uiteraard altijd maatwerk. Indien de jeugdige al bij de gemeente bekend is, zal een aantal gespreksonderwerpen niet meer uitgediept hoeven te worden en zal bijvoorbeeld alleen kunnen worden gevraagd of er nog nieuwe ontwikkelingen zijn. Komen een jeugdige of zijn ouder(s) voor het eerst bij de gemeente, dan zal het gesprek dienen om een totaalbeeld van de jeugdige en zijn situatie te krijgen. In onderdeel c wordt de eigen kracht van jeugdigen en ouders voorop gesteld, overeenkomstig het in de considerans van de wet vermelde uitgangspunt dat de verantwoordelijkheid voor het gezond en veilig opgroeien van jeugdigen allereerst bij de ouders en de jeugdige zelf ligt. Een te verstrekken voorziening kan ook juist nodig zijn om de mate van probleemoplossend vermogen van de jeugdige en zijn ouder(s) en die van de naaste omgeving te versterken.
Ten aanzien van de afstemmingsplicht in onderdeel g valt te denken aan een voorziening die een jeugdige ontvangt op grond van de Wet langdurige zorg of de Zvw en een voorziening op het gebied van passend onderwijs.
Deze bepaling is een uitwerking van de verplichte delegatiebepaling van artikel 2.9, onder a van de Jeugdwet, waarbij is bepaald dat de gemeente bij verordening in ieder geval regels stelt met betrekking tot de voorwaarden voor toekenning en de wijze van beoordeling van, en de afwegingsfactoren bij een individuele voorziening. Een aanvraag is nodig om een verleningsbeschikking voor een individuele voorziening te verkrijgen.
In de Awb worden regels gegeven omtrent de aanvraag. Dit besluit wijkt daarvan niet af. Op grond van artikel 4:1 van de Awb wordt een aanvraag tot het geven van een beschikking schriftelijk ingediend bij het bestuursorgaan dat bevoegd is op de aanvraag te beslissen (hier het college), tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald.
In het besluit is geen termijn opgenomen om te beslissen op een aanvraag. De regeling in de Awb geldt onverkort. In artikel 4:13 van de Awb is bepaald dat een beschikking dient te worden gegeven binnen een redelijke termijn van acht weken na ontvangst van de aanvraag. Indien een beschikking niet binnen acht weken kan worden gegeven, dient het bestuursorgaan dit binnen deze termijn aan de aanvrager mede te delen en daarbij een redelijke termijn te noemen waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien (artikel 4:14, derde lid, van de Awb).
Deze termijnen zijn maximumtermijnen. Indien nodig kan na een melding binnen enkele dagen een individuele voorziening worden verstrekt, in complexe situaties zal in de regel in het belang van een zorgvuldig onderzoek een langere termijn nodig zijn. Bijvoorbeeld, indien een langer durend diagnosetraject benodigd is, kan dit ook tot een wat langere afhandelingsduur van de aanvraag leiden.
Ter voorkoming van onnodige administratieve lasten is in het tweede lid de mogelijkheid opgenomen om een door de jeugdige of zijn ouder(s) ondertekend verslag als aanvraag aan te merken.
Artikel 27. Toegang jeugdhulp via de huisarts, medisch specialist of jeugdarts
In dit artikel is bepaald dat de huisarts, medisch specialist of jeugdarts die een cliënt behandelen het college in kennis stellen van hun verwijzing. Deze bepaling is echter niet afdwingbaar.
Paragraaf 4 Inwerkingtreding en citeerartikel
Artikel 28. Inwerkingtreding en citeerartikel
Dit artikel bepaalt de inwerkingtreding van deze regeling en legt vast hoe de regeling dient te worden aangehaald.
Bijlage 2: Vergoedinglijst beschermd wonen regio IJssel-Vecht
Bijlage 3: Vergoedingenlijst beschermd wonen regio IJssel-Vecht 2021
Het Pgb beschermd wonen mag u als volgt inzetten:
U woont in een kamer in een voorziening van een zorgaanbieder voor meerdere mensen of u heeft een huis/ appartement met een eigen voordeur in een complex voor beschermd wonen. Er is 24 uur per dag, 7 dagen in de week, ondersteuning beschikbaar op de locatie of
U woont in een accommodatie van een zorgaanbieder en u heeft begeleiding op afspraak, er is 24 uur per dag, 7 dagen in de week, begeleiding oproepbaar die indien noodzakelijk binnen een half uur bij u is.
In beide gevallen betaalt u huur en eventueel kosten voor eten aan de aanbieder. Hiervoor mag u niet uw Pgb gebruiken.
De ondersteuning bestaat uit een integraal pakket van individuele begeleiding en zo nodig begeleiding bij de persoonlijke verzorging en bij het huishouden. Indien u een indicatie voor dagbesteding heeft mag u de kosten hiervoor ook uit het pgb betalen. Indien medisch noodzakelijk mogen ook de vervoerskosten die nodig zijn om op de dagbestedingslocatie en weer thuis te komen uit het Pgb betaald worden.
I. Individuele begeleiding en 24/7 op de locatie aanwezigheid van begeleiding/ toezicht
Ondersteuning bij tekortschietende zelfregie over het dagelijkse leven:
begeleiding in verband met tekortschietende vaardigheden in het zelfregelend vermogen (dagelijkse bezigheden regelen, besluiten nemen, plannen en uitvoeren van taken, beheerszaken regelen, communicatie, sociale relaties, organisatie van de huishouding, persoonlijke zorg);(bevorderen zelfredzaamheid).
De begeleiding is 24/7 op de locatie om ernstige (gezondheids-)problemen te voorkomen.
II. Individuele begeleiding plus 24 uur beschikbaarheid per dag
Ondersteuning bij tekortschietende zelfregie over het dagelijkse leven:
begeleiding in verband met tekortschietende vaardigheden in het zelfregelend vermogen (dagelijkse bezigheden regelen, besluiten nemen, plannen en uitvoeren van taken, beheerszaken regelen, communicatie, sociale relaties, organisatie van de huishouding, persoonlijke zorg);(bevorderen zelfredzaamheid).
Daarnaast realisatie van “beschikbaarheid van begeleiding”, waardoor de cliënt erop kan rekenen dat de zorgaanbieder naast planbare zorg ook 24/7 telefonisch beschikbaar is en indien noodzakelijk binnen 30 minuten beschikbaar ter plaatse.
Dagbesteding plus eventueel vervoer (indien geïndiceerd)
Dagbesteding is een structurele tijdsbesteding met een concreet en goed omschreven doel waarbij de cliënt actief wordt betrokken en die hem zingeving verleent. Onder dagbesteding wordt niet verstaan:
Vervoer betreft het bieden van vervoer naar en van de plaats voor dagbesteding, voor zover de cliënt uit oogpunt van doelmatige zorgverlening redelijkerwijs op is aangewezen.
Van een wooninitiatief is sprake als:
Deze toeslag mag gebruikt worden voor:
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2021-29095.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.