Besluit tot eerste wijziging van de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Pijnacker-Nootdorp 2021

Het college van de gemeente Pijnacker-Nootdorp;

 

gezien het advies van de afdelingen Sociaal Domein en Beleid d.d. 3 augustus 2021;

 

gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht, de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Pijnacker-Nootdorp 2018;

 

besluit:

 

  • I.

    de volgende eerste wijziging van de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Pijnacker-Nootdorp 2021 vast te stellen:

 

paragraaf 4.7 van de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Pijnacker-Nootdorp 2021 komt te luiden:

 

4.7 Ondersteuning bij het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

 

4.7.1 Inleiding

De maatwerkvoorziening lokaal verplaatsen per vervoermiddel is gericht op het sociaal vervoer, ook wel vervoer in het kader van het leven van alledag in de directe woon- of leefomgeving genoemd. Het gaat in beginsel om verplaatsingen die de cliënt in zijn eigen woonomgeving maakt, zoals vervoer om boodschappen te doen, vrienden en familie te bezoeken, vervoer naar clubs en sociaal-culturele instellingen.

 

4.7.2 Afwegingskader

Wanneer een cliënt beperkingen ervaart en in overwegende mate en langdurig niet kan deelnemen aan het leven van alledag, kan een vervoersvoorziening die sociale participatie bewerkstelligt verstrekt worden. Een verstrekking hoeft niet geheel tegemoet te komen aan de vervoersbehoefte van cliënt. Bij het bepalen van het te bereiken resultaat gaat het er bij maatschappelijke participatie niet om hoe vaak een cliënt een bestemming wil bereiken, maar om hoe vaak hij dat zou moeten kunnen. Het uitgangspunt hierbij is dat de cliënt kan deelnemen aan het "leven van alledag" en de daarvan deel uitmakende wezenlijke sociale contacten kan onderhouden. Daarnaast is het van belang hoe de cliënt zich tot nu toe heeft gered, al dan niet met behulp van anderen. Indien hierbij beperkingen worden ondervonden dienen deze beperkingen te worden verminderd om een sociaal isolement te voorkomen.

 

Bij het vaststellen of iemand in aanmerking komt voor een vervoersvoorziening wordt rekening gehouden met:

  • de beperkingen van de cliënt;

  • de individuele vervoersbehoefte van de cliënt;

  • de mogelijkheid om op andere wijze geheel of gedeeltelijk in de vervoersbehoefte van de cliënt te voorzien.

De beperkingen

Onderzocht wordt welke beperkingen de cliënt ondervindt en of deze beperkingen aanleiding zijn voor het vervoersprobleem dat de cliënt ervaart. Uitsluitend aantoonbare beperkingen in relatie tot de individuele vervoersbehoefte van de cliënt met beperkingen zijn bepalend voor de vraag of, en zo ja in hoeverre de cliënt in aanmerking komt voor een vervoersvoorziening.

 

Vaststellen vervoersbehoefte

Bij het vaststellen van de vervoersbehoefte van de cliënt wordt gekeken naar de vervoersdoelen, de hiervoor af te leggen afstanden en de frequentie waarin ze worden bezocht. Deze aspecten zijn van belang enerzijds om te kunnen bepalen of de vervoersbehoefte in relatie staat tot sociale participatie en op grond daarvan al dan niet onder de Wmo 2015 valt, anderzijds om te bepalen welke vervoersvoorziening de goedkoopst passende en meest proportionele voorziening is. Om de beperkingen en vervoersbehoefte van de cliënt inzichtelijk te maken wordt hierbij onderscheid gemaakt in drie verschillende afstanden:

  • de korte afstanden: loop- en fietsafstand in de directe omgeving;

  • de middellange afstanden: dat zijn de afstanden die een persoon zonder beperkingen per fiets, brommer, auto of openbaar vervoer aflegt binnen de regio;

  • de lange afstanden: naar bestemmingen buiten de regio.

Er bestaat een duidelijke relatie tussen de leeftijd van een cliënt en diens verplaatsingsgedrag:

  • kinderen jonger dan 5 jaar hebben geen zelfstandige verplaatsingsbehoefte. De vervoersbehoefte zal in de regel niet dusdanig afwijkend zijn van die van niet-beperkte leeftijdsgenoten dat er aanleiding is voor een vervoersvoorziening;

  • kinderen van 5 tot en met 11 jaar hebben een beperkte individuele vervoersbehoefte voor deelname aan het maatschappelijk verkeer (verplaatsingen naast het reguliere woon-schoolverkeer, waarin wordt voorzien vanuit het leerlingenvervoer);

  • bij kinderen van 12 jaar en ouder spelen verplaatsingen zich veelal af binnen de mogelijkheden van de fietsafstand of openbaar vervoer (verplaatsingen naast het reguliere woon-schoolverkeer, waarin wordt voorzien vanuit het leerlingenvervoer).

Gebruikelijke en voorliggende oplossingen

Om voor een vervoersvoorziening in aanmerking te komen zal het college eerst alle mogelijke alternatieven beoordelen. Immers, een cliënt komt alleen in aanmerking voor een maatwerkvoorziening, als hij volgens het college niet op eigen kracht, met een algemeen gebruikelijke voorziening, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk, dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen, in staat is tot zelfredzaamheid en participatie.

 

Voor het oplossen van vervoersproblemen zijn er diverse voorliggende oplossingen, zoals:

  • het gewone openbaar vervoer (OV) of de buurtbus;

  • meerijden met huisgenoten, familie, vrienden, mantelzorgers en/of vrijwilligers;

  • fiets met lage instap en/of hulpmotor;

  • elektrische (bak)fietsen;

  • (elektrische) Tandem;

  • vervoer vanuit de dagbesteding/begeleiding groep;

  • vervoer vanuit beschut werk;

  • vervoer vanuit de zorgverzekeraar in verband met medisch vervoer (onder andere bij nierdialyse in een instelling en oncologische behandelingen);

  • leerlingenvervoer voor het vervoer naar en van school;

  • het UWV of de werkgever voor het vervoer in verband met het woon-werk verkeer.

Als bovenstaande oplossingen niet adequaat zijn kan het college een vervoersvoorziening inzetten.

 

4.7.3 Reikwijdte en omvang van het lokaal vervoer

Volgens jurisprudentie bedraagt de reikwijdte van het lokaal verplaatsen een afstand van 15 tot 20 km vanaf het woonadres van de cliënt. 1 Buiten dit gebied kan gebruik worden gemaakt van de mogelijkheden van het bovenregionale vervoer, dat Valys in opdracht van het ministerie van VWS aanbiedt. Het bovenregionaal vervoer is echter pas beschikbaar als cliënten verder reizen dan 25 kilometer vanaf hun woonadres. Om het lokaal en regionaal vervoer op elkaar aan te laten sluiten, stelt het college daarom een vervoersvoorziening beschikbaar waarmee de cliënt een afstand van maximaal 25 kilometer vanaf diens woonadres kan reizen. De maximale reisafstand van een enkele rit mag daarbij niet langer zijn dan 25 kilometer vanaf het woonadres van de cliënt, waarbij voor de berekening van het aantal kilometers wordt uitgegaan van de kortste route volgens de ANWB Routeplanner.

 

Het college stelt een vervoersvoorziening ter beschikking waarmee de cliënt op jaarbasis maximaal 2400 kilometer kan reizen. Dit kan een collectieve vervoersvoorziening (Regiotaxi) of een combinatie van vervoersvoorzieningen betreffen. Volgens jurisprudentie is dit kilometerbudget ruim toereikend om de cliënt in staat te stellen sociale contacten te onderhouden en deel te nemen aan het leven van alledag. 2

 

4.7.4 Voorrang collectief vervoer (Regiotaxi)

Collectief vervoer is een vorm van openbaar vervoer speciaal gericht op mensen met beperkingen. Het betreft een voor pashouders toegankelijk vervoerssysteem waarbinnen mensen op afroep van deur tot deur worden vervoerd. Het collectief vervoer maakt vervoer mogelijk in de directe woon- en leefomgeving van de cliënt. Een enkele rit is maximaal 25 kilometer lang gerekend vanaf het woonadres van de cliënt. Het vervoer wordt uitgevoerd in personenbusjes, personenauto’s of combi-voertuigen en biedt mogelijkheden om loophulpmiddelen, rolstoelen en scootmobielen te vervoeren. De chauffeur biedt de cliënt de benodigde begeleiding. De cliënt betaalt aan de vervoerder een ritbijdrage die is vastgelegd in de verordening.

 

Het college hanteert voor het zich lokaal verplaatsen per vervoersmiddel in principe het primaat collectief vervoer. Dit betekent dat indien het collectief vervoer een passende oplossing kan bieden, deze oplossing voorrang heeft op andere vervoersvoorzieningen. Aan de hand van de vastgestelde vervoersbehoefte zal het college beoordelen of deze behoefte bij een cliënt met een maximale loopafstand van 800 meter opgelost kan worden door gebruik van het collectief vervoer. Hierbij houdt het college rekening met de individuele situatie en persoonskenmerken en behoeften van de cliënt.

 

In de gemeente Pijnacker-Nootdorp wordt het collectief vervoer uitgevoerd door de Regiotaxi Haaglanden. Ook mensen zonder beperkingen kunnen hier tegen kostprijs gebruik van maken.

 

4.7.5 Overige vervoersvoorzieningen

Indien het collectief vervoer gezien de beperkingen van de cliënt geen passende ondersteuning biedt of niet beschikbaar is, kan het college een andere vervoersvoorziening verstrekken. Welke voorziening dat is, hangt helemaal af van de vervoersbehoefte op korte en langere afstanden, en de fysieke en geestelijke mogelijkheden van de cliënt. Het kan bijvoorbeeld gaan om een scootmobiel, een aangepaste fiets of een andere maatwerkvoorziening voor lokaal verplaatsen.

 

Ernstig beperkte mobiliteit

Bij personen met een loopafstand van minder dan 100 meter en een relevante vervoerbehoefte op korte afstanden zal het college beoordelen of naast een voorziening als collectief vervoer ook nog een voorziening verstrekt moet worden voor de zeer korte afstanden. In veel gevallen zal men overigens kunnen volstaan met het verstrekken van een rolstoel voor het verplaatsen in en rond de woning.

 

Vervoersvoorziening voor korte afstanden

Voor een vervoersvoorziening voor de korte afstanden gelden de volgende voorwaarden:

  • de persoon met beperkingen heeft objectief aangetoonde ernstige belemmeringen in de sta- en loopfunctie en ondervindt ten gevolge hiervan problemen bij het verplaatsen buitenshuis;

  • deze problemen doen zich voor op de zeer korte afstand (tot 100 meter) of de iets langere afstanden (tot 500 meter);

  • er kan geen gebruik gemaakt worden van andere oplossingen, zoals het openbaar vervoer, de fiets, een rolstoel, rollator, stok, en dergelijke;

  • in de vervoersbehoefte is niet of niet volledig te voorzien met het collectief vervoer;

  • er moet een geschikte stallingsmogelijkheid voor de voorziening zijn, of die mogelijkheid moet gerealiseerd kunnen worden. Als een scootmobiel noodzakelijk is voor de beperkingen van cliënt, maar een adequate stallingsmogelijkheid ontbreekt, dan is het college verantwoordelijk hiervoor indien mogelijk te zorgen. Een scootmobiel dient overdekt gestald te worden en er dient een oplaadpunt in de nabije omgeving aanwezig te zijn. Het college onderzoekt per individueel geval welke voorziening hiervoor de meest passende en goedkoopste stallingsmogelijkheid biedt, bijvoorbeeld de toekenning van een beschermhoes voor het stallen van de scootmobiel, onder voorwaarde dat de cliënt of diens huisgenoot in het kader van gebruikelijke hulp op deze wijze de scootmobiel kunnen stallen. Als het niet mogelijk is een adequate stallingsmogelijkheid te realiseren, kan er ook geen scootmobiel verstrekt worden;

  • de stalling van een aangepaste fiets of driewielfiets is algemeen gebruikelijk. Hier moet de cliënt dus zelf voor zorgen.

Maatwerkvoorziening voor gebruik eigen vervoer

Zie over het gebruik van de eigen auto paragraaf 3.1 (eigen kracht). Als het college op basis daarvan besluit een pgb voor vervoer toe te kennen (voor de bovengebruikelijke ritten over korte afstanden per eigen auto) dan wordt deze berekend op basis van de rekentool Grip op geld -wat kost een auto- van het NIBUD uitgaande van de variabele kosten per maand voor een compacte klasse auto, vermenigvuldigd met het aantal benodigde kilometers, uitgaande van maximaal 2400 kilometer per jaar.

 

Mantelzorg en begeleiding bij vervoer

Met de positie van mantelzorgers kan rekening worden gehouden bij het bepalen van de vervoersvoorziening. Zo kan het noodzakelijk zijn dat de mantelzorger mee wordt vervoerd vanwege de (medische) noodzaak om tijdens het vervoer in te kunnen grijpen. Het vervoer van de mantelzorger als noodzakelijke begeleider is dan gratis.

 

  • II.

    dat deze wijziging in werking treedt met ingang van de dag na publicatie en kan worden aangehaald als: Besluit tot eerste wijziging van de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Pijnacker-Nootdorp 2021.

Vastgesteld in de vergadering van 3 augustus 2021.

het college van Pijnacker-Nootdorp,

drs. J.P.R. Woudstra

secretaris

mw. F. Ravestein

burgemeester

Naar boven