Beleidsregel bijstand en parttime ondernemen gemeente Utrecht

Het College van burgemeester en wethouders van Utrecht;

Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht, de artikelen 9, 17, 19 en 55 van de Participatiewet (PW) en de artikelen 4a, 5, 8, 13, 37 Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW)

en

in aanmerking nemende dat:

• parttime ondernemen de uitkeringsgerechtigde niet verhindert om algemeen geaccepteerde arbeid in loondienst te krijgen.

• met de werkzaamheden als parttime ondernemer de maatschappelijke participatie van de uitkeringsgerechtigde wordt bevorderd;

• deze werkzaamheden tevens een opmaat kunnen zijn voor een volledige voorziening in het eigen bestaan;

• de inkomsten uit parttime ondernemen een besparing op de uitkeringskosten opleveren;

• er behoefte is aan kaders om parttime ondernemen effectief in te zetten als instrument ter bevordering van ondernemerschap en participatie;

 

 

Besluit vast te stellen de volgende

Beleidsregel bijstand en parttime ondernemen gemeente Utrecht.

 

 

 

Artikel 1. Definities

In deze regels worden de volgende begrippen gebruikt:

  • a.

    parttime ondernemer (pto’er): de part time zelfstandige, die behoort tot de doelgroep van artikel 2 van deze beleidsregels;

  • b.

    zelfstandigenaftrek: de belastingaftrek zoals genoemd in de Wet inkomstenbelasting 2001 (artikel 3.76);

  • c.

    btw-nummer; het btw-identificatienummer zoals genoemd in de Wet op de omzetbelasting 1968 (artikel 2a, eerste lid, onder g);

  • d.

    Pw: de Participatiewet;

  • e.

    IOAW: de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werkne- mers;

  • f.

    IOAZ: de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

  • g.

    Bbz: het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004.

  • h.

    De gemeente: het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Utrecht.

 

Artikel 2. Voor wie is de regeling

Er is sprake van een parttime ondernemer als:

  • a.

    de zelfstandige activiteiten productieve activiteiten betreffen van geringe omvang die geen recht geven op de zelfstandigenaftrek;

  • b.

    deze activiteiten voor eigen rekening en risico worden uitgevoerd;

  • c.

    deze activiteiten naar verwachting bescheiden inkomsten opleveren;

  • d.

    deze activiteiten naar verwachting niet zullen leiden tot voldoende inkomsten om zelfstandig in de kosten van het levensonderhoud te kunnen voorzien;

  • e.

    de parttime ondernemer geen langlopende verplichtingen aangaat of is aangegaan die snelle beëindiging van de zelfstandige activiteiten belemmeren. Dat betekent bijvoorbeeld geen bedrijfsruimte huren met een opzegtermijn langer dan een maand, of personeel inhuren waarbij de inzet van de medewerker niet binnen een maand beëindigd kan worden.

  • f.

    deze activiteiten geen belemmering vormen voor het nakomen van de verplichtingen tot arbeidsinschakeling.

  • g.

    de parttime ondernemer voldoet aan alle wettelijke vereisten voor het uitoefenen van de onderneming, zoals: vergunningen die nodig zijn voor de onderneming, btw-nummer, boekhouding die voldoet aan de eisen die de Belastingdienst stelt. Daarnaast zijn de activiteiten zijn niet illegaal, strafrechtelijk verboden, in strijd met een bestemmingsplan of gemeentelijke verordening.

  • h.

    er geen diensten of producten aangeboden worden onder de marktprijs (het gemiddelde tarief dat door vergelijkbare ondernemers in de regio wordt gebruikt). Dit om concurrentievervalsing te voorkomen.

  • i.

    Deze regeling is toegankelijk voor zowel mensen met een bijstandsuitkering als een IOAW-uitkering. Mensen met een IOAZ-uitkering kunnen geen gebruik maken van deze regeling. Zij mogen namelijk geen eigen bedrijf hebben (artikel 6 IOAZ).

 

Artikel 3. Aantal uren parttime ondernemen

Een pto’er mag gemiddeld maximaal 23,5 uur per week als zelfstandige werken (de Belastingdienst beschouwt dit dan niet als onderneming.) Ook de uren voor administratie en boekhouding vallen binnen die uren. De uren die een eventuele partner aan de onderneming besteedt, tellen ook mee binnen die uren. De pto’er werkt zoveel mogelijk volgens een urenrooster. Hierdoor kan de pto’er ook andere trajecten naar werk volgen.

 

Het maximum van 23,5 uur per week geldt niet voor de pto’er met een IOAW-uitkering.

 

 

Artikel 4. Strekking van de regeling

Het college kan belanghebbende voor de duur van 12 maanden toestemming verlenen om met behoud van uitkering parttime zelfstandige activiteiten uit te voeren. Daarbij houdt het college rekening met zakelijke kosten (verwervingskosten) die de pto’er maakt. Het college volgt daarbij de regels die bij de beoordeling van de inkomstenbelasting door de Belastingdienst worden gehanteerd. De kosten die de pto’er mag opgeven bedragen op jaarbasis maximaal 50% van de behaalde omzet. De kosten en omzet geeft de pto’er maandelijks aan het college door. De pto’er mag de zakelijke kosten verdelen over meerdere maanden.

Na afloop van het boekjaar wordt het definitieve recht op de uitkering bepaald, op basis van de belastingaangifte en de verlies- en winstrekening.

 

Heeft de pto’er een voorbereidingskrediet uit de Bbz ontvangen? Dan kort het college dat bedrag op de verwervingskosten.

 

Artikel 5. Toestemming (vragen) om parttime te ondernemen

Het college kan toestemming verlenen op basis van een vooraf ingediende aanvraag om parttime te ondernemen. Of belanghebbende toestemming krijgt wordt beoordeeld op basis van de individuele situatie en de activiteiten die belanghebbende wil uitoefenen.

Het college vraagt daarom van de aspirant pto’er een kort ondernemingsplan, waarin ten minste is opgenomen:

  • Een omschrijving van de bedrijfsactiviteiten, welke diensten of goederen worden geleverd?

  • De doelgroep, op wie zijn de activiteiten gericht?

  • Welke verkoopprijzen er gevraagd gaan worden.

  • Een verwachting van de omzet en kosten.

  • Wat er nog nodig is om te starten, vergunningen, verzekering, investering?

  • Hoe de boekhouding bijgehouden gaat worden. Kan de pto’er dit zelf of is er ondersteuning nodig?

 

Indien nodig kan het college ondersteuning bij de boekhouding of bij het opstellen van het ondernemingsplan inzetten.

 

Artikel 6. Besluit op aanvraag om parttime te ondernemen

Voordat het college toestemming verleent, wordt eerst een gesprek gevoerd met de aanvrager.

 

Toestemming wordt verleend voor maximaal 12 maanden.

Na ongeveer een half jaar volgt een tussengesprek met de pto’er over de voortgang en de inkomsten uit het bedrijf. Als belanghebbende blijft voldoen aan de voorwaarden en verplichtingen (zoals beschreven in artikel 2 en 3 van deze regeling) kan het college de toestemming steeds met 12 maanden verlengen.

 

Het college kan de toestemming intrekken als de pto’er niet meer voldoet aan de voorwaarden en verplichtingen, en als de pto’er al een paar maanden verlies draait en het niet te verwachten is dat er

 

op korte termijn winst gemaakt zal worden. Ook kan het college de toestemming intrekken als er geen goede administratie wordt gevoerd (zie artikel 7).

 

Als het college geen toestemming geeft om part time te ondernemen, of een eerder verleende toestemming intrekt, houdt het college bij de vaststelling van het inkomen geen rekening meer met eventueel gemaakte kosten. In dat geval wordt de gehele omzet gekort op de uitkering.

 

Het college verleent geen toestemming om parttime te ondernemen als iemand voor meer dan 85% is afgekeurd voor het beroep dat hij of zij wil uitvoeren.

 

Toestemming om parttime te ondernemen betekent niet ontheffing van de arbeidsplicht. Ook een pto’er doet er alles aan om betaald werk te vinden en werk te aanvaarden dat wordt aangeboden.

 

Artikel 7. Administratie

Het college stelt de volgende eisen aan de administratie van een part time ondernemer:

  • Een aparte (bij voorkeur zakelijke) bankrekening. Deze bankrekening is voor betalingen en ontvangsten die te maken hebben met de onderneming. Op deze wijze kunnen privé en zakelijke kosten van elkaar worden gescheiden.

  • Er dient een volledige administratie bijgehouden te worden. Deze administratie bestaat in ieder geval uit:

  • een kopie van de aangifte en aanslag omzet- en inkomstenbelasting

  • een jaarrekening inclusief balans en winst- en verliesrekening

  • een overzicht van de gewerkte uren.

  • Het college kan inzage vragen in de administratie.

  • Het college vraagt een maandelijks overzicht van de inkomsten en kosten, ingevuld op een door het college opgesteld formulier.

  • Na afloop van het boekjaar (vóór 1 juli) ontvangt het college een kopie van de volledige aangifte inkomstenbelasting. N.B. Een parttime ondernemer voldoet niet aan het urencriterium voor zelfstandig ondernemers en wordt daarom door de Belastingdienst niet als zelfstandig ondernemer gezien. De inkomsten uit bedrijf moet de pto’er in de aangifte inkomstenbelasting opgeven als inkomsten uit overige werkzaamheden.

  • Als de definitieve belastingaanslag afwijkt van de belastingaangifte, stuurt de parttime ondernemer deze binnen 2 weken na ontvangst door aan het college.

 

Artikel 8. Vaststelling inkomen

Het college maakt in samenspraak met de pto’er een inschatting van het verwachte inkomen. Om te voorkomen dat de pto’er achteraf moet terugbetalen, kan het college er voor kiezen om op basis van deze inschatting elke maand een vast bedrag te verrekenen.

Netto inkomsten die in een bepaalde maand hoger zijn dan de bijstandsnorm (inclusief vakantiegeld) verrekent het college indien mogelijk met de resterende maanden in het kalenderjaar.

 

Als de pto’er voldoet aan de voorwaarden daartoe dan is de inkomensvrijlating (artikel 31, lid 2 onder n en r Particpatiewet) ook op de inkomsten uit bedrijf van toepassing.

 

Verliezen zijn voor eigen risico. Als er verlies is gedraaid dan volgt geen nabetaling boven bijstandsniveau.

 

Artikel 9. Ingangsdatum beleidsregel

Deze beleidsregel treedt in werking op 1 januari 2021.

 

Artikel 10. Intrekking

De beleidsregels “Zelfstandige activiteiten op bescheiden schaal” komen bij inwerkintreding van deze beleidsregel te vervallen.

 

 

Artikel 11. Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als “Beleidsregel bijstand en parttime ondernemen gemeente Utrecht”.

 

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van burgemeester en wethouders van Utrecht, gehouden op 26 januari 2021.

De secretaris, de burgemeester,

Gabrielle G.H.M. Haanen Sharon A.M. Dijksma

Naar boven