Gemeenteblad van 's-Hertogenbosch
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
's-Hertogenbosch | Gemeenteblad 2021, 256959 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
's-Hertogenbosch | Gemeenteblad 2021, 256959 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Marktverordening gemeente ’s-Hertogenbosch 2021
De gemeenteraad van de gemeente ‘s-Hertogenbosch;
In zijn vergadering van 13 juli 2021,
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 8 juni 2021, reg.nr. 11022581, inzake de Marktverordening 2021;
gelet op de artikelen 147 lid 1, 149, 154, 156 en 160 lid 1 onder g van de Gemeentewet;
gezien het advies van de marktadviescommissie;
De “Marktverordening gemeente ’s-Hertogenbosch 2021” als volgt vast te stellen:
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 2. Toepassingsbereik, instellen, afschaffen of veranderen van markten.
Het college is bevoegd markten in te stellen af te schaffen, te veranderen, dan wel dagen aan te wijzen waarop geen markt plaatsvindt. Het veranderen van markten of het aanwijzen van dagen waarop geen markt plaatsvindt, gebeurt in het belang van de openbare orde, veiligheid, volksgezondheid en/of bescherming van het milieu.
Een aantal keer per jaar is het noodzakelijk om vanwege evenementen de markt op een andere plaats, andere dag of op een ander tijdstip te houden. Voor de jaarlijkse en voorzienbare evenementen wordt na advies van de Marktadviescommissie een jaarplan opgesteld. Daarnaast kan het college 2 keer per jaar besluiten dat de markt tijdelijk zal plaatsvinden op een andere plaats, een ander dag of op een ander tijdstip.
Het college is bevoegd te besluiten de markt niet te laten plaatsvinden, onmiddellijk te beëindigen, anders op te stellen of in te richten indien het college dat, op grond van weersomstandigheden, calamiteiten of andere oorzaken, noodzakelijk acht. Een vergunninghouder en/of diens waarnemer is verplicht om de in verband met de toepassing van dit artikellid door marktmeesters, toezichthouders of hulpdiensten gegeven aanwijzingen, waaronder in ieder geval wordt verstaan het ontruimen of verplaatsen van de standplaats, onmiddellijk uit te voeren.
Hoofdstuk 2 Bepalingen over vergunningen
Artikel 7. Vereisten vergunning
Artikel 8. Verdeling schaarse vergunningen
Wanneer het door het college op grond van artikel 3 bepaalde maximum aantal standplaatsen per branche is bereikt en er een standplaats beschikbaar komt, dan wordt niet eerder een nieuwe vergunning verleend, dan na het verrichten van een vergelijkende toets. Daartoe wordt een gunnings- en selectieprocedure doorlopen, die is voorgeschreven in het marktreglement.
Artikel 10. Overschrijven vergunningen
Een aanvraag tot overschrijving kan worden ingediend, binnen drie maanden na het overlijden van de vergunninghouder of binnen drie maanden nadat de blijvende arbeidsongeschiktheid van de vergunninghouder is vastgesteld of binnen drie maanden na de bedrijfsbeëindiging door de vergunninghouder. Daarna vervalt de mogelijkheid tot overschrijven van de vergunning.
Hoofdstuk 5 Straf-, overgangs- en slotbepalingen
Artikel 14. Schorsen en intrekken vergunningen
Onverminderd het bepaalde in artikel 11 kan het college, onverminderd zijn bevoegdheid op grond van artikel 125 van de Gemeentewet om handhavend op te treden ter zake de specifieke overtreding, een vergunning intrekken, dan wel voor ten hoogste drie achtereenvolgende marktdagen schorsen, indien:
Artikel 15. Uitsluiten standwerkers
Het college kan een standwerker uitsluiten van de toewijzing van een standwerkersplaats voor ten hoogste één jaar, indien deze:
Artikel 16. Onmiddellijke verwijdering
Het college kan een vergunninghouder, waarnemer of standwerker gelasten zich onmiddellijk van de markt te verwijderen indien deze:
Overtreding van het bepaalde bij of krachtens deze verordening kunnen worden bestraft met een geldboete van de tweede categorie of hechtenis van ten hoogste drie maanden en kan bovendien worden bestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de marktmeester en andere door het college aangewezen toezichthouders.
Artikel 19. Intrekken oude regeling
De “Marktverordening 2014 gemeente ’s-Hertogenbosch”, vastgesteld op 24 juni 2014, wordt ingetrokken.
Artikel 20. Overgangsbepalingen
Binnen drie maanden na inwerkingtreding van deze verordening, worden de vergunningen, verleend op grond van de “Marktverordening 2014 gemeente ’s-Hertogenbosch”, ingetrokken. De betreffende vergunninghouders ontvangen in plaats daarvan, zonder toepassing van artikel 8, eenmalig een nieuwe vergunning die geldt voor de periode van 15 jaar en die voldoet aan de overige vereisten uit deze verordening en het marktreglement.
Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om vergunning op grond van de “Marktverordening 2014 gemeente ’s-Hertogenbosch” is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening niet definitief op de aanvraag is beslist, wordt daarop deze verordening toegepast.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 13 juli 2021.
De griffier,
Drs. W.G. Amesz
De voorzitter,
drs. J.M.L.N. Mikkers
Als gevolg van de Europese Dienstenrichtlijn en de jurisprudentie rondom ‘schaarse vergunningen’ moet de marktverordening op een aantal punten worden herzien. Vergunningen mogen niet langer voor onbepaalde tijd worden verleend en er moet een transparante verdelingsmethodiek komen voor de toewijzing van nieuwe vergunningen. Dat is aanleiding om de Marktverordening 2014 gemeente ’s-Hertogenbosch te vervangen door een actuele verordening.
Tevens zijn deze nieuwe marktverordening een aantal praktische, niet handhaafbare en juridische onvolkomenheden uit de vorige verordening gecorrigeerd.
In dit artikel zijn de begrippen, die in de verordening worden gebruikt, uitgelegd.
Artikel 2. Toepassingsbereik, instellen, afschaffen of veranderen van markten
Dit artikel regelt de bevoegdheid van het college om de marktdagen in te stellen, af te schaffen, te veranderen of te besluiten dat er geen markt kan plaatsvinden. Het veranderen van een markt of besluiten dat er geen markt plaatsvindt, kan gebeuren om verschillende reden van algemeen belang.
In het derde lid wordt specifiek ingegaan op het verplaatsen van de markt in tijd of plaats ten behoeve van evenementen. Het verplaatsen van de markt ten behoeve van evenementen is niet nieuw met de toevoeging van deze bepaling. Met deze nieuwe bepaling is de mogelijkheid nu expliciet geregeld. Hierdoor ligt het aantal verplaatsingen ook vooraf vast. In verband met de rechtszekerheid voor de marktkooplieden, wordt dit vooraf duidelijk gemaakt.
Het vijfde lid regelt de bevoegdheid om in gevaarlijke situaties of noodsituaties de markt te beëindigen, annuleren of anders op te stellen. In het recente verleden hebben zich dergelijke situaties voornamelijk voorgedaan in verband met het tegengaan van verspreiding van het COVID-19 virus of bij slecht weer. Het improviseren op deze noodsituaties is niet nieuw en krijgt met deze bepaling slechts een betere juridische borging. Over hoe wordt omgegaan bij bepaalde extreme weersomstandigheden, kan het college een weerprotocol opstellen.
Dit artikel regelt de bevoegdheid van het college om de markttijden en inrichting van de markt te regelen. De inrichting wordt doorgaans vastgelegd op een tekening/plattegrond. Het besluit tot het vaststellen van zo’n inrichtingstekening wordt op grond van de uitspraak AWB 10 / 6055 aangemerkt als een algemeen verbindend voorschrift.
Het tweede lid regelt dat het college de branchering kan vaststellen. Het doel van de branchering is om erop te sturen dat op de markten een gevarieerd aanbod van producten verkocht wordt, zodat de markten aantrekkelijk zijn voor de consument. Het doel van de op te stellen branchering mag nadrukkelijk niet het reguleren van concurrentieverhoudingen zijn. In artikel 108 van de Gemeentewet is bepaald dat het gemeentebestuur bevoegd is om de huishouding van de gemeente te regelen. Uit jurisprudentie van de Afdeling rechtspraak van de Raad van State blijkt dat het reguleren van de concurrentieverhoudingen niet als een huishoudelijk belang van de gemeente wordt aangemerkt en daarom niet is toegestaan.
Artikel 4. Marktreglement en nadere regels
In het eerste lid is bepaald dat het college een marktreglement opstelt waarin nadere invulling wordt gegeven aan een aantal onderwerpen uit deze verordening.
In het tweede lid is geregeld dat, indien dat noodzakelijk wordt geacht, het college andere nadere regels kan vaststellen. Dat kunnen bijvoorbeeld nadere regels zijn die voor kortere duur gelden. Het marktreglement leent zich in dergelijke gevallen minder voor dergelijke algemene regels.
Het marktreglement en de andere nadere regels kunnen zowel beleidsregels als algemeen verbindende voorschriften bevatten. Een beleidsregel is uitsluitend het regelen van de wijze waarop een bestuursorgaan in voorkomende gevallen zal omgaan met de vrijheid die de wettelijke bevoegdheid biedt (bijvoorbeeld sanctiebeleid ten aanzien van overtredingen). Dergelijke “regels” binden alleen het bestuursorgaan zelf. De nadere regels, zijnde algemeen verbindende voorschriften, zijn juist bindend voor anderen zoals marktkooplieden.
Het derde lid is een hardheidsclausule die het mogelijk maakt voor het college om in onvoorziene gevallen te beslissen.
Dit artikel regelt dat het innemen van een standplaats op de markt uitsluitend is toegestaan als daarvoor een vergunning is verleend. Tevens is in dit artikel de grondslag opgenomen voor het verbinden van voorschriften aan de vergunning. Het niet naleven van de voorschriften is een overtreding op grond van het zevende lid en kan als gevolg hebben dat de vergunning wordt ingetrokken of andere bestuursrechtelijke sancties worden opgelegd. In dit artikel is tevens geregeld dat een persoon slechts één vergunning per markt kan krijgen.
Artikel 6. Tijdsduur vergunning
Artikel 11 van de Europese Dienstenrichtlijn regelt dat het niet (langer) is toegestaan om vergunningen voor onbepaalde tijd te verlenen, indien het aantal beschikbare vergunningen is beperkt. Omdat het aantal beschikbare vergunningen op de markten in ’s-Hertogenbosch is beperkt door de branchering en beperkte omvang van het marktterrein, is hier sprake zogenaamde ‘schaarse vergunningen’ die niet voor onbepaalde tijd mogen worden verleend.
Voor het bepalen van een redelijke tijdsduur van de vergunning heeft een belangenafweging plaatsgevonden, waarbij hoofdzakelijk de volgende twee belangen tegen elkaar zijn afgewogen:
Om de terugverdientijd te bepalen, is het rapport “schaarse vergunningen op de markt” van belangenvereniging Centrale Vereniging voor de Ambulante Handel (CVAH) geraadpleegd. Daaruit blijkt dat de terugverdientijd van de investeringen voor een ambulant handelaar, zich hoofdzakelijk bevindt in de range van vijf tot vijftien jaar, met een gemiddelde van 8,7 jaar.1 88% van alle ambulante handelaren heeft een afschrijvingstermijn van tien jaar of korter. Met een afschrijvingstermijn van vijftien jaar, kan zelfs 94% van de ondernemers de investeringen terugverdienen.
De tijdsduur voor de vergunningen wordt bepaald op tien jaar omdat daarmee het overgrote deel van de ondernemers de investeringen kan terugverdienen. Met een dergelijke tijdsduur voor een vergunning wordt enerzijds recht gedaan aan het belang dat de ondernemers hebben bij een zo lang mogelijke tijdsduur voor de vergunning. Tegelijkertijd wordt met een tijdsduur van tien jaar nog voldoende ruimte geboden voor andere ondernemers om op termijn voor de schaarse vergunningen in aanmerking te komen.
Op grond van het tweede lid kan een vergunning op verzoek van de aanvrager voor kortere periode worden verleend. Bijvoorbeeld voor de verkoop van seizoensproducten kan een ondernemer verzoeken om een vergunning voor een bepaald aantal weken of maanden.
Het derde lid regelt dat er kan worden afgeweken van de standaard termijn. Een kortere ‘proefperiode’ is geen standaard handelswijze bij nieuwe vergunningen. De reden waarom voor een proefperiode wordt gekozen zal in het besluiten (vergunning) worden gemotiveerd.
Artikel 7. Vereisten vergunning
Het eerste lid van dit artikel regelt wie in aanmerking komt voor een vergunning. Hier wordt geregeld dat een vergunning wordt verleend aan een persoon; een mens van vlees en bloed. Dit is allereerst vanwege het persoonlijk karakter van de ambulante handel. Daarnaast is dat om te voorkomen dat via het overdragen van een rechtspersoon, een schaarse vergunning die is verleend aan die rechtspersoon, mee wordt overgedragen. Daardoor maken andere gegadigden geen eerlijke kans op de betreffende standplaats.
Met het verlenen van vergunningen, wordt niet beoogd om uit te sluiten dat iemand, die een onderneming drijft en daarvoor een rechtspersoon heeft opgericht, niet in aanmerking komt voor een vergunning. Om die reden is het ook mogelijk dat een vergunning wordt verleend aan de bestuurder van een rechtspersoon, zijnde een mens van vlees en bloed. Wanneer de bestuurder van de rechtspersoon een andere rechtspersoon is, geldt dat de vergunning op naam kan worden gesteld van de bestuurder daarvan, enzovoort, zodat de vergunning in ieder geval op naam van een mens van vlees en bloed staat.
Voor het verkrijgen van een vergunning wordt een minimumleeftijd van 18 jaar opgenomen. Hiermee wordt aangesloten bij de leeftijd die men moet hebben om zonder toestemming in te schrijven bij de Kamer van Koophandel. Tevens is geregeld dat de persoon een handelingsbekwaam persoon moet zijn. Dit is ter bescherming van de personen die onder curatele staan en van wie is bepaald dat zij hun financiële en persoonlijke zaken niet zelf kunnen regelen. De vergunninghouder moet tevens gerechtigd zijn om in Nederland arbeid te verrichten. Artikel 8.3 van het Vreemdelingenbesluit 2000 regelt dat geen vergunning kan worden verleend aan een vreemdeling die niet rechtmatig in Nederland verblijft.
In het tweede lid zijn de weigeringsgronden opgenomen. Wangedrag en bedrog wordt niet getolereerd op de markten in ’s-Hertogenbosch. Daarom worden ondernemers die zich daaraan hebben schuldig gemaakt niet toegestaan op de markten. Deze weigeringsgrond geldt niet alleen bij wangedrag of bedrog door de aanvragers zelf, maar ook door personen die de aanvrager bijstaan. Dit kan de waarnemer betreffen, maar ook mede ondernemers binnen de onderneming. Het moet daarbij uiteraard wel gaan om wangedrag of bedrog in de periode dat men werkzaam was voor de vergunninghouder. Naast het intrekken van de vergunning in die gevallen, wordt één jaar geen nieuwe vergunning verleend aan de betreffende ondernemer. De periode dat geen nieuwe vergunningen worden verleend is beperkt tot één jaar zodat de ondernemer na die periode een nieuwe kans krijgt. Van de vergunninghouder wordt tevens verwacht dat deze een verklaring omtrent het gedrag kan overleggen.
Bij het beoordelen van een vergunningaanvraag, wordt getoetst aan de hand van de verstrekte gegevens. Onjuiste gegevens kunnen tot andere besluiten leiden en daarom is het verstrekken van onjuiste gegevens als weigeringsgrond opgenomen. Het verstrekken van onjuiste gegevens kan met opzet gebeuren of onbedoeld. In geval dat sprake is van opzet, kunnen op grond van sub a ook volgende aanvragen van de betreffende aanvrager worden geweigerd. Met de bepaling in sub d wordt ‘schijnbeheer’ tegengegaan.
Op grond van artikel 3 van deze verordening worden een tekening en branchelijst opgesteld. Wanneer de gevraagde standplaats qua afmetingen, assortiment, etc. niet past binnen de regels daarover, wordt de vergunning geweigerd. Ook als de gewenste standplaats technische niet inpasbaar is, bijvoorbeeld omdat er onvoldoende ruimte beschikbaar is, wordt de vergunning geweigerd.
In artikel 8 is geregeld hoe de schaarse vergunningen worden verdeeld. Wanneer er meerdere gegadigden voor een vergunning zijn en er dus gegadigden moeten worden afgewezen, is sub f van het tweede lid de juridische grondslag op basis waarvan dit zal plaatsvinden.
In het tweede lid is geregeld in welke gevallen de vergunning wordt geweigerd. Het derde lid regelt wanneer de vergunning kan worden geweigerd. Het gaat daarbij om gevallen dat de vergunning is ingetrokken op grond van artikel 14. Of de vergunning in die gevallen ook daadwerkelijk wordt geweigerd, zal per casus moeten worden beoordeeld waarbij alle feiten en belangen moeten worden afgewogen.
Het vierde lid regelt de beslistermijn voor een vergunningaanvraag. Hier is tevens geregeld dat de termijn geldt voor alle andere aanvragen (om ontheffingen) op grond van deze verordening.
In het vijfde lid is geregeld dat de vergunning niet van rechtswege wordt verleend als de aanvraag niet binnen de beslistermijn is afgehandeld. Decentrale overheden moeten in beginsel de van rechtswege verleende vergunning toepassen bij vergunningstelsels die onder de reikwijdte van de Europese Dienstenrichtlijn vallen, waaronder de vergunningen voor de markten. Alleen een dwingende reden van algemeen belang kan een rechtvaardiging bieden om de van rechtswege verleende vergunning niet toe te passen op een vergunningstelsel. Hier is bij de marktvergunning sprake van. Als er van rechtswege verleende vergunningen ontstaan, ontstaat de kans dat verkoopmiddelen niet passen waardoor de veiligheid in het geding is.
Artikel 8. Verdeling schaarse vergunningen
Op grond van hoofdstuk III van de Europese Dienstenrichtlijn moet de procedure, om voor een vergunning in aanmerking te komen, duidelijk zijn, vooraf openbaar zijn gemaakt, en aan aanvragers de garantie bieden dat hun aanvraag objectief en onpartijdig wordt behandeld. Voor een dergelijk verdelingsbeleid zijn verschillende methoden. De methoden die wordt gehanteerd voor het verdelen van de marktvergunningen, is het verdelen volgens een vergelijkende toets. Hierbij worden vooraf criteria opgesteld en worden de aanvragen beoordeeld aan de hand van die criteria.
Lid 2 regelt dat het college de regels voor het verdelen van de vergunningen opneemt in het marktreglement. In dit lid wordt geregeld waaraan die regels moeten voldoen. Door aan de criteria aan dit lid te voldoen, wordt voldaan aan de regels uit hoofdstuk III van de Europese Dienstenrichtlijn.
Het derde lid beschrijft waaraan de selectiecriteria inhoudelijk moeten voldoen. Daarbij wordt een aantal aspecten meegegeven waarop de selectiecriteria tenminste betrekking moeten hebben. De term “tenminste” geeft aan dat het college aanvullende criteria mag opstellen. De criteria uit lid 3 zijn gebaseerd op de visie op de markt van de marktadviescommissie en zijn ook tot stand gekomen in samenwerking met de marktadviescommissie.
Artikel 9. Innemen standplaats en waarneming
In de toelichting op artikel 7 is beschreven waarom wordt gekozen voor een persoonsgebonden vergunning. Een logisch gevolg van de persoonsgebonden vergunning is de verplichting dat de vergunninghouder persoonlijk in beginsel de standplaats inneemt. Daarmee wordt ‘onderverhuur’ en onderlinge handel in standplaatsen tegengegaan.
Voor de continuïteit in de bedrijfsvoering en om ook bij afwezigheid van de vergunninghouder de consumenten te blijven bedienen, is er de mogelijkheid dat de vergunninghouder zich laat waarnemen. Een vergunninghouder moet immers ook met vakantie kunnen, vrije dagen hebben of voor het bedrijf elders aanwezig zijn (inkopen, beurs, zakelijke afspraken, et cetera). De waarneming moet wel expliciet met een ontheffing zijn geregeld. Per standplaats wordt er maximaal voor één waarnemer ontheffing verleend. Het gaat immers om het incidenteel waarnemen van de vergunninghouder en er mag geen sprake zijn dat de standplaats door meerdere waarnemers wordt gerund.
Lid 2 en 3 regelen hoe er wordt omgegaan met het persoonlijk innemen van een standplaats als de vergunning is verleend aan een BV of VOF. Hiermee is geregeld dat een BV of VOF vergunninghouder kan zijn, maar dat er altijd één natuurlijk persoon (mens van vlees en bloed) is aangewezen die op de standplaats aanwezig moet zijn.
Lid 5 en 6 regelen dat een aantal eisen die voor de vergunningverlener gelden, tevens voor de waarnemer gelden. Met lid 7 en 8 wordt benadrukt dat de vergunninghouder altijd eindverantwoordelijk blijft. De waarnemer neemt immers waar en neemt de standplaats niet over.
Ontheffing voor het waarnemen wordt in beginsel gelijkgesteld aan de periode dat de vergunning duurt. Een ontheffing voor kortere periode kan ook. In de vorige verordening was geregeld dat de ontheffing voor één jaar gold en jaarlijks kon worden verlengd. Om de administratieve lasten te verlichten wordt de periode voor de ontheffing van waarneming gelijkgesteld met de periode van de vergunning.
Het tiende lid regelt dat de vergunninghouder en/of diens waarnemers zich moeten kunnen legitimeren en de vergunning of ontheffing voor waarneming moeten kunnen overleggen.
Lid 11 spreekt voor zich en behoeft geen toelichting.
Artikel 10. Overschrijven vergunningen
Omdat familie en personeel vaak afhankelijk zijn van het inkomen dat met de standplaats wordt verdiend, is continuering van het bedrijf, na enige wijze van (gedeeltelijke) bedrijfsbeëindiging, van belang voor hen. Om die reden blijft het mogelijk om vergunningen over te schrijven. Het overschrijven van vergunningen lijkt in beginsel haaks te staan op het uitgangspunt dat eenieder voor beschikbare vergunningen in aanmerking moet kunnen komen. Echter beperkt de periode van overschrijving zich tot dezelfde periode dat de oorspronkelijke vergunning geldig is. De kansen voor derden, om in aanmerking te komen voor de vergunning, blijven daarmee gelijk.
In het eerste lid is bepaald in welke situaties de vergunning kan worden overgeschreven en op wie de vergunning kan worden overgeschreven. In de vorige verordening was bepaald dat de vergunning in eerste instantie kon worden overgeschreven op de levenspartner van de vergunninghouder. Wanneer de vergunning “niet kon worden overgeschreven” op de levenspartner, kon deze worden overgeschreven op familieleden in de eerste of tweede graad. Als de vergunning ook niet kon worden overgeschreven op die familieleden, kon de vergunning worden overgeschreven op een medewerker of mede-eigenaar van het bedrijf. In de nieuwe verordening wordt de keuze van overschrijven meer vrijgelaten. Niet in alle gevallen is het de levenspartner die het bedrijf gaat voortzetten.
Het tweede lid regelt dat de vergunning binnen drie maanden kan worden overgeschreven. De termijn van drie maanden is gekozen zodat eerst andere zaken geregeld kunnen worden na bijvoorbeeld onverwacht overlijden of onverwachte arbeidsongeschiktheid. Tegelijkertijd is de termijn van drie maanden niet onnodig lang en moeten zaken binnen die termijn geregeld kunnen zijn. Wanneer de standplaats in de tussentijd wordt ingenomen, kan dat alleen door de waarnemer zoals vermeld op de vergunning. De termijn van drie maanden, waarbinnen de vergunning kan worden overgeschreven, geldt niet als vrijstelling van regels. Hierop geldt één uitzondering; namelijk de aanwezigheidsplicht na overlijden indien er geen waarnemer op de vergunning staat vermeld. De vergunning zal om die reden binnen die drie maanden niet worden ingetrokken, tenzij nabestaanden aangeven dat het bedrijf niet wordt voortgezet.
Vanzelfsprekend moet de persoon aan wie de vergunning wordt overgeschreven voldoen aan de eisen uit artikel 7 van de verordening.
Het vierde lid regelt dat de vergunning ten hoogste voor de geldigheidsduur van de oorspronkelijke vergunning wordt overgeschreven. Als er bijvoorbeeld een vergunning voor tien jaar is verleend, die na zeven jaar wordt overgeschreven, wordt de vergunning overgeschreven met een resterende looptijd van drie jaar.
Artikel 11. Wijzigen en intrekken vergunning
Dit artikel regelt de intrekkings- en wijzigingsgronden voor de vergunningen en ontheffingen. Het eerste lid beschrijft in welke gevallen de vergunning in ieder geval wordt ingetrokken. In het tweede lid staat situaties benoemd waarin de vergunning kan worden ingetrokken of gewijzigd. Hier zit enige beoordelingsruimte voor het college en zal per casus beoordeeld moeten worden of de vergunning ook daadwerkelijk wordt ingetrokken. Bij het tweede lid is het tevens mogelijk om de vergunning te wijzigen, terwijl in het eerste lid uitsluitend wordt geregeld dat de vergunning wordt ingetrokken.
Toelichting per intrekkingsgrond:
Lid 1 onder a: Spreekt voor zich en behoeft geen toelichting.
Lid 1 onder b: Deze intrekkingsgrond is van toepassing als niet langer wordt voldaan aan de vereisten voor het verkrijgen van een vergunning zoals genoemd in artikel 7 of 9
Lid 1 onder c: In artikel 5 is reeds bepaald dat er maximaal één vergunning per ondernemer wordt verstrekt. Om te voorkomen dat men door het overdragen van bestaande vergunningen over een tweede vergunning kan beschikken, is deze intrekkingsgrond opgenomen.
Lid 1 onder d: Spreekt voor zich en behoeft geen toelichting.
Lid 2 onder a: De vergunning kan worden ingetrokken of gewijzigd als er onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt. Of de vergunning wordt ingetrokken of gewijzigd en overeenstemming met de daadwerkelijke situatie wordt gebracht, zal mede afhangen van de mate waarin gegevens bewust onjuist zijn verstrekt. Bij het onbewust verstrekken van onjuiste gegevens kan een vergunning worden gewijzigd, terwijl bij het bewust verstrekken van onjuiste gegevens zelfs sprake kan zijn van bedrog en kan een eventuele nieuwe vergunning zelfs voor een bepaalde tijd worden geweigerd.
Lid 2 onder b: Wanneer er meerdere gegadigden zijn ten tijde van het verlenen van de vergunning, worden alle aanvragen beoordeeld op een aantal criteria. Het is niet gewenst dat iemand een vergunning krijgt op basis van de scores op die criteria en later de bedrijfsvoering aanpast zodat niet langer wordt voldaan aan die criteria. Als iemand bijvoorbeeld punten heeft gescoord vanwege de duurzame bedrijfsvoering en het onderscheidend aanbod aan producten en mede daarom de vergunning heeft gekregen, is het niet gewenst dat deze later de bedrijfsvoering minder duurzaam maakt en het assortiment wijzigt in producten die de andere gegadigden ook in de aanvraag hadden vermeld. Het niet langer voldoen aan de selectiecriteria uit artikel 8 is daarom opgenomen als intrekkingsgrond.
In de laatste zinsnede is geregeld dat de wijziging wel betrekking moet hebben op een verslechtering van de score, als de toets opnieuw zou worden uitgevoerd. Wijzigingen die tot verbetering leiden, zoals bijvoorbeeld een nog duurzamere bedrijfsvoering, vormen uiteraard geen grond om de vergunning te wijzigen of in te trekken.
Wat overigens in beginsel niet ter zake doet bij deze intrekkings-/wijzigingsgrond is of men op basis van de nieuwe feitelijke situatie de aanbesteding van de vergunning nog steeds zou hebben gewonnen. Voorbeeld: Een vergunninghouder heeft de vergunning gekregen omdat deze in de vergelijkende toets 11 punten scoorde en de tweede hoogste score was 7 punten. Wanneer de vergunninghouder niet langer voldoet aan hetgeen waarvoor deze de 11 punten heeft gekregen en bij een nieuwe beoordeling op 9 punten zou uitkomen, dan is in beginsel nog steeds sprake van de intrekkings-/wijzigingsgrond, ook al zou de vergunning bij 9 punten nog steeds aan de vergunninghouder worden toegekend. Wanneer dit toegestaan zou zijn, kan men immers inschrijven met een bedrijfsvoering die hoog scoort en deze later afschalen tot hetgeen minimaal nodig is om de hoogste score te behouden.
Lid 2 onder c: Spreekt voor zich en behoeft geen toelichting.
Lid 2 onder d: Samen maken ondernemers de markt tot een succes. Het is daarbij niet gewenst dat er ondernemers zijn die lange tijd afwezig zijn. Afwezigheid zonder geldige reden komt in de winter met slecht weer regelmatig voor op markten. Om die reden wordt geregeld dat de vergunning kan worden ingetrokken bij een te hoge afwezigheid. De “aanwezigheidsplicht” hebben we gesteld op 46 weken per kalenderjaar. Dit komt overeen met een normaal arbeidscontract, waarbij men zo’n vijf á zes weken vakantie heeft. In afwijking van de vorige verordening is de aanwezigheidsplicht nu per kalenderjaar geregeld in plaats van per kwartaal. Dit geeft ondernemers meer ruimte om hun vakantie naar eigen wens in te vullen. Omdat er ook markten zijn die niet wekelijks plaatsvinden (zondag in het centrum) en het aantal aan te wijzen marktdagen daarvoor jaarlijks kan verschillen, wordt hierbij gekozen voor een aanwezigheidsplicht naar evenredigheid in plaats van een absoluut aantal weken. Dit lid is niet van toepassing als men afwezig is vanwege ziekte of bijzondere omstandigheden. Onder bijzondere omstandigheid wordt bijvoorbeeld verstaan: ‘zorgverlof’, bijwonen uitvaart, een dringend advies om niet de weg op te gaan vanwege het weer, preventieve afwezigheid vanwege een pandemie met een besmettelijk virus, schade aan verkoopmiddel waardoor deze onbruikbaar is. Onder bijzondere omstandigheid wordt in ieder geval niet verstaan: vakantie, slecht weer en een bezoek bruiloft, jubileum etc. (zaken waarvoor bij een arbeidsrelatie doorgaans verlof voor moet worden opgenomen).
Lid 2 onder e: Wanneer de inrichting van de markt of de branchelijst wijzigt, is aanpassing van de vergunning noodzakelijk, of in uiterste gevallen intrekking. De grondslag hiervoor ligt vast in dit lid.
Naast vaste standplaatsen, kunnen op de markt standwerkers worden toegelaten. Dit artikel legt de basis om in het marktreglement regels op te nemen over standwerken. Bij standwerkersplaatsen is ook sprake van een schaars recht. In het marktreglement zal daarom een verdelingsbeleid worden opgenomen over hoe met deze schaarse rechten worden verdeeld. Dit kan vanwege het andere karakter van de activiteit, een ander verdelingsbeleid zijn dan bij vaste standplaatsen.
Artikel 13. Marktadviescommissie
Dit artikel regelt het instellen van een marktadviescommissie. Het instellen van zo’n commissie heeft als doel om de direct belanghebbenden een formele rol te geven bij de voorbereiding op de besluitvorming over onderwerpen die de warenmarkten aangaan. In het tweede lid is geregeld dat er in het marktreglement regels opgenomen worden over de samenstelling en werkwijze van de marktadviescommissie en de wijze van het kiezen van leden.
Artikel 14. Schorsen en intrekken vergunningen
In aanvulling op artikel 11 zijn hier gronden benoemd op grond waarvan de vergunning kan worden ingetrokken. Het verschil met artikel 11 is dat de gronden in artikel 14 strafbepalingen zijn. Naast het intrekken van de vergunning, kan worden gekozen voor een minder zware sanctie, namelijk het schorsen van de vergunning. Het schorsen van de vergunning houdt in dat de vergunning enkele marktdagen niet gebruikt mag worden en dus de standplaats niet mag worden ingenomen door de vergunninghouder of diens waarnemer.
In het artikel staat dat het college de vergunning kan intrekken of schorsen. Hier is sprake van een zogenaamde ‘kan-bepaling’ wat inhoudt dat de vergunning in de genoemde gevallen niet automatisch wordt ingetrokken of geschorst. Of tot een van deze twee sancties wordt overgegaan, eerst een andere sanctie wordt genomen of een waarschuwing wordt gegeven, is ter beoordeling aan het college. Om invulling te geven aan deze beoordelingsruimte kan het college een sanctiematrix opstellen waarin per overtreding staat beschreven welke vervolgstappen worden genomen.
Toelichting per intrekkingsgrond / grond schorsen:
Artikel 15. Uitsluiten standwerkers
Omdat artikel 14 ziet op de marktkooplieden met een vergunning en standwerkers geen vergunning hebben, is er in aanvulling op artikel 14 een regeling nodig om standwerkers, die zich schuldig maken aan een van de genoemde feiten, van de markt te kunnen weren. Dit artikel voorziet hierin. De ernst van de overtreding zal de duur van de uitsluiting bepalen. Daarbij geldt dat de maximale uitsluiting één jaar is. Het uitsluiten zal door middel van een besluit worden geregeld.
Artikel 16. Onmiddellijke verwijdering
Dit artikel is bedoeld voor situaties waarin een vergunninghouder of standwerker de normale gang van zaken op de markt dermate verstoort dat het noodzakelijk is de persoon direct van de markt te verwijderen. Hier is sprake van spoedeisende bestuursdwang zoals bedoeld in artikel 5:24, lid 6 van de Algemene wet bestuursrecht. In situaties waarin tevens een maatregel zoals bedoeld in artikel 14 of 15 van de verordening kan worden opgelegd, is het aan de marktmeester om zorgvuldig af te wegen of de situatie dermate de normale gang van zaken op de markt verstoort, dat niet voor een schorsing of een andere maatregel wordt gekozen, maar voor spoedeisende bestuursdwang.
De onmiddellijke verwijdering is een besluit (bestuursdwang) dat achteraf zo spoedig mogelijk op schrift wordt gesteld.
In sub d is afgebakend dat het niet de handhaving van de openbare orde betreft waarvoor de burgemeester bevoegd is.
Op grond van artikel 154 van de Gemeentewet kan de raad op overtreding van de verordeningen straf stellen. Dit artikel regelt dat het niet naleven van de in de marktverordening genoemde voorschriften of beperkingen die aan een vergunning of een ontheffing zijn verbonden een strafbaar feit oplevert.
De op te leggen straf mag niet zwaarder zijn dan hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie, al dan niet met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak. In artikel 23 van het Wetboek van Strafrecht zijn de maxima van de zes boetecategorieën opgenomen. Het maximum van een boete van de eerste categorie bedraagt € 415 en van de tweede categorie € 4.150. Het is overigens uiteindelijk de strafrechter die de soort en de maat van de straf in een concreet geval bepaalt, tot de grens van de door de raad gekozen boetecategorie.
Naast strafrechtelijke handhaving, kan bestuursrechtelijk worden opgetreden. Laatstgenoemde heeft de voorkeur.
Dit artikel regelt wie belast zijn met het toezicht op de naleving van de verordening. Dat is in ieder geval de marktmeester, welke als zodanig is aangewezen (zie artikel 1). Daarnaast kan het college andere toezichthouders aanwijzen voor het toezicht, waaronder bijvoorbeeld de toezichthouders van de afdeling Stadstoezicht.
Artikel 19. Intrekken oude regeling
Dit artikel regelt de intrekking van de vorige verordening: “Marktverordening 2014 gemeente ’s-Hertogenbosch”.
Artikel 20. Overgangsbepalingen
Op grond van de Europese Dienstenrichtlijn is het verlenen van vergunningen voor onbepaalde tijd niet langer mogelijk. Dit heeft tevens gevolgen voor de reeds verleende vergunningen, die wel voor onbepaalde tijd zijn verleend. De verleende vergunningen voor onbepaalde tijd moeten op enige wijze worden ‘omgezet’ naar vergunningen voor bepaalde tijd. Dit kan door de vergunningen te wijzigen of in te trekken en de vergunninghouders een nieuwe vergunning te verlenen. Gekozen wordt voor de optie van intrekken en opnieuw vergunningen verlenen. Daarmee kunnen tevens overige zaken overeenkomstig de nieuwe regels worden geregeld (nieuwe indeling branches bijvoorbeeld) en kunnen onjuistheden in de vergunningen worden gecorrigeerd. Bij dit eenmalig intrekken en opnieuw verlenen van vergunningen, in het kader van dit overgangsrecht, wordt geen toepassing gegeven aan artikel 8. Concreet houdt dat in dat de vergunningen niet volgens die procedure voor eenieder beschikbaar komen, maar eenmalig worden verleend aan de ondernemers die een vergunning voor onbepaalde tijd hadden.
De nieuwe vergunningen worden verleend voor een periode van vijftien jaar. Dit is vijf jaar langer dan de duur van nieuwe vergunningen. Dit onderscheid wordt gemaakt omdat nieuwe ondernemers, voordat zij een vergunning aanvragen, weten voor wat voor een vergunningsduur zij de vergunning aanvragen. Investeringen kunnen daarop worden aangepast. Voor bestaande ondernemers geldt dat zij een vergunning hadden voor onbepaalde tijd en nu worden geconfronteerd met een vergunning voor bepaalde tijd. Na het afwegen van belangen, heeft dat geleid tot een ruimere vergunningsduur voor bestaande ondernemers. Hiervoor is gekozen omdat 94% van alle ambulante handelaren een terugverdientijd heeft van vijftien jaar of korter. Vrijwel alle ondernemers kunnen de investering dan terugverdienen en worden daarom niet onevenredig getroffen door een vergunning voor bepaalde tijd.
Dit artikel regelt de datum waarop de verordening in werking treedt.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2021-256959.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.