Besluit van de gemeenteraad van de gemeente Deurne houdende regels omtrent het gedrag van de raadsleden, wethouders en de burgemeester

DE RAAD DER GEMEENTE DEURNE

 

gezien het advies van de commissie Bestuur d.d. 26 januari 2017;

 

gelet op het bepaalde in de Gemeentewet;

 

BESLUIT

 

vast te stellen:

  • 1.

    een gedragscode voor raadsleden van de gemeente Deurne;

  • 2.

    een gedragscode voor de burgemeester van de gemeente Deurne;

  • 3.

    een gedragscode voor wethouders van de gemeente Deurne.

Inleiding

Voor het adequaat functioneren van de overheid zijn gezaghebbende volksvertegenwoor-digers en bestuurders noodzakelijk. Personen die het vertrouwen genieten van de burgers omdat ze deskundig, gedreven en integer zijn. Zij moeten het belang van de gemeente dienen en zijn er voor alle burgers.

 

In de praktijk is het belangrijk dat het individuele raadslid herkent en voorkomt dat hij in een situatie terechtkomt waarin hij de schijn tegen heeft. Het correcte optreden van het individuele raadslid draagt ertoe bij dat de gemeenteraad zich naar binnen en naar buiten kan manifesteren als een betrouwbaar en gezaghebbend orgaan.

 

Als gevolg van allerlei maatschappelijke ontwikkelingen kan de integriteit van volksverte-genwoordigers en bestuurders onder druk komen te staan. Het is daarom van belang om gedragscodes af te spreken die houvast geven. Deze gedragscode wil dan ook duidelijk-heid geven over wat de wet vraagt van raadsleden en beoogt in eerste instantie te be-schermen tegen onnodige misstappen.

 

Begrippen

Het gemeentebestuur bestaat uit raad, college van B&W en burgemeester. Dit zijn de drie bestuursorganen. Voor ieder van deze drie vraagt de wet een door de raad vast te stellen gedragscode. De drie gedragscodes zijn zoveel mogelijk vanuit hetzelfde perspectief be-naderd. In de raad ligt het accent op het maken van politieke keuzes, het college van B&W is belast met het dagelijks bestuur. De burgemeester is voorzitter van zowel raad als col-lege en heeft daarnaast een aantal eigen taken.

 

De voorliggende gedragscode (gebaseerd op het model-Zaanstad, inmiddels door meerde-re gemeenten in gebruik) is bestemd voor de raads- en burgercommissieleden. Voor de burgemeester en voor de wethouders bestaan separate gedragscodes. Waar in de code wordt gesproken over “raadslid” kan ook “burgercommissielid” worden gelezen.

 

Werken aan de integriteit van de politiek

In vorige bestuursperioden is al regelmatig aandacht besteed aan politieke en bestuurlijke integriteit. Dit initiatief is voortgezet in de huidige bestuursperiode en heeft onder meer geleid tot de wens een nieuwe gedragscode vast te stellen. Met deze vernieuwde gedrags-code beoogt de gemeente voorwaarden te creëren voor rechtvaardig en integer handelen. Niet alleen om te voorkomen dat in de gemeente paniekmaatregelen genomen worden als een mogelijke overtreding van de gedragscode zich voordoet, maar ook om te voorkomen dat onschuldigen worden geschaad en schuldigen disproportioneel worden bestraft. Het opstellen van deze vernieuwde gedragscode is behulpzaam bij het handhaven van de poli-tieke en bestuurlijke integriteit, zowel preventief als repressief.

 

Functies van de gedragscode

De gedragscode heeft een aantal algemene functies. De gedragscode:

  • stimuleert de morele oordeelsvorming van individuen;

  • stelt de norm;

  • definieert specifieke handelingen als schendingen;

  • maakt zorgvuldig optreden tegen schendingen mogelijk;

  • geeft richting aan de morele oordeelsvorming van individuen.

De gedragscode beschermt daarnaast specifiek de zuiverheid van de politieke en bestuur-lijke besluitvorming. Het gaat dan om het voorkomen van corruptie en belangenverstren-geling. Die vervalsen immers de besluitvorming en resulteren per definitie in machtsmis-bruik. Politici worden zelfs opgeroepen actief de schijn van belangenverstrengeling en cor-ruptie tegen te gaan.

 

1. Regels rondom (de schijn van) belangenverstrengeling

Artikel 1  

Een raadslid mag zijn invloed en stem niet gebruiken om een persoonlijk belang veilig te stellen of het belang van een ander( e organisatie) waarmee hij een per-soonlijke betrokkenheid heeft.

Artikel 1.1  

Een raadslid moet actief en uit zichzelf (de schijn van) belangenverstrengeling tegengaan.

 

Toelichting:

De wetgever biedt raadsleden op vier manieren bescherming tegen de verleiding van be-langenverstrengeling en tegen de schijn ervan.

 

  • (1)

    De wetgever geeft ten eerste aan dat de gemeenteraad als bestuursorgaan zijn taak zonder vooringenomenheid moet vervullen. De wetgever geeft de gemeente-raad de verantwoordelijkheid ervoor te waken dat persoonlijke belangen van raad-sleden de besluitvorming beïnvloeden. Met persoonlijk belang wordt gedoeld op ieder belang dat niet behoort tot de belangen die de gemeenteraad uit hoofde van zijn taak behoort te vervullen. Deze waakzaamheid geldt ook als het gaat om de schijn van belangenverstrengeling.

    Let wel: het gaat hier om persoonlijke belangen; het gaat niet alleen om – zoals vaak door politici gedacht – ‘persoonlijk gewin’ of ‘persoonlijk voordeel’ of ‘persoon-lijke financiële inkomsten’. Raadsleden moeten dus beoordelen of er sprake is van een persoonlijk belang waardoor belangenverstrengeling ontstaat die de besluitvor-ming onterecht kan beïnvloeden. De wetgever doet een beroep op de verantwoorde-lijkheid van de gemeenteraad als geheel om ervoor te waken dat persoonlijke be-langen van zijn leden de besluitvorming beïnvloeden. Deze verplichting geldt gedu-rende het gehele proces van besluitvorming en niet alleen tijdens de stemming.

    Politieke ambtsdragers struikelen soms in gevallen waarin er ‘slechts’ sprake is van de schijn van belangenverstrengeling. Het is dan ook in het belang van politici zelf dat dit voorschrift zo expliciet in de gedragscode is opgenomen.

  • (2)

    De wetgever verbiedt raadsleden expliciet te stemmen als er sprake is van een aan-gelegenheid waarbij een raadslid een persoonlijk belang heeft. De wetgever pro-beert daarmee uit te sluiten dat een raadslid meestemt als sprake is van belangen-verstrengeling.

  • (3)

    In een aantal gevallen vindt de wetgever dat die bescherming door het verbod te stemmen niet ver genoeg gaat. In die gevallen verbiedt de wetgever raadsleden ex-pliciet bepaalde functies te bekleden, rollen te vervullen en (rechts)handelingen uit te voeren. In de artikelen 1.4 en 1.5 van deze gedragscode wordt naar die verboden verwezen. In de bijlage van deze gedragscode treft u een opsomming aan regelge-ving die samenhangt met de integriteit van raadsleden, waaronder de verboden combinaties van functies en verboden overeenkomsten en handelingen.

  • (4)

    De wetgever eist van raadsleden dat zij alle functies openbaar maken die zij vervul-len naast het raadslidmaatschap. Op die manier wordt het voor andere raadsleden, de burgemeester, wethouders fractievoorzitters, partijbestuurders, de griffier en de gemeentesecretaris mogelijk een raadslid te waarschuwen voor de kwesties waarin belangenverstrengeling dreigt. Ook de pers en de burger kunnen op basis daarvan een controlerende taak uitoefenen. Daarom is in deze gedragscode ook verordon-neerd dat raadsleden al hun financiële belangen bekendmaken bij ondernemingen die zaken doen met de gemeente.

Artikel 1.2  

Een raadslid onthoudt zich alleen van deelname aan de stemming als er sprake is van een beslissing waarbij belangenverstrengeling dreigt; het gaat dan om kwes-ties waar hij zelf een persoonlijk belang bij heeft of om kwesties waarbij het gaat om een belang van een individu of organisatie waarbij hij een substantiële betrok-kenheid heeft.

Artikel 1.3  

Een raadslid onthoudt zich bij beslissingen waarbij belangenverstrengeling dreigt, niet alleen van stemming (zie artikel 1.2 van de gedragscode) maar ook van de beïnvloeding van de besluitvorming in de andere fases van het besluitvormings-proces .

Artikel 1.4  

Een raadslid mag bepaalde in de Gemeentewet opgesomde functies niet uitoefe-nen .

Artikel 1.5  

Een raadslid mag bepaalde in de Gemeentewet genoemde overeenkomsten en handelingen niet aangaan of verrichten.

Artikel 1.6  

Een raadslid maakt via de griffier openbaar welke betaalde en onbetaalde functies hij vervult naast het raadslidmaatschap.

Artikel 1.7  

De griffier zorgt voor een actuele openbare lijst met functies van raadsleden. Op deze lijst wordt tevens vermeld of de werkzaamheden al dan niet bezoldigd zijn.

Artikel 1.8  

Een raadslid doet er bij de griffier opgaaf van als hij financiële belangen heeft ( bij-voorbeeld aandelen, opties en derivaten) in ondernemingen waarmee de gemeen-te zaken doet of waarin de gemeente een belang heeft. Deze financiële belangen zijn openbaar en worden ter inzage gelegd. Ook een tussentijds ontstaan financi-eel belang dient opgegeven te worden.

Artikel 1.9  

De griffier zorgt voor een actuele openbare lijst met gemelde financiële belangen van raadsleden.

 

Toelichting:

In de gedragscode voor de burgemeester en die voor wethouders is tevens opgenomen dat zij gedurende een periode van een jaar na hun zittingstermijn buiten een dienstver-band om, geen betaalde werkzaamheden voor de gemeente mogen verrichten. Deze regel is geschreven met het oog op oud-bestuurders die (gaan) ondernemen en die dus op-drachten vervullen middels een contract. Burgemeesters en wethouders bouwen geduren-de hun bestuursperiode veel informatie op over de gemeentelijke organisatie en ontwikke-lingen die de gemeente aangaan. Als zij na hun bestuursperiode (gaan) ondernemen en contracten willen aangaan met de gemeente hebben zij een informatievoorsprong en treedt er dus oneerlijke concurrentie op ten aanzien van andere ondernemers; voormalig bestuursleden profiteren daardoor van hun bestuursfunctie, hetgeen nadrukkelijk niet te bedoeling is. Minstens ontstaat de schijn dat zij hun bestuurswerk hebben gebruikt om (na hun bestuursperiode) opdrachten te verkrijgen van de gemeente. Deze zogenaamde ‘draaideurconstructie’ betreft alleen oud-bestuurders die middels contracten een opdracht aannemen van de gemeente. Het betreft dus niet contracten van andere partijen binnen de gemeente. Een voormalig raadslid mag wel in dienst treden bij de gemeentelijke orga-nisatie.

2. Regels rondom (de schijn van) corruptie

Artikel 2  

Een raadslid mag zijn invloed en zijn stem niet laten kopen of beïnvloeden door geld, goederen of diensten die hem zijn gegeven of hem in het vooruitzicht zijn gesteld.

 

Toelichting:

Het bovenstaande artikel geeft een definitie van corruptie voor raadsleden. Ging het bij belangenverstrengeling nog om het onterecht laten meewegen van een persoonlijk belang bij de besluitvorming, bij corruptie gaat het om omkoping van een politicus.

Belangenverstrengeling is niet in het wetboek van strafrecht opgenomen, corruptie is dat wel.

In de onderliggende artikelen zijn regels opgenomen om de politicus te helpen om de (schijn van) corruptie te voorkomen.

Artikel 2.1  

Een raadslid moet actief en uit zichzelf de schijn van corruptie tegengaan.

 

Aannemen van geschenken

 

Toelichting:

Geschenken zijn een potentiële sluiproute naar corruptie. Ze kunnen gebruikt worden om de besluitvorming te beïnvloeden. Ze kunnen corrumperen of de aanloop daartoe vormen. Ze wekken in ieder geval de schijn. De hieronder staande regels zijn geformuleerd als een ”nee, tenzij” regel; een raadslid neemt dus geen geschenken aan, tenzij er goede redenen zijn om hiervan af te wijken. De afwijkingen dienen bekend gemaakt te worden bij de griffier, die bepaalt welke vervolgstappen nodig zijn.

 

Artikel 2.2  

Een raadslid neemt geen geschenken aan waarvan mag/kan worden aangenomen dat die hem uit hoofde van of vanwege zijn functie als raadslid worden aangebo-den , tenzij:

  • a.

    het weigeren, teruggeven of terugsturen de gever ernstig zou kwetsen of bijzonder in verlegenheid zou brengen;

  • b.

    het weigeren, teruggeven of terugsturen om praktische redenen onwerk-baar is;

  • c.

    het gaat om een incidentele, kleine, attentie (zoals een bloemetje of een fles wijn) waarbij de schijn van corruptie minimaal is.

Artikel 2.3  

Als geschenken om een van de in artikel 2.2 van de gedragscode genoemde rede-nen niet zijn geweigerd, teruggegeven of teruggestuurd, of om andere redenen toch in het bezit zijn van het raadslid, wordt dit gemeld aan de griffier, tenzij het gaat om het genoemde onder artikel 2.2c van de gedragscode. De geschenken worden dan alsnog teruggestuurd dan wel worden eigendom van de gemeente. De griffier zorgt voor de registratie van giften en hun (gemeentelijke) bestemming.

Artikel 2.4  

Het presidium kan bepalen dat wordt afgeweken van het bepaalde in artikel 2.3. Attenties met een waarde van meer dan € 50 worden, in deze gevallen, middels een register openbaar gemaakt.

Aannemen van faciliteiten en diensten

 

Toelichting:

Accepteren van faciliteiten of diensten van anderen kan een afhankelijkheid creëren die de zuiverheid van het besluitvormingsproces kan aantasten. Ook met het aannemen van faciliteiten en diensten kan een raadslid gecorrumpeerd raken. Het risico bestaat in elk geval dat de schijn van corruptie wordt opgewekt.

Artikel 2.5  

Een raadslid accepteert geen faciliteiten en diensten van anderen waarvan mag/kan worden aangenomen dat die hem uit hoofde van of vanwege zijn functie als raadslid worden aangeboden, tenzij:

  • a.

    het weigeren ervan het raadswerk onmogelijk of onwerkbaar zou maken en

  • b.

    tegelijkertijd de schijn van corruptie minimaal is.

Artikel 2.6  

Een raadslid gebruikt faciliteiten of diensten van anderen waarvan mag/kan wor-den aangenomen dat die hem uit hoofde of vanwege zijn functie als raadslid wor-den aangeboden, niet voor privédoeleinden.

 

Aannemen van lunches, diners, recepties en andere uitnodigingen

 

Toelichting:

De verplichting actief het ontstaan van de schijn tegen te gaan, betekent dat lunchen, di-neren of naar recepties gaan op kosten van anderen waar mogelijk moet worden verme-den, tenzij de redenen van artikel 2.7 van de gedragscode van toepassing zijn.

Artikel 2.7  

Een raadslid accepteert lunches, diners, recepties en andere uitnodigingen die door anderen betaald of georganiseerd worden, alleen als

  • a.

    dat behoort tot de uitoefening van het raadswerk en

  • b.

    de aanwezigheid beschouwd kan worden als functioneel (protocollaire ta-ken , formele vertegenwoordiging van de gemeente, uitnodiging met be-schreven doel omtrent de gewenstheid van de aanwezigheid) en

  • c.

    tegelijkertijd de schijn van corruptie minimaal is.

Accepteren van reizen, verblijven en werkbezoeken

 

Toelichting:

Wat voor lunches en diners geldt, geldt in nog sterkere mate voor reizen op kosten van derden. Dat wordt in de regel met grote argwaan bekeken. Het is beter alle schijn in deze gevallen te vermijden.

Artikel 2.8  

Een raadslid accepteert werkbezoeken waarbij reis- en verblijfkosten door ande-ren betaald worden alleen bij hoge uitzondering. Een dergelijke invitatie dient al-tijd te worden besproken in het presidium. De invitatie mag alleen geaccepteerd worden als het bezoek aantoonbaar van groot belang is voor de gemeente en de schijn van corruptie minimaal is. Van een dergelijk werkbezoek maakt het raads-lid altijd een verslag voor de raad.

3. Regels rondom het gebruik van gemeentelijke faciliteiten en financiële middelen

Artikel 3  

Een raadslid gaat op prudente wijze om met gemeentelijke faciliteiten en financi-ele middelen die hem ter beschikking staan en gebruikt deze alleen waarvoor ze bedoeld zijn.

 

Toelichting:

Raadsleden krijgen voor hun raadswerk de beschikking over een aantal faciliteiten. Deze faciliteiten worden alleen gebruikt voor het doel waarvoor ze zijn verstrekt.

Artikel 3.1  

Een raadslid houdt zich aan afgesproken regels voor het gebruik van interne voor-zieningen van algemene aard, zoals vergaderruimte, de leeskamer, en dergelijke.

Artikel 3.2  

Een raadslid houdt zich aan de regels die gelden voor onkostenvergoedingen en declaraties.

4. Regels rondom informatie

Artikel 4  

De raad ziet er op toe dat het college van Burgemeester en Wethouders de raad goed informeert.

 

Toelichting:

De burger heeft er recht op over het overheidshandelen goed geïnformeerd te worden. De burger heeft er ook recht op de onderliggende redeneringen en afwegingen te kennen en te weten wie welke positie heeft ingenomen. Dat bij elkaar opgeteld, schept de ver-plichting voor ambtenarenapparaat, college van B&W en raad om de burger nauwkeurig en op tijd op de hoogte te brengen van wat er wordt besproken, besloten en uitgevoerd. Dat neemt niet weg dat het ook voorkomt dat informatie rond overheidshandelen niet be-kend en verspreid mag worden. Het gaat dan altijd om gevallen waarin het openbaar ma-ken zou leiden tot het schenden van rechten van burgers, tot het onterecht toebrengen van schade aan burgers, of schade aan collectieve belangen. Het college van B&W dient zeer prudent om te gaan met het geheim verklaren van stukken. En de raad moet hier op toezien.

 

In het kader van het informatierecht van de raad verstrekt het college van B&W de raad alle inlichtingen die hij nodig heeft voor de uitoefening van zijn taak. Daarnaast geeft het college van B&W de raad mondeling of schriftelijk alle door een of meer leden gevraagde inlichtingen, tenzij het verstrekken ervan in strijd is met het openbaar belang. Als grens aan het verstrekken van inlichtingen aan de raad is dus genoemd: het moet gaan om in-formatie die noodzakelijk is voor het uitoefenen van de taak. Er kan discussie ontstaan over de vraag wanneer het punt bereikt is dat ‘de noodzakelijke informatie’ verstrekt is. Daar moeten politieke ambtsdragers samen uitkomen. Ook rond het vragen van informa-tie speelt het risico op belangenverstrengeling of corruptie.

Artikel 4.1  

Een raadslid betracht maximale openheid als het gaat om zijn eigen beleid en be-slissingen en zijn beweegredenen daarbij. Hij handelt in overeenstemming met de Gemeentewet en met de Wet openbaarheid van bestuur.

Artikel 4.2  

Een raadslid dat de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het geheime of niet-openbare karakter kent of redelijkerwijs kan vermoeden, is verplicht tot ge-heimhouding van die gegevens, behalve als de wet hem tot mededeling verplicht.

Artikel 4.3  

Een raadslid maakt niet ten eigen bate of ten bate van een ander gebruik van in de uitoefening van het ambt verkregen informatie.

Artikel 4.4  

Een raadslid gaat zorgvuldig om met (het openbaar maken of doorsturen van) brieven en e-mails van anderen en houdt de afzender zo mogelijk op de hoogte van acties. Bij twijfel over de bedoeling van de afzender informeert het raadslid hier eerst naar.

Artikel 4.5  

Raadsleden zijn zich ervan bewust dat op social media allerlei grenzen, zoals tus-sen publiek en privé, vervagen en houden rekening met de risico’s die het gebruik van social media meebrengt voor de uitoefening van hun functie als raadslid.

5. Regels rondom de onderlinge omgang en de gang van zaken tijdens de vergaderingen

Artikel 5  

Politieke ambtsdragers gaan respectvol met elkaar en met ambtenaren om.

 

Toelichting:

Elk raadslid, elke bestuurder en elke ambtenaar is een medemens en medeburger. Op basis daarvan verdient ieder raadslid, iedere bestuurder en iedere ambtenaar respect. Een respectvolle omgang met elkaar maakt het daarnaast beter mogelijk met elkaar tot een werkelijke beraadslaging te komen. Dat is wezenlijk voor een zorgvuldige besluitvorming. Bovendien is de manier waarop het college en de raad met elkaar omgaan van invloed op de geloofwaardigheid van de politiek.

Artikel 5.1  

Raadsleden bejegenen elkaar, bestuurders, de griffie(r) en andere ambtenaren op correcte wijze in woord, gebaar en geschrift.

Artikel 5.2  

Raadsleden houden zich tijdens de commissie- en raadsvergadering aan het re-glement van orde en volgen de aanwijzingen van de voorzitter op.

Artikel 5.3  

Raadsleden onthouden zich in woord, gebaar en geschrift, inclusief elektronische berichten, van persoonlijke aanvallen op individuele raadsleden, bestuurders en/of ambtenaren in of rondom raads- en commissievergaderingen en in het openbaar.

6. Regels rondom de naleving van de gedragscode

Artikel 6  

De raad stelt de gedragscode vast voor zijn eigen leden, de burgemeester en de wethouders.

 

Toelichting:

Naast het vaststellen van een gedragscode met daarin heldere gedragsregels is het van groot belang dat er op wordt toegezien dat de gedragscode ook daadwerkelijk wordt na-geleefd. In de gedragscode zijn immers de regels opgenomen voor politici die zijn geba-seerd op de wet. Ze leggen de voorwaarden vast waaraan het handelen van politici mini-maal moet voldoen. Als politici zich niet aan deze regels houden, komen zij daarmee als het ware onder het morele minimum dat zij met elkaar hebben afgesproken. Het toezien op de naleving van de gedragscode is niet alleen een verantwoordelijkheid van de raad, maar een gedeelde verantwoordelijkheid van alle betrokkenen. Bijzondere rollen zijn weg-gelegd voor de voorzitter van college en raad, voor het presidium, voor de raadscommis-sies, de fractievoorzitters, de griffier en de gemeentesecretaris en voor de partij- c.q. afdelingsbesturen.

Artikel 6.1  

De raad ziet erop toe dat de gedragscodes worden nageleefd.

Artikel 6.2  

De raad ziet er in het bijzonder op toe dat de raad, de fracties en de individuele raadsleden de eigen gedragscode van de raad naleven. De griffier ondersteunt de raad hierbij.

 

Toelichting:

Er zijn verschillende fasen te onderscheiden die spelen bij het toezien op de naleving van de gedragscode, te weten:

  • het bespreken van lastige integriteitkwesties;

  • het signaleren van vermoedens van schendingen van de gedragscode;

  • het eventueel onderzoeken van vermoedens van schendingen van de gedragscode;

  • het eventueel sanctioneren van schendingen van de gedragscode.

In iedere fase is het van belang om ‘onpartijdig’, ‘terughoudend met publiciteit’ en ‘zorg-vuldig’ te zijn. Alleen dan kan een rechtvaardige manier van handhaven van de gedrags-code worden gegarandeerd.

Artikel 6.3  

Minimaal één keer per bestuursperiode evalueert de raad / het presidium de ge-dragscode voor de raadsleden op actualiteit, functioneren en of deze naar beho-ren wordt nageleefd.

 

Het bespreken van lastige integriteitkwesties

Artikel 6.4  

Als een raadslid twijfelt of een handeling die hij wil verrichten of nalaten een over-treding van de gedragscode zou kunnen zijn, wint hierover advies in bij de griffier.

 

 

Procedure voor mogelijke integriteitsschendingen

 

Hiervoor wordt verwezen naar een afzonderlijk door de gemeenteraad vast te stellen “Protocol voor mogelijke integriteitsschendingen door leden van raad of college”.

 

 

1. Vingeroefeningen bij (de schijn van) belangenverstrengeling

 

Oefening 1:

Een raadslid is voorzitter van een voetbalvereniging. Mag het raadslid zijn raadslidmaat-schap combineren met dit voorzitterschap?

 

Antwoord:

Artikel 13 van de Gemeentewet verbiedt de combinatie van deze functies niet. Dit artikel en ook artikel 1.4 van de gedragscode wordt dus niet overtreden door het combineren van deze functies. De functie moet wel worden gemeld (zie artikel 1.6 van de gedragsco-de) en de griffier moet zorgdragen voor bekendmaking (artikel 1.7 van de gedragscode).

Let op: een raadslid moet al zijn functies melden.

 

Variant 1:

De Sportnota wordt behandeld in de raad. Mag dit raadslid meestemmen?

 

Antwoord:

Ja. In de Sportnota worden beslissingen voorgelegd die alle sport betreffen. Er treedt dus a priori geen verstrengeling van belangen op als dit raadslid mee doet aan de besluitvor-ming in de raad. Kennis bij raadsleden over sport is van groot belang om kwalitatief goede besluiten over sport te nemen voor de stad. Het is dus van belang dat hij meedoet in de besluitvorming.

 

Let op: De redenatie ‘bij twijfel niet meestemmen’ gaat niet altijd op. Het ligt in de kern van de taak van een politicus om te stemmen. Hij mag dus slechts in een beperkt aantal – in de wet genoemde gevallen – niet meestemmen. Meestemmen mag niet als het belang van een raadslid ('of een individu of organisatie waarbij hij een persoonlijke betrokkenheid bij heeft') wordt verstrengeld met het algemeen belang. In alle andere gevallen, is het devies om te stemmen. Er kan een schijn van belangenverstrengeling ontstaan in een situatie waardoor een raadslid overweegt niet mee te stemmen. Natuurlijk dient het raadslid de schijn van belangenverstrengeling te voorkomen.

Ook al is er geen sprake van een persoonlijk belang, dan nog kunnen er gerechtvaardigde redenen voor een raadslid zijn om niet mee te stemmen. Dat mag dan door anderen niet gekwalificeerd worden als de “schijn tegen hebben”; ieder raadslid maakt daarin zijn eigen afweging.

 

Variant 2:

De raad moet besluiten over uitbreiding van voetbalvelden. Ook de club waar het raadslid voorzitter van is wordt genoemd. Mag hij meestemmen?

 

Antwoord:

Nee, artikel 1.2 van de gedragscode verbiedt het raadslid mee te stemmen. De club is een van de (duidelijke) belanghebbenden in dit besluit dus een verstrengeling van belangen is aan de orde: het belang van de club dat hij geacht wordt te dienen als voorzitter enerzijds en het belang van de stad voor de uitbreiding van voetbalvelden.

 

Variant 3:

Mag dit raadslid een ander lid van de fractie het woord laten voeren op dit dossier?

 

Antwoord:

Dat mag. Maar het gaat bij de mogelijkheid om de besluitvorming te beïnvloeden verder dan alleen het overdragen van het woordvoerderschap op dit dossier. Het raadslid/de voorzitter van de voetbalclub mag op grond van artikel 1.3 van de gedragscode ook intern het standpunt van de fractie niet beïnvloeden over de uitbreiding van de voetbalvelden.

Omdat de burger niet kan controleren of hij dat ook daadwerkelijk niet heeft gedaan, is het zaak dat alle fractieleden er op toezien dat ook in de interne oordeels- en besluitvor-ming de activiteiten van dit raadslid gescheiden blijven.

 

Variant 4:

Als het raadslid/de voorzitter tegen de uitbreiding van velden van zijn eigen club zou stemmen, dan is toch voor de burger te zien dat hij zijn raadswerk en zijn voetbalwerk scheidt? Dan kan hij toch meestemmen?

 

Antwoord:

Nee, ook dan mag hij op grond van artikel 1.2 van de gedragscode niet meestemmen. Wellicht komt het de voetbalclub om redenen die niet bekend zijn, veel beter uit als de uitbreiding bij een andere club geschiedt. Dan zou het weliswaar lijken alsof hij in het be-lang van de stad (en niet van de club) zou stemmen, maar hij doet dat feitelijk niet. Stemgedrag is dus niet relevant in deze situatie.

 

Variant 5:

De raad moet besluiten over uitbreiding van voetbalvelden in de gemeente. Voetbalclub X wordt genoemd als kandidaat. Het kind van een raadslid (niet zijnde de voorzitter van de voetbalclub) is lid van voetbalclub X. Mag het raadslid (de vader) meestemmen?

 

Antwoord:

Ja, het raadslid moet gewoon meestemmen. De relatie tussen het raadslid en de voetbal-club is niet van dien aard dat er sprake of dreiging is van een onwenselijke verstrengeling van persoonlijk belang met het algemeen belang. Zie ook de opmerking onder variant 1 van bovenstaand voorbeeld.

 

Oefening 2:

Een raadslid is tevens zzp-er. Hij verzorgt als trainer onder meer trainingen 'De klant is koning'. De afdeling Burgerzaken van de gemeente vraagt hem deze training te verzorgen voor medewerkers Burgerzaken. Mag hij de opdracht aannemen?

 

Antwoord:

Nee, hij mag deze opdracht niet aannemen. De Gemeentewet verbiedt raadsleden in arti-kel 15 bepaalde overeenkomsten aan te gaan en bepaalde handelingen te verrichten. In bovenstaande situatie is artikel 15.1.d.1 van de Gemeentewet van toepassing. Dat bete-kent dat het aannemen van de klus een overtreding van de gemeentewet en daarmee van artikel 1.5 van de gedragscode zou zijn.

 

Variant 1:

En als hij nu niet zelf voor de groep staat, maar iemand inhuurt die dat namens zijn een-mansbedrijf doet?

 

Antwoord:

Ook dan mag hij de klus niet aannemen, op grond van artikel 15.1.d.1 van de Gemeente-wet. Het feit dat zijn bedrijf de overeenkomst rechtstreeks aangaat, maakt dat dit artikel van toepassing is. Het aannemen van de klus is een overtreding van de gemeentewet en daarmee van artikel 1.5 van de gedragscode.

 

Variant 2:

En als hij de opdracht nu vrijwillig doet, dus zonder daarvoor een betaling te krijgen?

 

 

Antwoord:

Ook dan geldt dat hij de opdracht niet mag aannemen. Het gaat in dit artikel om het aan-gaan van een overeenkomst. Of daar wel of niet voor betaald wordt, doet niet ter zake.

Dat het raadslid niet wordt betaald is voor derden (waaronder ‘de burger op straat’) niet zichtbaar en kan om die reden toch de schijn van belangenverstrengeling opleveren. Het aannemen van de opdracht is een overtreding van de gemeentewet en daarmee van arti-kel 1.5 van de gedragscode.

 

Variant 3:

Een trainingsbureau heeft de opdracht van de gemeente gekregen om de training 'De klant is koning' te verzorgen voor de medewerkers van Burgerzaken. Dit bureau vraagt het raadslid/tevens zzp-er de training te verzorgen. Mag dit raadslid de klus aannemen?

 

Antwoord:

Nee. De overeenkomst met de gemeente wordt weliswaar niet rechtstreeks aangegaan, maar via het trainingsbureau. 'Middellijk' verricht het raadslid dus wel (betaald) werk voor de gemeente. Het aannemen van de klus is een overtreding van de gemeentewet en van artikel 1.5 van de gedragscode.

 

Oefening 3:

Een raadslid is naast zijn raadslidmaatschap leerlingbegeleider en weet om die reden veel over jeugdzorg. Mag hij woordvoerder in de raad zijn op dit onderwerp?

 

Antwoord:

Ja, dat mag. Het is van belang dat raadsleden kennis hebben over wat zich afspeelt in het maatschappelijk middenveld. Mede daarom wordt een combinatie van functies slechts zel-den uitgesloten bij wet. Het raadslid mag alleen niet het standpunt van de fractie (en de raad) dusdanig beïnvloeden dat het onterecht positief uitpakt voor zijn eigen werkgever.

 

Let op: In de praktijk komen veel verschillende situaties voor waarin een raadslid in zijn andere functie betrokken kan zijn bij het verrichten van werk in opdracht voor de ge-meente. Het is verstandig iedere situatie goed te analyseren en bij twijfel hierover advies in te winnen bij bijvoorbeeld de griffier.

 

2. Vingeroefeningen rondom (de schijn van) corruptie

 

Oefening 4:

Raadsleden krijgen van een bioscoop een Unlimited Gold Card, geldig voor de huidige be-stuursperiode, aangeboden. Mag deze kaart geaccepteerd worden?

 

Antwoord:

Nee, het aannemen van de kaart is een overtreding van artikel 2.2 van de gedragscode.

 

Variant 1:

Alleen de raadsleden die Kunst en Cultuur in hun portefeuille hebben, krijgen de kaart aangeboden onder het mom van “het is voor het raadswerk goed om te weten hoe het reilt en zeilt bij de grootste bioscoop uit de regio”. Mag deze kaart geaccepteerd worden?

 

Antwoord:

Nee, het aannemen van de kaart, is ook nu een overtreding van artikel 2.2 van de ge-dragscode. Het is 'om te weten hoe het reilt en zeilt' bij de bioscopen voor deze raadsle-den niet noodzakelijk een kaart te hebben en het accepteren van een dergelijke gift roept mogelijk wel de schijn van belangenverstrengeling of corruptie op.

De raad kan zich in dit geval op een andere manier op de hoogte stellen omtrent specifiek de bioscoop of de bioscoopbranche, zoals het afleggen van een werkbezoek met een dui-delijk werkprogramma. De kaarten dienen dus terug te worden gestuurd conform artikel 2.3 van de gedragscode.

 

Variant 2:

Een ambtenaar van de afdeling Communicatie heeft van de bioscoop 20 vrijkaartjes ge-kregen om een internationaal filmfestival bij te wonen dat door de bioscoop wordt geor-ganiseerd. De gemeente heeft het festival gesubsidieerd. De mail die door de ambtenaar aan alle politici wordt gestuurd, eindigt met ‘Wie wil? 1 kaartje per persoon’.

 

  • a.

    Mag een raadslid dit kaartje accepteren?

Antwoord:

Nee, dat zou in overtreding zijn met artikel 2.2 van de gedragscode. Het kaartje is een geschenk.

 

  • b.

    Is dit dan geen uitnodiging voor relaties?

Antwoord:

Nee, dit is geen formele uitnodiging. De redenatie om wel te accepteren zou kunnen zijn dat de gemeente financieel heeft bijgedragen aan dit festival en dat dit kaartje dus gezien kan worden als een uitnodiging van de bioscoop aan zijn relaties. Maar kijkend naar artikel 2.7 van de gedragscode moet geconcludeerd worden dat een mail van een ambtenaar van de afdeling Communicatie met de afsluiting ‘Wie wil? 1 kaartje per persoon’ niet gezien kan worden als een gerichte uitnodiging van de bioscoop aan haar relaties, noch van een uitnodiging van het college van B&W aan de politici. Daarbij is onvoldoende duidelijk of het ingaan op deze ‘uitnodiging’ functioneel is: heeft het raadslid een formele rol te vervullen op het festival, opent hij het festival, overhandigt hij een boek, oorkonde, lintje?

 

  • c.

    Had de ambtenaar deze kaartjes mogen aannemen?

Antwoord: Nee. Het organiseren van de gemeentelijke betrokkenheid bij dit filmfestival behoort tot de normale werkzaamheden van de ambtenaren. De extra beloning in de vorm van vrijkaartjes had dus geweigerd moeten worden.

 

Let op: Het is van belang om te bekijken of het accepteren van giften in professionele zin daadwerkelijk noodzakelijk is en of er geen andere manieren zijn om dit doel te bereiken, zonder dat daarbij de schijn van corruptie wordt opgeroepen. Verschillende argumenten worden door politici gebruikt om giften aan te nemen en in te gaan op uitnodigen. 'Het is voor het raadswerk noodzakelijk of zeer informatief' en 'het is nodig om de relatie goed te houden' zijn de meest gehoorde. Toch blijken deze redenaties in de praktijk vrijwel nooit te kloppen, omdat er altijd andere manieren ter beschikking staan die minder de schijn van corruptie opwekken. In de morele afweging worden deze argumenten vrijwel altijd ontmaskerd als een smoes om een 'leuk extraatje' te ontvangen.

 

Oefening 5:

Een raadslid heeft een lezing gegeven op een bewonersbijeenkomst. Na afloop krijgt hij een bos bloemen. Mag hij die aannemen?

 

Antwoord:

Ja, de bos bloemen kan gezien worden als een geschenk dat uit hartelijkheid wordt gege-ven en waarvan het niet accepteren de gever op dat moment ernstig in verlegenheid zou brengen. Het is bovendien niet het type geschenk dat de schijn van corruptie opwekt.

 

Let op: Dit komt regelmatig voor. Politici staan veel op podia en krijgen vaak als dank bloemen, fotoboeken, boekenbonnen, flessen wijn, pennen, T-shirts en petjes met op-drukken, koffiemokken en andere typen geschenken uit de categorie 'bagatelgiften'. In veel van dergelijke situaties is het weigeren (hoewel het devies) praktisch onmogelijk zon-der de gever in verlegenheid te brengen.

 

Oefening 6:

De gemeenteraad krijgt van een bedrijf met veel korting een videoconferencing-systeem aangeboden. Met dit systeem kunnen raadsleden vanaf een andere locatie toch deelne-men aan een beraadslaging. Zo laat het bedrijf zien goede besluitvorming zeer van belang te vinden en te willen ondersteunen. Mag deze faciliteit worden aangenomen?

 

Antwoord:

Nee, het aannemen van het systeem, is een overtreding van artikel 2.5 van de gedrags-code. Artikel 2.5 aanhef en onder a van de gedragscode is niet van toepassing; er is bud-get om de raad te faciliteren. Mocht het noodzakelijk zijn een dergelijk systeem aan te schaffen dan kan dat vanuit gemeentelijke middelen betaald worden.

 

Oefening 7:

De raad krijgt van de directie van een lokale toeristische attractie een uitnodiging om de presentatie bij te wonen van hun nieuwe plannen. Daarbij zal ook een diner plaatsvinden met ondernemers uit de gemeente. Mag de raad de uitnodiging accepteren?

 

Antwoord:

Ja, de raadsleden mogen in principe ingaan op dit verzoek. Het is noodzakelijk voor het raadswerk dat de raadsleden geïnformeerd worden. Niet alleen door gesubsidieerde orga-nisaties, ook door commerciële partijen of andere belanghebbenden. Dergelijke uitnodigin-gen bieden raadsleden de mogelijkheid geïnformeerd te worden. Vaak gaat een dergelijk bezoek gepaard met een luxere aankleding, zoals een georganiseerde lunch of diner en door de organisatie geregeld vervoer. Doorgaans levert het accepteren hiervan geen overtreding van de gedragscode op. Aan de mate van luxe die nog geaccepteerd kan worden, zitten uiteraard grenzen. Alvorens op het verzoek in te gaan, is het verstandig dat de raad (het presidium) zich hiervan rekenschap geeft.

 

3. Vingeroefeningen rondom het gebruik van gemeentelijke facili-teiten en financiële middelen

 

Oefening 8:

Een raadslid gaat met de trein naar een partijbijeenkomst van zijn politieke partij. Mag hij het treinkaartje vergoed krijgen uit het fractiebudget?

 

Antwoord:

Nee, het declareren bij de fractie is in overtreding met artikel 3.2 van de gedragscode. Hoewel het van belang is voor het raadswerk dat een raadslid op de hoogte is van de standpunten van zijn partij, wordt het bijwonen van partijbijeenkomsten niet gezien als raadswerk voor de gemeente. Het fractiebudget is bedoeld voor het tegemoetkomen in de kosten die nauw verbonden zijn met het raadswerk voor de gemeente.

 

4. Vingeroefeningen rondom informatie

 

Oefening 9:

De raad heeft het voornemen om de bestemming van een gebied te wijzigen zodat het mogelijk wordt om in dat gebied huizen te bouwen. Verschillende commerciële partijen en andere belanghebbenden hebben hier een stevige lobby voor gevoerd en zijn verheugd dat de raad het serieus in overweging neemt. Het college heeft besloten het dossier ge-heim te verklaren en de raad heeft dit bekrachtigd. Er wordt in de pers echter regelmatig over het dossier geschreven. Vaak zit men er maar weinig naast, wat er op duidt dat er wellicht door een of meerdere raadsleden gepraat is met journalisten. Een raadslid is van mening dat het geheim behandelen van deze kwestie niet langer opportuun is. 'Alles ligt toch al op straat'. Mag hij ingaan op het verzoek van een journalist om met hem over het dossier te spreken?

 

Antwoord:

Nee, het spreken met anderen over deze kwestie is een overtreding van artikel 272 van het Wetboek van Strafrecht (lekken van geheime informatie) en van artikel 4.2 van de gedragscode. Alleen het bestuursorgaan dat de geheimhouding heeft opgelegd (in dit geval het college), of het orgaan dat de geheimhouding heeft bekrachtigd (de raad) kan het geheime karakter van de stukken opheffen. Zolang dat niet is gebeurd, ook al is de meeste informatie in de krant verschenen, is het spreken over de kwestie een schending van de geheimhoudingsplicht, wat zelfs strafbaar kan zijn.

 

Oefening 10:

Een raadslid stuurt het volgende twitterbericht: ‘@toneelgroepdeblauwemaandag Ik zit hier in een besloten vergadering over de toekenning subsidies. Het is spannend. #bezuinigenal-tijd-moeilijk’. Mag het raadslid dit doen?

 

Antwoord:

Niet doen. In een besloten vergadering worden zaken vertrouwelijk besproken. Een twit-terbericht als dit is dus een overtreding van artikel 4.2 van de gedragscode.

 

Oefening 11:

Het is nog niet bekend gemaakt wanneer de inschrijving voor de nieuwe huizen in een net ontwikkeld gebied van start zal gaan. Een raadslid schat in dat met een beetje goede wil van politiek en ambtenarij dit waarschijnlijk midden in de zomer zal plaatsvinden. Zijn zus wil graag wonen in dat gebied. Mag hij zijn zus waarschuwen niet in die periode op zomer-vakantie te gaan, zodat zij als eerste kan inschrijven?

 

Antwoord:

Nee, het waarschuwen van zijn zus is in overtreding met artikel 4.3 van de gedragscode. Deze inschatting kan alleen gemaakt worden door een persoon die veel voorkennis heeft. Dit raadslid heeft beschikking over informatie die andere burgers niet hebben wat hem een informatievoorsprong geeft. Dit aanwenden ten bate van zijn zus is dus in overtreding met artikel 4.3 van de gedragscode en mogelijk een verstrengeling van belangen.

 

Oefening 12:

Een raadslid stelt in de commissie keer op keer vragen over het opheffen van parkeer-plaatsen in de gemeente. Hij vraagt meermaals onderliggende stukken, iedere keer van andere aard. De stukken zijn verstuurd en de andere raadsleden menen dat zij voldoende geïnformeerd zijn. Maar daar neemt deze politicus geen genoegen mee. ‘Je maakt je er van af!’, zegt hij geërgerd tegen de wethouder, waarna hij opnieuw aanvullende ver-zoeken doet voor het verkrijgen van achterliggende informatie omtrent de opheffing van de parkeerplaatsen. Is deze politicus in overtreding met artikel 4 van de gedragscode?

 

Antwoord:

Het uitgangspunt is dat raadsleden informatie mogen vragen en dat het college deze dient te verstrekken. Daar zit een grens aan. De wet stelt als grens dat het gaat om inlichtingen die de raad voor zijn taak nodig heeft. Daarbij komt dat de ambtelijke organisatie beperkt capaciteit heeft en dat van raadsleden niet wordt verwacht dat zij het werk van ambtena-ren en college opnieuw doen. Wanneer het college aan zijn informatieplicht heeft voldaan en het raadslid is niet tevreden, dan kan hij het verschil van mening voorleggen aan (een commissie uit) de raad.

 

5. Vingeroefeningen rondom de onderlinge omgang en de gang van zaken tijdens de vergaderingen

 

Oefening 13:

Op de Nieuwjaarsborrel zijn twee raadsleden in gesprek. Het gesprek wordt allengs een discussie. De discussie loopt, naarmate de avond vordert en de wijn vloeit, uit de hand. Op een goed moment horen de andere aanwezigen het ene raadslid tegen het andere schreeuwen: “Die commissie loopt totaal niet en dat is jouw schuld! Je bent de slechtste voorzitter die deze gemeente ooit gekend heeft, dat vindt iedereen. Ik zal er alles aan doen om ervoor te zorgen dat je niet herkozen wordt!”. Is dit aanvaardbaar gedrag?

 

Antwoord:

Nee, dit gedrag is niet aanvaardbaar en een overtreding van artikel 5.1 van de gedrags-code. Een collega raadslid diskwalificeren op deze manier en in het openbaar, is niet cor-rect. Het feit dat ook anderen horen wat het raadslid zegt, is hierbij mede van belang.

 

Oefening 14:

Op een bewonersavond legt een directeur uit wat de plannen zijn ten aanzien van het her-inrichten van een winkelstraat. De veranderingen zijn fors, de straat zal een half jaar open liggen, en de winkeliers zijn boos. “Wat u zegt, klopt helemaal niet. U zegt ons dat het een half jaar zal duren, maar wij hebben van ambtenaren gehoord dat dit wel een zéér optimistische inschatting is en dat de straat wel eens veel langer open kan blijven liggen. Dat kost ons klanten. We pikken het niet!”. In de zaal zitten ook twee raadsleden. Tijdens de eerstvolgende raadsvergadering neemt een van hen het woord en zegt ver-ontwaardigd dat de directeur gewoon zat te liegen tegen bewoners. Dat we dit soort amb-tenaren toch zeker niet willen in de gemeente en of de Wethouder P&O met spoed een beoordelingsgesprekje met deze man wil voeren. Is dit aanvaardbaar gedrag?

 

Antwoord:

Nee, dit is geen aanvaardbaar gedrag. Het is niet de bedoeling dat in het openbaar amb-tenaren persoonlijk worden aangevallen. Dit gedrag is dus in overtreding met artikel 5.3 van de gedragscode. In besloten vorm moet een raadslid dat sterke twijfels heeft ten aanzien van individuele ambtenaren dit natuurlijk kunnen bespreken. Daartoe kan hij zich het beste wenden tot de griffier of de wethouder. In de raad kan hij overigens wel mel-den dat hij zorgen heeft geuit bij de wethouder over het functioneren van sommige be-trokken ambtenaren.

 

6. Vingeroefeningen rondom de naleving van de gedragscode

 

Oefening 15:

Een raadslid houdt een blog bij op internet. Hij is bekend in de stad en zijn blog wordt veel gelezen. Het raadslid geeft zijn ongezouten mening over allerlei onderwerpen. Ook over onderwerpen die in de raad besproken worden en over collega raadsleden uit andere frac-ties. Op zijn laatste blog suggereert hij dat een collega raadslid mogelijk via de raad geld regelt voor een stichting waar dit collega raadslid zelf bij betrokken is. Is dit in overeen-stemming met artikel 6.5 van de gedragscode?

 

Antwoord:

Nee, dit is niet de manier waarop je een vermoeden van een schending van de gedrags-code meldt en daarmee niet in overeenstemming met artikel 6.5 van de gedragscode. Ten eerste is deze manier van communiceren in tegenspraak met artikel 5.1 en 5.3 van de gedragscode. Daarnaast geldt dat een raadslid dat vermoedt dat een ander raadslid zich mogelijk schuldig maakt of zal maken aan overtreding van de gedragscode, hierover ad-vies vraagt aan bijvoorbeeld de griffier. Als ook de griffier meent dat er mogelijk sprake is van een schending dan kan de burgemeester worden ingelicht.

 

In het algemeen: partijbelang speelt geen rol bij het toezien op de naleving van de ge-dragscode. Gebeurt dat toch, dan is de kans bijzonder groot dat er onrecht geschiedt. Politici van alle partijen moeten dus de discipline opbrengen om bij vermoedens van inte-griteitkwesties boven de partijen te gaan staan.

Verder moeten alle betrokkenen bij een vermoeden van een schending van de gedragsco-de de grootst mogelijke terughoudendheid betrachten en de kwestie niet in een te vroeg stadium in de publiciteit brengen. Dit om te voorkomen dat er door media-aandacht al een veroordeling plaatsvindt van een politieke ambtsdrager nog voor er onderzoek naar het vermoeden van de schending heeft plaatsgevonden; een wellicht onschuldige politieke ambtsdrager heeft dan ten onrechte schade opgelopen en daarnaast kan de geloofwaar-digheid van de politiek hiermee onterecht worden aangetast. Tot slot geldt dat als het rechtvaardig is om te sanctioneren, de maatregel passend moet zijn en in verhouding met de schending.

 

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 7 februari 2017.

De griffier,

(R.J.C.M. Rutten)

De voorzitter,

(H.J. Mak)

Bijlage 1:  

Overzicht regelgeving die samenhangt met de integriteit van raadsleden

 

Iedereen moet zich aan wet- en regelgeving houden. Dat geldt uiteraard ook voor raad-sleden. In de gedragscode staan geen zaken die elders al geregeld zijn. Als geheugen-steuntje zijn onderstaand wel die bepalingen weergegeven die relevant zijn voor raadsle-den. De lijst is niet limitatief.

 

Naleving van de code

Gemeentewet: artikel 15 lid 3

De raad stelt voor zijn leden een gedragscode vast.

 

Eed/belofte

Gemeentewet: artikel 14 lid 1

Alvorens hun functie te kunnen uitoefenen, leggen de leden van de raad in hun vergade-ring, in handen van de voorzitter, de volgende eed (verklaring en belofte) af:

“Ik zweer (verklaar) dat ik, om tot lid van de raad benoemd te worden, rechtstreeks noch middellijk, onder welke naam of welk voorwendsel ook, enige gift of gunst heb gegeven of beloofd.

Ik zweer (verklaar en beloof) dat ik, om iets in dit ambt te doen of te laten, recht-streeks noch middellijk enig geschenk of enige belofte heb aangenomen of zal aan-nemen.

Ik zweer (beloof) dat ik getrouw zal zijn aan de Grondwet, dat ik de wetten zal na-komen en dat ik mijn plichten als lid van de raad naar eer en geweten zal vervullen.

Zo waarlijk helpe mij God Almachtig!

(Dat verklaar en beloof ik!”)

 

Openbaarheid functies

Gemeentewet: artikel 12

  • 1.

    De leden van de raad maken openbaar welke andere functies dan het lidmaatschap van de raad zij vervullen.

  • 2.

    Openbaarmaking geschiedt door terinzagelegging van een opgave van de in het eer-ste lid bedoelde functies op het gemeentehuis.

Verboden functies

Gemeentewet: artikel 13 lid 1

Een lid van de raad is niet tevens:

  • a.

    minister;

  • b.

    staatssecretaris;

  • c.

    lid van de Raad van State;

  • d.

    lid van de Algemene Rekenkamer;

  • e.

    Nationale ombudsman;

  • f.

    substituut-ombudsman als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Wet Nationale om-budsman;

  • g.

    commissaris van de Koning;

  • h.

    gedeputeerde;

  • i.

    secretaris van de provincie;

  • j.

    griffier van de provincie;

  • k.

    burgemeester;

  • l.

    wethouder;

  • m.

    lid van de rekenkamer;

  • n.

    ombudsman of lid van de ombudscommissie als bedoeld in artikel 81p, eerste lid;

  • o.

    ambtenaar, door of vanwege het gemeentebestuur aangesteld of daaraan onderge-schikt.

Gemeentewet: artikel 13 lid 2

In afwijking van het eerste lid, aanhef en onder l, kan een lid van de raad tevens wethou-der zijn van de gemeente waar hij lid van de raad is gedurende het tijdvak dat:

  • a.

    aanvangt op de dag van de stemming voor de verkiezing van de leden van de raad en eindigt op het tijdstip waarop de wethouders ingevolge artikel 42, eerste lid, af-treden, of

  • b.

    aanvangt op het tijdstip van zijn benoeming tot wethouder en eindigt op het tijdstip waarop de goedkeuring van de geloofsbrief van zijn opvolger als lid van de raad on-herroepelijk is geworden of waarop het centraal stembureau heeft beslist dat geen opvolger kan worden benoemd. Hij wordt geacht ontslag te nemen als lid van de raad met ingang van het tijdstip waarop hij zijn benoeming tot wethouder aan-vaardt. Artikel X 6 van de Kieswet is van overeenkomstige toepassing.

Gemeentewet: artikel 13 lid 3

In afwijking van het eerste lid, aanhef en onder o, kan een lid van de raad tevens zijn:

  • a.

    ambtenaar van de burgerlijke stand;

  • b.

    vrijwilliger of ander persoon die uit hoofde van een wettelijke verplichting niet bij wijze van beroep hulpdiensten verricht;

  • c.

    ambtenaar werkzaam voor een school voor openbaar onderwijs.

Verboden werkzaamheden

Gemeentewet: artikel 15 lid 1

Een lid van de raad mag niet:

  • a.

    als advocaat of adviseur in geschillen werkzaam zijn ten behoeve van de gemeente of het gemeentebestuur dan wel ten behoeve van de wederpartij van de gemeente of het gemeentebestuur;

  • b.

    als gemachtigde in geschillen werkzaam zijn ten behoeve van de wederpartij van de gemeente of het gemeentebestuur;

  • c.

    als vertegenwoordiger of adviseur werkzaam zijn ten behoeve van derden tot het met de gemeente aangaan van:

  • a.

    1e. overeenkomsten als bedoeld in onderdeel d;

  • b.

    2e. overeenkomsten tot het leveren van onroerende zaken aan de gemeente;

  • c.

    rechtstreeks of middellijk een overeenkomst aangaan betreffende:

    • 1e.

      het aannemen van werk ten behoeve van de gemeente;

    • 2e.

      het buiten dienstbetrekking tegen beloning verrichten van werkzaamheden ten behoeve van de gemeente;

    • 3e.

      het leveren van roerende zaken anders dan om niet aan de gemeente;

    • 4e.

      het verhuren van roerende zaken aan de gemeente;

    • 5e.

      het verwerven van betwiste vorderingen ten laste van de gemeente;

    • 6e.

      het van de gemeente onderhands verwerven van onroerende zaken of be-perkte rechten waaraan deze zijn onderworpen;

    • 7e.

      het onderhands huren of pachten van de gemeente.

Gemeentewet: artikel 15 lid 2

Van het eerste lid, aanhef en onder d, kunnen gedeputeerde staten ontheffing verlenen.

 

Gedrag bij stemmen

Gemeentewet: artikel 27

De leden van de raad stemmen zonder last.

 

Gemeentewet: artikel 28 lid 1

Een lid van de raad neemt niet deel aan de stemming over:

  • a.

    een aangelegenheid die hem rechtstreeks of middellijk persoonlijk aangaat of waar-bij hij als vertegenwoordiger is betrokken;

  • b.

    de vaststelling of goedkeuring der rekening van een lichaam waaraan hij rekenplich-tig is of tot welks bestuur hij behoort.

Gemeentewet: artikel 28 lid 2

Bij een schriftelijke stemming wordt onder het deelnemen aan de stemming verstaan het inleveren van een stembriefje.

 

Gemeentewet: artikel 28 lid 3

Een benoeming gaat iemand persoonlijk aan, wanneer hij behoort tot de personen tot wie de keuze door een voordracht of bij een herstemming is beperkt.

 

Gemeentewet artikel 28 lid 4

Het eerste lid is niet van toepassing bij het besluit betreffende de toelating van de na peri-odieke verkiezing benoemde leden.

 

Verantwoordelijkheid raad

Algemene wet bestuursrecht: artikel 2:4

  • 1.

    Het bestuursorgaan vervult zijn taak zonder vooringenomenheid.

  • 2.

    Het bestuursorgaan waakt ertegen dat tot het bestuursorgaan behorende of daar-voor werkzame personen die een persoonlijk belang bij een besluit hebben, de be-sluitvorming beïnvloeden.

Informatievoorziening

Gemeentewet: artikel 169

  • 1.

    Het college en elk van zijn leden afzonderlijk zijn aan de raad verantwoording schul-dig over het door het college gevoerde bestuur.

  • 2.

    Zij geven de raad alle inlichtingen die de raad voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft.

  • 3.

    Zij geven de raad mondeling of schriftelijk de door een of meer leden gevraagde inlichtingen, tenzij het verstrekken ervan in strijd is met het openbaar belang.

  • 4.

    Zij geven de raad vooraf inlichtingen over de uitoefening van de bevoegdheden, be-doeld in artikel 160, eerste lid onder e, f, g en h, indien de raad daarom verzoekt of indien de uitoefening ingrijpende gevolgen kan hebben voor de gemeente. In het laatste geval neemt het college geen besluit dan nadat de raad in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennisvan het college te brengen.

  • 5.

    Indien de uitoefening van de bevoegdheid, bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder f, geen uitstel kan lijden, geven zij in afwijking van het vierde lid de raad zo spoe-dig mogelijk inlichtingen over de uitoefening van deze bevoegdheid en het terzake genomen besluit.

Geheimhouding

Gemeentewet: artikel 25

  • 1.

    De raad kan op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaar-heid van bestuur omtrent het in een besloten vergadering behandelde en omtrent de inhoud van de stukken die aan de raad worden overlegd, geheimhouding opleggen. Geheimhouding omtrent het in een besloten vergadering behandelde wordt tijdens die vergadering opgelegd. De geheimhouding wordt door hen die bij de behandeling aanwezig waren en allen die van het behandelde of de stukken kennis dragen, in acht genomen totdat de raad haar opheft.

  • 2.

    Op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van be-stuur, kan de geheimhouding eveneens worden opgelegd door het college, de bur-gemeester en een commissie, ieder ten aanzien van de stukken die zij aan de raad of aan leden van de raad overleggen. Daarvan wordt op de stukken melding ge-maakt.

  • 3.

    De krachtens het tweede lid opgelegde verplichting tot geheimhouding met betrek-king tot aan de raad overgelegde stukken vervalt, indien de oplegging niet door de raad in zijn eerstvolgende vergadering die blijkens de presentielijst door meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden is bezocht, wordt bekrachtigd.

  • 4.

    De krachtens het tweede lid opgelegde verplichting tot geheimhouding met betrek-king tot aan leden van de raad overgelegde stukken wordt in acht genomen totdat het orgaan dat de verplichting heeft opgelegd, dan wel, indien het stuk waarop ge-heimhouding is opgelegd aan de raad is voorgelegd, totdat de raad haar opheft. De raad kan deze beslissing alleen nemen in een vergadering die blijkens de presentie-lijst door meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden is bezocht.

Gemeentewet: artikel 86

  • 1.

    Een commissie kan in een besloten vergadering, op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, omtrent het in die vergadering met gesloten deuren behandelde en omtrent de inhoud van de stukken die aan de commissie worden overgelegd, geheimhouding opleggen.

  • 1.

    Geheimhouding omtrent het in een besloten vergadering behandelde wordt tijdens die vergadering opgelegd. De geheimhouding wordt door hen die bij de behandeling aanwezig waren en allen die van het behandelde of de stukken kennis dragen, in acht genomen totdat de commissie haar opheft.

  • 2.

    Op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van be-stuur, kan de geheimhouding eveneens worden opgelegd door de voorzitter van een commissie, het college en de burgemeester, ieder ten aanzien van stukken die hij aan een commissie overlegt. Daarvan wordt op de stukken melding gemaakt. De geheimhouding wordt in acht genomen totdat het orgaan dat de verplichting heeft opgelegd, dan wel de raad haar opheft.

  • 3.

    Indien een commissie zich ter zake van het behandelde waarvoor een verplichting tot geheimhouding geldt tot de raad heeft gericht, wordt de geheimhouding in acht genomen totdat de raad haar opheft.

Vertrouwelijkheid

Algemene wet bestuursrecht: artikel 2:5

  • 1.

    Een ieder die is betrokken bij de uitvoering van de taak van een bestuursorgaan en daarbij de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, en voor wie niet reeds uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift ter zake van die gegevens een geheimhoudingsplicht geldt, is verplicht tot geheimhouding van die gegevens, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem tot mededeling verplicht of uit zijn taak de noodzaak tot mededeling voortvloeit.

  • 2.

    Het eerste lid is mede van toepassing op instellingen en daartoe behorende of daar-voor werkzame personen die door een bestuursorgaan worden betrokken bij de uit-voering van zijn taak, en op instellingen en daartoe behorende of daarvoor werkza-me personen die een bij of krachtens de wet toegekende taak uitoefenen.

Openbaarheid van bestuur

Wet openbaarheid van bestuur: diverse artikelen

De regelgeving komt erop neer dat de bestuursorganen gevraagd en ongevraagd docu-menten over bestuurlijke aangelegenheden openbaar maken, tenzij de uitzonderingsgron-den en beperkingen van artikel 10 WOB van toepassing zijn.

 

Gemeentewet: artikel 23

  • 1.

    De vergadering van de raad wordt in het openbaar gehouden.

  • 2.

    De deuren worden gesloten, wanneer ten minste een vijfde van het aantal leden dat de presentielijst heeft getekend daarom verzoekt of de voorzitter het nodig oord-eelt.

  • 3.

    De raad beslist vervolgens of met gesloten deuren zal worden vergaderd.

  • 4.

    Van een vergadering met gesloten deuren wordt een afzonderlijk verslag opge-maakt, dat niet openbaar wordt gemaakt tenzij de raad anders beslist.

  • 5.

    De raad maakt de besluitenlijst van zijn vergaderingen op de in de gemeente ge-bruikelijke wijze openbaar. De raad laat de openbaarmaking achterwege voor zover het aangelegenheden betreft ten aanzien waarvan op grond van artikel 25 geheim-houding is opgelegd of ten aanzien waarvan openbaarmaking in strijd is met het openbaar belang.

Vergoedingen

Gemeentewet: artikel 99

  • 1.

    Buiten hetgeen hun bij of krachtens de wet is toegekend, ontvangen de leden van de raad, van een door de raad, het college of de burgemeester ingestelde commissie, van een deelraad en van het dagelijks bestuur van een deelgemeente als zodanig geen andere vergoedingen en tegemoetkomingen ten laste van de gemeente.

  • 2.

    Voordelen ten laste van de gemeente, anders dan in de vorm van vergoedingen en tegemoetkoming, genieten zij slechts voor zover de raad dit bij verordening bepaalt. De verordening behoeft de goedkeuring van gedeputeerde staten.

Voor vergoedingen en faciliteiten van raads- en commissieleden, zie ook de Ver-ordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2014, vastgesteld in de raadsvergadering van 10 maart 2015. Deze verordening is als bijlage 2 toe-gevoegd .

 

Formele sancties

Kieswet: artikel X1

  • 1.

    Zodra onherroepelijk is komen vast te staan dat een lid van een vertegenwoordi-gend orgaan een van de vereisten voor het lidmaatschap niet bezit of dat hij een met het lidmaatschap onverenigbare betrekking vervult, houdt hij op lid te zijn.

  • 2.

    De voorzitter van het vertegenwoordigend orgaan geeft hiervan onverwijld kennis aan de voorzitter van het centraal stembureau.

  • 3.

    Een overeenkomstige kennisgeving vindt plaats, indien door het overlijden van een lid een plaats in het vertegenwoordigend orgaan is opengevallen.

Kieswet: artikel X8

  • 1.

    Het lid van de gemeenteraad dat in strijd met artikel 15, eerste lid, van de Gemeen-tewet handelt, kan in zijn betrekking worden geschorst door de voorzitter van de gemeenteraad. De voorzitter onderwerpt de zaak aan het oordeel van de raad in zijn eerstvolgende vergadering.

  • 2.

    De raad kan, na de geschorste in de gelegenheid te hebben gesteld zich mondeling te verdedigen, hem van zijn lidmaatschap vervallen verklaren. Indien hij daartoe geen aanleiding vindt, heft hij de schorsing op.

  • 3.

    De raad kan ook ambtshalve het lid dat in strijd met artikel 15, eerste lid, van de Gemeentewet handelt, na hem in de gelegenheid te hebben gesteld zich mondeling te verdedigen, van zijn lidmaatschap vervallen verklaren.

  • 4.

    Van de beslissing van de raad, bedoeld in het tweede en derde lid, wordt terstond aan de belanghebbende mededeling gedaan.

  • 5.

    De werking van een besluit, inhoudende de vervallenverklaring, wordt opgeschort totdat de beroepstermijn is verstreken of, indien beroep is ingesteld, op het beroep is beslist. Ingeval de vervallenverklaring ambtshalve heeft plaatsgevonden, is het lid van de raad gedurende deze periode in zijn betrekking geschorst.

  • 6.

    Indien een lid van de raad op grond van dit artikel onherroepelijk van zijn lidmaat-schap vervallen is verklaard, doet de burgemeester daarvan mededeling aan de voorzitter van het centraal stembureau.

Wetboek van Strafrecht: artikel 272 lid 1

Hij die enig geheim waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat hij uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift dan wel van vroeger ambt of beroep verplicht is het te bewaren, opzettelijk schendt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de vierde categorie.

Bijlage 2:  

Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden ge-meente Deurne 2014

 

Nr 24a

 

DE RAAD DER GEMEENTE DEURNE

 

gezien het voorstel van het presidium d.d. 23 februari 2015 nr. 24;

 

gelet op de artikelen 95, 96, eerste en tweede lid en 97 en 147 van de Gemeentewet, de artikelen 22, eerste lid, 23, eerste lid, 27a, vijfde lid, van het Rechtspositiebesluit wet-houders, en de artikelen 4, 7a, vierde lid, 13, tweede lid, 14, eerste lid, en 15 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden;

 

BESLUIT

 

vast te stellen de navolgende:

 

Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden gemeente Deurne 2014

 

Hoofdstuk I Algemene bepalingen

 

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    commissie: commissie ingesteld op grond van de artikelen 82, 83 of 84 van de Ge-meentewet;

  • -

    commissielid: lid van een commissie, bedoeld in artikel 1, onderdeel e, van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.

Hoofdstuk II Voorzieningen voor raads- en commissieleden

 

Artikel 2 Vergoeding voor de werkzaamheden voor raadsleden

Van de vergoeding, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden, is gelijk aan het door de minister van Binnenlandse zaken en Koninkrijks-relaties voor gemeenteklasse 4 vastgestelde maximum.

 

Artikel 3 Vergoeding voor het bijwonen van commissievergaderingen

  • 1.

    Aan commissieleden wordt een vergoeding voor het bijwonen van de vergaderingen van een commissie en haar subcommissies toegekend die gelijk is aan het bij inwo-nersklasse 3 vastgestelde bedrag in tabel IV van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid ontvangt geen vergoeding degene die zitting heeft in een commissie uit hoofde van dan wel als rechtstreeks uitvloeisel van een functie bij een instelling die grotendeels van overheidswege wordt gesubsidieerd.

Artikel 4 Reis- en verblijfkosten

  • 1.

    Aan raadsleden worden de ten behoeve van de gemeente gemaakte reis- en ver-blijfkosten in verband met reizen buiten het grondgebied van de gemeente ter uit-voering van een beslissing van het gemeentebestuur vergoed.

  • 2.

    De vergoeding als bedoeld in het eerste lid is:

    • a.

      voor wat betreft de verblijfkosten gelijk aan het overeenkomstig in artikel 4, onderdeel c, van de Regeling rechtspositie wethouders bepaalde;

    • b.

      voor wat betreft de reiskosten gelijk aan het overeenkomstig in artikel 4, on-derdeel a en b, van de Regeling rechtspositie wethouders bepaalde.

  • 3.

    In afwijking van het eerste lid ontvangt geen vergoeding degene die zitting heeft in een commissie uit hoofde van dan wel als rechtstreeks uitvloeisel van een functie bij een instelling die grotendeels van overheidswege wordt gesubsidieerd.

  • 4.

    De reis- en verblijfkosten worden alleen vergoed als deze gedeclareerd worden overeenkomstig de bepalingen in deze verordening.

Artikel 5 Buitenlandse excursie of reis

  • 1.

    De gemeenteraad kan een delegatie uit de gemeenteraad of een raadscommissie toestemming verlenen voor een excursie of reis naar het buitenland als deze door of vanwege de gemeente wordt georganiseerd. De gemeenteraad kan aan de toe-stemming voorwaarden verbinden.

  • 2.

    De in redelijkheid gemaakte reis- en verblijfkosten komen voor rekening van de gemeente.

Artikel 6 Scholing

  • 1.

    De kosten voor niet-partijpolitiek georiënteerde scholing in verband met de vervulling van de functie van raads- of commissielid komen ten laste van de gemeente.

  • 2.

    Kosten van scholing die wordt georganiseerd door de beroepsvereniging van raad-sleden of door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten komt voor vergoeding door de gemeente in aanmerking.

  • 3.

    De in redelijkheid gemaakte scholingskosten worden alleen vergoed indien deze ge-declareerd worden overeenkomstig de bepalingen in deze verordening.

  • 4.

    Indien een raadslid in verband met de uitoefening van de functie lid is van een be-roepsvereniging, vergoedt de gemeente de contributie van die beroepsvereniging.

Artikel 7 Werkkostenregeling

Gezien de Wet op de loonbelasting 1964 wijst de gemeente als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van die wet aan de vergoedingen en ver-strekkingen als bedoeld in artikel 13a van het Rechtspositiebesluit raads- en commissiele-den.

 

Hoofdstuk III Voorzieningen voor wethouders

 

Artikel 8 Zakelijke reiskosten

  • 1.

    Wethouders hebben recht op een vergoeding voor reis- en verblijfkosten voor reizen gemaakt voor de uitoefening van het ambt overeenkomstig het bepaalde in artikel 4 van de Regeling rechtspositie wethouders.

  • 2.

    De reiskosten als bedoeld in het eerste lid worden alleen vergoed als deze gedecla-reerd worden overeenkomstig de bepalingen in deze verordening.

Artikel 9 Buitenlandse dienstreis

  • 1.

    Als de wethouders in het gemeentelijk belang een reis buiten Nederland maken wor-den de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reis- en verblijfkosten vergoed.

  • 2.

    Voor een reis in het gemeentelijk belang buiten Nederland, niet zijnde een reis naar een Europese instelling, is vooraf toestemming van het college vereist. De gemeen-teraad kan aan deze toestemming voorwaarden verbinden.

Artikel 10 Tablet

Aan raads- of commissieleden kan op aanvraag een tablet worden verstrekt.

 

Artikel 11 Reis- en pensionkosten en verhuiskosten bij benoeming

De wethouders die bij benoeming nog niet over woonruimte in de gemeente beschikken hebben ten laste van de gemeente aanspraak op vergoeding van:

  • a.

    reis- en pensionkosten overeenkomstig het bepaalde in artikel 1 van de Regeling rechtspositie wethouders, en

  • b.

    verhuiskosten in verband met de benoeming als wethouder overeenkomstig het be-paalde in artikel 2 van de Regeling rechtspositie wethouders.

Artikel 12 Werkkostenregeling

Gezien de Wet op de loonbelasting 1964 wijst de gemeente als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van die wet aan de vergoedingen en ver-strekkingen als bedoeld in artikel 28a van het Rechtspositiebesluit wethouders.

 

Hoofdstuk IV De procedure van declaratie

 

Artikel 13 Betaling vaste vergoedingen

De betaling van de vergoeding voor werkzaamheden, de bezoldiging voor wethouders op grond van het Rechtspositiebesluit wethouders, de onkostenvergoedingen en declaraties geschiedt maandelijks of in maandelijkse termijnen als er sprake is van een vergoeding op jaarbasis tenzij het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden, het Rechtspositiebe-sluit wethouders of de Regeling rechtspositie wethouders anders bepalen.

 

Artikel 14 Rechtstreekse facturering bij de gemeente

  • 1.

    Raads- en commissieleden en wethouders dragen ten behoeve van het vergoeden van kosten zorg voor rechtstreekse toezending van de factuur aan de gemeente.

  • 2.

    Verantwoording van de vergoeding door het raadslid, het commissielid respectieve-lijk de wethouder vindt plaats door een door het college vastgesteld formulier volle-dig in te vullen en te ondertekenen.

  • 3.

    Facturen komen alleen voor vergoeding in aanmerking als voldaan wordt aan de bepalingen in deze verordening.

  • 4.

    Het formulier wordt ter goedkeuring ingediend bij de griffier (bij raads- en commis-sieleden) en de gemeentesecretaris (bij wethouders).

Artikel 15 Declaratie van vooruit betaalde kosten

  • 1.

    De declaratie van de kosten die uit eigen middelen vooruit zijn betaald en de ver-goeding van reiskosten met de eigen auto vindt plaats door gebruikmaking van een door het college vastgesteld formulier.

  • 2.

    Het formulier wordt binnen drie maanden na de betaling c.q. de datum van de ge-maakte rit volledig ingevuld en ondertekend door het raads- of het commissielid res-pectievelijk de wethouder en ter goedkeuring ingediend bij de griffier (bij raads- en commissieleden) en de gemeentesecretaris (bij wethouders), dit onder bijvoeging van de bewijsstukken.

Hoofdstuk V Overgangsbepalingen

 

Hoofdstuk VI Citeertitel en inwerkingtreding

 

Artikel 16 Intrekking oude regeling

De Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden gemeente Deurne 2007 wordt ingetrokken.

 

Artikel 17 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op de dag na publicatie en werkt terug tot en met 1 juli 2014.

 

Artikel 18 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden gemeente Deurne 2014

 

 

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 10 maart 2015.

 

De griffier,

(R.J.C.M. Rutten)

 

De voorzitter,

(H.J. Mak)

 

 

Toelichting

 

ALGEMEEN

 

Wettelijke regelingen

De regeling van de rechtspositie van wethouders, raadsleden en leden van gemeentelijke commissies vindt op drie of vier niveaus plaats, te weten bij wet, algemene maatregel van bestuur (AMvB), ministeriële regeling (alleen wethouders) en gemeentelijke verorde-ning. Wettelijk is voor wethouders in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa) de uitkering na aftreden en het pensioen geregeld. In de Gemeentewet is aange-geven dat de nadere invulling van de rechtspositie van wethouders, raads- en commissie-leden moet worden geregeld bij of krachtens de wet (AMvB en ministeriële regeling). Daartoe zijn tot stand gekomen het Rechtspositiebesluit wethouders en het Rechtspositie-besluit raads- en commissieleden. In een ministeriële regeling, de Regeling rechtspositie wethouders, zijn sommige vergoedingen nader uitgewerkt. In deze wetten en nadere re-gelgeving zijn alle voor de rechtspositie van belang zijnde onderwerpen geregeld. Een aan-tal voorzieningen, zoals de hoogte van de bezoldiging en de verschillende onkostenvergoe-dingen, is in de rechtspositiebesluiten overwegend geregeld in dwingendrechtelijke bepa-lingen.

 

De vergoedingen en regelingen voor raads- en commissieleden en wethouders die bij of krachtens de wet (lees Gemeentewet, rechtspositiebesluit of regeling) dwingendrechtelijk geregeld zijn, zijn niet opgenomen in deze verordening. Dit betreft de vergoedingen voor:

  • 1.

    De onkostenvergoedingen voor raadsleden en wethouders

  • 2.

    de toelage voor fractievoorzitters, leden van de vertrouwenscommissie, leden van de rekenkamerfunctie bedoeld in artikel 81oa Gemeentewet, dan wel van onder-zoekscommissie zoals bedoeld in artikel 115a, derde lid Gemeentwet

  • 3.

    de compensatiemaatregelen voor raads- en commissieleden als zij een WW, BWOO of arbeidsongeschiktheidsuitkering hebben

  • 4.

    de verstrekking van een computer

  • 5.

    de voorzieningen bij ziekte en dienstongeval

  • 6.

    de vergoeding voor de waarneming van het voorzitterschap van de gemeenteraad

  • 7.

    de voorzieningen bij tijdelijk ontslag wegens zwangerschap en bevalling of ziekte

  • 8.

    de tegemoetkoming in de ziektekosten

  • 9.

    voorzieningen voor raads- en commissieleden en wethouders met een fysieke be-perking

  • 10.

    de bezoldiging van de wethouders

Hoofdlijnen gemeentelijke verordening

In de verordening zijn bepalingen opgenomen inzake de rechtspositie van wethouders, raadsleden en leden van gemeentelijke commissies zover die niet dwingend geregeld is in hogere wet- en regelgeving. De grondslag hiervoor is te vinden in de Gemeentewet en genoemde rechtspositiebesluiten. Buiten hetgeen hun bij of krachtens de wet is toegekend genieten wethouders als zodanig geen inkomsten, in welke vorm dan ook, ten laste van de gemeente (artikel 44 van de Gemeentewet). Dit betekent dat de rechtspositionele aan-spraken voor zittende wethouders uitsluitend te vinden zijn in respectievelijk de Gemeen-tewet, het Rechtspositiebesluit wethouders, de Regeling rechtspositie wethouders en de plaatselijke Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden. Gewezen wethouders ontlenen hun aanspraak op een ontslaguitkering en pensioen aan de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers.

Een soortgelijke bepaling als artikel 44 is voor raads- en commissieleden opgenomen in artikel 99 van de Gemeentewet. Het tweede lid van die bepaling voegt daaraan toe dat bij gemeentelijke verordening aan raads- en commissieleden voordelen, anders dan in de vorm van vergoedingen en tegemoetkomingen, mogen worden toegekend. Daarvoor is wel de goedkeuring van gedeputeerde staten vereist.

De rechtspositionele aanspraken voor raads- en commissieleden zijn dan ook uitsluitend te vinden in respectievelijk de Gemeentewet, het Rechtspositiebesluit raads- en commissiele-den en de plaatselijke Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden.

 

De arbeidsverhouding van de wethouder en het raadslid

Raadsleden zijn niet in dienstbetrekking bij de gemeente. De gemeente is dus niet de werkgever. Dat betekent bijvoorbeeld dat zij voor zover het betreft het raadslidmaat-schap niet vallen onder de werknemersverzekeringen zoals de Werkloosheidswet, Ziekte-wet en WIA. Omdat er geen dienstbetrekking met de gemeente is vallen raadsleden niet onder de Wet op de loonbelasting 1964 maar worden hun inkomsten getoetst aan de Wet inkomstenbelasting 2001. Wel kan een raadslid opteren voor de loonbelasting door te kie-zen voor het fictief werknemerschap (zie hieronder).

 

Wethouders zijn ingevolge de Ambtenarenwet als benoemde bestuurders in openbare dienst aangesteld en vallen onder de werking van die wet. Echter de bepalingen over het materiële ambtenarenrecht uit de Ambtenarenwet zijn niet van toepassing op wethouders. Hun rechtspositie wordt, zoals hiervoor is aangegeven, beheerst door specifieke wet- en regelgeving. De aanstelling in openbare dienst houdt voor de toepassing van de fiscale wetgeving in dat sprake is van een arbeidsverhouding die als dienstbetrekking wordt aan-gemerkt. Dit betekent dat wethouders direct onder de werking van de Wet op de loonbe-lasting vallen. Wethouders vallen niet onder de werking van de Ziektewet, Werkloosheids-wet en WIA. Evenmin geldt voor hen de pensioenvoorziening bij het ABP. De uitkering na aftreden en ouderdoms- en nabestaandenpensioen zijn voor wethouders geregeld in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa).

 

De loon- en inkomstenbelasting

Opting - in-regeling

Raadsleden kunnen opteren voor de loonbelasting. Het raadslid kan met de gemeente overeenkomen dat deze loonheffing inhoudt. Dat wordt de ‘opting-in-regeling’ genoemd. De administratie van de gemeente is zodanig ingericht dat wordt voldaan aan de daaraan gestelde wettelijke eisen. In een gezamenlijke verklaring melden de gemeente en het raadslid aan de Belastingdienst dat wordt geopteerd voor de loonbelasting. Als gezamenlijk wordt gekozen voor het loonbelastingsysteem, dan draagt de gemeente de ingehouden loonheffing af aan de Belastingdienst. Omdat een raadslid geen werknemer in de formele zin van het woord is, valt hij zoals gezegd vanwege het raadslidmaatschap niet onder de sociale zekerheidswetgeving. Om die reden worden over de raadsvergoeding ook geen premies sociale zekerheid ingehouden. De inkomsten worden als loon belast in box 1. Het raadslid hoeft in dat geval geen administratie bij te houden.

 

De Belastingdienst accepteert inmiddels ook van commissieleden de toepassing van de opting-in-regeling.

 

Fiscale standaardpositie

Als niet voor de loonbelasting wordt geopteerd, dan geldt voor het raadslid dat hij voor de Wet inkomstenbelasting 2001 resultaat uit een werkzaamheid geniet. In dat geval is het winstsysteem van toepassing. Betrokkene moet dan alle ontvangsten verantwoorden als winst en kan de gemaakte kosten daarop in mindering brengen. Raadsleden die gekozen hebben voor de standaardregeling zullen dan ook over de netto-onkostenvergoeding in-komstenbelasting moeten betalen, tenzij zij aan de hand van bewijsmateriaal aan kunnen tonen dat de vergoeding is besteed aan onkosten voortvloeiend uit het raadslidmaatschap.

Betrokkenen kunnen bij de aangifte inkomstenbelasting hun werkelijke beroepskosten, met inachtneming van een aantal wettelijke beperkingen en normeringen, in mindering brengen op hun belastbaar inkomen (belastbare resultaat). De gemeente dient jaarlijks alle betalingen en verstrekkingen op grond van deze verordening aan de Belastingdienst te melden middels een opgave IB47. Verstrekkingen moeten naar de waarde in het economi-sche verkeer worden opgegeven. Het daadwerkelijk zakelijk gebruik leidt dan tot aftrek.

 

Eenmalige keuze per zittingsperiode

De keuze om al of niet te opteren voor de loonbelasting kan voor het raadslid ingrijpende gevolgen hebben. De beslissing om voor de loonbelasting te opteren kan eenmaal per zit-tingsperiode worden gemaakt en geldt in beginsel voor de (resterende) zittingsperiode. Wel kan betrokkene als spijtoptant terugkomen op deze beslissing voor de resterende periode. Opteren voor de loonbelasting hoeft niet bij aanvang van de zittingsperiode te gebeuren, maar kan ook gedurende de zittingsperiode voor de resterende periode.

 

De vergoedingensystematiek

Voor de uitoefening van het politieke ambt moeten bestuurders niet het eigen inkomen hoeven aan te spreken. Een adequate vergoedingssystematiek is daarom van belang. Waar er functionele uitgaven zijn, verdient het aanbeveling terughoudend te zijn met een financieringswijze waarin de bestuurder deze uit eigen middelen vooruit betaalt en de ge-meente ze terugbetaalt. Eigen middelen en publieke middelen moeten zo veel mogelijk gescheiden worden gehouden. Vanuit die overweging heeft het de voorkeur de kosten direct in rekening te brengen bij de gemeente. Aan de mogelijkheid om zo nodig declara-ties in te dienen zal echter behoefte blijven bestaan.

 

Controle en verantwoording

Voor de bestuurlijke uitgaven is – net als voor de besteding van alle andere publieke mid-delen – transparantie van groot belang. Daartoe dienen enerzijds inzichtelijke regels en richtlijnen die voor het vergoedingen- en voorzieningenstelsel gelden en anderzijds een duidelijke verantwoording van het daadwerkelijk gebruik. Op deze wijze kan worden voor-komen dat er onnodige discussies plaatsvinden omtrent het gebruik van onkostenregelin-gen of voorzieningen door gemeentebestuurders en over de eventueel verschuldigde be-lasting.

 

Dat is ook in hun belang omdat zij hun functie moeten kunnen uitoefenen zonder te wor-den gehinderd door onzekerheden omtrent de financiering van de functionele uitgaven. Daartoe is vereist dat er een zodanig sluitende financiële en administratieve organisatie is ingericht dat er vertrouwen kan bestaan omtrent de juistheid en rechtmatigheid van de uitgaven.

 

In hoofdstuk IV is in verband hiermee, in aanvulling op de in de beheers- en controlever-ordening vastgestelde regels, een aantal belangrijke procedures vastgelegd over recht-streekse facturering van functionele uitgaven en declaratie van vooruitbetaalde kosten.

 

ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING

 

Artikel 2 Vergoeding voor de werkzaamheden van het raadslid

In artikel 2 is de hoogte van de vergoeding bepaald op een vast bedrag per inwonersklas-se overeenkomstig het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.

 

Er mag geen onderscheid worden gemaakt tussen raadsleden, dus een presentievergoe-ding geldt voor alle raadsleden. Het bedrag van de vergoeding voor de werkzaamheden wordt geïndexeerd. Het wordt jaarlijks per 1 januari herzien aan de hand van het indexcij-fer Cao lonen overheid. Hiervoor is in de gemeente geen nadere besluitvorming nodig.

Raadsleden die een WAO-uitkering ontvangen, kunnen verzoeken hun raadsvergoeding te verlagen. Daardoor kan het nadeel van indeling in een lagere arbeidsongeschiktheidsklasse worden voorkomen. Deze mogelijkheid is opgenomen in artikel 12 lid 3 van het Rechtspo-sitiebesluit raads- en commissieleden.

Raadsleden die een WW- of een BWOO uitkering ontvangen kunnen verzoeken hun raads-vergoeding te verhogen als de korting als gevolg van hun raadslidmaatschap hoger is dan hun raadsvergoeding. Deze mogelijkheid is geregeld in artikel 12 lid 1 en 2 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.

 

Artikel 3 Vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen

In dit artikel is de vergoeding voor leden van gemeentelijke commissies die zijn ingesteld op basis van artikel 82 t/m 84 Gemeentewet geregeld. Deze bepaling geldt niet voor raad-sleden en wethouders die in de commissie zitten (uitgezonderd in artikel 96 Gemeente-wet). Uitgezonderd zijn verder onder meer ambtenaren (op grond van artikel 1 rechtspo-sitiebesluit raads- en commissieleden), en medewerkers en bestuurders van door de ge-subsidieerde organisaties die in die hoedanigheid in de commissie zitting hebben.

De hoogte van het presentiegeld wordt bepaald op een vast bedrag per inwonersklasse overeenkomstig het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden. De Minister van Bin-nenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties indexeert jaarlijks per 1 januari het bedrag zoals dat is herzien aan de hand van het indexcijfer Cao lonen overheid.

 

Artikel 4 Reis- en verblijfkosten raads- en commissieleden

De Gemeentewet voorziet niet in een vergoeding voor ‘woon-werkverkeer’ voor raadsle-den. Het is dan ook in strijd met artikel 99 van de Gemeentewet als raadsleden van de gemeente een vergoeding ontvangen voor reizen binnen het grondgebied van de gemeen-te.

Artikel 97 van de Gemeentewet voorziet voor raads- en commissieleden wel in een ver-goeding van de reis- en verblijfkosten voor reizen buiten het grondgebied van de gemeen-te ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur.

Aan commissieleden kan krachtens artikel 96, eerste lid, van de Gemeentewet echter wel een vergoeding worden gegeven voor de reis- en verblijfkosten in verband met reizen binnen de gemeente.

 

De vergoeding voor noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte verblijfkosten is niet nader ingevuld. Daarmee is dit een lokale aangelegenheid.

Omdat in het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden verder geen eigen vergoe-dingsregeling is opgenomen, is aansluiting gezocht bij de vergoedingsregelingen voor wet-houders.

 

Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de verstrekte vergoedingen bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verant-woord. De reiskosten kunnen binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare be-roepskosten worden opgevoerd.

 

 

Artikelen 5 en 9 Buitenlandse dienstreis

Gemeenteraden, delegaties daaruit of wethouders maken wel eens in het gemeentelijk belang excursies of reizen naar het buitenland. Hiervoor moet de gemeenteraad expliciet toestemming verlenen. De reis of excursie wordt in alle gevallen door of vanwege de ge-meente georganiseerd.

Bij buitenlandse dienstreizen in het gemeentelijk belang kunnen aan de wethouder de in redelijkheid gemaakte werkelijke reis- en verblijfkosten worden vergoed. De tarieven in het voor het rijkspersoneel geldende Reisbesluit buitenland zijn daarbij richtsnoer.

 

Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedin-gen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer bij de aangifte inkom-stenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten bin-nen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opge-voerd.

 

Artikel 6 Scholing

Op grond van artikel 13 lid 1 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden komt niet partij-politiek georiënteerde scholing in verband met de vervulling van de functie van raads- of commissielidmaatschap ten laste van de gemeente. In dit artikel is de procedure verder uitgewerkt

 

Gezien de aard en duur van het ambt liggen voor raads- en commissieleden opleidingen voor de hand die gericht zijn op het persoonlijk functioneren in het ambt.

Scholing is functiegericht als zij beoogt de voor de functie benodigde vakkennis en vaar-digheden te verwerven dan wel actueel te houden.

Onder deze scholingskosten worden verstaan de cursus- en lesgelden, de kosten van het studiemateriaal, examen- en diplomakosten en de aanschafkosten van verplicht gesteld studiemateriaal, alsmede reis- en verblijfkosten in het kader van de opleiding.

 

Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedin-gen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer bij de aangifte inkom-stenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten bin-nen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opge-voerd.

 

De raad kan bij verordening nadere regels stellen omtrent het maximale bedrag voor de scholing die voor vergoeding in aanmerking komt. Deze mogelijkheid is geboden in de kapstokbepaling in het vierde lid.

 

Artikelen 7 en 12 Werkkostenregeling

In verband met de werkkostenregeling moeten een aantal netto-vergoedingen en ver-strekkingen door de gemeente aangewezen worden als eindheffingsbestanddeel. Anders worden deze door de belastingdienst als loon gezien en moet hierover belasting worden ingehouden. Ook de vergoedingen en verstrekkingen die door de belastingdienst gezien worden als gerichte vrijstelling of voor nihil waardering in aanmerking komen moeten in eerste instantie wel aangewezen worden. In een later stadium wordt dan (in de financiele administratie) aangegeven dat dit gerichte vrijstellingen of nihil waarderingen betreft.

 

Artikel 8 Reiskosten zakelijke reiskosten

Op grond van artikel 10 worden zakelijke reiskosten, vergoed overeenkomstig de bepa-lingen bij en krachtens het Rechtspositiebesluit wethouders en de Regeling rechtspositie wethouders.

 

Bij gebruik van een eigen personenauto voor dienstreizen ontvangen wethouders een bedrag van € 0,28 per kilometer (zie artikel 4, onderdeel b, en artikel 5a, onder 1, van de Regeling rechtspositie wethouders). De hoogte van deze vergoeding is geënt op de ‘hoge’ kilometervergoeding die geldt voor het rijkspersoneel op grond van het Reisbesluit en Reisregeling binnenland. Op grond van artikel 5, tweede lid, van de regeling wordt onder openbaar vervoer voor dienstreizen wel verstaan een veerpont of een veerboot. Tol- en parkeerkosten worden niet genoemd in de regeling en mogen daarom op grond van artikel 44 lid 3 Gemeentewet niet vergoed worden.

 

Verblijfkosten zijn zakelijk gebruikte maaltijden en kosten voor overnachting en geen par-keerkosten.

 

Artikel 10 Tablet

In het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden en het Rechtspositiebesluit wethou-ders is geregeld dat het raads- of commissielid, respectievelijk de wethouder van de ge-meente een computer in bruikleen krijgt verstrekt. Deze aanspraken kunnen echter alleen worden verstrekt wanneer dat is vastgelegd in een verordening. In de verordening van de gemeente Deurne is vastgelegd dat op aanvraag een tablet wordt verstrekt. Bij de uitvoe-ring van deze mogelijkheid is de lijn dat tablets uitsluitend ter beschikking worden gesteld aan wethouders.

 

Artikel 11 Reis- en pensionkosten en verhuiskosten

Ook personen van buiten de gemeenteraad kunnen tot wethouder worden benoemd. Dat kunnen ook personen zijn die niet in de gemeente zelf wonen. Die zijn op grond van de Gemeentewet verplicht om te gaan wonen in de gemeente waar zij wethouder zijn gewor-den. In artikel 17 is geregeld dat zij bij verhuizing naar de gemeente in aanmerking ko-men voor een verhuiskostenvergoeding en eventueel voor vergoeding van reis- en pensi-onkosten in afwachting van de verhuizing volgens de bepalingen in artikel 1 en 2 van de Regeling Rechtspositie Wethouders. De vergoedingen zijn onbelast.

 

Artikelen 13 t/m 15 De procedure van declaratie

In de verordening zijn de drie wijzen van betaling aangegeven. Ook is aangegeven in wel-ke gevallen welke betalingswijze aan de orde is en welke procedurevoorschriften in acht-genomen moeten worden. Hierbij gaat de voorkeur uit naar rechtstreeks facturering bij de gemeente, en daarna declaratie van vooruitbetaalde kosten of gebruik van de gemeen-telijk creditcard, waarbij deze laatste twee afhankelijk zijn van de situatie.

 

 

 

 

Naar boven