Kaders mandaat, volmacht en machtiging gemeente Nuenen c.a. 2021

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nuenen c.a., en de burgemeester van de gemeente Nuenen c.a., gelet op (afdeling 10.1.1 (mandaat) van de) Algemene wet bestuursrecht, het Organisatiereglement en de Gemeentewet,

Besluiten

de Kaders mandaat, volmacht en machtiging gemeente Nuenen c.a. 2021 vast te stellen

 

 

Afdeling 1 Verlening van bevoegdheden binnen de gemeentelijke organisatie

Artikel 1  

  • 1.

    Aan de functionarissen genoemd in de bij dit besluit behorende mandaat-, volmacht- en machtigingsregisters, wordt een beslissings- en ondertekeningsmandaat, volmacht en/of machtiging toegekend tot uitoefening van de in die registers aangegeven bevoegdheden. Dit geldt ook als de ondertekeningsbevoegdheid bij een ander bestuursorgaan ligt;

  • 2.

    In de registers is ook aangegeven of ondermandaat en doorverlenen van volmacht en machtiging mogelijk is;

  • 3.

    De functionarissen aan wie mandaat, volmacht en/of machtiging is toegekend kunnen ook bij ondermandatering en doorverlening van volmacht en machtiging de bevoegdheden uitoefenen;

  • 4.

    Als van de bevoegdheid ondermandaat te verlenen en/of volmacht en machtiging door te verlenen gebruik wordt gemaakt, wordt aan de registers toegevoegd aan welke functionarissen dit gebeurt;

  • 5.

    Bij de toekenning van (onder)mandaat wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van de aanduiding van de functiebenamingen zoals die gebruikt worden in het Functieboek gemeente Nuenen;

  • 6.

    Bij de uitoefening van toegekende bevoegdheden worden inhoudelijke en bedrijfvoeringskaders, zoals over financiën, personeel en inkoop- en aanbesteding, in acht genomen.

     

Artikel 2  

  • 1.

    De toekenning van een mandaat tot uitoefening van een bevoegdheid omvat ook de machtiging tot uitvoering van alle voor de besluitvorming noodzakelijke handelingen en werkzaamheden (= volmacht en machtiging).

  • 2.

    De toegekende bevoegdheden gelden alleen voor de aan de functionaris toebedeelde taken en verantwoordelijkheden (het werkterrein).

     

Artikel 3  

Het gebruik maken van een toegekende bevoegdheid is niet toegestaan als dit:

 

  • 1.

    niet in overeenstemming is met vastgesteld beleid of de geest daarvan;

  • 2.

    strijd oplevert met enig wettelijk voorschrift, algemene en/of bijzondere regeling, dan wel de strekking daarvan, gestelde verboden, voorwaarden, beperkingen en bepalingen;

  • 3.

    afwijkt van een uitgebracht advies, indien inwinning daarvan in een wettelijke regeling is voorgeschreven;

  • 4.

    een persoonlijk belang betreft van de gemandateerde.

     

Artikel 4  

Bij twijfel of een beslissing op grond van een gemandateerde bevoegdheid kan worden genomen, wordt van het mandaat geen gebruik gemaakt en wordt beslist door het oorspronkelijk bevoegde bestuursorgaan.

 

Artikel 5  

Een verkregen bevoegdheid houdt niet in het vaststellen van beleidsregels.

 

Artikel 6  

Als de uitoefening van de bevoegdheid financiële consequenties heeft kan de gemandateerde alleen van de bevoegdheid gebruik maken nadat de verantwoordelijke (hoofd)budgethouder is geraadpleegd en in ieder geval door deze (hoofd)budgethouder fiat is verleend. Het fiat van de (hoofd)budgethouder dient te blijken uit een paraaf.

 

Artikel 7  

Op alle mandaten die voorzien in de mogelijkheid om namens de gemeente te onderhandelen, is van toepassing dat wordt onderhandeld met de aantekening dat

 

  • 1.

    geen overeenkomst tot stand komt zolang het college of degene aan wie door het college daartoe bevoegdheid is verleend, niet tot de overeenkomst heeft besloten

  • 2.

    in de overeenkomst geen voorwaarde wordt opgenomen dat de raad dient in te stemmen met de overeenkomst of die overeenkomst moet goedkeuren.

     

Artikel 8  

  • 1.

    De aard en omvang van een toegekende bevoegdheid dient te blijken uit de wijze van ondertekening;

  • 2.

    Een in mandaat en bij volmacht of machtiging genomen besluit wordt als volgt ondertekend:

“namens <naam van het bestuursorgaan>,

<naam van de strategisch manager I>,

manager van de afdeling <naam van de afdeling> ”.

  • 3.

    Een in ondermandaat en bij doorverleende volmacht of machtiging genomen besluit wordt als volgt ondertekend:

“namens <naam van het bestuursorgaan>,

manager van de afdeling <naam van de afdeling>,

namens deze

<naam van de ondergemandateerde>,

<functie van de ondergemandateerde>”

  • 4.

    Als de toegekende bevoegdheid uitsluitend betrekking heeft op ondertekening vindt deze als volgt plaats:

“Overeenkomstig het door <naam van het bestuursorgaan> op <datum> genomen besluit nummer <nummer van het besluit>

<naam>,

<functie>,

<afdeling>”.

 

Artikel 9  

  • 1.

    Een toegekend (onder)mandaat heeft nooit een verdergaande strekking dan het nemen van een beslissing in eerste aanleg;

  • 2.

    Voor het nemen van beslissingen op bezwaarschriften worden geen afzonderlijke bevoegdheden aan medewerkers toegekend

 

Artikel 10  

 

  • 1.

    De functionaris draagt zorg voor een deugdelijke verslaglegging van de genomen besluiten;

  • 2.

    De functionaris informeert het bevoegde bestuursorgaan desgewenst over de genomen besluiten en de wijze waarop de toegekende bevoegdheid wordt uitgeoefend.

     

     

Afdeling 2 Mandaten aan niet ondergeschikten

Artikel 11  

Op de in deze afdeling geregelde bevoegdheden zijn voor zover mogelijk de bepalingen van afdeling 1 van overeenkomstige toepassing.12

 

Artikel 12  

Aan het hoofd van de afdeling Geldrop-Mierlo-Nuenen van het Korps Politie Brabant Zuid-Oost wordt een mandaat toegekend tot uitoefening van de bevoegdheden aangegeven in het bij dit besluit behorende register.

 

Artikel 13  

Aan de directeur van de Veiligheidsregio Brabant Zuid-Oost wordt een mandaat toegekend tot uitoefening van de bevoegdheden aangegeven in het bij dit besluit behorende register.

 

Artikel 14  

Aan de directeur van de Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant wordt een mandaat toegekend tot uitoefening van de bevoegdheden aangegeven in het bij dit besluit behorende register.

 

Artikel 15  

Aan het hoofd van de Kredietbank West-Brabant te Breda wordt een mandaat toegekend tot uitoefening van de bevoegdheden aangegeven in het bij dit besluit behorende register.

 

Artikel 16  

Aan de directeur van de Levgroep machtiging te verlenen aan het hoofd van de Kredietbank West-Brabant te Breda opdracht te geven tot de verstrekking van persoonlijke leningen onder de voorwaarden zoals aangegeven in het bij dit besluit behorende register.

 

Artikel 17  

Aan de directeur van de RDW wordt bevoegdheid toegekend tot uitoefening van de bevoegdheden aangegeven in het bij dit besluit behorende register.

 

Artikel 18  

Aan de gemeentesecretaris/algemeen directeur van de gemeente Geldrop-Mierlo wordt bevoegdheid toegekend tot uitoefening van de bevoegdheden aangegeven in het bij dit besluit behorende register.

 

Artikel 19  

Aan de directeur van Dienst Dommelvallei wordt aanvullend op het Mandaatregister Dienst Dommelvallei 2020 bevoegdheid toegekend tot uitoefening van de bevoegdheden aangegeven in het bij dit besluit behorende register.

 

Afdeling 3 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 20  

Alle vóór de inwerkingtreding van dit besluit krachtens mandaat genomen besluiten en/of krachtens machtiging verrichte handelingen behouden hun rechtsgeldigheid en/of werking.

 

Artikel 21  

Alle vóór de inwerkingtreding van dit besluit toegekende mandaten en/of toegekende machtigingen en volmachten komen op het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit te vervallen, met uitzondering van de aan externen gegeven bevoegdheden als bedoeld in afdeling 2, de “Mandaatregeling ‘uitvoering Huisvestingsverordening gemeente Nuenen c.a. 2020-2023’, het Mandaatregister Dienst Dommelvallei (2020) en mandaten over Treasury-management.

 

Artikel 22  

De in dit besluit opgenomen mandaten worden geacht te zijn gewijzigd voor zover en op het tijdstip dat de hierin genoemde wetten, regelingen, beschikkingen en verordeningen zijn gewijzigd.

 

Artikel 23  

Dit besluit treedt in werking op de dag nadat het is bekend gemaakt.

 

Artikel 24  

Dit besluit kan worden aangehaald als Kaders mandaat gemeente Nuenen c.a. 2021.

 

Burgemeester en Wethouders gemeente Nuenen c.a.

Namens deze, M.J. Houben burgemeester van Asten

14 juli 2021

Bijlage  

Register externe mandaten aan het hoofd van de afdeling Geldrop-Mierlo-Nuenen van het Korps Politie Brabant Zuid-Oost

A. Evenementenverkeersregelaars

Besluit van de burgemeester van 5 november 2010.

Ingetrokken bij besluit van de burgemeester op 31 december 2013.

B. Mandaatbesluit tijdelijke uithuisplaatsing gemeente Nuenen 2008

Besluit van de burgemeester van Nuenen om, gelet op artikel 10:4, 10:5 en 10:11 van de Algemene wet bestuursrecht & artikel 3 eerste lid Wet tijdelijk huisverbod

I. Een ondertekeningmandaat te verlenen aan de politieambtenaren die werkzaam zijn bij de Regiopolitie Brabant Zuid-Oost en die de functie vervullen van hulpofficier van justitie belast met de uitvoering van een huisverbod als bedoeld in de Wet tijdelijk huisverbod;

 

  • 1.

    Te bepalen dat de hulpofficier van justitie die belast is met de feitelijke uitvoering van een huisverbod de volgende handelingen mag verrichten:

a. bij kindermishandeling of een ernstig vermoeden daarvan, voordat wordt besloten tot het wel of niet opleggen van een huisverbod, overleg te plegen met Bureau Jeugdzorg (artikel 3 eerste lid jo. artikel 2 derde lid Wet tijdelijk huisverbod);

b. In een dermate spoedeisende situatie dat het huisverbod niet tevoren op schrift gesteld kan worden, het huisverbod mondeling aan te zeggen aan de uit huis te plaatsen persoon (artikel 3 eerste lid jo. artikel 2 zevende lid Wet tijdelijk huisverbod);

c. Het mededelen van het huisverbod en de consequentie van niet naleven aan de huisgenoten van de uithuis geplaatste, de aangewezen instantie voor advies of hulpverlening of Bureau Jeugdzorg bij kindermishandeling of een vermoeden daarvan (artikel 3 eerste lid jo. artikel 2 achtste lid Wet tijdelijk huisverbod);

d. Het binnen 24 uur regelen van juridische bijstand voor de uithuis geplaatste nadat hij hiertoe de eventuele wens te kennen heeft gegeven en wel voor de duur van de behandeling van het verzoek voor een voorlopige voorziening bij de rechtbank (artikel 3 eerste lid jo. artikel 5 eerste lid Wet tijdelijk huisverbod).

C. Wet op de kansspelen

Toezicht op de naleving van het verbod bedoeld in artikel 30b van de Wet op de kansspelen, en van de door burgemeester aan vergunningen verbonden voorschriften

Bijlage bij Kaders mandaat gemeente Nuenen c.a. 2021

Register externe mandaten aan de directeur van de Veiligheidsregio Brabant Zuid-Oost

Sirenenetwerk WAS en NL-alert

1. De burgemeester van de gemeente Nuenen c.a. verleent mandaat aan de directeur van

Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost om in spoedeisende gevallen én ingeval de burgemeester

onvoldoende tijdig is te bereiken voor het nemen van dit besluit, het sirenenetwerk van het

Waarschuwings- en Alarmerings Systeem (WAS) binnen de gemeente in werking te doen

stellen, alsmede om NL-Alert te activeren via (een deel van) de in de gemeente gelegen

zendmasten en een waarschuwingsbericht te doen uitgaan.

2. De in het eerste lid bedoelde directeur kan het aldaar genoemde mandaat in ondermandaat geven aan functionarissen in de operationele rampenbestrijding.

3. Indien een in het eerste of tweede lid bedoelde functionaris besluit tot het in werking stellen van het sirenenetwerk, dan wel het doen uitgaan van een NL-Alert-bericht, doet hij daarvan onverwijld mededeling aan de burgemeester met vermelding van de reden en het

spoedeisend belang.

(11 december 2012)

Bijlage bij Kaders mandaat gemeente Nuenen c.a. 2021

Mandaatbesluit Burgemeester en Wethouders gemeente Nuenen Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant

Burgemeester en Wethouders van Nuenen,

Gelet op afdeling 10.1 Algemene wet bestuursrecht;

Gelet op artikel 59a Gemeentewet;

Overwegende dat de colleges van Burgemeester en Wethouders van 21 gemeenten en het college van Gedeputeerde Staten op 31 januari 2013 een gemeenschappelijke regeling hebben vastgesteld waarbij de Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant in het leven is geroepen;

Overwegende dat ingevolge de artikelen 3 en 4 van deze gemeenschappelijke regeling de uitvoering van gemeentelijke taken op het gebied van omgevingsrecht worden overgedragen van Burgemeester en Wethouders aan het Openbaar Lichaam van deze omgevingsdienst:

Overwegende dat de gemeente Nuenen, gelet op artikel 5 van deze gemeenschappelijke regeling, met de omgevingsdienst een dienstverleningsovereenkomst zal aangaan ten behoeve van de uitvoering en de nadere invulling van deze taken;

Overwegende dat deze taken nader zijn en worden ingevuld in de werkprogramma’s en de opdrachten voor incidentele verzoektaken, bedoeld in deze overeenkomst;

Overwegende dat, binnen de aldus opgedragen taken, deze overeenkomst voorziet in mandatering van bevoegdheden aan de directeur van deze omgevingsdienst;

Overwegende dat het tevens om redenen van doelmatigheid wenselijk is daarvoor in aanmerking komende bevoegdheden van Burgemeester en Wethouders te mandateren aan deze directeur;

Gezien de schriftelijke instemming, d.d. 2 juli 2013 nr. Z.145/D.555?HN/BO/LvH , bedoeld in artikel 10:4, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht van deze directeur;

BESLUITEN:

Vast te stellen:

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. omgevingsdienst : Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant;

b. directeur : directeur van de Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant.

Artikel 2 Mandaatverlening

1. Burgemeester en Wethouders verlenen aan de directeur mandaat tot het namens hen nemen van alle besluiten die voorvloeien uit de opdracht aan de omgevingsdienst, vastgelegd in de artikelen 3, 4 en 5 van de gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant, d.d. 31 januari 2013, de dienstverleningsovereenkomst tussen de gemeente Nuenen en de omgevingsdienst en de bij deze overeenkomst behorende jaarprogramma’s en bijzondere opdrachten.

2. Het mandaat, bedoeld in het eerste lid, ziet tevens op de ondertekening van namens Burgemeester en Wethouders genomen besluiten.

3. Het mandaat, bedoeld in het eerste lid, ziet niet op:

a. de bevoegdheid tot het beslissen op bezwaarschriften, bedoeld in artikel 6:4 Algemene wet bestuursrecht;

b. besluiten die leiden tot de vaststelling of wijziging van gemeentelijke beleidskaders of beleidsregels als bedoeld in artikel 1:3, vierde lid, Algemene wet bestuursrecht;

c. besluiten tot het aangaan van convenanten;

d. besluiten tot het al dan niet honoreren van schadeclaims van derden of het afkopen van mogelijke geschillen, met uitzondering van schadeclaims die vallen onder de werking van een vastgestelde publiekrechtelijke regeling;

e. besluiten tot het voeren van rechtsgedingen en van bezwaar- en beroepsprocedures;

f. besluiten tot het weigeren van een vergunning of ontheffing, tenzij de toepasselijke regeling geen ruimte laat voor een andere beslissing;

g. besluiten tot het opleggen van een last onder bestuursdwang indien de last betrekking heeft op gehele of gedeeltelijke sluiting van een inrichting in de zin van artikel 1.1, eerste lid, Wet milieubeheer;

h. besluiten waarbij toepassing wordt gegeven aan artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.

Artikel 3 Ondermandaat

1. De directeur kan ter uitoefening van een krachtens artikel 2, eerste lid, aan hem gemandateerde bevoegdheid schriftelijk ondermandaat verlenen aan onder hem ressorterende leidinggevende functionarissen.

2. Van ondermandaat zijn uitgesloten:

a. besluiten tot het aanwijzen van toezichthouders;

b. besluiten tot het aanwijzen van personen tot vertegenwoordiging van het college in rechte;

c. besluiten tot weigeren van een vergunning of ontheffing;

d. besluiten tot het opleggen van een last onder bestuursdwang;

e. besluiten tot het gedogen van een geconstateerde overtreding;

3. Elk verleend ondermandaat, ondervolmacht of machtiging, of wijziging wordt aangetekend op een ondermandaatlijst.

4. De directeur stelt instructies vast over de wijze waarop van het ondermandaat gebruik mag worden gemaakt.

Artikel 4 Volmacht en machtiging

1. Burgemeester en Wethouders verlenen aan de directeur volmacht tot het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen en machtiging om handelingen te verrichten die noch een besluit, noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn ten behoeve van vervulling van de in artikel 2, eerste lid, bedoelde opdracht.

2. De directeur kan ondervolmacht en machtiging verlenen aan onder hem ressorterende leidinggevende functionarissen.

3. Voor de toepassing van dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt met mandaat en ondermandaat gelijk gesteld (onder)volmacht en machtiging.

Artikel 5 Procesvertegenwoordiging

1. De directeur is gemachtigd tot het vertegenwoordigen van Burgemeester en Wethouders in rechte.

2. De directeur kan, krachtens deze machtiging, door hem aangewezen personen machtigen tot het in rechte vertegenwoordigen van Burgemeester en Wethouders bij de behandeling van de volgende geschillen, mits deze betrekking hebben op besluiten welke bij of krachtens dit mandaatbesluit in mandaat of ondermandaat zijn genomen:

a. bezwaar, behandeld door de gemeentelijke bezwarencommissie;

b. beroep of hoger beroep, behandeld door de Rechtbank of de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State;

c. verzoeken om voorlopige voorziening, behandeld door de Voorzieningenrechter van de Rechtbank of de Voorzitter van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

3. De directeur brengt een aanwijzing als bedoeld in het tweede lid ter kennis van Burgemeester en Wethouders.

Artikel 6 Aanwijzing toezichthouders

1. De directeur wijst toezichthouders aan benodigd voor de vervulling van de in artikel 2, eerste lid, bedoelde opdracht.

2. De directeur brengt een aanwijzing als bedoeld in het eerste lid ter kennis van Burgemeester en Wethouders.

Artikel 7 Ondertekening

1. De ondertekening van besluiten, als bedoeld in artikel 2, eerste lid luidt:

‘Burgemeester en Wethouders van Nuenen,

namens deze,

[naam directeur], directeur

Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant’

gevolgd door de handtekening van de directeur.

2. Indien ondermandaat is verleend, als bedoeld in artikel 3, eerste lid, luidt de ondertekening:

‘Burgemeester en Wethouders van Nuenen,

namens deze,

gevolgd door de naam, functie en handtekening van de functionaris.

3. Indien gebruik wordt gemaakt van volmacht of machtiging, respectievelijk ondervolmacht en machtiging als bedoeld in artikel 4, zijn bij ondertekening het eerste en het tweede lid overeenkomstig van toepassing, met dien verstande dat bij volmacht in plaats van ‘Burgemeester en Wethouders van Nuenen, ‘Gemeente Nuenen’ wordt vermeld.

Artikel 8 Instructies

De directeur neemt bij de uitoefening van de gemandateerde bevoegdheden algemene instructies en instructies per geval van Burgemeester en Wethouders in acht, bedoeld in artikel 10:6, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 9 Toepasselijk beleid

1. De directeur neemt bij de uitoefening van de gemandateerde bevoegdheden de door Burgemeester en Wethouders en gemeenteraad vastgestelde beleidskaders en beleidsregels in acht, tenzij het tweede lid van dit artikel van toepassing is.

2. Indien de directeur op zwaarwegende gronden voornemens is af te moeten wijken van de beleidskaders of beleidsregels, bedoeld in het eerste lid, treedt hij hierover vooraf in overleg met Burgemeester en Wethouders.

Artikel 10 Informatieplicht

1. Een ieder aan wie bij of krachtens dit besluit mandaat of ondermandaat is verleend, stelt Burgemeester en Wethouders tijdig in kennis van krachtens mandaat of ondermandaat te nemen of reeds genomen besluiten, waarvan hij redelijkerwijs moet aannemen dat kennisneming door hen gewenst is.

2. Kennisgeving als bedoeld in het eerste lid, vindt in ieder geval plaats indien:

a. de maatschappelijke, beleidsmatige, politieke, juridische of financiële omstandigheden daartoe aanleiding geven;

b. advies nodig is van anderen dan de gemandateerde of onder hem ressorterende medewerkers en het advies niet aansluit op het eigen standpunt van de gemandateerde dan wel niet tot dezelfde uitkomsten leidt;

c. Het besluit ertoe kan leiden dat de gemeente aansprakelijk wordt gesteld.

3. Burgemeester en Wethouders kunnen op grond van de kennisgeving, bedoeld in het eerste lid, ten aanzien van een voorgenomen besluit bepalen dat van het bij of krachtens dit mandaatbesluit verleende mandaat of ondermandaat geen gebruik mag worden gemaakt.

4. Burgemeester en Wethouders voorzien de directeur van alle benodigde informatie ten behoeve van de invulling van zijn mandaat.

Artikel 11: Verantwoording

1. De directeur doet volgens door Burgemeester en Wethouders nader te stellen regels periodiek verslag van de krachtens dit mandaatbesluit genomen besluiten.

2. Onverminderd het bepaalde in het voorgaande lid verschaft de directeur desgevraagd alle informatie aan Burgemeester en Wethouders terzake van de uitoefening van de in dit besluit bedoelde bevoegdheden.

Artikel 12 Inwerkingtreding

1. Dit besluit treedt in werking nadat dit is bekendgemaakt als bedoeld in artikel 3:41 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 13 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Mandaatbesluit Burgemeester en Wethouders van Nuenen Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant.

Nuenen, 25 juni 2013

Burgemeester en Wethouders van Nuenen voornoemd,

Burgemeester Secretaris

Toelichting bij Mandaatbesluit Burgemeester en Wethouders van de gemeente Nuenen Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant

Inleiding

Het onderhavige besluit heeft betrekking op de verlening van mandaat met betrekking tot bevoegdheden van Burgemeester en Wethouders aan de directeur van de Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant.

Onder mandaat wordt in de Algemene wet bestuursrecht verstaan: de bevoegdheid om in naam van een bestuursorgaan besluiten te nemen. Met andere woorden de functionaris, dit is de gemandateerde, krijgt de bevoegdheid om een besluit te nemen dat geldt als een besluit van het bestuursorgaan dat het mandaat heeft verleend. Het door de gemandateerde genomen besluit geldt derhalve als een besluit van het bestuursorgaan en heeft dezelfde juridische consequenties als een door het bestuursorgaan zelf genomen besluit. Het betreft hier een vorm van publiekrechtelijke vertegenwoordiging. Bij de omschrijving van het begrip mandaat wordt uitgegaan van de bevoegdheid tot het nemen van een besluit. Met andere woorden de uitoefening van gemandateerde bevoegdheden wordt zichtbaar in het nemen van besluiten. Onder het begrip besluit valt hier ook een ontwerpbesluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht.

Mandaat wordt nooit verleend aan een persoon, maar aan een functionaris, dus aan degene die een functie bekleedt. Hierdoor ontstaan ook geen problemen bij afwezigheid, want degene die de functionaris vervangt, is dan bevoegd. Is er geen sprake van een besluit, maar van bijvoorbeeld het verzenden van een brief namens Burgemeester en Wethouders die geen besluit inhoudt, het vragen om een advies namens Burgemeester en Wethouders of van procesvertegenwoordiging, dan is er geen sprake van mandaat. Wel moet degene die bijvoorbeeld een zodanige brief vaststelt en ondertekent gemachtigd zijn om namens Burgemeester en Wethouders te handelen. Evenzo is bij het sluiten van een overeenkomst namens Burgemeester en Wethouders geen sprake van mandaat, maar moet door Burgemeester en Wethouders volmacht zijn verleend om namens de gemeente een overeenkomst aan te mogen gaan. Daarnaast zal het zo zijn dat een directeur van een omgevingsdienst veel handelingen mag verrichten, waarbij hij slechts optreedt namens de omgevingsdienst en niet namens Burgemeester en Wethouders. Voorliggend besluit ziet op de verlening van mandaat, machtiging en volmacht aan de directeur. Daarnaast ziet dit besluit op de verlening van ondermandaat, machtiging en ondervolmacht door de directeur aan functionarissen binnen zijn omgevingsdienst.

Ofschoon de feitelijke bevoegdheidsuitoefening komt te liggen bij degene die het mandaat heeft, blijft de mandaatgever daarvoor naar buiten toe ten volle verantwoordelijk. Deze kan uit dien hoofde dan ook te allen tijde instructies geven of het mandaat doorbreken en de bevoegdheid zelf uitoefenen; het onderhavige besluit behoeft in dat laatste geval geen voorafgaande intrekking. Naar buiten toe zal altijd duidelijk moeten zijn dat de gemandateerde de bevoegdheid uitoefent onder verantwoordelijkheid van de mandaatgever en de burger moet kunnen nagaan of de gemandateerde wel bevoegd namens het bestuursorgaan optreedt.

De Algemene wet bestuursrecht geeft als hoofdregel dat mandaat geoorloofd is, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald of de aard van de bevoegdheid zich tegen mandaatverlening verzet. Deze hoofdregel is derhalve ook van toepassing op het onderhavige mandaatbesluit en geeft als zodanig, blijkens artikel 10:3 Algemene wet bestuursrecht, de uiterste grenzen aan waarbinnen dit besluit kan worden toegepast. Nu de wet zelf beperkingen stelt ten aanzien van de bevoegdheid om van mandaat gebruik te maken, zijn deze beperkingen niet in het mandaatbesluit opgenomen.

In de praktijk hangt een effectieve toepassing van het mandaatbesluit direct samen met het vertrouwen van het mandaterende bestuursorgaan in degene die het mandaat heeft, dat deze laatste zal handelen in de geest van dat orgaan en bij twijfel de zaak zal voorleggen aan het orgaan zelf. Slechts het bestaan van deze vertrouwensbasis, die ook impliceert dat het bestuursorgaan de gemandateerde bevoegdheid slechts in uitzonderingsgevallen aan zich trekt, maakt een wezenlijke mandatering van bevoegdheden mogelijk. Bij de toepassing van dit besluit wordt het bestaan van de vorenbedoelde vertrouwensbasis dan ook uitdrukkelijk verondersteld.

Het mandaatbesluit heeft betrekking op alle bevoegdheden van Burgemeester en Wethouders die horen bij de opdrachtverlening aan de omgevingsdienst. Deze opdrachtverlening is vastgelegd in de gemeenschappelijke regeling waarbij de Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant in het leven is geroepen, de uit deze regeling voortvloeiende dienstverleningsovereenkomst tussen de gemeente en de omgevingsdienst en de werkprogramma’s en bijzondere opdrachten, waarin de opdrachtverlening aan deze omgevingsdienst nader is uitgewerkt. Daarmee bepalen de grenzen van de aldus opgedragen taken, naast de wettelijke grenzen, de grenzen van het mandaat aan de directeur.

Het mandaatbesluit heeft geen betrekking op het heffen van leges en het invorderen van bestuurlijke geldschulden, nadat de hoogte van een geldschuld bij beschikking is vastgesteld. De civielrechtelijke inning van dwangsommen of verhaal van de kosten van bestuursdwang gebeurt door de gemeente en behoort niet tot het mandaat.

Dit besluit is een regeling van algemene aard. Als mandaatverlenend bestuursorgaan blijven Burgemeester en Wethouders echter vanzelfsprekend bevoegd om voor bijzondere gevallen een specifieke regeling te treffen. Daarvoor zal dan steeds een apart collegebesluit nodig zijn. Uitgangspunt blijft echter een zo groot mogelijke uniformiteit op grond van deze regeling en een beperking van het aantal bijzondere regelingen.

Dit mandaatbesluit doet niet af aan de binnen de opdracht beschreven geldende overleg- en coördinatieprocedures ten aanzien van de voorbereiding van besluiten. Deze blijven onverkort hun gelding behouden. Een vervangingsregeling binnen de omgevingsdienst wordt door het algemeen bestuur van de omgevingsdienst vastgesteld. Het onderhavige mandaatbesluit hanteert als uitgangspunt dat de gemandateerde die het besluit neemt dit ook ondertekent. Dit geldt ook voor het ontwerp van dit besluit of het voornemen tot het nemen tot dit besluit in die gevallen dat dit ontwerp of dit voornemen formeel aan een burger of een bedrijf kenbaar wordt gemaakt.

Hier is sprake van extern mandaat. Dus van mandaat aan niet-ondergeschikten. Dit betekent dat de directeur van de omgevingsdienst, ingevolge artikel 10:4 Algemene wet bestuursrecht, in dient te stemmen met het mandaat.

Algemeen mandaat

In dit besluit is uitdrukkelijk gekozen voor een algemeen en zo breed mogelijk mandaat aan de directeur van de omgevingsdienst. Dit betekent bijvoorbeeld dat in bijna alle gevallen vergunningen en ontheffingen of handhavingsbesluiten door hem mogen worden vastgesteld en ondertekend namens Burgemeester en Wethouders. Hierbij wordt uitdrukkelijk aangesloten op het landelijk beleid waarin beoogd is omgevingsdiensten in het leven te roepen als professionele uitvoeringsorganisaties die met een hoge mate van zelfstandigheid moeten kunnen werken.

Ten aanzien van het algemene mandaat zijn uitzonderingen geformuleerd, de zogenaamde negatieve lijst. Zo geldt het mandaat, verleend aan de directeur van de omgevingsdienst, niet voor de bevoegdheid tot het beslissen op bezwaarschriften. Wel mag de directeur namens Burgemeester en Wethouders een verweerschrift uitbrengen. De Algemene wet bestuursrecht laat niet toe dat mandaat wordt verleend tot het beslissen op een bezwaarschrift ingeval de gemandateerde zelf het besluit waartegen het bezwaar zich richt krachtens mandaat heeft genomen.

Omgevingsdiensten zijn uitvoeringsorganisaties. Het vaststellen van beleidskaders en beleidsregels wordt dan ook voorbehouden aan de gemeentelijke bestuursorganen. Hetzelfde geldt voor besluiten tot het aangaan van convenanten, indien die bevoegdheid aan Burgemeester en Wethouders toekomt.

Onder convenanten worden in dit kader tevens verstaan andere afspraken die de gemeente maakt ter behartiging van haar overheidstaak in brede zin, op het gebied van privaatrechtelijke of publiekrechtelijke bevoegdheden met particulieren of met andere overheden onder andere benamingen, zoals intentieverklaring, bestuursakkoord, bestuursovereenkomst, protocol, et cetera.

Ook deze besluiten dienen te worden voorbehouden aan de gemeente, dus aan het bevoegd gezag voor de regelgeving die moet worden uitgevoerd. Dit wil niet zeggen dat de omgevingsdiensten hier niet een belangrijke adviserende rol dient te vervullen. Ook de verdere uitwerking van beleidsdocumenten en convenanten kan, indien deze zulks toestaan, aan de directeur worden overgelaten. Gaat het om beleidsdocumenten en convenanten die de gemeente niet binden, dan heeft de omgevingsdienst vanzelfsprekend wel de volledige vrijheid zodanige documenten vast te stellen, onderscheidenlijk zodanige convenanten met derden aan te gaan.

Voor besluiten ten aanzien van het al dan niet honoreren van schadeclaims van derden of het afkopen van (mogelijke) geschillen, met uitzondering van schadeclaims die vallen onder de werking van een vastgestelde publiekrechtelijke schadevergoedingsregeling, wordt geen mandaat verleend. Het bij de voorbereiding van deze besluiten behorende specialisme blijft binnen de gemeentelijke organisatie. Bovendien is deze materie bestuurlijk zeer gevoelig. Voor de besluiten tot het zelf voeren van rechtsgedingen en tot het zelf voeren van bezwaar- en beroepsprocedures geldt hetzelfde.

De impact van een weigering van een vergunning of ontheffing is dermate groot dat geen mandaat verleend wordt voor die gevallen waarin de toepasselijke regelgeving ruimte geeft voor een andere beslissing. Dit komt bijvoorbeeld voor bij besluiten waarbij een planologische afweging plaats dient te vinden. Binnen het omgevingsrecht is echter meestal sprake van een gebonden beschikking. Bijvoorbeeld bij de toepasselijkheid van grenswaarden binnen de milieu-of bouwregelgeving. Dit betekent dat die ruimte er veelal niet is. In die gevallen geldt het mandaat wel.

Ook is de impact van een last onder bestuursdwang, waarin een bedrijf wordt opgedragen tot gehele of gedeeltelijke sluiting over te gaan, dermate groot dat mandaat niet in de rede ligt. Wel heeft de directeur hier, net zo als bij weigering en ontheffing, altijd een belangrijke adviespositie. Indien bestuursdwang spoedheidshalve zou moeten worden toegepast is een goede communicatie met degene die het mandaat heeft van groot belang. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen indien een bouwproces moet worden stilgelegd. De jurisprudentie laat toe dat het besluit tot opleggen van een last onder bestuursdwang in een dergelijke situatie achteraf op schrift wordt gesteld. Uitsluiting van mandaat geldt evenzo voor het exclusieve terrein van toepassing van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet BIBOB). De directeur heeft in deze gevallen weliswaar geen mandaat, maar wel een belangrijke adviespositie. De besluitvorming door Burgemeester en Wethouders zal dan ook in deze gevallen onder zijn verantwoordelijkheid in belangrijke mate worden voorbereid.

Ondermandaat

Voorliggend mandaatbesluit voorziet in verlening van ondermandaat door de directeur van de omgevingsdienst aan zijn eigen leidinggevenden. De bevoegdheid om ondermandaat te verlenen biedt een flexibel instrument om een eigen werkwijze te organiseren binnen de omgevingsdienst, volgens de daarvoor meest in aanmerking komende principes. Op deze wijze kan de uitoefening van bevoegdheden tot operationele besluitvorming zo dicht mogelijk bij de werkvloer worden gelegd.

Het invullen van ondermandaat is een aangelegenheid voor de directeur van de omgevingsdienst. Duidelijk moge voorts zijn dat de uitgangspunten en regels van dit mandaatbesluit ook op het gebruik van ondermandaat, inclusief de ondertekening, volledig van toepassing zijn. De invulling van ondermandaat zal ter kennisname worden voorgelegd aan Burgemeester en Wethouders.

De directeur behoudt bij ondermandaat volledig zijn verantwoordelijkheid tegenover Burgemeester en Wethouders en zal dit moeten kunnen waarmaken. Hij kan dit bereiken via toepasselijke (hiërarchische) verantwoordelijkheidsstructuren. Daartoe kan hij voorwaarden en beperkingen stellen aan het ondermandaat, dan wel een éénmaal verleend ondermandaat intrekken. Verder kan hij ook in de plaats treden van de functionaris aan wie ondermandaat is verleend.

Sommige besluiten zijn in het voorliggend besluit expliciet van ondermandaat uitgesloten. De consequenties van deze besluiten zijn in het algemeen van dien aard, dat ondermandaat niet in de rede ligt. Zo is van ondermandaat de aanwijzing van toezichthouders uitgesloten. Toezichthouders vormen het gezicht van de gemeente naar buiten toe. Zij dienen met grote mate van zelfstandigheid hun werkzaamheden te verrichten. Aan toezichthouders worden landelijk steeds hogere kwaliteitseisen gesteld. Hun aanwijzing dient dan ook met voldoende waarborgen worden omgeven. De directeur van de omgevingsdienst dient derhalve de aanwijzing aan Burgemeester en Wethouders ter kennisname te brengen.

Indien een aangevraagde ontheffing of vergunning moet worden geweigerd, is eveneens geen ondermandaat toegelaten. Hiermee wordt uitdrukking gegeven aan het uitgangspunt dat aan voor een burger of een bedrijf meer bezwarende besluiten een zwaardere besluitvorming vooraf moet gaan. Het gedogen van een geconstateerde overtreding leidt hedentendage tot veel maatschappelijke discussie en is daarmee bestuurlijk gevoelig. Ondermandaat is hier dus niet toelaatbaar. Ruggespraak met Burgemeester en Wethouders door de directeur, voorafgaande aan een gedoogbesluit zal bovendien vaak zijn geboden.

Volmacht en machtiging

Aan de directeur wordt ook volmacht verleend tot het verrichten van privaatrechtelijke

rechtshandelingen en machtiging om handelingen te verrichten die noch een besluit noch een

privaatrechtelijke rechtshandeling zijn. Een voorbeeld van de eerste categorie is het sluiten van een

overeenkomst. Voorbeelden van de tweede categorie zijn procesvertegenwoordiging, het

vaststellen van brieven zonder rechtsgevolg en het toepassen van bestuursdwang. De bepalingen

in voorliggend besluit inzake ondermandaat moeten analoog worden toegepast op ondervolmacht

en machtiging van ondergeschikten. Dit is in lijn met de systematiek van de Algemene wet

bestuursrecht.

Procesvertegenwoordiging

Onder procesvertegenwoordiging wordt voor de toepassing van voorliggend besluit verstaan vertegenwoordiging in procedures van bezwaar, beroep of hoger beroep, voorlopige voorzieningen daaronder begrepen en in- en externe klachtenbehandeling. De algemeen directeur is zelf gemachtigd om als procesvertegenwoordiger op te treden. Daarnaast is de directeur bevoegd machtiging te verlenen aan ondergeschikten. Procesvertegenwoordigers moeten in staat worden geacht Burgemeester en Wethouders met een hoge mate van zelfstandigheid te vertegenwoordigen. Bij de openbare behandeling van een geschil bestaat vaak niet de mogelijkheid van intern beraad, alvorens een standpunt wordt bepaald. De procesvertegenwoordigers moet dan ook zelfstandig kunnen bepalen hoe breed zijn marges zijn waarbinnen zij mogen opereren en wat de risico’s kunnen zijn van uitlatingen en opstellingen.

Gelet op de bijzondere positie van de procesvertegenwoordigers zal de directeur bij het machtigen van procesvertegenwoordigers aansluiten bij de criteria die Gedeputeerde Staten hebben gesteld aan het machtigen van procesvertegenwoordigers. De door de directeur vastgestelde opgave van te machtigen personen zal ter kennisname worden gebracht aan Burgemeester en Wethouders.

Aanwijzing toezichthouders

Ook de toezichthouder geniet een bijzondere positie. Hij vertegenwoordigt Burgemeester en Wethouders zelfstandig tegenover burger en bedrijfsleven. Dit betekent dat toezichthouders moeten voldoen aan bepaalde criteria. Dat zijn ten minste de landelijke kwaliteitscriteria VTH 2.1 van 7 september 2012, gepubliceerd door PUMA, en aanvullend daarop de kwaliteitscriteria LAT risicobeheersing bedrijven van 22 oktober 2012, gepubliceerd door LATRB. De aanwijzing van toezichthouders wordt ter kennisname van Burgemeester en Wethouders gebracht.

Instructies

De directeur neemt bij de uitoefening van de gemandateerde bevoegdheden algemene instructies en instructies per geval in acht die Burgemeester en Wethouders kunnen vaststellen ter nadere invulling van voorliggend besluit. Ook de directeur kan zelf instructies geven over de wijze waarop van het op zijn beurt verleende submandaat gebruik gemaakt mag worden. Burgemeester en Wethouders streven ernaar om van de mogelijkheid instructies vast te stellen slechts restrictief gebruik te maken. Van rijkszijde is immers de wens naar voren gebracht de directeur van de omgevingsdienst van een ruim mandaat te voorzien, zodat de omgevingsdienst als professionele uitvoeringsorganisatie met een grote mate van zelfstandigheid kan functioneren. Met dit doel is de omgevingsdienst ook opgericht en ingericht.

Toepasselijk beleid

De positie van de omgevingsdienst brengt met zich mee dat zij gehouden is het vigerende gemeentelijk beleid toe te passen. De directeur neemt dan ook in beginsel bij de uitoefening van de gemandateerde bevoegdheden de door Burgemeester en Wethouders en gemeenteraad vastgestelde beleidskaders en beleidsregels in acht. In een bijzonder geval kan het, bijvoorbeeld gelet op de toepassing van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, toch geboden zijn gemotiveerd van dit beleid af te wijken. Indien de directeur van de omgevingsdienst meent dat zich een zodanig geval voordoet, treedt hij hierover in overleg met het college, voordat hij gebruik maakt van zijn mandaat.

Informatieplicht

Burgemeester en Wethouders moeten altijd tijdig op de hoogte worden gebracht van voorgenomen besluiten of reeds genomen besluiten met mogelijk ingrijpende maatschappelijke, beleidsmatige, politieke, juridische of financiële gevolgen. Burgemeester en Wethouders kunnen zich jegens de gemeenteraad, voor de rechter en naar buiten toe nimmer verschuilen achter mandaat. Dit gegeven vereist niet alleen een hoge mate van bestuurlijke sensitiviteit van de directeur van de omgevingsdienst, maar ook van de leidinggevenden binnen zijn dienst die over ondermandaat beschikken. Het vorenstaande impliceert onder meer een zeer korte communicatielijn tussen directeur en college, al dan niet vertegenwoordigd door de betrokken portefeuillehouder.

Vanzelfsprekend informeert de directeur het college ook indien er een advies van een andere partij voorligt, en de directeur, of zijn leidinggevenden, voornemens is daarvan af te wijken. Dan geldt de informatieplicht ook indien de gemeente mogelijk aansprakelijk gesteld zal worden. Ook dit is een bestuurlijk gevoelig onderwerp en vereist tijdig de inzet van bijzondere deskundigheid. Hierbij moet worden omgemerkt dat in de jurisprudentie een algemene trend te bespeuren is die tendeert naar een ruimere overheidsaansprakelijkheid. Dit geldt zeker ook voor onrechtmatige vergunningverlening, toezicht en handhaving binnen het omgevingsrecht.

Burgemeester en Wethouders kunnen, bijvoorbeeld op grond van de informatie van de directeur van de omgevingsdienst in een concreet geval, de besluitvorming naar zich toe trekken. Dit betekent dat dan de directeur geen gebruik maakt van mandaat of zijn leidinggevenden geen gebruik maken van ondermandaat. Wel blijft de directeur dan een belangrijk adviseur. Uiteraard kan ook in alle andere gevallen – om tegemoet te komen aan de vaak wisselende inzichten die het gewicht van een bepaald besluit op enig moment bepalen – door de directeur zelf worden besloten van zijn bevoegdheid geen gebruik te willen maken en derhalve aan te sturen op een besluit van het college zelf.

Verantwoording

Verantwoording is onlosmakelijk met mandaat verbonden. Omdat Burgemeester en Wethouders als mandaatgever uiteindelijk verantwoordelijk zijn, dient het college over de mogelijkheid te beschikken deze verantwoordelijkheid waar te maken. De gemandateerde dient derhalve verantwoording af te leggen aan het college en dit dient over controlemogelijkheden te beschikken. Dit geldt evenzeer voor de ondergemandateerde. Gelet op de aard van de mandaatverhouding en het eerder genoemde, veronderstelde vertrouwen van het college in de gemandateerde, beperkt controle zich in beginsel tot controle achteraf en ligt het initiatief ook hier primair bij degene aan wie het mandaat is verleend. Derhalve dient de directeur periodiek verslag te doen van de besluiten krachtens dit mandaatbesluit genomen. Daarnaast is hij vanzelfsprekend gehouden desgevraagd alle informatie aan Burgemeester en Wethouders terzake van de uitoefening van zijn mandaat te verschaffen.

 

Bijlage bij Kaders mandaat gemeente Nuenen c.a. 2021

Register externe mandaten aan het hoofd van de Kredietbank West-Breda te Breda

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nuenen, handelend krachtens artikel 285 van Titel III Faillissementswet inzake de schuldsanering natuurlijke personen

Het college besluit het hoofd van de Kredietbank West-Brabant Breda het mandaat, zulks tot wederopzegging, te verlenen tot afgifte van de verklaring als bedoeld in artikel 285, lid 1 sub f van Titel III van de Faillissementswet inzake de schuldsanering natuurlijke personen.

 

Bijlage bij Kaders mandaat gemeente Nuenen c.a. 2021

Register externe mandaten aan de directeur van de Levgroep

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nuenen van 28 februari 2013 om aan de directeur van de Levgroep machtiging te verlenen aan het hoofd van de Kredietbank West-Brabant te Breda opdracht te geven tot de verstrekking van persoonlijke leningen onder de voorwaarde dat de opdracht een persoonlijke lening te verstrekken uitsluitend wordt gegeven wanneer op basis van de daarvoor gebruikelijke criteria is vastgesteld dat het in het individuele geval verantwoord is de verzoeker de gevraagde lening te verstrekken.

 

Bijlage bij Kaders mandaat gemeente Nuenen c.a. 2021

Register externe mandaten aan de directeur van de RDW

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van 28 april 1997, gewijzigd op 11 december 2002.

De bevoegdheid ingevolge artikel 149, eerste lid, onderdeel d van de Wegenverkeerswet 1994 juncto artikel 7.1 van het Voertuigreglement en diezelfde bevoegdheid juncto artikel 87 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens tot het verlenen van ontheffing is onder voorwaarden gemandateerd aan de algemeen directeur van de Dienst Wegverkeer.

Het betreft de bevoegdheid tot het verlenen van ontheffing van het bepaalde in de afdelingen 3,7,8,12,13,14 en 18 van hoofdstuk 5 van het Voertuigreglement.

Bijlage bij Kaders mandaat gemeente Nuenen c.a. 2021

Register externe mandaten aan de gemeentesecretaris/directeur van de gemeente Geldrop-Mierlo

Wet BAG

  • 1.

    het houden van een geautomatiseerde basisregistratie adressen en gebouwen, zoals bedoeld in artikel 2 van de Wet basisregistratie adressen en gebouwen, conform hetgeen daarover in de Wet basisregistratie adressen en gebouwen, het Besluit basisregistratie adressen en gebouwen en de Regeling basisregistratie adressen en gebouwen is bepaald;

  • 2.

    Het afbakenen van BAG-objecten (behoudens stand- en ligplaatsen);

  • 3.

    het opmaken van ambtelijke verklaringen, zoals bedoeld in artikel 7 sub m Besluit basisregistratie adressen en gebouwen;

  • 4.

    de vaststelling van de geometrische gegevens van panden en verblijfsobjecten, zoals bedoeld in artikel 8 van de Wet basisregistratie adressen en gebouwen;

  • 5.

    het opmaken van constateringen, zoals bedoeld in artikel 10 sub b van de Wet basisregistratie adressen en gebouwen;

  • 6.

    het ingevolge artikel 13 van de Wet basisregistratie adressen en gebouwen zorgdragen dat brondocumenten waaraan een in de basisregistratie opgenomen gegeven is ontleend, blijvend bewaard worden;

  • 7.

    het, ingevolge artikel 14 van de Wet basisregistratie adressen en gebouwen, zorg dragen voor een goede beschikbaarheid, werking en beveiliging van de basisregistratie adressen en gebouwen;

  • 8.

    het onderhouden dan wel doen onderhouden van het berichtenverkeer met de Landelijke Voorziening basisregistratie adressen en gebouwen zoals bedoeld in artikel 31 van de Wet basisregistratie adressen en gebouwen;

  • 9.

    Het ontvangen, doorgeleiden en afhandelen van meldingen zoals bedoeld in artikel 37 en verzoeken zoals bedoeld in artikel 38 van de Wet basisregistraties adressen en gebouwen, inclusief de verwerking daarvan zoals bedoeld in de artikelen 31, 39, 40 en 41 van de Wet basisregistraties adressen en gebouwen;

  • 10.

    het op verzoek aan eenieder verlenen van inzage in de basisregistratie adressen en gebouwen, alsmede het aan eenieder verstrekken van de in de basisregistratie opgenomen gegevens, zoals bedoeld in artikel 32, eerste lid, onder a, van de Wet basisregistratie adressen en gebouwen;

Wet BGT

  • 1.

    het zorgdragen voor het bijhouden van de geografische gegevens in de BGT door het langs elektronische weg leveren aan het Kadaster van de gegevens, bedoeld in de artikelen 7, lid 2 en 3, en 8 Wet BGT, volgens de systeem-beschrijving zoals bedoeld in artikelen 15, lid 2, en artikel 20 Wet BGT;

  • 2.

    het zorgdragen voor afstemming met andere in de Wet BGT genoemde bronhouders over de begrenzing en de onderlinge aansluiting van de geografische objecten, voor zover dat nodig is om overlap van die objecten te voorkomen en om een landsdekkend topografisch bestand te waarborgen;

  • 3.

    het voldoen aan de kwaliteitseisen, gesteld in de catalogus als bedoeld in artikel 4 van de Wet BGT, bij het leveren van een geografisch gegeven als bedoeld in artikel 11 van de Wet BGT;

  • 4.

    het zorgdragen dat een in de BGT weergegeven geografisch object in overeenstemming is met de fysieke werkelijkheid, binnen de regels ten aanzien van actualiteit die daarover in de catalogus als bedoeld in artikel 4 Wet BGT worden gesteld;

  • 5.

    het na ontvangst van een melding als bedoeld in artikel 25, lid 1 Wet BGT in onderzoek zetten van een geografisch object waarop de melding betrekking heeft, het betreffende authentiek gegeven onderzoeken en zo spoedig mogelijk beslissen over de wijziging dan wel opneming van dat gegeven en het na opneming van het authentiek gegeven onverwijld leveren hiervan en het bericht dat het geografisch object waarop het authentiek gegeven betrekking heeft niet langer in onderzoek is aan het Kadaster.

Bijlage bij Kaders mandaat gemeente Nuenen c.a. 2021

Register aanvullende externe mandaten aan de directeur van Dienst Dommelvallei

  • 1.

    nemen van besluiten op aansprakelijkstellingen;

  • 2.

    aansprakelijk stellen voor herstel van schade door derden aan gemeente-eigendommen.

Toelichting op Kaders mandaat gemeente Nuenen c.a. 2021

I Algemeen

a. Wet- en regelgeving over mandaat

Afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht gaar over mandaat. In deze afdeling zijn algemene bepalingen over mandaat opgenomen. Als gevolg hiervan behoeven gemeentelijke regelingen alleen nog bepalingen te bevatten over mandaat voor zover deze de algemene wettelijke regels aanvullen. Bij vragen over de toepassing van mandaat dient dus niet alleen deze regeling doch zeker ook de Awb te worden geraadpleegd.

Voorts kunnen bijzondere wetten ook nog bepalingen bevatten over mandaat. Het kan dan gaan om bepalingen waarin het gebruik van mandaat wordt ingeperkt of juist mogelijk wordt gemaakt (artikel 75, tweede lid van de Gemeentewet bevattende de mogelijkheid tot verlening van ondertekeningsmandaat van stukken uitgaande van het college van burgemeester en wethouders).

Tenslotte is ook nog van belang dat artikel 3:79 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt dat de titel over de volmacht ook buiten het vermogensrecht overeenkomstige toepassing vindt. Dit strekt zich in beginsel ook uit tot het nemen van besluiten in de zin van de Awb. De Awb is ondergeschikt aan titel 3.3 van het BW. Voor niet geregelde aspecten wordt aan de rechtsontwikkeling overgelaten in hoeverre via artikel 3:79 een of meer bepalingen over volmacht betekenis kunnen hebben voor mandaat. Gedacht zou hierbij kunnen worden aan de bekrachtiging van een zonder geldig mandaat genomen besluit (zie ook hierna onder b).

b. De regeling van mandaat in de Awb

Onder mandaat verstaat artikel 10.1 Awb: de bevoegdheid om in naam van een bestuursorgaan besluiten te nemen. Artikel 1:3 Awb verstaat onder een besluit een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. Gelet op deze definitie kan ondertekeningsmandaat niet worden aangemerkt als mandaat in de zin van de Awb.

In feite is mandaat een opdracht van een bestuursorgaan (de mandaatgever) aan een ambtenaar of een ander orgaan (de gemandateerde) om de aan hem toegekende bevoegdheid in naam en onder verantwoordelijkheid van het mandaatgevende bestuursorgaan uit te oefenen. Er is sprake van een soort vertegenwoordigingsbevoegdheid. Het mandaterende bestuursorgaan blijft zelf verantwoordelijk voor de uitoefening van de bevoegdheid en treedt in geval van bezwaar- of beroep dan ook zelf op als verwerend orgaan.

Artikel 10:2 Awb bepaalt dat een door de gemandateerde binnen de grenzen van zijn bevoegdheden genomen besluit geldt als een besluit van de mandaatgever. Gaat de gemandateerde zijn bevoegdheid te buiten (bijvoorbeeld omdat wettelijke voorschriften of voorschriften opgenomen in regeling of register worden overschreden) dan is er sprake van een onbevoegd genomen besluit c.q. een bevoegdheidsgebrek. Een dergelijk bevoegdheidsgebrek kan in de bezwaarschriftenprocedure worden hersteld door het besluit op het bezwaarschrift door het bevoegde bestuursorgaan te laten nemen, maar het verdient uiteraard de voorkeur niet tot herstel te hoeven overgaan. Tijdens de beroepsprocedure is een herstel van een bevoegdheidsgebrek niet meer mogelijk. Zo kan ter zitting bij de rechter een gemachtigde van het bestuursorgaan een bevoegdheidsgebrek niet herstellen door het besluit achteraf voor zijn rekening te nemen.

Belangrijk is overigens dat een belanghebbende, indien er sprake is van een voor hem positief besluit, veelal met een beroep op het vertrouwensbeginsel uit zal mogen gaan van een geldig mandaat (en dus besluit).

Artikel 10:3 Awb bevat de uitzonderingen op de regel dat mandaatverlening in beginsel altijd mogelijk is. Geen mandaat is mogelijk:

a. indien een wettelijk voorschrift zich daartegen verzet (bijvoorbeeld de bevoegdheid van de burgemeester tot het geven van bepaalde noodbevelen);

b. indien de aard van de bevoegdheid zich daartegen verzet (bijvoorbeeld het handhaven van de orde in vergaderingen, het mandateren van de bevoegdheid tot het verlenen van bouwvergunningen aan medewerkers van de afdeling sociale zaken of het beslissen op een bezwaarschrift door een ondergeschikte van degene die het besluit in primo heeft genomen);

c. van de vaststelling van algemeen verbindende voorschriften;

d. van besluiten die met versterkte meerderheid moeten worden genomen of waarvan de aard van de besluitvormingsprocedures zich anderszins tegen mandatering verzet (zal in de praktijk in Nuenen niet voorkomen);

e. indien het betreft een bevoegdheid tot het beslissen op een beroepschrift (zal in de praktijk in Nuenen niet voorkomen);

f. indien het betreft een vernietigingsbesluit of besluit tot onthouding van goedkeuring aan een besluit van een ander bestuursorgaan (niet van belang voor Nuenense praktijk).

Het bestuursorgaan mag de gemandateerde bevoegdheid te allen tijde zelf blijven uitoefenen (10:7 Awb) en kan richtlijnen en aanwijzingen geven voor de uitoefening van de opgedragen bevoegdheid (10:6). Uit de artikelen 10:7 en 10:2 Awb volgt dat aantasting van het door de gemandateerde genomen besluit alleen kan door het bewuste besluit in te trekken en zelf een nieuw besluit te nemen. Overigens kan de mandaatgever ook te allen tijde het mandaat intrekken (10:8).

Uit artikel 10:9 vloeit voort dat ondermandaat uitsluitend mogelijk is indien de mandaatgever dat uitdrukkelijk en schriftelijk bepaalt. De registers voorzien hierin. Ook ondermandaat dient schriftelijk te worden verstrekt.

c. Schakelbepaling volmacht en machtiging

Artikel 10:12 Awb bepaalt dat de regels van afdeling 10.1.1 Awb van overeenkomstige toepassing zijn op het verlenen van volmacht tot het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen en machtigingen tot het verrichten van feitelijke handelingen. Mandaat kan worden gezien als de publiekrechtelijke tegenhanger van de privaatrechtelijke volmacht. Mandaat, volmacht, en machtiging hebben alle betrekking op vertegenwoordiging. In de praktijk wordt vaak geen expliciet onderscheid gemaakt tussen deze bevoegdheden. Met de schakelbepaling wordt voorkomen dat onnodig verschillende regelgeving geldt voor mandaat, volmacht en machtiging.

Het belang van artikel 10:12 Awb is dat op verlening van volmacht en machtiging aan ondergeschikten ("werkzaam onder zijn verantwoordelijkheid") de Awb-bepalingen betreffende mandaat van toepassing zijn.

d. Samenloop mandaat en volmacht

In de Kaders mandaat is bepaald dat de gemandateerde in voorkomend geval ook gevolmachtigde en gemachtigde is.

Op de volmacht zijn niet van toepassing de bepalingen van titel 3.3 van het BW maar, naar analogie, de bepalingen van titel 10.1.1. van de Awb. Dit betekent dat:

- nagegaan dient te worden of de aard van de bevoegdheid zich niet tegen volmacht verzet (10:3, eerste lid Awb). Deze omstandigheid zal zich in de praktijk niet voordoen.

- de burgemeester aan de gemeenteraad verantwoording verschuldigd is voor het notarieel vastleggen van de overeenkomst (10:2 Awb)

- een volmacht die zich voor herhaalde toepassing leent schriftelijk dient te worden verleend (volgt uit artikel 1 van deze regeling) (10:5 Awb)

- de burgemeester de gevolmachtigde algemene en bijzondere instructies kan geven (10:6 Awb)

- de burgemeester de bevoegdheid nog steeds zelf kan uitoefenen (10:7 Awb)

- de burgemeester de volmacht te allen tijde kan beëindigen (10:8 Awb)

- de burgemeester kan bepalen dat de gevolmachtigde "ondervolmacht" kan verlenen (10:9 Awb)

- uit de overeenkomst moet blijken dat zij krachtens volmacht van de burgemeester is geschied (10:10 Awb).

Bij verlening van volmacht aan niet-ondergeschikten (bijv. volmacht aan een advocaat of notaris) blijft titel 3.3. van het BW volledig van toepassing. Voor het verlenen van een volmacht is geen wettelijke basis vereist.

Dus: indien een besluit krachtens mandaat wordt genomen door een strategisch manager I of medewerker vertegenwoordigt deze de gemeente in en buiten rechte (verrichten privaatrechtelijke of feitelijke handelingen).

e. Machtiging feitelijke handelingen

Om dezelfde reden als bij volmacht is de schakelbepaling van toepassing op het verlenen van machtigingen voor feitelijke handelingen. Bij feitelijke handelingen moet worden gedacht aan:

  • 1.

    feitelijke handelingen ten aanzien van een ambtenaar als zodanig (vgl. 8:1, tweede lid Awb)

  • 2.

    het uitbrengen van een advies

  • 3.

    het daadwerkelijk horen van een belanghebbende

  • 4.

    vertegenwoordiging bij rechtbank (8:24 Awb) of andere instanties (2:1 Awb).

  • 1.

    Voor de gevolgen van de schakelbepaling wordt verwezen naar punt d.

f. Uitgangspunten van de regeling met registers

Voor de toepassing van de mandaatregeling is het van belang goed onderscheid te maken tussen beslis- en tekenmandaat.

Bij beslismandaat, wordt de uitoefening van de bevoegdheid inhoudelijk aan de gemandateerde overgelaten. Het bestuursorgaan neemt zelf geen feitelijke beslissing meer. Het beslismandaat gaat in vrijwel alle gevallen gepaard met een tekenmandaat. Het komt echter ook voor dat de ambtenaar de feitelijke beslissing neemt doch middels een stempel of machinaal de handtekening van het bestuursorgaan plaatst. Een goed voorbeeld hiervan is het rijbewijs.

Bij tekenmandaat (10:11 Awb) neemt het bestuursorgaan nog wel zelf de daadwerkelijke beslissing maar laat het de brief of het besluit waarin deze beslissing is neergelegd ondertekenen door de betreffende ambtenaar. In gevallen waarin sprake is van besluiten die een nadere bestuurlijke afweging vereisen wordt veelal alleen tekenmandaat verleend. Zoals eerder gesteld is tekenmandaat geen mandaat in de zin van de Awb.

De regeling en de registers zijn omwille van enerzijds de benodigde rechtszekerheid voor de burger en anderzijds de benodigde flexibiliteit voor de organisatie gebaseerd op een tweetal uitgangspunten:

1. beslismandaat is alleen verleend indien dat uitdrukkelijk in het afdelingsregister is vermeld (gesloten systeem).

Indien bijv. in het register is bepaald dat de bevoegdheid tot het verlenen van een vergunning is gemandateerd geldt deze bevoegdheid uitdrukkelijk niet voor het weigeren van een vergunning. Indien in het register is bepaald dat de bevoegdheid met betrekking tot (m.b.t.) het verlenen van een vergunning is gemandateerd impliceert dit zowel een verlening als een weigering. Tevens valt onder de bevoegdheid m.b.t. een vergunning de bevoegdheid tot het nemen van alle “deelbesluiten” die daaraan vooraf gaan (horen, herstel verzuim etc.)

Indien beslismandaat is verleend impliceert dit ook een tekenmandaat (wie mag besluiten mag dat besluit ook zelf ondertekenen);

2. ondertekeningsmandaat geldt in vrijwel alle gevallen (open systeem)

Voor alle correspondentie of besluiten van burgemeester en wethouders en de burgemeester geldt een tekenmandaat, tenzij de bevoegdheid in de Kaders mandaat of in de bij het besluit behorende registers is uitgesloten (open systeem).

h. Uitzonderingen: Bij twijfel, overleg met het bestuursorgaan!

Op bovengenoemde uitgangspunten worden met betrekking tot het beslismandaat en het tekenmandaat uitzonderingen gemaakt.

Vrij vertaald houden deze bepalingen in dat van een beslismandaat geen gebruik mag worden gemaakt ingeval er sprake is van stukken die beleidsaspecten bevatten of ingeval het bestuursorgaan kenbaar heeft gemaakt zelf de beslissing te willen nemen. De gemandateerde mag dan geen besluit nemen. Het bestuursorgaan neemt de beslissing zelf.

Indien er twijfel bestaat over de vraag of al dan niet van het mandaat gebruik gemaakt kan worden is overleg met het bestuursorgaan noodzakelijk (zie artikel 3). Het bestuursorgaan kan dan zelf bepalen of de bevoegdheid door de gemandateerde mag worden uitgeoefend.

i. Bekendmaking

Besluiten treden pas in werking nadat zij op deugdelijke wijze bekend zijn gemaakt. Dat geldt voor de Kaders mandaat. Het geldt echter ook voor een schriftelijk verleend algemeen mandaat. Een dergelijk besluit dient in overeenstemming met artikel 3:42 Awb bekend gemaakt te worden. Het bestuursorgaan moet zorg dragen voor een geschikte wijze van bekendmaking. Het is voldoende indien het register waarin alle verleende mandaatbesluiten te vinden zijn, voor iedereen toegankelijk is.

II Artikelsgewijze toelichting Kaders

mandaat gemeente Nuenen c.a. 2021

Artikel 1

Dit artikel is de basis voor de bij de regeling behorende registers dat alle vormen van algemeen mandaat bevat. Hiermee wordt voldaan aan de eis van artikel 10:5, twee lid Awb.

De bevoegdheden worden in de meeste gevallen rechtstreeks gemandateerd aan de gemeentesecretaris en de strategisch manager I. In het register is in kolom 4 aangegeven of ondermandaat mogelijk is. Kolom 5 dient dus ingevuld te worden door degene die gemandateerd is. In de praktijk betekent dit dat de strategisch manager I bepaalt aan wie daadwerkelijk ondermandaat wordt verleend. Kolom 5 wordt dus formeel niet door het college vastgesteld.

Artikel 2

Omdat in de registers (onder)mandaat toegekend wordt op functie kan verwarring ontstaan of elke functionaris met die functie gebruik mag maken van de bevoegdheid. In dit artikel is aangegeven dat de bevoegdheden alleen worden toegekend voor de aan de functionaris toebedeelde taken en verantwoordelijkheden.

Artikel 3

In aanvulling op artikel 3:10 Awb is in dit artikel weergegeven voor welke bevoegdheden de in het register vermelde mandaten niet gelden.

Artikel 3 en 4

Bij twijfel over beleid of mandaatverlening beslist het bestuursorgaan zelf. In de vorige algemene mandaatregels werden nog enkele situaties meer beschreven waarin ook niet van het mandaat gebruik mocht worden gemaakt. Deze situaties waren echter niet objectief en duidelijk omschreven. Als voorbeeld daarvoor geldt de bepaling dat het mandaat niet gebruikt mocht worden als dit “(vermoedelijk) politieke gevolgen” zou hebben. De Afdeling Bestuursrechtspraak zegt over dergelijke bepalingen dat op die wijze aan de hand daarvan niet bepaald kan worden in welke gevallen mandaat is verleend. De Afdeling acht zo’n mandaatregeling in strijd met artikel 10.1 Awb (ABRvS 6 augustus 2003, LJN: AI 0781) Om dat te voorkomen zijn subjectieve criteria voor de vraag of de mandaatnemer van de bevoegdheid gebruik mag maken, geschrapt uit artikel 3. Gegeven het feit dat een bestuursorgaan altijd zelf in een zaak mag beslissen ook al heeft het een mandaat daartoe verstrekt, mag van een mandaatnemer worden verwacht dat hij in een zaak die politiek gevoelig ligt, zelf geen beslissing zal nemen, maar dat aan het bestuursorgaan overlaat hoewel hij daartoe wel de bevoegdheid heeft.

Ook het criterium dat gebruikmaking van de gemandateerde bevoegdheid geen precedentwerking mag hebben, is geschrapt omdat daarmee het tegenovergestelde wordt bereikt dan hetgeen is bedoeld met het verlenen van mandaat aan een of enkele medewerkers, namelijk consistentie in de uitvoering van beleid. Waarschijnlijk is bedoeld dat mandaat geen ongewenste precedentwerking mag hebben. Een dergelijk criterium is echter onvoldoende objectief omschreven.

Omdat in de Kaders mandaat voldoende koppeling is gelegd met de budgethoudersregeling is ook het criterium dat gebruikmaking van het mandaat geen onvoorziene financiële gevolgen of andere belangrijke consequenties kan hebben, geschrapt. De rechtszekerheid vraagt om een heldere bevoegdheidsverdeling. Indien een besluit gevolgen heeft die op het moment van het nemen van het besluit niet voorzien waren, maar zich later alsnog onvoorzien manifesteren, kan het gevolg daarvan niet zijn dat een bevoegd genomen besluit alsnog geacht moet worden onbevoegd te zijn genomen. De kaders mandaat zijn op het punt van de financiële gevolgen helder. Zonder voldoende budget of zonder fiat van de budgethouder kan men geen gebruik maken van het mandaat.

Artikel 5

Een bestuursorgaan kan beleidsregels vaststellen met betrekking tot een hem toekomende of onder zijn verantwoordelijkheid uitgeoefende, dan wel door hem gedelegeerd bevoegdheid (4:81 Awb). Dergelijke beleidsregels kunnen niet worden vastgesteld door een persoon aan wie de bevoegdheid is gemandateerd. De bevoegdheid om van een bepaalde bevoegdheid gebruik te maken impliceert niet de bevoegdheid om regels vast te stellen over de wijze waarop van die bevoegdheid gebruik wordt gemaakt zoals dat meestal wel het geval is indien sprake is van een gelegeerde bevoegdheid.

Artikel 6

In de budgethoudersregeling zijn verplichtingen en bevoegdheden opgenomen voor budgethouders om namens de gemeente de hen toevertrouwde budgetten te beheren en ten laste van deze budgetten verplichtingen aan te gaan. Hoewel niet met zoveel woorden genoemd gaat het hier wat betreft het aangaan van verplichtingen om mandaten. Artikel 6 is bedoeld om een koppeling te maken tussen deze Kaders mandaat en de budgethoudersregeling. Indien anderen dan de betreffende budgethouder bij het uitoefenen van een mandaat gebruik maken van een budget, kan dat slechts op bevoegde wijze indien daarvoor door de budgethouder fiat is verleend.

Artikel 7

Dit artikel is opgenomen omdat voorkomen moet worden dat een overeenkomst tot stand komt zonder dat het daartoe bevoegde bestuursorgaan daar een besluit over heeft genomen. In voorkomend geval is het namelijk mogelijk dat een overeenkomst tot stand komt indien een opschortende voorwaarde is opgenomen in een concept overeenkomst. Zie uitspraak Hoge Raad 1 juni 2012 LJN BV1748. Onderhandelen met een opschortende voorwaarde van instemming van het bestuursorgaan moet dus vermeden worden. Bij de onderhandelingen dient te worden aangegeven dat pas een overeenkomst tot stand komt nadat het bevoegde bestuursorgaan daarover een besluit heeft genomen.

Artikel 8

De in dit artikel opgenomen ondertekeningsformules zijn een uitwerking van het voorschrift vervat in artikel 10:11 Awb, in welk artikel is bepaald dat in geval van ondertekeningsmandaat uit het besluit moet blijken dat het door het bestuursorgaan zelf genomen is. De gebruikte formules sluiten aan bij de door de gemeente Nuenen gehanteerde Schrijfwijzer.

Artikelen 9

Dit artikel regelt dat het college of de burgemeester altijd beslissen op ingediende bezwaarschriften.

Artikel 10

Dit artikel regelt dat van de in mandaat genomen besluiten op deugdelijke wijze verslag moet worden gedaan. Er worden geen specifieke eisen gesteld aan de verslaglegging, zoals het plaatsen in een apart register zoals in een buurgemeente wel gebeurt. Een vorm van verslaglegging is noodzakelijk om aan het bestuursorgaan desgewenst verantwoording te kunnen afleggen, zie ook artikel 10:6, tweede lid, Awb.

Artikel 11

Geeft aan dat ook de niet ondergeschikten zich aan de algemene bepalingen van dit mandaatbesluit moeten houden.

Artikel 12 tot en met 19

Het betreft grotendeels bestaande externe mandaten. In 2021 zijn externe mandaten toegevoegd aan de directeur van Dienst Dommelvallei voor aansprakelijkstellingen en aan de directeur van de gemeente Geldrop-Mierlo in verband met de uitvoering van BAG- en BGT-taken voor Nuenen door die gemeente. Op grond van artikel 20 blijven de bestaande externe mandaten van kracht. De externe mandaten dienen in verband met nieuwe wetgeving nader geactualiseerd te worden. Zo kunnen de Politiewet 2012 en de verdere regionalisering van de brandweer aanleiding zijn om bestaande externe mandaten te actualiseren.

Artikel 20

Uiteraard blijven rechtsgeldig genomen besluiten hun geldigheid behouden.

Artikel 21

Alle voor inwerkingtreding verleende mandaten, volmachten en machtigingen komen met de inwerkingtreding van dit besluit te vervallen, met uitzondering van de extern verleende mandaten en die over Treasury-management.

Artikel 22

Regelt dat tussentijdse wijzigingen van achterliggende regelgeving niet hoeven te leiden tot aanpassing van dit besluit. Uiteraard moet dit eventueel wel bij nieuwe regelgeving waarmee nieuwe bevoegdheden aan het college worden gegeven.

 

Naar boven