Gemeenteblad van Delft
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Delft | Gemeenteblad 2021, 24503 | Beleidsregels |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Delft | Gemeenteblad 2021, 24503 | Beleidsregels |
Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Delft houdende regels omtrent de bestuurlijke boete bij de Wet basisregistratie personen (Beleidsregel bestuurlijke boete basisregistratie personen gemeente Delft 2021)
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Delft besluit vast te stellen:
Het doel van deze beleidsregel is de burger te bewegen alsnog te voldoen aan zijn verplichtingen, zoals genoemd in de Wet basisregistratie personen (de artikelen 2.38, 2.39, 2.40 lid 5, 2.43 t/m 2.47, 2.50, 2.51 en 2.52).
Het college neemt dit besluit op grond van de Wet basisregistratie personen (artikel 4.17) en de Algemene Wet Bestuursrecht (titel 5.4).
Deze beleidsregel is vastgesteld in de vergadering van burgemeester en wethouders op 19-01-2021.
De secretaris,
De burgemeester,
Toelichting op de Beleidsregel bestuurlijke boete Wet basisregistratie personen gemeente Delft 2021
Sinds 6 januari 2014 geldt de Wet basisregistratie personen. Deze nieuwe wet vervangt de Wet Gemeentelijke Basisadministratie Personen (Wet GBA). De nieuwe wet biedt de gemeente een aantal nieuwe instrumenten voor de handhaving van de plichten die de burgers hebben op grond van de nieuwe wetgeving. Het gaat om onder meer tijdige aangifte van vestiging, verhuizing, emigratie, overleggen van bescheiden en voldoen aan de informatieplicht. Een en ander voor het borgen en/of verbeteren van de kwaliteit, integriteit en betrouwbaarheid van de gegevens in de basisregistratie.
Op grond van de Wet basisregistratie personen (artikel 4.2) wijst het college één of meer ambtenaren aan die belast zijn met het toezicht op de naleving van de verplichtingen door de burger (toezichthouders).
Om deze nieuwe taak te kunnen uitvoeren, heeft de toezichthouder een aantal bevoegdheden gekregen. Deze zijn vastgelegd in de Algemene wet bestuursrecht (artikel 5:15 tot en met 5:19). De toezichthouder mag deze bevoegdheden gebruiken als dat redelijkerwijs nodig is voor de vervulling van de taak.
Op grond van de Algemene wet bestuursrecht (artikel 5:20) is een ieder verplicht aan de toezichthouder de gevraagde medewerking te verlenen.
De gemeente zet toezichthouders in om de kwaliteit, integriteit en betrouwbaarheid van de in de basisregistratie opgenomen gegevens te kunnen borgen en/of verbeteren. Een ander instrument dat wij gaan inzetten is de mogelijkheid tot het opleggen van een bestuurlijke boete.
De bestuurlijke boete is een handhavingsinstrument in het bestuursrecht. Het is een boete die een bestuursorgaan of aangewezen toezichthouder kan opleggen voor een overtreding van een wettelijke regel. Het gaat hier om een zogenaamde punitieve sanctie. Dat wil zeggen: een sanctie die wordt opgelegd met het doel te bestraffen. De opgelegde sanctie is onvoorwaardelijk. Dat betekent dat de opgelegde boete niet kan worden ingetrokken of gewijzigd als de overtreder alsnog aan de verplichtingen voldoet. Tegen het opleggen van de bestuurlijke boete is wel bezwaar en beroep mogelijk.
Bij het opstellen van deze beleidsregel is rekening gehouden met de Algemene wet bestuursrecht (titel 5.4). In deze titel is onder meer bepaald wanneer een bestuurlijke boete kan worden opgelegd, hoe de boete wordt opgelegd en wanneer de opgelegde boete vervalt.
In dit artikel zijn de in de beleidsregel gebruikte begrippen nader gedefinieerd. De formulering sluit aan bij de wettelijke begripsomschrijvingen. Die zijn onverkort van toepassing.
Hoofdstuk II Doelstelling, bevoegdheden en mandatering
De Wet basisregistratie personen introduceert de mogelijkheid tot het opleggen van een bestuurlijke boete in het geval de burger bewust niet aan de verplichtingen als bedoeld in deze Wet voldoet. Het opleggen van de bestuurlijke boete is geen doel op zich. Het moet de burgers aanzetten tot het nakomen van de verplichtingen die deze Wet aan hen oplegt.
Daarom wordt altijd als blijkt dat de registratie niet overeenkomt met de werkelijke situatie formeel gevraagd om de registratie aan te passen. Hiervoor krijgt de betrokkene een periode van 2 weken. Heeft de betrokkene binnen deze twee weken de registratie aangepast naar de werkelijke situatie dan wordt geen verdere actie ondernomen.
Is de registratie niet aangepast dan kan de gemeente besluiten een boete op te leggen.
De mogelijkheid om een bestuurlijke boete op te leggen vervangt de strafbaarstelling via de weg van het strafrecht, die in de eerder in de Wet GBA was opgenomen.
De verplichtingen zoals deze momenteel in de Wet staan zijn onder andere:
Artikel 3: Bevoegdheden en mandatering
Een bestuurlijke boete kan alleen worden opgelegd als daarvoor een wettelijke basis is. De noodzakelijke wettelijke basis is de Wet basisregistratie personen (artikel 4.17).
Zoals blijkt uit dit artikel heeft het college de bevoegdheid een bestuurlijke boete op te leggen. Uit praktische overwegingen (snelheid, effectiviteit) is besloten de bevoegdheid te mandateren tot het niveau van afdelingshoofd en aangewezen toezichthouders.
Op grond van de Algemene wet bestuursrecht (artikel 5:43) kan één overtreding slechts éénmaal worden beboet. Als de burger geen aangifte doet van adreswijziging en vervolgens niet verschijnt als het college hem daartoe verplicht, dan zijn er in feite twee overtredingen begaan. Het kan echter buiten proportie zijn om dan twee boetes op te leggen. Overweging kan dan zijn om ‘slechts’ één boete op te leggen.
De bevoegdheid tot het opleggen van een bestuurlijke boete vervalt drie jaar nadat de overtreding is begaan (Algemene wet bestuursrecht, artikel 5:45). Het is dus van belang te bepalen op welke datum de overtreding van een verplichting op grond van de Wet basisregistratie personen is begaan.
Uitgangspunt is dat de overtreding wordt begaan op het moment dat het college constateert dat niet is voldaan aan de wettelijke verplichtingen. Na overtreding van de aangifteplicht, bijvoorbeeld, blijft de overtreding actueel. Elke dag dat de burger in gebreke blijft, overtreedt hij de Wet. De termijn schuift daarmee dus ook op.
In het geval de verplichtingen van de Wet basisregistratie personen rusten op de wettelijke vertegenwoordigers van minderjarigen tot 16 jaar of mensen die onder curatele staan, wordt de bestuurlijke boete opgelegd aan die wettelijk vertegenwoordiger(s) of de curator. De minderjarige, bijvoorbeeld, is niet bevoegd om zelf aangifte van verhuizing te doen, terwijl aan hem ook niet de verplichting tot het overleggen van (bron)documenten kan worden opgelegd. Die verplichtingen rusten op de wettelijke vertegenwoordiger of de curator. Het college kan hen aanspreken op deze verantwoordelijkheid, door het opleggen van een bestuurlijke boete.
Een bestuurlijke boete kan niet worden opgelegd aan een overtreder die al is overleden. In de Algemene wet bestuursrecht (artikel 5:42) staat dat de opgelegde boete vervalt als deze bij leven van de overtreder is opgelegd, maar voor inning van het opgelegde boetebedrag komt te overlijden.
Artikel 5: Verwijtbaarheid en bijzondere omstandigheden
Een bestuurlijke boete kan alleen worden opgelegd als er sprake is van verwijtbaar gedrag. De mate van verwijtbaarheid wordt volgens vaste jurisprudentie bepaald op grond van objectieve en subjectieve verwijtbaarheid.
Bij objectieve verwijtbaarheid gaat het om het handelen of nalaten van betrokkene. De vraag is dan of betrokkene feitelijk een wettelijke regel heeft overtreden.
Bij subjectieve verwijtbaarheid gaat het om de persoon zelf: wist of kon hij redelijkerwijs weten, dat hij een verplichting had moeten nakomen?
De mate waarin de gedragingen verwijtbaar zijn, beoordeelt het college op basis van de situatie op het moment waarop de verplichtingen hadden moeten worden nagekomen.
Of er sprake is van verwijtbaar gedrag moet blijken uit een dossier, op grond waarvan het college uiteindelijk een boete oplegt. Het is in verband met de bewijslast noodzakelijk dat feiten en omstandigheden worden vastgelegd. Onderdeel van het op te bouwen dossier is in ieder geval een rapportage van de toezichthouder over de overtreding (Algemene wet bestuursrecht, artikel 5:48).
Het nalaten van het vervullen van verplichtingen, al dan niet bewust, kan als verwijtbaar bestempeld worden. Aan de hand van feiten en omstandigheden kan bepaald worden in welke mate het niet voldoen aan de verplichtingen verwijtbaar is.
Het bestuursrecht maakt onderscheid tussen lage en hoge bestuurlijke boeten. Voor lage bestuurlijke boeten gelden minder voorschriften en administratieve regels dan voor hogere boeten. De grens ligt op € 340,00. Om onnodige administratieve lasten te voorkomen, heeft de wetgever voor het opleggen van boeten ingevolge de Wet basisregistratie personen gekozen voor een maximum boetebedrag van € 325,00.
In dit artikel is aangegeven in welke gevallen de maximumboete volgt. Dat is het geval:
Artikel 7: Valsheid in geschrifte
Er is sprake van valsheid in geschrifte wanneer iemand “een geschrift, dat bestemd is om als bewijs van enig feit te dienen, valselijk opmaakt of vervalst, met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken”.
Uit deze wettelijke definitie blijkt dat het om een schriftelijk document moet gaan, dat het een bewijsbestemming heeft, dat het valselijk is opgemaakt of vervalst met de intentie het als echt en onvervalst te gaan gebruiken.
Ook het opzettelijk gebruiken van een door iemand anders valselijk opgemaakt of vervalst geschrift is valsheid in geschrifte.
Bij een valse aangifte kan het college een bestuurlijke boete opleggen, vanwege overtreding van de aangifteplicht. Er moet dan wel rekening worden gehouden met de Algemene wet bestuursrecht (artikel 5:44). Als er naast het overtreden van de aangifteplicht ook sprake is van valsheid in geschrifte, moet de zaak eerst worden voorgelegd aan het Openbaar Ministerie (OM). Besluit het OM niet strafrechtelijk te vervolgen, dan kan alsnog een bestuurlijke boete worden opgelegd. Er moet in een dergelijk geval dus aangifte van valsheid in geschrifte bij de politie worden gedaan. Daarna moet overleg volgen met het OM: of strafvervolging of een gemeentelijke bestuurlijke boete. Op grond van genoemd artikel 5:44 mogen voor hetzelfde feit niet beide sancties worden opgelegd.
Artikel 8: Onvoorziene omstandigheden en afwijkingsbevoegdheid
Dit artikel geeft het college nog enige ‘speelruimte’. In een geval waarin deze beleidsregel niet voorziet, kan het college alsnog besluiten een bestuurlijke boete op te leggen. Op grond van het bepaalde in het tweede lid van dit artikel kan het college in geval van bijzondere omstandigheden echter ook besluiten om geen boete op te leggen, of het boetebedrag te matigen. Dat kan bijvoorbeeld zijn in het geval het niet voldoen aan de verplichtingen weliswaar verwijtbaar is, maar het opleggen van een boete vanuit onze gemeentelijke zorgplicht onwenselijk is.
Dit artikel spreekt voor zich.
De oplegging van de bestuurlijke boete is gebaseerd op de Wet basisregistratie personen. Genoemde Wet is op 6 januari 2014 in werking getreden. Deze beleidsregel gaat over de uitwerking van de vanaf die datum verkregen bevoegdheid. Na de publicatie past de gemeente Delft deze beleidsregel toe, waarbij de datum inwerkingtreding daarvoor bepalend is.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2021-24503.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.