Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Helmond houdende regels omtrent de toegang en eigen bijdrage van maatschappelijke opvang (Nadere regels toegang en eigen bijdrage maatschappelijke opvang gemeente Helmond 2021)

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Helmond;

 

gelet op de bepalingen in artikel 4.2.1 en artikel 6.2 lid 7 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Helmond 2020;

 

b e s l u i t :

 

Vast te stellen de Nadere regels toegang en eigen bijdrage maatschappelijke opvang Helmond 2021

 

Hoofdstuk 1 Begripsbepalingen

Artikel 1.1  

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    College: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Helmond;

  • b.

    Regio: een regionaal samenwerkingsverband van gemeenten welke gezamenlijk zorgdragen voor maatschappelijke opvang in de betreffende regio;

  • c.

    Bijstandsnorm: de van toepassing zijnde norm bedoeld in hoofdstuk 3 van de Participatiewet, exclusief vakantietoeslag. Hierbij wordt uitgegaan van de norm zoals deze op 1 januari van het kalenderjaar geldt;

  • d.

    Norm persoonlijke uitgaven: de van toepassing zijnde normbedragen exclusief vakantietoeslag ingevolge artikel 23 lid 1 van Participatiewet bij verblijf in een inrichting (het zak- en kleedgeld), vermeerderd met de premie voor de het basispakket van de zorgverzekering verminderd met de zorgtoeslag;

  • e.

    Instelling voor maatschappelijke opvang: instelling die onderdak en begeleiding biedt aan personen die de thuissituatie hebben verlaten en niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving;

  • f.

    Inkomen: het inkomen waarover cliënt beschikt, zoals beschreven in artikel 31 van de Participatiewet;

  • g.

    Melding: melding aan het college als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet;

  • h.

    Sociaal netwerk: personen uit de huiselijke kring of andere personen met wie de cliënt een sociale relatie onderhoudt;

  • i.

    Peelregio: Asten, Deurne, Gemert-Bakel, Helmond, Laarbeek, Someren;

  • j.

    Wet: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

  • k.

    Woonplaats: de gemeente waarvan de cliënt het jaar voorafgaand aan de melding hoofdzakelijk is ingeschreven als ingezetene in de zin van de Wet basisregistratie personen.

Alle andere begrippen die in deze nadere regels worden gebruikt en die hierboven niet nader zijn omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet, de Algemene wet bestuursrecht, alsmede andere wet- en regelgeving.

Hoofdstuk 2 Melding en (eerste) opvang

Artikel 2.1  

Een behoefte aan maatschappelijke opvang kan door of namens een cliënt bij het college worden gemeld.

Artikel 2.2  

In die situaties waarin terstond maatschappelijke opvang noodzakelijk is, beslist het college onverwijld tot verstrekking van een voorziening maatschappelijke opvang in afwachting van de uitkomst van het in artikel 3 bedoelde onderzoek en de aanvraag van de cliënt.

Artikel 2.3  

Indien het college niet onverwijld maatschappelijke opvang kan bieden waar dit wel terstond noodzakelijk is, treft de instelling voor maatschappelijke opvang maatregelen om onverwijld op een andere wijze of in een andere gemeente of regio tijdig te voorzien in de behoefte van de cliënt aan maatschappelijke opvang.

Hoofdstuk 3 Onderzoek

Artikel 3.1  

Het college vergewist zich met de cliënt wat de woonplaats was van de cliënt voor het ontstaan van dakloosheid.

Artikel 3.2  

Indien het college vaststelt dat de cliënt, voor het ontstaan van dakloosheid, woonachtig was in een bepaalde gemeente of regio, niet zijnde de Peelregio en hierover overeenstemming heeft met de bepaalde gemeente of regio kan het college de uitvoering van het onderzoek overlaten aan de bepaalde gemeente of regio, waarbij bij overdracht van eventuele informatie artikel 4 lid 4 van toepassing is

Artikel 3.3  

Indien het college de woonplaats van de cliënt voor het ontstaan van dakloosheid niet vaststelt of kan vaststellen, dan wel de uitvoering van het onderzoek niet wenst te laten uitvoeren door de gemeente of regio zoals bedoeld in lid 2 voert het college het onderzoek uit. Dit geldt ook indien het college niet tot overeenstemming komt met de in lid 2 bedoelde gemeente of regio.

Artikel 3.4  

Indien het college het onderzoek zelf uitvoert, kan zij de in lid 2 bedoelde gemeente of regio verzoeken om informatie ten behoeve van het onderzoek aan te leveren.

Artikel 3.5  

Het college onderzoekt in welke gemeente of regio een traject in de maatschappelijke opvang de grootste kans van slagen heeft, dat wil zeggen het meeste kan bijdragen aan de zelfredzaamheid en participatie (en daarmee het duurzaam herstel) van de cliënt.

Artikel 3.6  

Het college betrekt bij dit onderzoek in elk geval de wens van de cliënt. Verder dient het college ook in elk geval bij het onderzoek te betrekken:

 

  • a.

    of er factoren zijn in een gemeente of regio die de kans van slagen van een traject naar verwachting vergroten, zoals een sociaal netwerk welke een positieve invloed heeft of kan hebben op de zelfredzaamheid en participatie van de cliënt, en/of bestaand werk en/of dagbesteding en/of onderwijs van de cliënt en/of lopende hulpverlenings- of ondersteuningstrajecten.

  • b.

    of er factoren zijn in een gemeente of regio die de kans van slagen van een traject naar verwachting verkleinen, zoals een sociaal netwerk welke een negatieve invloed heeft of kan hebben op de zelfredzaamheid en participatie van de cliënt en/of actuele criminele activiteiten van de cliënt en/of maatregelen die opgelegd zijn aan de cliënt.

Artikel 3.7  

Indien, gedurende het onderzoek, blijkt dat een traject in de maatschappelijke opvang mogelijk of waarschijnlijk in een andere gemeente of regio de grootste kans van slagen heeft, dan betrekt het college deze gemeente bij het onderzoek.

Artikel 3.8  

Het onderzoek, zoals bedoeld in lid 3, wordt zo spoedig mogelijk, maar in elk geval binnen 2 weken uitgevoerd, tenzij er redenen zijn, buiten de invloed van het college, die dit onmogelijk maken.

Artikel 3.9  

De uitkomsten van het onderzoek worden vastgelegd in een onderzoeksverslag.

Artikel 3.10  

Indien het college, conform lid 2, de uitvoering van het onderzoek overgedragen heeft aan een bepaalde gemeente of regio, dan vergewist college zich van de uitkomsten van het onderzoek.

Hoofdstuk 4 Overdracht van cliënt en cliëntgegevens

Artikel 4.1  

Indien het college, op grond van het in artikel 3 lid 5 bedoelde onderzoek, van oordeel is dat de kans van slagen van een traject groter is in een andere gemeente of regio, dan neemt het college - in overleg met de cliënt - contact op met die andere gemeente of regio.

Artikel 4.2  

Deelt de andere gemeente of regio het oordeel van het college, zoals bedoeld in lid 1, dan vindt de overdracht van de cliëntgegevens én de cliënt onverwijld plaats. Dit tenzij met de andere gemeente of regio wordt overeengekomen dat het bijdraagt aan de kans van slagen van een traject, dat deze overdracht later plaatsvindt.

Artikel 4.3  

Tot aan het moment van daadwerkelijke overdracht van de cliënt blijft het college maatschappelijke opvang bieden, dan wel blijft de instelling voor maatschappelijke opvang andere maatregelen treffen om op een andere wijze te voorzien in de behoefte van de cliënt aan maatschappelijke opvang.

Artikel 4.4  

Het college draagt bij de overdracht alle noodzakelijke informatie over de cliënt, waaronder het onderzoeksverslag, over aan de andere gemeente of regio, in overleg met de cliënt.

Artikel 4.5  

Het college maakt met de andere gemeente of regio en de cliënt voorts concrete afspraken over:

 

  • de datum van overdracht;

  • welke aanbieder de cliënt maatschappelijke opvang, dan wel andere ondersteuning die in de behoefte van de cliënt aan maatschappelijke opvang voorziet, zal bieden in de andere gemeente of regio;

  • hoe het vervoer van de cliënt en eventuele reisbegeleiding plaatsvindt.

Artikel 4.6  

Indien de cliënt weigert medewerking te verlenen aan de in lid 2 bedoelde overdracht, kan het college overgaan tot weigering van de aanvraag tot een voorziening maatschappelijke opvang.

Hoofdstuk 5 Verschil van mening tussen gemeenten

Artikel 5.1  

Bij verschil van mening tussen de instelling voor maatschappelijke opvang en de andere gemeente of regio over de vraag welke gemeente of regio verantwoordelijk is voor het bieden van maatschappelijke opvang aan de cliënt spant het college zich maximaal in om tot een oplossing te komen.

Artikel 5.2  

Indien het college én de andere gemeente of regio niet tot een oplossing komen, kan de instelling voor maatschappelijke opvang het geschil voorleggen aan de commissie geschillen landelijke toegankelijkheid.

Artikel 5.3  

In afwachting van het oordeel van de in het tweede lid genoemde commissie blijft het college een voorziening maatschappelijke opvang bieden, dan wel op andere wijze voorzien in de behoefte van de cliënt aan maatschappelijke opvang.

Artikel 5.4  

Het college volgt in het geschil het oordeel van de in het tweede lid genoemde commissie.

Hoofdstuk 6 Vaststellen eigen bijdrage

Artikel 6.1  

Het college stelt de eigen bijdrage vast en int de eigen bijdrage van cliënten van de maatschappelijke opvang en vrouwenopvang.

Artikel 6.2  

Een cliënt van 18 jaar of ouder is gedurende het verblijf in de maatschappelijke opvang een bijdrage verschuldigd in de kosten van de opvang, uitgezonderd de kosten van begeleiding. De bijdrage geldt voor de volgende voorzieningen voor maatschappelijke opvang:

 

  • 24 uurs maatschappelijke opvang

  • 24 uurs vrouwenopvang, met uitzondering van vrouwen die vanwege veiligheid in een crisisplaats verblijven.

Het passantenverblijf kent een eigen systematiek voor de eigen bijdrage en valt buiten deze regels.

Artikel 6.3  

De bijdrage wordt bepaald per kalendermaand. De bijdrage is verschuldigd voor iedere dag of gedeelte van een dag, waarop de cliënt gebruik maakt van het aanbod van de instelling. Een gedeelte van een maand wordt naar rato van het aantal dagen berekend op basis van het werkelijke aantal dagen in de betreffende kalendermaand.

Artikel 6.4  

De eigen bijdrage, zoals bedoeld in 6.2, bedraagt het verschil tussen de van toepassing zijnde bijstandsnorm en de norm voor persoonlijke uitgaven, behoudens wat volgens deze nadere regels op de bijdrage in mindering mag worden gebracht. Indien bij gehuwden een van beide partners gebruik maakt van voltijd maatschappelijke opvang wordt bij het bepalen van de bijstandsnorm de regelgeving in de Participatiewet voor opname in een inrichting gevolgd.

Artikel 6.5  

Indien de instelling bij voltijd maatschappelijke opvang en vrouwenopvang aan de cliënt geen voeding verstrekt, wordt de eigen bijdrage verminderd met een bedrag voor voeding. Dit bedrag is gelijk aan het normbedrag dat het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (Nibud) berekent.

Artikel 6.6  

Voor cliënten die een studie volgen en studiefinanciering ontvangen, worden de studiekosten (instellingscollegekosten en noodzakelijk studiemateriaal) in mindering gebracht op de eigen bijdrage.

Artikel 6.7  

De hoogte van de bijdrage voor voltijdopvang maatschappelijke opvang en vrouwenopvang wordt jaarlijks op 1 januari opnieuw bepaald op basis van de dan geldende bijstandsnormen, de hoogte van de premie voor ziektekosten en de zorgtoeslag en de norm voor persoonlijke uitgaven. Het college hoeft hier geen nieuw besluit over te nemen, zonder nader besluit worden de bedragen automatisch aangepast op basis van deze nadere regels. Het college kan nadere regels stellen ten aanzien van de vaststelling van de eigen bijdrage middels een collegebesluit.

Artikel 6.8  

In het geval dat het werkelijk inkomen verminderd met de op basis van deze nadere regels bepaalde bijdrage minder bedraagt dan de norm voor persoonlijke uitgaven, wordt de bijdrage zodanig verminderd dat de norm voor persoonlijke uitgaven beschikbaar blijft.

Hoofdstuk 7 Bijzondere omstandigheden

Artikel 7.1  

Het college kan besluiten om de bijdrage in individuele gevallen te verminderen, als het op basis van de persoonlijke omstandigheden de hoogte van de bijdrage onredelijk vindt.

Hoofdstuk 8 Monitoren

Artikel 8.1  

De instelling voor maatschappelijke opvang registreert het aantal aanvragen, het aantal toelatingen en het aantal afwijzingen alsmede de ontvangen eigen bijdrage.

Hoofdstuk 9 Inwerkingtreding en citeertitel

Artikel 9.1  

Deze nadere regels treden in werking op 1 juli 2021.

Artikel 9.2  

Deze nadere regels worden aangehaald als: Nadere regels toegang en eigen bijdrage maatschappelijke opvang gemeente Helmond 2021.

Besloten in de vergadering van 6 juli 2021;

Burgemeester en wethouders van Helmond,

De burgemeester,

mevr. P.J.G.M. Blanksma - van den Heuvel

de secretaris,

H.J. de Ruiter

Naar boven