Verordening van de raad van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk houdende regels voor participatie en inspraak bij de voorbereiding, de uitvoering en de evaluatie van gemeentelijk beleid en voor het uitdaagrecht voor ingezetenen en maatschappelijke initiatieven (Participatieverordening gemeente Bodegraven-Reeuwijk 2021)

 

De raad van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk;

 

gelezen het voorstel van de Tijdelijke Raadscommissie Participatieverordening;

 

gelet op artikel 150 van de Gemeentewet;

 

besluit:

 

vast te stellen de volgende verordening:

 

Participatieverordening gemeente Bodegraven-Reeuwijk 2021

 

Hoofdstuk 1. Inleidende bepalingen

 

Artikel 1. Onderwerp verordening

Deze verordening regelt de betrokkenheid van bewoners bij de ontwikkeling – mede omvattend de voorbereiding, uitvoering en evaluatie - van gemeentelijk beleid en de rol van het college van burgemeester en wethouders en de gemeenteraad in deze processen. Deze verordening is daarnaast van toepassing op de manier waarop de gemeente reageert of ondersteuning biedt aan initiatieven van inwoners, maatschappelijke organisaties, of andere betrokkenen.

 

Artikel 2. Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    inspraak: een door of namens een bestuursorgaan georganiseerde gelegenheid voor inwoners, bedrijven en andere belanghebbenden om hun mening over beleidsvoornemens te geven en daarover toelichting te geven en van gedachten te wisselen voorafgaand aan de definitieve besluitvorming door de gemeenteraad, of door het college van burgemeester en wethouders of door de burgemeester;

  • -

    inwonerparticipatie: het op initiatief van de gemeente betrekken van inwoners, bedrijven en andere belanghebbenden bij de ontwikkeling, uitvoering en evaluatie van beleid, projecten en programma’s. Inwonerparticipatie kan de vorm aannemen van informeren, raadplegen, adviseren, coproduceren en meebeslissen;

  • -

    overheidsparticipatie: de manier waarop de gemeente ondersteuning of een bijdrage geeft aan publieksinitiatieven van inwoners, maatschappelijke organisaties, bedrijven of andere belanghebbenden. Deze ondersteuning kan de vorm aannemen van loslaten, stimuleren, faciliteren, regisseren en reguleren;

  • -

    participatie: het betrekken van inwoners, bedrijven en andere belanghebbenden bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van gemeentelijk beleid of gemeentelijke plannen, alsmede (het door de gemeente ondersteunen van) publieksinitiatieven van inwoners, bedrijven en andere belanghebbenden met impact op de lokale samenleving;

  • -

    publieksinitiatief: initiatieven van inwoners, maatschappelijke organisaties of bedrijven, of een combinatie daarvan;

  • -

    uitdaagrecht: het recht op het overnemen van taken van de gemeente.

 

Artikel 3. Doelstelling en reikwijdte

  • 1.

    Deze verordening beoogt de kwaliteit van lokale democratische processen te vergroten, de samenwerking tussen gemeente en bewoners te versterken en helderheid te scheppen over proces en rolverdeling.

  • 2.

    Inwonerparticipatie en/of inspraak wordt in beginsel toegepast wanneer het te verwachten is dat er belanghebbenden zijn die in aanzienlijke mate geraakt zullen worden door het betreffende beleid of besluit, ofwel wanneer te verwachten is dat betrokken bewoners of experts over relevante ervaringskennis of inzichten beschikken die bruikbaar zijn bij de ontwikkeling van het beleid of besluit.

  • 3.

    Inwonerparticipatie en/of inspraak wordt in beginsel niet toegepast:

    • a.

      als dit bij of krachtens wettelijk voorschrift is uitgesloten of indien er sprake is van uitvoering van regelingen van hogere overheden waarbij de gemeente geen ruimte heeft om eigen afwegingen te maken;

    • b.

      ten aanzien van een beleidsvoornemen dat uitsluitend of hoofdzakelijk betrekking heeft op interne of organisatorische aangelegenheden van de gemeente;

    • c.

      als dit betrekking heeft op de begroting, de rekening, de tarieven voor gemeentelijke dienstverlening en belastingen als bedoeld in hoofdstuk XV van de Gemeentewet.

  • 4.

    Participatie, inspraak en uitdaagrecht wordt uitsluitend verleend aan inwoners, andere belanghebbenden en bedrijven of organisaties die lokaal van belang zijn of een lokaal belang hebben.

  • 5.

    Deze verordening is niet van toepassing op inwonerparticipatie of andere initiatieven van inwoners en bedrijven die al zijn geregeld in andere al dan niet gemeentelijke verordeningen, regelgeving of procedures.

  • 6.

    De gemeente geeft structureel inzicht in de gemeentelijke plannen, in het bijzonder voor de wijken en dorpen, zodat bewoners tijdig invloed kunnen uitoefenen.

  • 7.

    Het college van burgemeester en wethouders neemt elk jaar een participatieparagraaf op in de begroting waarin de speerpunten voor participatie in het komend jaar benoemd worden.

 

Hoofdstuk 2. Inwonerparticipatie

 

Artikel 4. Participatieproces

  • 1.

    Het bestuursorgaan stelt bij de start van elk participatieproces vast op welke manier inwonerparticipatie wordt toegepast. Indien inwonerparticipatie wordt toegepast, neemt het bestuursorgaan in beginsel over de volgende punten een besluit:

    • a.

      het doel en de intentie van de participatie;

    • b.

      het niveau van de participatie, waarbij een keuze wordt gemaakt uit: informeren, raadplegen, adviseren, coproduceren of meebeslissen, of een combinatie hiervan;

    • c.

      de kernvragen, de beïnvloedingsruimte en/of de inhoudelijke, financiële, procedurele en overige kaders voor de participatie en de wijze waarop deze kaders vooraf met de deelnemers worden gecommuniceerd;

    • d.

      de wijze waarop en het tijdvak waarin de deelnemers hun inbreng kunnen leveren;

    • e.

      de wijze waarop democratische waarden zoals inclusie en transparantie in het proces worden gewaarborgd;

    • f.

      de begroting van de kosten van het participatieproces;

    • g.

      de wijze waarop de inbreng van bewoners zal doorwerken in de besluitvorming als bepaald in artikel 5.

  • 2.

    Het bestuursorgaan maakt voor de start van het publieksparticipatieproces het voornemen hiertoe bekend op de voor dat proces geschikte wijze.

  • 3.

    Indien omstandigheden het noodzakelijk maken om de kaders bedoeld in het eerste lid, onder c, of de inrichting van het proces aan te passen, zorgt het bestuursorgaan ervoor dat deelnemers hierover zo snel mogelijk worden geïnformeerd.

  • 4.

    Bij inwonerparticipatie bij de voorbereiding van een raadsvoorstel informeert het college van burgemeester en wethouders de gemeenteraad zo snel mogelijk door toezending van het in het eerste lid bedoelde besluit.

  • 5.

    Het college van burgemeester en wethouders kan voor specifieke beleidsterreinen nadere regelingen treffen.

 

Artikel 5. Besluitvorming participatieproces

  • 1.

    Het bestuursorgaan maakt voorafgaand aan de start van het participatieproces bekend op welke wijze de gemeente zal omgaan met de uitkomsten van het participatieproces en op welke wijze de besluitvorming zal plaatsvinden en kiest daarbij uit de volgende mogelijkheden:

    • a.

      het bestuursorgaan neemt kennis van de uitkomsten van het participatietraject en zal nader afwegen of en in welke mate deze kunnen worden meegenomen in de politieke besluitvorming;

    • b.

      het bestuursorgaan beschouwt de adviezen en conclusies uit het participatietraject als een zwaarwegend uitgangspunt bij politieke besluitvorming;

    • c.

      het bestuursorgaan neemt de adviezen en conclusies uit het participatietraject over mits deze passen binnen de vooraf gestelde inhoudelijke, financiële en procedurele kaders;

    • d.

      gemeente, bewoners en betrokken organisaties treden in nader overleg teneinde de uitkomsten van het participatieproces om te zetten in een convenant of samenwerkingsovereenkomst waarin zij de gemaakte afspraken vastleggen.

  • 2.

    Het bestuursorgaan kan na afloop van het participatieproces in uitzonderlijke gevallen van de op grond van het eerste lid gemaakte keuze afwijken, bijvoorbeeld omdat het participatietraject sterk uiteenlopende visies opleverde, omdat betrokken belangen onvoldoende zijn meegewogen of omdat de participatie leidde tot nieuwe ideeën en inzichten die op gespannen voet staan met de vooraf gestelde kaders. De afwijking van de uit hoofde van het eerste lid gemaakte keuze wordt expliciet gemotiveerd en gecommuniceerd aan de deelnemers aan het participatietraject.

 

Artikel 6. Eindverslag participatieproces

  • 1.

    Ter afronding van het participatieproces, zoals bedoeld in het voorgaande artikel maakt het bestuursorgaan een eindverslag op. Het eindverslag bevat in elk geval:

    • a.

      een overzicht van het gevolgde participatieproces op hoofdlijnen;

    • b.

      een weergave van de belangrijkste uitkomsten van het participatieproces;

    • c.

      de reactie van de gemeente op deze uitkomsten en de wijze waarop de gemeente de inbreng heeft benut bij de uitwerking van het beleidsvoorstel of uitvoeringsplan;

    • d.

      een beknopte evaluatie van het participatieproces met de belangrijkste geleerde lessen.

  • 2.

    Het bestuursorgaan maakt het eindverslag openbaar.

  • 3.

    Het college van burgemeester en wethouders brengt het eindverslag ter kennis van de raad indien het participatie bij een raadsvoorstel betreft.

 

Hoofdstuk 3. Inspraak

 

Artikel 7. Inspraakprocedure

  • 1.

    Inspraak bij het college van burgemeester en wethouders en bij de burgemeester vindt plaats overeenkomstig afdeling 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid kunnen het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester een andere inspraakprocedure vaststellen.

  • 3.

    Inspraak bij de gemeenteraad vindt plaats overeenkomstig de inspraakprocedure zoals deze in de bijlage bij deze verordening is opgenomen.

 

Hoofdstuk 4. Overheidsparticipatie

 

Artikel 8. Toepassen overheidsparticipatie

  • 1.

    Overheidsparticipatie wordt toegepast indien naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders het publieksinitiatief past binnen de kaders van het gemeentelijk beleid en bijdraagt aan de doelstellingen van het gemeentelijk beleid, en/of anderszins een positieve maatschappelijke bijdrage levert aan de lokale samenleving.

  • 2.

    Het college van burgemeester en wethouders kan aan de overheidsparticipatie vooraf de voorwaarde verbinden dat inwoners, bedrijven en andere direct belanghebbenden in voldoende mate bij het publieksinitiatief worden betrokken.

  • 3.

    Het college van burgemeester en wethouders kan afzien van overheidsparticipatie aan publieksinitiatieven als er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat:

    • a.

      het initiatief doelstellingen beoogt die in strijd zijn met de wet of het algemeen belang;

    • b.

      het een onderwerp betreft dat niet behoort tot de bevoegdheid van de gemeente of de uitvoering van besluiten van hogere bestuursorganen waaromtrent de gemeente geen beleidsvrijheid heeft;

    • c.

      er sprake is van onvoldoende draagvlak voor het initiatief bij omwonenden, belanghebbenden of de betrokken inwoners;

    • d.

      het initiatief naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders op financiële, juridische of praktische gronden niet haalbaar is;

    • e.

      het een onderwerp betreft waartegen een bezwaar- of beroepsprocedure in de zin van hoofdstuk 7 van de Algemene wet bestuursrecht openstaat of onderwerpen waarover de burgerlijke rechter is gevraagd een oordeel uit te spreken;

    • f.

      een onderwerp dat overwegend het privébelang van de indiener dient.

  • 4.

    Als het college van burgemeester en wethouders besluit om overheidsparticipatie toe te passen, kan het besluiten het publieksinitiatief te ondersteunen door middel van:

    • a.

      het (eventueel tijdelijk) ter beschikking stellen van ruimtes of huisvesting;

    • b.

      het beschikbaar stellen van een aanjaagbudget, subsidie of andere financiële middelen;

    • c.

      de inzet van ambtelijke expertise, netwerken of ondersteuning;

    • d.

      andere vormen van ondersteuning.

  • 5.

    De besluiten van het college van burgemeester en wethouders om wel of niet overheidsparticipatie toe te passen, sturen zij, inclusief het publieksinitiatief, aan de gemeenteraad.

  • 6.

    Het college van burgemeester en wethouders informeert de indiener van het publieksinitiatief over het besluit om wel of niet overheidsparticipatie toe te passen.

 

Hoofdstuk 5. Uitdaagrecht

 

Artikel 9. Toepassen uitdaagrecht

  • 1.

    De gemeente biedt inwoners en maatschappelijke initiatieven de mogelijkheid een voorstel te doen om de uitvoering van gemeentelijke taken over te nemen.

  • 2.

    Het college van burgemeester en wethouders wijst inwoners en maatschappelijke groeperingen erop dat zij een voorstel kunnen indienen om de uitvoering van (delen van) gemeentelijke taken over te nemen.

  • 3.

    Een voorstel met betrekking tot het uitdaagrecht wordt bij het college van burgemeester en wethouders ingediend en omvat in ieder geval de volgende onderdelen:

    • a.

      omschrijving van de taak die de indiener wil overnemen;

    • b.

      uitleg waarom of hoe de indiener dat beter en goedkoper kan;

    • c.

      duidelijkheid over de betrokkenheid, kennis of ervaring van de indiener;

    • d.

      indicatie van het draagvlak onder belanghebbende inwoners;

    • e.

      raming van de kosten die aan de uitvoering van de taak verbonden zijn;

    • f.

      omschrijving van de manier waarop de indiener met de gemeente wil samenwerken of ondersteuning nodig heeft;

    • g.

      inzicht in hoe de indiener garant staat voor de kwaliteit en de uitvoering van de taak op de langere termijn;

    • h.

      ondertekening door tenminste drie inwoners.

  • 4.

    Elk voorstel wordt getoetst aan de in lid 3 van dit artikel genoemde onderdelen.

  • 5.

    Het bestuursorgaan wijst een voorstel af indien onvoldoende aannemelijk wordt gemaakt dat het initiatief voldoet aan de in lid 3 genoemde voorwaarden, of indien zij overname van de gemeentelijke taak om andere redenen onwenselijk vindt.

  • 6.

    Indien het voorstel wordt overgenomen, voorziet het bestuursorgaan de indiener van gepaste ondersteuning. De gemaakte afspraken over o.a. de taken, het resultaat, het budget en de looptijd worden vastgelegd in een overeenkomst. Daarin kunnen ook zaken als rechtspersoonlijkheid en aansprakelijkheid worden vastgelegd.

  • 7.

    Het college van burgemeester en wethouders geeft aan de indiener binnen acht weken een eerste reactie op het voorstel. Het uiteindelijke besluit van het college van burgemeester en wethouders wordt gemotiveerd aan de indieners gestuurd.

  • 8.

    Het college van burgemeester en wethouders informeert de gemeenteraad binnen vier weken over een binnengekomen voorstel. Het uiteindelijke besluit van het college van burgemeester en wethouders wordt gemotiveerd aan de gemeenteraad gestuurd.

 

Hoofdstuk 6. De gemeenteraad

 

Artikel 10. Behandeling in de raad

  • 1.

    De besluiten van het college van burgemeester en wethouders ten aanzien van honorering, gedeeltelijke honorering of afwijzing van publieksinitiatieven als bedoeld in artikel 8 (Overheidsparticipatie) of artikel 9 (Uitdaagrecht) worden binnen 60 dagen na toezending aan de gemeenteraad in een openbare raadsvergadering besproken.

  • 2.

    Indien de gemeenteraad de toegezonden publieksinitiatieven inhoudelijk wil behandelen, zal de voorzitter van de raad de initiatiefnemers schriftelijk uitnodigen voor de vergadering waarvoor het publieksinitiatiefvoorstel is geagendeerd. De initiatiefnemers hebben tijdens deze vergadering de gelegenheid om het initiatief mondeling toe te lichten en eventuele vragen uit de raad te beantwoorden. De voorzitter van de raad kan een of meer initiatiefnemers of de vertegenwoordiger toestemming geven om deel te nemen aan de beraadslaging in de raad over het initiatief.

  • 3.

    Het eerste en tweede lid van dit artikel zijn van overeenkomstige toepassing op de behandeling van het initiatief in een raadscommissie.

  • 4.

    Het college van burgemeester en wethouders stelt de initiatiefnemers binnen twee weken na de datum van de raadsvergadering waarin besluitvorming over het publieksinitiatief heeft plaatsgevonden schriftelijk in kennis van het besluit dat de raad heeft genomen. Indien de raad geheel of gedeeltelijk afwijkt van het publieksinitiatief noemt het college van burgemeester en wethouders de redenen daarvoor.

  • 5.

    Zo spoedig mogelijk nadat de raad over het publieksinitiatiefvoorstel een besluit heeft genomen wordt dit besluit bekendgemaakt door kennisgeving van het besluit of van de zakelijke inhoud ervan in het gemeenteblad.

  • 6.

    Indien de raad geheel of gedeeltelijk overeenkomstig het publieksinitiatief besluit, overlegt het college van burgemeester en wethouders binnen twee weken na de raadsvergadering waarin de besluitvorming over het publieksinitiatief heeft plaatsgevonden met de initiatiefnemers over de verdere uitvoering van het besluit.

  • 7.

    De gemeenteraad bespreekt jaarlijks een overzicht van ingediende initiatieven en de wijze waarop de gemeente gereageerd heeft op deze initiatieven.

 

Hoofdstuk 7. Kernendemocratie

 

Artikel 11. Dorps- en wijkdemocratie

Gereserveerd.

 

Hoofdstuk 8. Omgevingswet

 

Artikel 12. Omgevingsplan en omgevingsvergunning

  • 1.

    Vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet vindt participatie over omgevingsplannen en omgevingsvergunningen plaats overeenkomstig het bepaalde bij en krachtens de Omgevingswet.

  • 2.

    Het college van burgemeester en wethouders stelt een leidraad vast waarin wordt aangegeven welke vormen van participatie kunnen worden toegepast in daarbij aangewezen gevallen.

  • 3.

    De gemeenteraad stelt een lijst vast met categorieën van gevallen die in strijd met het omgevingsplan zijn en waarbij participatie verplicht is. De indiener van de aanvraag omgevingsvergunning dient de participatie te organiseren of is daarvoor verantwoordelijk.

  • 4.

    De gemeenteraad stelt een lijst vast met categorieën van gevallen waarvoor geldt dat, indien het voornemen bestaat hierover een anterieure overeenkomst te sluiten, het college van burgemeester en wethouders met de gemeenteraad overlegt over de kaders en de wijze waarop participatie van toepassing is.

 

Hoofdstuk 9. Evaluatie en monitoring

 

Artikel 13. Evaluatie en monitoring

  • 1.

    De uitvoering van deze verordening wordt eenmaal per jaar geëvalueerd. Het college van burgemeester en wethouders zendt hiertoe een verslag aan de raad en bespreekt dit met de raad.

  • 2.

    Ten behoeve van de evaluatie verzamelt het college van burgemeester en wethouders systematisch informatie over de wijze waarop participatieprocessen zijn georganiseerd, het aantal betrokken bewoners, de rolinvulling door raad en college, het resultaat van de participatie, de belangrijkste ervaringen en geleerde lessen en de werking van deze verordening.

 

Hoofdstuk 10. Overgangs- en slotbepalingen

 

Artikel 14. Intrekken oude verordening

De Inspraakverordening gemeente Bodegraven-Reeuwijk 2011 wordt ingetrokken.

 

Artikel 15. Overgangsbepaling

Op inspraakprocedures die voortvloeien uit besluiten genomen voor de inwerkingtreding van deze verordening, blijven de bepalingen van de in artikel 14 genoemde verordening van toepassing.

 

Artikel 16. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na die van de bekendmaking.

 

Artikel 17. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Participatieverordening gemeente Bodegraven-Reeuwijk 2021.

 

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk, gehouden op 14 juli 2021.

 

De griffier,

drs. J.H. Rijs MMC

 

 

Bijlage als bedoeld in artikel 7, derde lid, van de Participatieverordening gemeente Bodegraven-Reeuwijk 2021

 

Inspraakprocedure

 

Deze inspraakprocedure is een uitwerking van artikel 7, derde lid, van de verordening. De opzet is om inspraak zo laagdrempelig mogelijk te maken voor inwoners en belanghebbenden. Daaraan wordt tegemoet gekomen door geen restricties aan te brengen in de onderwerpen waarover kan worden ingesproken mits het gaat over een onderwerp dat gemeentelijk beleid raakt.

Insprekers kunnen zich tot uiterlijk 36 uur vóór aanvang van de inspraakbijeenkomst aanmelden via de gemeentelijke griffie. Het moment van aanmelding wordt door de griffie genoteerd.

 

Definities

Raad: de gemeenteraad.

Inspraakprocedure: de wijze waarop de inspraak gestalte wordt gegeven.

Beleidsvoornemen: het voornemen van het bestuursorgaan tot het vaststellen of wijzigen van beleid.

Belanghebbende: de (rechts)persoon die door (het ontbreken van) beleid of besluitvorming van de raad in zijn belang wordt geraakt.

 

Voorbereiding

Een inspreker wordt vooraf geïnformeerd over de inspraakprocedure en eventueel door de griffie gewezen op andere, wellicht meer geschikte manieren om het onderwerp onder de aandacht van de raad te brengen.

 

Onderwerp van de inspraakprocedure

De voorzitter van de raad besluit of toegestemd wordt met de inspraak. In principe volgt altijd toestemming tenzij het een onderwerp betreft waarover de raad niet bevoegd is beleid te wijzigen of te vormen of wanneer er sprake is van herhaling (ne bis in idem). De raad wordt geïnformeerd over de afwijzing en de motivering daarvan.

 

Inspraakgerechtigden

Inspraak wordt verleend aan inwoners en/of belanghebbenden.

Wanneer meer insprekers hetzelfde gezichtspunt naar voren willen brengen, wordt het aantal insprekers gemaximeerd op drie in overleg met de griffie.

Wanneer een inspreker (mede) namens anderen inspreekt, dient een lijst te worden overlegd met naam, adres en handtekening(en).

 

Locatie van de inspraakbijeenkomst

De inspraakbijeenkomst vindt plaats in zo laagdrempelig mogelijke setting, zoals de trouwzaal van het gemeentehuis. Bij voorkeur vindt de bijeenkomst bij toerbeurt in één van de kernen van Bodegraven-Reeuwijk plaats, mits de kosten van het opnemen en uitzenden van de bijeenkomst beperkt blijven.

 

Deelnemers van een inspraakbijeenkomst

Naast een voorzitter, notulist en inspreker(s) wordt iedere raadsfractie in principe door één raads- of commissielid vertegenwoordigd bij een inspraakonderwerp, zodat een gesprek tussen de inspreker(s) en de afvaardiging van de raad wordt bevorderd. Een raadsfractie kan per onderwerp kiezen welk raads- of commissielid achter de tafel plaatsneemt. De wethouder(s) die het inspraakonderwerp in portefeuille heeft/hebben, is/zijn in principe als toehoorder aanwezig.

 

De inspraak

De inspreker krijgt ongeveer vijf minuten de tijd om in te spreken, waarna er ruimte is om het gesprek aan te gaan met de raads- en/of commissieleden. Daarvoor wordt ongeveer tien minuten uitgetrokken. Bij meer insprekers over hetzelfde onderwerp kan de voorzitter besluiten het gesprek aan te gaan nadát alle insprekers hebben gesproken. Het is aan de voorzitter dit gesprek binnen een ordentelijke periode af te ronden.

De reacties/vragen van de raads- of commissieleden kunnen betrekking hebben op verheldering of het voornemen het onderwerp te agenderen voor een commissie- of raadsvergadering. Er worden geen toezeggingen gedaan over de inhoud van de inspraak.

 

Verslaglegging

Ter afronding van de inspraak maakt het bestuursorgaan een verslag.

Het bestuursorgaan maakt het verslag op de gebruikelijke wijze openbaar. Indien het bestuursorgaan een besluit heeft genomen over het thema waarover ingesproken is, worden de insprekers over dit besluit geïnformeerd.

 

Naar boven