Gemeenteblad van Delft
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Delft | Gemeenteblad 2021, 239485 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Delft | Gemeenteblad 2021, 239485 | beleidsregel |
Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Delft houdende regels omtrent de bijzondere bijstand (Beleidsregels bijzondere bijstand 2021)
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Begrippen die in deze beleidsregel worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet.
Artikel 10 Buitengewone kosten
Indien er sprake is van buitengewone kosten kan er door het college een correctie worden toegepast op de in aanmerking te nemen draagkrachtruimte. Hierbij kan gedacht worden aan:
Artikel 11 Berekening draagkracht
In artikel 7, eerste lid is de ondergrens van de draagkracht vastgesteld. In artikel 10 worden kosten aangemerkt die op worden meegenomen bij de vaststelling van de draagkrachtruimte. De draagkrachtruimte wordt als volgt vastgesteld:
Artikel 12 Lasten die de jaardraagkracht verder verlagen
Op de draagkracht, zoals deze is bedoeld in artikel 9, worden noodzakelijke kosten in mindering gebracht, die men gelet op de individuele omstandigheden, niet uit het inkomen kan voldoen. Dit zijn kosten waarvoor uit de bijstand of een andere voorziening geen tegemoetkoming wordt ontvangen.
Hoofdstuk 3 Bijzondere bijstand voor 18, 19 en 20 jarigen.
Artikel 13 Verhaal op ouder(-s)
Gelet op de ouderlijke onderhoudsplicht wordt bijzondere bijstand ten behoeve van 18, 19 en 20 jarigen indien mogelijk verhaald op de ouders, conform paragraaf 6.5 van de Participatiewet, en conform de beleidsregel verhaal 2015.
Hoofdstuk 4 Bijzondere bijstand voor woonkosten
Artikel 16 Woonkostentoeslag bij een huurwoning
Voor een huurwoning bestaat de mogelijkheid bijzondere bijstand in de vorm van een tijdelijke woonkostentoeslag aan te vragen. Deze kan worden toegekend als wegens te hoge huur geen recht bestaat op een huurtoeslag. Voor het vaststellen van de woonkostentoeslag wordt aangesloten bij de systematiek van de Wet op de huurtoeslag.
Voor een periode van drie maanden kan een toeslag worden verstrekt ter overbrugging mits de betrokkene zich heeft ingeschreven als woningzoekende met voorrangsverklaring. De woonkostentoeslag wordt aangevuld met het volledige bedrag aan huur boven de huurgrens. De periode van drie maanden kan verlengd worden indien betrokkene aantoonbaar inspanningen verricht een woning te krijgen die wel recht geeft op een huurtoeslag.
Artikel 18 Verhuisplicht bij een koopwoning
Indien er sprake is van woonkosten die hoger zijn dan de maximale huurgrens zoals deze is vastgesteld in de Wet op de huurtoeslag, kan het college de aanvrager verplichten te verhuizen naar een goedkopere woning om voor een woonkostentoeslag in aanmerking te komen.
Hoofdstuk 5 Bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen
Artikel 20 Onvoldoende reservering
Indien de belanghebbende zwaar verwijtbaar onvoldoende heeft gereserveerd is er sprake van een ernstig tekortschietend besef van verantwoordelijkheid zoals genoemd in artikel 18, tweede lid van de Participatiewet. Er wordt dan geen bijstand verleend voor dat deel waarvoor de belanghebbende had moeten reserveren, tenzij bijzondere omstandigheden hiertoe dwingen.
Artikel 23 Aanvullende verzekering als voorliggende voorziening
Indien de belanghebbende niet aanvullend verzekerd is zoals genoemd in het eerste lid, en de vergoeding daardoor lager is of totaal ontbreekt, is sprake van een ongenoegzaam besef van verantwoordelijkheid. De niet verkregen bijdrage uit de aanvullende verzekering wordt dus niet vergoed. Uitzondering hierop vormt een aanvrager die, buiten diens schuld om, niet aanvullend verzekerd is.
Indien de toepassing van deze beleidsregel lijdt tot onbillijkheden van overwegende aard dan kan het college besluiten ten gunste van de betrokkene af te wijken van deze beleidsregel.
Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van Delft d.d. 13 juli 2021 en bekendgemaakt in de Stadskrant.
burgemeester
secretaris
Bijzondere bijstand is een vorm van inkomensondersteuning, geregeld in de Participatiewet. Uit de tekst van artikel 35 van de wet vallen een aantal criteria af te leiden die bepalend zijn van het vaststellen van het recht op bijzondere bijstand.
Ten eerste moet het gaan om noodzakelijke kosten. De noodzaak wordt hierbij bepaald door het college. Het moet ook gaan om kosten die daadwerkelijk zijn gemaakt. Een andere bepaling is dat het inkomen van de betrokkene onvoldoende is om zelf in deze kosten te kunnen voorzien. De verwijzing naar inkomen (en dus niet uitkering) betekent dat iedereen recht kan hebben op bijzondere bijstand, ongeacht het type inkomen. Een vierde criterium is dat er sprake moet zijn van bijzondere individuele omstandigheden. En tot slot nog: de kosten niet vergoed door een voorliggende voorziening (art. 15 Participatiewet)
De wet geeft niet aan voor welke kosten bijzondere bijstand kan worden verleend. Artikel 14 geeft aan aantal kostensoorten waarvoor in ieder geval geen bijstand kan worden verleend, zoals boetes, alimentatieverplichtingen, toegebrachte schade of bepaalde medische kosten (ontwikkelingsgeneeskunde). Verder geeft artikel 13 eerste lid onder g aan dat in principe geen bijstand wordt verleend voor schulden.
Dit betekent dat eigenlijk voor heel veel kosten bijzondere bijstand kan worden gevraagd als maar voldaan wordt aan de bovenstaande criteria. Tegelijk biedt de wet ook de mogelijkheid om in het geval van zeer dringende redenen toch bijstand te verlenen (art. 16 participatiewet).
De genoemde criteria zijn duidelijk. Om voor de meest voorkomende aanvragen bijzondere bijstand richtlijnen te bieden voor de uitvoering is dit vertaald deze beleidsregel. Voor de meest voorkomende kostensoorten is door het college een normenlijst vastgesteld.
Met het van kracht worden van de Participatiewet zijn de mogelijkheden om categoriaal bijzondere bijstand te verlenen verder beperkt. Alleen een collectieve aanvullende verzekering als categoriale verstrekking is nog mogelijk. Alle overige vormen van bijzondere bijstand moeten individueel worden getoetst. Voor de collectieve aanvullende verzekering is een aparte beleidsregel beschikbaar.
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Dit artikel behoeft geen verdere toelichting
Artikel 2: Noodzakelijke kosten
Met dit artikel wordt een verdere invulling gegeven aan het begrip noodzakelijke kosten. Belangrijk hierbij is dat als besloten wordt bijzondere bijstand voor bepaalde kosten te verlenen, dit geschiedt op basis van de goedkoopste adequate wijze.
Artikel 3 Terugwerkende kracht
In beginsel moet bijzondere bijstand aangevraagd worden voordat de kosten zijn gemaakt. Immers, alleen op die manier is een juiste inschatting te maken van de noodzaak, de omstandigheden van de betrokkene etc. Dit is echter niet altijd mogelijk. Het college accepteert dat een aanvraag bijzondere bijstand achteraf (maximaal 6 maanden) wordt ingediend. Wel moet zij kunnen vaststellen dat de kosten op dat moment noodzakelijk waren en dat de betrokkene in bijstandsbehoeftige omstandigheden verkeerde. Is dat niet mogelijk, dan wordt de aangevraagde bijstand niet verleend.
Artikel 4 Strekking van deze beleidsregels
Voor hel veel kostensoorten kan bijzondere bijstand worden verstrekt mits aan de voorwaarden is voldaan. In deze beleidsregel worden verschillende kostensoorten benoemd. Dit is echter niet limitatief. Voor veel voorkomende kostensoorten is een normenlijst aan vergoedingen vastgesteld. Deze is openbaar.
De normenlijst kan door de directeur van het cluster Samenleving worden aangepast. Deze is hiertoe gemandateerd door het college.
Het college mag binnen de bijzondere bijstand inkomensgrenzen stellen. Het stellen van een harde inkomensgrens heeft als nadeel dat als iemand iets meer aan inkomen er dan geen recht meer bestaat op bijzondere bijstand. Daarom hanteert de gemeente voor veel kostensoorten een draagkrachtmethode. Op basis van het inkomen wordt bepaald hoeveel de betrokkene zelf kan bijdragen. Hierbij worden enkele begrippen gehanteerd die in dit artikel nader worden gedefinieerd.
Als voor iemand een bepaalde draagkracht wordt vastgesteld dan wordt deze vastgesteld op jaarbasis (het draagkrachtjaar). Dit jaar begint op de eerste dag van de maand van aanvraag. In heel bijzondere gevallen kan deze periode anders worden vastgesteld. Na het draagkrachtjaar moet voor een volgend jaar de draagkracht opnieuw worden vastgesteld.
Artikel 7 Bandbreedte – geen draagkracht
Voor de gewone bijzondere bijstand hanteert het college het principe dat er geen draagkracht is indien het inkomen van de aanvrager tot 110% van de bijstandsnorm bedraagt. Is het inkomen hoger dan is er mogelijk draagkracht.
Voor de collectieve aanvullende verzekering wordt geldt dat er een inkomensgrens wordt gesteld bij 130% van de bijstandsnorm. Hierbij geldt geen draagkracht. Is het inkomens hoger dan deze 130% dan bestaat er geen recht om deel te nemen aan deze verzekering.
Er zijn nog enkele kostensoorten waarvoor helemaal geen bandbreedte aan de orde is. Deze staan in het derde lid, zoals bijzondere bijstand voor woonlasten, toeslagen voor voormalig eenoudergezinnen en bij de aanschaf van een computer.
Artikel 8 In aanmerking te nemen inkomen.
Als een draagkracht moet worden vastgesteld dat worden alle inkomensbestanddelen meegenomen, behalve inkomens die op grond van artikel 31 van de Participatiewet worden vrijelaten. Ook eventuele fiscale heffingskortingen worden niet meegeteld.
Heeft de aanvrager een onregelmatig inkomen dan wordt de draagkracht vastgesteld op basis van het gemiddelde inkomen van het afgelopen jaar.
Artikel 9 In aanmerking te nemen vermogen
Alle vermogensbestanddelen, met uitzondering van het vermogen dat is uitgekeerd door overheidspartijen rondom de kinderopvangtoeslagaffaire, worden meegerekend. Wel wordt rekening gehouden met de bepalingen in artikel 34 van de Participatiewet. Hierin staat hoeveel vermogen iemand mag hebben die een beroep doet op bijstand.
Artikel 10 Buitengewone kosten
Er zijn verschillende uitgaven die iemand moet doen die een negatieve invloed hebben op de draagkracht. Bij de vaststelling van de draagkracht wordt hiermee rekening gehouden; deze kosten worden in mindering gebracht. Voorbeelden hiervan zijn onderhoudsverplichtingen zoals deze zijn opgelegd door de rechtbank, studiekosten voor kinderen en hoge woonlasten.
Artikel 11 Berekening draagkracht
In dit artikel wordt aangegeven hoe de draagkracht wordt berekend. Voor de eerste 1000 euro per jaar die men aan inkomen heeft boven de 110% van de norm, wordt 300 euro aangemerkt als draagkracht. Dat moet de aanvrager zelf bijdragen.
Heeft de aanvrager een nog hoger inkomen dan wordt van het meerdere (dus meer dan 110% van de bijstandsnorm plus 1000 euro) nog eens de helft als draagkracht aangemerkt. Hierop kunnen dan de buitengewone uitgaven, zoals bedoeld in artikel 10 in mindering worden gebracht.
Artikel 12 Lasten die de jaardraagkracht verder verlagen
Heeft de aanvrager al andere kosten, die binnen de mogelijkheden van de bijzondere bijstand vallen, betaald vanuit zijn draagkracht dan kunnen deze kosten ook op de draagkracht in mindering worden gebracht.
Hoofdstuk 3 Bijzondere bijstand voor 18,19 en 20 jarigen
Ouders zijn onderhoudsplichtig ten aanzien van hun kinderen tot 21 jaar. Als een jongere van 18 tot en met 20 jaar bijzondere bijstand ontvangt, dan zal de gemeente altijd de mogelijkheid onderzoeken om de bijstand te verhalen op de ouders. De gemeente heeft dit geregeld in een aparte Beleidsregel Verhaal 2015.
Artikel 14 Aanvulling op de jongerennorm
De uitkeringsnorm voor jongeren is laag. De uitkering is voor de jongere onvoldoende om zelfstandig een huishouden te voeren. De gemeente kan hierbij op grond van art. 12 van de Participatiewet een aanvulling geven. de gemeente doet dit als is voldaan aan een aantal specifieke voorwaarden, bijvoorbeeld als de ouders overleden zijn, of als de jongere op grond van de jeugdhulpverlening buiten het gezinsverband was geplaatst of als de jongere al langere tijd (ten minste 1 jaar) zelfstandig woont.
Hoofdstuk 4 Bijzondere bijstand voor woonkosten
Wat wordt verstaan onder woonkosten is uitgewerkt in dit artikel.
Artikel 16 Woonkosten bij een huurwoning
In sommige gevallen kan iemand geen recht hebben op een huurtoeslag (bijvoorbeeld in verband met een te hoge huur) . In die gevallen kan een woonkostentoeslag worden verstrekt. Wel kan het college als voorwaarde stellen dat betrokkene moet verhuizen naar een goedkopere woning. G een woonkostentoeslag wordt verstrekt als er door nalatigheid van de betrokkene geen huurtoeslag wordt ontvangen.
Artikel 17 Woonkosten bij een koopwoning
Ook iemand die een eigen huis heeft kan in aanmerking komen voor een woonkostentoeslag. In dit artikel wordt vastgelegd welke kosten tezamen worden aangemerkt als de woonkosten. In het geval er sprake is van vermogen zoals bedoeld in de Participatiewet dan wordt de woonkostentoeslag verstrekt als een lening. Ter zekerheid kan de gemeenten een krediethypotheek vestigen. Hiervoor bestaat een aparte beleidsregel: de Beleidsregel Krediet hypotheek 2015.
Artikel 18 Berekening woonkostentoeslag
Bij het vaststellen van de woonkostentoeslag sluit het college aan bij de wijze waarop het Rijk de huurtoeslag vaststelt. Daarbij kan de verplichting worden opgelegd om te verhuizen naar een goedkopere woning.
In het derde lid zijn er enkele situaties beschreven waarin de verhuisplicht niet wordt opgelegd.
Hoofdstuk 5 Bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen
Uitgangspunt is dat iedereen zelf verantwoordelijk is voor de aanschaf en vervanging van duurzame gebruiksgoederen, zoals meubilair, witgoed e.d. Dit kan door het sparen (reserveren) voor deze uitgaven of door het achteraf betalen (lenen). Het college legt hiermee ook vast welk bedrag iemand voor deze kosten moet reserveren. Voordat bijstandverlening voor deze kosten aan de orde komt moet vaststaan dat geen beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening; in dit geval een Gemeentelijke Kredietbank (GKB).
Overeenkomstig de wet wordt bijzondere bijstand voor deze kosten in principe verstrekt als lening.
De kosten van een eerste woninginrichting komen niet in aanmerking voor bijstand. Men moet voor deze kosten reserveren.
Het college gaat er ook vanuit dat men een bepaalde tijd met deze goederen doet. Als de bijstand wordt verstrekt voor een nieuw goed, dan wordt men geacht er ten minste 8 jaar mee te doen.
Artikel 20 Onvoldoende reservering
Als iemand onvoldoende heeft kunnen reserveren dan kan bijstand verlening aan de orde zijn. Bijstand kan echter worden geweigerd indien de betrokkene hierin nalatig is geweest. Het college zal op grond van de motivatie van de betrokkene, de noodzaak van het gevraagde en de individuele omstandigheden dan bezien of zij toch bijstand verleend.
Bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen wordt in beginsel verstrekt als lening. Hoe de terugbetaling plaatsvindt is geregeld in een aparte beleidsregel: de Beleidsregel Terugvordering 2015
Uitgangspunt is dat de Zorgverzekeringswet en de AWBZ als afdoende en adequate voorliggende voorzieningen worden aangemerkt. Er wordt in principe geen bijzondere bijstand verstrekt voor medische kosten. In plaats daarvan biedt de gemeente de mogelijkheid deel te nemen aan een collectieve aanvullende verzekering (AV-Delft). Hiervoor is een aparte beleidsregel vastgesteld.
Alleen in die gevallen dat men nog niet deel kon nemen aan de AV-Delft (bijvoorbeeld doordat men uit een andere gemeente is gekomen) dan kan bijzondere bijstand voor medische kosten worden verleend. Zelfzorgmiddelen (middelen die zonder recept verkrijgbaar zijn) worden niet aangemerkt als medische kosten en komen niet voor bijstand in aanmerking.
Artikel 23 Aanvullende verzekering als voorliggende voorziening
Een aanvullende verzekering wordt aangemerkt als voorliggende voorziening. Is men niet aanvullend verzekerd dan wordt dat gezien als een ongenoegzaam besef van verantwoordelijk. Voor de vergoeding die de aanvullende verzekering zou vergoeden wordt geen bijstand verleend.
Om de medische noodzaak van een bepaalde verstrekking vast te stellen kan de gemeente een beroep doen op een extern deskundige.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2021-239485.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.