Gemeenteblad van Brielle
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Brielle | Gemeenteblad 2021, 23866 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Brielle | Gemeenteblad 2021, 23866 | Verordeningen |
Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning Brielle 2021
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Brielle;
de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de Verordening Maatschappelijke ondersteuning gemeente Brielle 2021;
besluit vast te stellen de navolgende
Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning Brielle 2021,
onder gelijktijdige intrekking van het de Beleidsregels maatschappelijk ondersteuning Brielle 2020
In de beleidsregels maatschappelijke ondersteuning Brielle 2017 wordt verstaan onder:
Beschermd Wonen: wonen in een accommodatie van een instelling met daarbij behorende toezicht en begeleiding, gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie, het psychisch en psychosociaal functioneren, stabilisatie van een psychiatrisch ziektebeeld, het voorkomen van verwaarlozing of maatschappelijke overlast of het afwenden van gevaar voor de betrokkene of anderen, bestemd voor personen met psychische of psychosociale problemen, die niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving.
De volgende begripsbepalingen worden toegepast voor de verschillende verslagvormen:
Ondersteuningsplan: een afsprakenkader over de inzet van de cliënt, zijn sociaal netwerk, in te zetten algemene voorzieningen en/of maatwerkvoorzieningen gelet op zijn beperking(en), opgesteld door de gemeente - - in overleg met de cliënt, dat na ondertekening door de cliënt ook de status van aanvraag kan krijgen en/of onderdeel kan uitmaken van de maatwerkbeschikking.
Een melding met betrekking tot maatschappelijke opvang of beschermd wonen wordt gedocumenteerd met toestemming van de cliënt door verzonden naar de centrumgemeente. De documentatie kan bestaan uit een hulpverlenersplan waarin binnen een zelfredzaamheidsmatrix wordt aangegeven waarom met lichtere vormen van ondersteuning onvoldoende resultaat behaald wordt. Verder kan worden ingegaan op gedragscomponenten, noodzaak tot structuur, veiligheid, diagnose en de mogelijkheden voor participatie en activering.
Artikel 2.2 Cliëntondersteuning
De gemeente wijst de cliënt en zijn mantelzorger voorafgaande aan het gesprek als bedoeld in artikel 2.3.2, derde lid, van de wet, op de mogelijkheid gebruik te maken van gratis beschikbare cliëntondersteuning.
De gemeente brengt de cliënt op de hoogte van de mogelijkheid om een persoonlijk plan als bedoeld in artikel 2.3.2, tweede lid, van de wet op te stellen en stelt hem gedurende zeven dagen na de melding in de gelegenheid het plan te overhandigen.
Artikel 2.4 Gesprek en onderzoek
Indien noodzakelijk voor het op de juiste wijze in behandeling kunnen nemen van een melding c.q. opstellen van een ondersteuningsplan, kan een extern (sociaal-medisch) advies gevraagd worden zoals bedoeld in artikel 5 lid 7 van de Verordening en kunnen eventueel meerdere gesprekken met de cliënt gevoerd worden.
Artikel 2.7 Omgaan met privacygevoelige informatie van cliënten
Het college is bij het uitwisselen en delen van persoonsgegevens altijd transparant naar de inwoner, tenzij de situatie dat niet toelaat. Uitganspunt hierbij is dat alleen gegevens worden gedeeld na getekende toestemming van de cliënt. Enkel de gegevens, die noodzakelijk zijn voor het beoogde doel worden hierbij uitgewisseld.
Artikel 3.1 Beoordeling hulpvraag
Bij het beoordelen van een hulpvraag geldt het gespreksverslag als uitgangspunt, zo nodig aangevuld met informatie vanuit bijvoorbeeld het ondersteuningsplan, of de rapportage van een (externe) sociaal-medisch onderzoek.
Als een persoon aanspraak maakt op ondersteuning op grond van de Wmo zal dit verzoek gewogen worden. Het gaat daarbij om een individuele weging en de uitkomst kan daarom per persoon verschillen. De weging is altijd individueel maar moet tegelijkertijd objectief zijn. Daarom worden altijd de volgende elementen betrokken bij de weging:
Een voorziening is algemeen gebruikelijk wanneer onderstaande criteria allen van toepassing zijn:
- niet speciaal bedoeld voor mensen met een handicap of beperking en,
- verkrijgbaar in de reguliere handel en,
- behoort voor een persoon zonder beperkingen tot het normale aanschafpatroon.
- deze financieel gedragen kan worden met een inkomen op minimumniveau.
Indien alle vragen met ‘ja’ kunnen worden beantwoord, is veelal sprake van een algemeen gebruikelijke voorziening.
In individuele gevallen kan een voorziening die op zichzelf als algemeen gebruikelijk kan worden beschouwd, vanwege specifieke omstandigheden van de cliënt toch niet algemeen gebruikelijk zijn. Bijvoorbeeld een plotseling optredende beperking, waardoor algemeen gebruikelijke voorzieningen eerder dan gebruikelijk moeten worden vervangen.
Een cliënt kan geen beroep doen op een maatwerkvoorziening indien hulp, die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de echtgenoot/partner, ouders, inwonende kinderen vanaf 18 jaar of andere huisgenoten, in dusdanige mate aanwezig is dat daarmee een passende bijdrage aan de zelfredzaamheid en participatie van de cliënt verondersteld kan worden.
Van gebruikelijke hulp wordt in principe uitgegaan:
in kortdurende situaties van maximaal 3 maanden:
- als uitzicht is op herstel van de zelfredzaamheid, dusdanig dat ondersteuning daarna niet meer nodig zal zijn.
- bij normaal maatschappelijk verkeer binnen de persoonlijke levenssfeer, zoals bezoek familie/ vrienden, bezoek arts, brengen en halen van minderjarige kinderen naar school, sport of clubjes etc.,
- hulp bij overnemen van alle taken die bij het gezamenlijk huishouden behoren, zoals de thuisadministratie, het schoonhouden van het huis, etc.,
- het leren omgaan van derden (familie, vrienden, leerkracht etc.) met de cliënt,
- ouderlijk toezicht op kinderen, de aard en mate hiervan is afhankelijk van de leeftijd van het kind.
Van volwaardige gebruikelijke hulp door kinderen onder 18 jaar mag niet worden uitgegaan. Afhankelijk van de leeftijd en ontwikkeling van kinderen dient bekeken te worden of en welke bijdrage eventueel geleverd kan worden, of dat er juist extra ondersteuning nodig is, ter voorkoming van overbelasting bij jonge mantelzorgers, slechte prestaties op school, of het op andere manieren niet kunnen ontwikkelen zoals andere kinderen dat kunnen die gezonde ouders hebben.
De afweging door de gemeente of sprake is van gebruikelijke hulp bij de individuele cliëntsituatie is maatwerk. In individuele gevallen kan een beroep op ondersteuning dat op basis van gebruikelijke hulp kan worden ingevuld, vanwege specifieke omstandigheden van de cliënt (tijdelijk nog) niet voldoende oplossing bieden. Bijvoorbeeld bij een plotseling optredende beperking waarbij specifieke vaardigheden bij huisgenoten nog ontbreken, of als het verplichte werkrooster van huisgenoten nog aangepast dient te worden, of bij beperkingen bij huisgenoten zelf. Hiervoor kan de gemeente aanvullende werkinstructies opstellen, zoals het afwegingskader Gebruikelijke Hulp Jeugdwet en Wmo.
Een collectieve voorziening is een voorziening, georganiseerd door de overheid in de vorm van diensten, activiteiten, hulpmiddelen en/of uitkeringen, die openbaar toegankelijk is en passend voor een groot deel van de bevolking of de doelgroep. Bijvoorbeeld Openbaar Vervoer of de regiotaxi. In tegenstelling tot een individuele voorziening, die passend is (gemaakt) voor een individuele inwoner.
Een algemene voorziening in het kader van de Wmo is een voorziening, georganiseerd door de gemeente en/of haar partners in de vorm van diensten, activiteiten en/of hulpmiddelen, die regelarm zonder uitgebreid vooronderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, (financieel) toegankelijk is en die is gericht op maatschappelijke ondersteuning. Bijvoorbeeld welzijnswerk, algemeen maatschappelijk werk, of de onafhankelijke cliëntondersteuning. Naast professionals zijn bij de inzet van diensten vaak ook vrijwilligers betrokken.
Op wat vermeld onder lid 9a kan een uitzondering worden gemaakt, indien dit in individuele situaties voor een passende bijdrage aan de zelfredzaamheid of participatie noodzakelijk is. In dat geval wordt de bezoekbaarheid als een voldoende niveau beoordeeld, waarmee wordt bedoeld het kunnen bereiken en gebruiken van de woonkamer en het toilet.
Voor wooncomplexen waar meer dan 60% van de woningen door 55+-ers bewoond wordt, is de eigenaar (of de vereniging van eigenaren/VvE) verantwoordelijk voor wat betreft aanpassingen in de gemeenschappelijke ruimtes van het gebouw, inclusief aanschaf, onderhoud, reparatie en verwijdering. Hier geldt dat deze voorzieningen als algemeen gebruikelijk worden aangemerkt.
Artikel 3.3 Inzetten Individuele maatwerkvoorziening
Als het bepaalde onder artikel 3.2 niet (geheel) heeft geleid tot een passende oplossing van het probleem, kent de gemeente een maatwerkvoorziening toe die (in aanvulling) op eigen kracht, de (niet afdwingbare) inzet van het eigen netwerk of vrijwilligers en de inzet van algemeen gebruikelijke of algemene voorzieningen een passende bijdrage aan de zelfredzaamheid en participatie van de cliënt mogelijk maakt.
Een maatwerkvoorziening kan ook ingezet worden met als doel de eigen kracht van de cliënt te versterken, als dit binnen de mogelijkheden van de cliënt ligt. Bijvoorbeeld door de cliënt zelf te instrueren hoe deze zijn eigen mogelijkheden kan versterken via het geven van praktische tips of het gebruik van beschikbare faciliteiten en hulpmiddelen, of het leren aan huisgenoten of het netwerk van een cliënt, bij te dragen aan de zelfredzaamheid van de cliënt.
Artikel 3.4 Goedkoopst adequate voorziening
Bij het bepalen van de goedkoopst adequate voorziening, wordt rekening gehouden met een aanvaardbaar niveau van zelfredzaamheid en participatie. Daarbij is de situatie waarin de cliënt zich bevond voordat de beperking zich openbaarde van belang, als ook de situatie van personen zonder beperking in vergelijkbare situaties en in dezelfde leeftijdscategorie. Van belang hierbij zijn de uitspraken van de Centrale raad van Beroep dat de verplichting om een maatwerkvoorziening te verstrekken niet zover gaat dat de cliënt in exact dezelfde of wellicht zelfs betere positie wordt gebracht dan waarin de cliënt was voordat ondersteuning nodig was.
Aanvaardbaar wil ook zeggen, dat een cliënt zich er soms bij moet neerleggen dat er belemmeringen blijven, of dat hij zich enige beperkingen moet getroosten op het gebied van persoonlijke oordelen over noodzakelijkheid of smaak, of het kunnen blijven uitoefenen van alle activiteiten die hij voorheen uitoefende.
Bij het bepalen van de goedkoopst adequate voorziening in de vorm van een hulpmiddel gaat de gemeente bij de maatwerkvoorziening altijd uit van:
de (te verwachte) gebruiksduur en intensiteit van het gebruik. Bij kortdurend gebruik of incidenteel gebruik kan een groter gebruik worden gedaan op eigen mogelijkheden, of de inzet van voorliggende of algemene voorzieningen, rekening houdend met de feitelijke aanwezigheid van eigen mogelijkheden, voorliggende en algemene voorzieningen;
Hoofdstuk 4: Voorwaarden om in aanmerking te komen voor een persoonsgebonden budget
In overeenstemming met het bepaalde in de verordening maatschappelijke ondersteuning Brielle artikel 13, kan de gemeente een persoonsgebonden budget (verder pgb) verlenen. De gemeente heeft hiervoor nadere regels opgesteld.
Een maatwerkvoorziening wordt alleen toegekend in de vorm van een pgb indien de belanghebbende dit gemotiveerd, aan de hand van een persoonlijk pgb-plan aanvraagt. De cliënt beschrijft, al dan niet ondersteund door het sociale netwerk, in het persoonlijk plan tenminste de volgende thema’s:
Artikel 4.4 Aanvullende kwaliteitseisen pgb bij informele hulpverlening
Aanvullend op het gestelde in artikel 4.3 dient bij een aanvraag voor een pgb dat wordt besteed aan informele hulp: inzet door een mantelzorger of een niet daartoe opgeleid persoon uit het sociale netwerk van de cliënt of aan een persoon die niet als beroepskracht wordt aangemerkt, de cliënt verplicht aan te tonen dat:
Een cliënt wordt geacht te beschikken over algemeen gebruikelijke schoonmaakartikelen en apparatuur die nodig zijn voor het schoonmaken van het huis, zoals een stofzuiger, allesreiniger, chloor of afwasmachine. Daarnaast mag verwacht worden dat algemeen gebruikelijke (technische) hulpmiddelen aanwezig zijn, zoals aangepast bestek of een verhoging voor de vaatwasmachine, die het mogelijk maken dat de cliënt zelf het huishouden (deels) kan blijven doen.
Artikel 4.5 Aanvullende kwaliteitseisen pgb bij formele hulpverlening
Artikel 4.6 Aanvullende kwaliteitseisen pgb bij door formele hulpverlener zijnde zzp’er
Artikel 4.8 Verantwoording en bestedingsvrijheid persoonsgebonden budget
Het persoonsgebonden budget dient in zijn geheel besteed te worden aan het inkopen van ondersteuning zoals opgenomen in de beschikking. Uitgaven voor bemiddeling, administratie of belangenbehartiging kunnen niet uit het persoonsgebonden budget betaald worden. Andere uitgaven worden niet geaccepteerd en worden van de budgethouder teruggevorderd,
Hoofdstuk 5 Weging specifieke maatwerkvoorzieningen
Artikel 5.1 Huishoudelijke ondersteuning
Voor alle huishoudelijke taken en voor de taken ten aanzien van maaltijdverzorging en kindverzorging geldt een normering zoals opgenomen in bijlage 1. De normering voor de is gebaseerd op een in jurisprudentie geaccepteerd onderzoek van KPMG Plexus en bureau HHM.
Artikel 5.2 Wonen in een geschikt huis
Wanneer de cliënt in Wlz-instelling woont kan één woning waar hij regelmatig op bezoek komt (bijvoorbeeld van ouders) bezoekbaar gemaakt worden. Bezoekbaar houdt in dat de cliënt toegang heeft tot de woning, één verblijfsruimte (bijvoorbeeld de woonkamer) en het toilet bruikbaar is. Er worden geen aanpassingen vergoed om het logeren mogelijk te maken.
Een woningaanpassing ten behoeve van het stallen van een scootmobiel of het plaatsen van een scootersafe bij de woning vindt uitsluitend plaats indien de woning voor de cliënt langdurig geschikt is en er geen goedkoper alternatief is voor het stallen van de scootmobiel. De cliënt is in eerste instantie zelf verantwoordelijk voor het verzorgen van de stalling van de scootmobiel in een berging of een aparte stallingsruimte. Alleen in bijzondere gevallen, waarin de cliënt niet beschikt over een stalling en deze ook niet zelf kan realiseren, kan het college genoodzaakt zijn zorg te dragen voor de realisatie van een stalling voor de scootmobiel.
Artikel 5.4 . Afschrijvingen hulpmiddelen
In dat een woning moet worden aangepast, beoordeelt de gemeente of de gebruikelijke levensduur van een voorziening reeds is verstreken. Voor een niet roerende woningaanpassing (bijvoorbeeld een badkamer of een traplift) wordt een afschrijvingstermijn van 15 jaar gehanteerd en voor vloerbedekking of stoffering 7 jaar.
Artikel 5.5 . Vervoersvoorziening
Het doel van het vervoer is het bevorderen van de zelfredzaamheid en participatie van de inwoners. Indien iemand de mogelijkheid heeft om zelf in de vervoersbehoefte te voorzien, hulp kan inschakelen van het eigen netwerk of gebruik kan maken van een algemene voorziening, gaat dat voor op het gebruik van het vervoer.
Een cliënt kan voor een autoaanpassing in aanmerking komen indien hij niet in staat is om het collectief vervoer te gebruiken, het gebruik van de auto voor hem noodzakelijk is vanwege beperkingen bij participatie en een autoaanpassing de goedkoopst adequate oplossing is. Criteria voor het verstrekken van een autoaanpassing:
Dagbesteding basis kan ingezet worden wanneer een inwoner ondersteuning nodig heeft bij beperkingen op het vlak van zelfregie over het dagelijks leven en tekortschietende vaardigheden in zelfregelend vermogen. Zij hebben behoefte aan ondersteuning bij het toepassen van vaardigheden en gedrag in het dagelijks leven door herhaling en methodische interventie. Dagbesteding basis richt zich op inwoners die beperkt zijn in zelfredzaamheid door een lichamelijke, zintuiglijke, cognitieve of verstandelijke beperking, of een psychiatrische of psychosociaal probleem, of een combinatie daarvan. Het gedrag van de inwoner is voorspelbaar en risico`s als gevolg van de problematiek zijn goed in te schatten.
Dagbesteding intensief kan ingezet voor mensen met ernstige gedragsproblematiek al dan niet in combinatie met intensieve persoonlijke verzorging. Er is toezicht of gedragsregulering nodig. De Cliënt heeft tijdens de dagactiviteit een hoge mate van begeleiding nodig. De dagbesteding zorgt dat mensen langer zelfstandig thuis kunnen wonen en voorkomt opname in een instelling .
Artikel 5.8. Individuele begeleiding
Begeleiding Basis kan ingezet worden voor het aanleren of behouden van vaardigheden, ondersteuning gericht op het leren kennen van de identiteit en van daaruit keuzes te maken, regie en structuur in het dagelijks leven en het plannen van dagelijkse activiteiten. Begeleiding Basis richt zich op inwoner en met problematiek op meerdere leefgebieden maar is hanteerbaar in de context van de woon- en leefomgeving.
Begeleiding Intensief richt zich op inwoners met een (tijdelijk) ernstig tekortschietende zelfregie, integratie en participatie en sociaal-emotionele problematiek. Sprake is van complexe en/of meervoudige problematiek. Vanwege de aard van de problematiek/ondersteuning is specialistische inzet vereist welke gericht is op het stabiliseren van de situatie en coördinatie van de zorg in een huishouden. Voor de dagstructuur en het voeren van de regie is de Cliënt afhankelijk van de hulp van anderen. Begeleiding intensief kan tevens worden ingezet om jongeren zelfstandig te leren wonen.
Het gaat bij een waakvlamfunctie om laagfrequente ondersteuning waarbij sprake is van een beperkt aantal vaste periodieke contactmomenten van de zorgaanbieder met de cliënt. Om te voorkomen dat de situatie van de cliënt eventueel weer zou kunnen verslechteren, wordt van de aanbieder verwacht de benodigde ondersteuning, indien nodig, via signalering aan de gemeente, weer tijdig op te schalen.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2021-23866.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.