Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lingewaard houdende regels omtrent de subsidiëring van de peuteropvang en de voorschoolse educatie (Subsidieregeling Subsidiering Peuteropvang en Voorschoolse Educatie 2022)

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lingewaard,

 

Gelet op het bepaalde in:

  • -

    de Algemene wet bestuursrecht;

  • -

    de Algemene subsidieverordening Lingewaard 2020;

  • -

    de Wet Kinderopvang (Wko);

  • -

    de Regeling Wet kinderopvang;

  • -

    de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG);

  • -

    Baseline Informatiebeveiliging Nederlandse Overheid (BIO);

  • -

    de Wet op het primair onderwijs (WPO);

  • -

    het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie (Staatsblad 2010, nr. 298);

  • -

    Wet Innovatie en Kwaliteit Kinderopvang (IKK) en;

  • -

    het Besluit van 20 september 2019 tot wijziging van het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie in verband met de verhoging van het minimaal aantal uren aanbod voorschoolse educatie en de inzet van een pedagogisch beleidsmedewerker.

 

Besluit:

 

Vast te stellen de ‘Subsidieregeling subsidiëring Peuteropvang en Voorschoolse Educatie 2022’, met de volgende doelstellingen:

  • a.

    Dat alle kinderen tussen 2 en 4 jaar uit Lingewaard gebruik kunnen maken van een voorschoolse voorziening in Lingewaard.

  • b.

    Te zorgen voor voldoende voorzieningen in aantal en spreiding, waar gesubsidieerde peuteropvang en voorschoolse educatie wordt aangeboden, welke laatste categorie toegankelijk is voor geïndiceerde doelgroeppeuters in Lingewaard. Deze definitie luidt per 1 januari 2020:

    Peuters uit de gemeente Lingewaard die in aanmerking komen voor voorschoolse educatie zijn alle twee- en driejarige kinderen, die een indicatie/verwijzing hebben gekregen van de JGZ:

    • -

      Opleidingsniveau beide ouders/verzorgers is laag (het opleidingsniveau van ouders/ verzorgers is maximaal LBO/VBO, praktijkonderwijs of VMBO basis- of kaderberoepsgerichte leerweg) en/of;

    • -

      Op basis van een gesignaleerde taalontwikkelingsachterstand of een hoog risico daarop.

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1.

    Aanvrager: een organisatie die peuterplaatsen peuteropvang en/of voorschoolse educatie aanbiedt en die subsidie aanvraagt voor een kalenderjaar.

  • 2.

    Doelgroeppeuter: peuters van 2 tot 4 jaar die in aanmerking komen voor een aanbod voorschoolse educatie op grond van door het college vastgestelde criteria.

  • 3.

    Kinderopvang: aanbod voor kinderen van 2 tot 4 jaar vanuit een landelijk geregistreerd kindercentrum in de zin van Wet kinderopvang.

  • 4.

    Niet- toeslagouder(s): ouder(s) die geen recht heeft (hebben) op kinderopvangtoeslag van de rijksoverheid.

  • 5.

    Organisatie: de houder van een in het landelijke register kinderopvang geregistreerd kindercentrum waar peuteropvang en/of voorschoolse educatie wordt aangeboden.

  • 6.

    Peuteropvang: een ontwikkelingsgericht aanbod voor kinderopvang waarmee op basis van een gericht programma de ontwikkeling van het kind gestimuleerd wordt, in het bijzonder op de gebiedentaal, rekenen, motoriek en sociaal-emotionele ontwikkeling.

  • 7.

    Peuterplaats peuteropvang: een aanbod peuteropvang voor peuters vanaf 2 tot 4 jaar gedurende 320 uur per jaar te verdelen over 40 of 46 weken per jaar en op minimaal 2 dagdelen per week op ten minste twee verschillende dagen per week.

  • 8.

    Peuterplaats voorschoolse educatie: een aanbod peuteropvang gericht op doelgroeppeuters voor peuters vanaf 2 tot 4 jaar gedurende 640 uur per jaar te verdelen over 40 of 46 weken per jaar en op minimaal 3 dagdelen per week op minimaal 3 dagen per week met een maximum van 6 uur per dag. Dit aanbod wordt aangevuld met extra begeleiding van de doelgroeppeuter en de ouder(s).

  • 9.

    Toeslagouder(s): ouder(s) die recht heeft (hebben) op kinderopvangtoeslag van de rijksoverheid.

  • 10.

    Voorschoolse educatie: een aanbod peuteropvang gericht op kinderen van 2 tot 4 jaar oud als bedoeld in artikel 166, eerste en tweede lid, van de Wet op het primair onderwijs en dat voldoet aan de kwaliteitseisen van het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie vastgesteld op 7 juli 2010, en zoals nadien gewijzigd.

  • 11.

    Voor- en vroegschoolse educatie (VVE): Voor en vroegschoolse educatie (vve) is onderdeel van het onderwijsachterstandenbeleid. Het doel is om peuters met een mogelijke (taal)achterstand, ook wel ‘doelgroepkinderen’ genoemd, beter voor te bereiden op de basisschool en er voor te zorgen dat kleuters zonder achterstand naar groep 3 kunnen. Voorschoolse educatie is voor doelgroeppeuters op kinderdagverblijven. Vroegschoolse educatie is bedoeld voor doelgroepkleuters uit groep 1 en 2.

  • 12.

    Voorziening: het aanbod peuteropvang of voorschoolse educatie zoals een organisatie dat op een specifieke locatie aanbiedt.

Artikel 2 Subsidiabele activiteiten

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen subsidie verstrekken aan een aanvrager voor één of meer peuterplaatsen peuteropvang.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen subsidie verstrekken aan een aanvrager voor één of meer peuterplaatsen voorschoolse educatie.

  • 3.

    Voor een peuterplaats voorschoolse educatie wordt uitsluitend subsidie verleend voor doelgroeppeuters voorschoolse educatie die bij aanvang van de voorschoolse educatie beschikken over een indicatie van de JGZ.

Artikel 3 Bijzondere bepalingen en verplichtingen

  • 1.

    Elke voorziening waarvoor een subsidie voor peuteropvang of voorschoolse educatie wordt aangevraagd is opgenomen in het Landelijk Register Kinderopvang in de zin van de Wet kinderopvang.

  • 2.

    De aanvrager van een subsidie voor peuterplaatsen voorschoolse educatie:

    • a.

      Beschrijft in het pedagogisch beleidsplan, bedoeld in artikel 3 van het Besluit kwaliteit kinderopvang, op zo concreet en toetsbaar mogelijke wijze:

      • i.

        De voor het kindercentrum kenmerkende visie op de voorschoolse educatie (pedagogisch en didactisch) en de wijze waarop deze visie is te herkennen in het aanbod van activiteiten,

      • ii.

        De wijze waarop de ontwikkeling van het jonge kind wordt gestimuleerd met een landelijk erkend VVE-programma in 40 of 46 weken, in het bijzonder op de gebieden taal, rekenen, motoriek en sociaal-emotionele ontwikkeling,

      • iii.

        Per 1 januari 2022 de wijze waarop, voor iedere voorziening waar voorschoolse educatie wordt aangeboden, een pedagogisch beleidsmedewerker voorschoolse educatie wordt ingezet, aanvullend op de inzet van een pedagogisch beleidsmedewerker kinderopvang op basis van de Wet IKK en hoe die inzet bijdraagt aan de verhoging van de kwaliteit van de beroepskrachten en het pedagogisch beleid en daarmee dus van de voorschoolse educatie;

      • iv.

        De wijze waarop de ontwikkeling van peuters wordt gevolgd met een kindvolgsysteem en de wijze waarop het aanbod van voorschoolse educatie hierop wordt afgestemd (planmatige begeleiding/opbrengstgericht werken). Hierbij worden de doelen voor het Jonge Kind van de Stichting Leerplanontwikkeling (SLO-doelen van Nationaal Expertisecentrum Leerplanontwikkeling, www.slo.nl) gehanteerd;

      • v.

        De wijze van resultaatmeting, kwaliteitsborging en evaluatie van begeleiding, kwaliteit en resultaten;

      • vi.

        De wijze waarop de ouders worden betrokken bij het stimuleren van de ontwikkeling van kinderen, onder andere in de zomervakantie bij een aanbod voorschoolse educatie van 40 weken (ouderbeleid),

      • vii.

        Het inrichten van een passende ruimte waarin voorschoolse educatie wordt verzorgden het beschikbaar stellen van passend materiaal voor voorschoolse educatie, en

      • viii.

        De wijze waarop wordt vormgegeven aan de inhoudelijke aansluiting tussen voor- en vroegschoolse educatie en aan een zorgvuldige overgang van het kind van voor- naar vroegschoolse educatie.

      • ix.

        De wijze van samenwerking met andere organisaties.

    • b.

      Geeft uitvoering aan het pedagogisch beleidsplan wat de onderwerpen van het eerste lid betreft, evalueert de uitvoering jaarlijks, en stelt het plan zo nodig aan de hand hiervan bij.

    • c.

      Gebruikt voor de voorschoolse educatie een of meer programma’s waarin op gestructureerde en samenhangende wijze de ontwikkeling wordt gestimuleerd op het gebied van taal, rekenen, motoriek en de sociaal-emotionele ontwikkeling Dit programma moet in ieder geval voldoen aan de eisen genoemd in artikel 5 van het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie.

  • 3.

    De aanvrager van een subsidie peuterplaatsen voorschoolse educatie voldoet aan de kwaliteitseisen van het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie vastgesteld op 7 juli 2010, en zoals nadien gewijzigd.

  • 4.

    De aanvrager van een subsidie peuterplaatsen voorschoolse educatie stelt per 1 januari 2022 een of meer pedagogisch beleidsmedewerkers voorschoolse educatie op HBO-niveau aan. De inzet van deze medewerker is gericht op kwaliteitsverbetering van de beroepskrachten (coaching), beleidsontwikkeling en het aanbod voorschoolse educatie op de groepen waar doelgroepkinderen deelnemen. Het nieuwe lokale kwaliteitskader voorschoolse educatie en de nieuwe resultaatafspraken VVE worden hierin ook meegenomen.

  • 5.

    De organisatie die een subsidie peuterplaatsen peuteropvang of voorschoolse educatie ontvangt, stelt voorafgaande aan de plaatsing van een peuter vast of de ouders geen recht op kinderopvangtoeslag hebben en daarmee recht op een peuterplaats peuteropvang of peuterplaats voorschoolse educatie.

  • 6.

    De organisatie die een subsidie peuterplaatsen peuteropvang of voorschoolse educatie ontvangt factureert en int de ouderbijdrage, zoals vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders en is verantwoordelijk voor het daadwerkelijk ontvangen van deze bijdrage.

  • 7.

    De organisatie die een subsidie peuterplaatsen peuteropvang of voorschoolse educatie ontvangt sluit met ouders een overeenkomst voor de peuterplaats, waarin rechten en plichten zijn vastgelegd.

  • 8.

    De organisatie is verplicht de ouders te stimuleren daadwerkelijk gebruik te maken van de gesubsidieerde plaats peuteropvang en een peuterplaats voorschoolse educatie en bij structureel geen gebruikmaken van de plaats de plaatsing te beëindigen. Dit laat onverlet dat de ouders verplicht zijn de eigen bijdrage over de periode dat zij een overeenkomst met de organisatie hebben te betalen. De te factureren ouderbijdrage wordt ten allen tijd in mindering gebracht op de vast te stellen subsidie voor de peuterplaats o.b.v. het inkomen van (beide) ouder(s) in het jaar t-1. Bij gewijzigde omstandigheden wordt het inkomen voor de subsidieberekeningen niet aangepast.

  • 9.

    De houder werkt volgens de Wet Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling.

  • 10.

    De aanvrager wijst één medewerker aan als coördinator voor de peuteropvang/voorschoolse educatie.

  • 11.

    In aanvulling op artikel 12 van de subsidieverordening overleggen alle coördinatoren Peuteropvang/Voorschoolse Educatie bij de organisaties die een subsidie hiervoor ontvangen gezamenlijk minimaal vier keer per jaar met de gemeente en de JGZ over de uitvoering van peuteropvang en het aanbod voorschoolse educatie (uitvoeringsoverleg peuteropvang en Voorschoolse Educatie). Daarnaast nemen de pedagogisch beleidsmedewerkers voorschoolse educatie van deze organisaties deel aan jaarlijkse themabijeenkomsten.

  • 12.

    De aanvrager neemt minimaal deel aan de gemeentelijke overleggen 1) Het LEA-overleg en 2) de werkgroep Doorgaande Ontwikkelingslijn 3) uitvoeringsoverleg peuteropvang en Voorschoolse Educatie.

  • 13.

    De aanvrager werkt samen met de partners in de integrale ondersteuningsstructuur 0-12 jaar.

  • 14.

    De aanvrager draagt o.b.v. het besluit kwaliteit kinderopvang de informatie over de ontwikkeling van alle kinderen over aan de basisschool, zoals beschreven in het pedagogisch beleidsplan van de aanvragende organisatie. Ouders moeten hiervoor vooraf toestemming geven. In de Wet Primair Onderwijs staat dat de aanvrager daarnaast voor de kinderen met een indicatie voorschoolse educatie informatie aan de basisschool overdraagt over het programma van voorschoolse educatie dat een leerling heeft gevolgd en de duur van het gevolgde programma.

  • 15.

    De aanvrager levert jaarlijks informatie aan ten behoeve van de resultaatafspraken VVE voor de kinderopvang.

  • 16.

    Plaatsing van doelgroeppeuters geschiedt vanaf de leeftijd van 2 jaar; als sprake is van wachtlijsten worden de doelgroeppeuters in volgorde van hun leeftijd geplaatst (oudste doelgroeppeuter wordt het eerst geplaatst). Bij uitzondering en in overleg met de gemeente kunnen kinderen jonger dan twee jaar met een indicatie eerder worden geplaatst of kinderen tussen de twee en vier jaar minder uren, als gebruik wordt gemaakt van nog nader vast te stellen specialistische hulpverlening. Dit geldt ook voor een verlenging, mocht een kind van 4 jaar nog niet naar de basisschool gaan.

  • 17.

    De aanvrager werkt nauw samen met de JGZ in Lingewaard voor het bereiken, toeleiden en verwijzen van doelgroeppeuters naar het aanbod voorschoolse educatie.

  • 18.

    Na afloop van ieder kwartaal (met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2021) uploadt de aanvrager kwantitatieve gegevens via het door de gemeente beschikbaar gestelde monitoringsysteem (de Peutermonitor). Ook de jaarlijkse eindverantwoording o.b.v. artikel 9 loopt via dit systeem. De aanvrager levert voor elk kwartaal van het jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd, per (doelgroep)peuter per maand tenminste de volgende informatie aan: betreffend kwartaal, maand, locatie en LRK-nummer; BSN; NAW-gegevens; geboortedatum; inkomen ouders, eerste kind ja/nee, vve-indicatie ja/nee, kinderopvangtoeslag ja/nee, startdatum peuteropvang/voorschoolse educatie, (verwachte) einddatum peuteropvang/voorschoolse educatie, aantal uren peuteropvang en aantal uren voorschoolse educatie.

Artikel 4 Reikwijdte van de subsidieregeling

Burgemeester en wethouders kunnen subsidie verstrekken aan organisaties die peuteropvang en/of voorschoolse educatie aanbieden in een voorziening gevestigd in de gemeente Lingewaard.

Artikel 5 Weigeringsgronden

  • 1.

    Onverminderd artikel 9, lid 3 van de subsidieverordening wordt een aanvraag ook geweigerd als deze niet voldoet aan de verplichtingen uit artikel 3 en 4.

  • 2.

    Aan een organisatie die op 1 september voorafgaand aan het kalenderjaar waarvoor de subsidie is aangevraagd, geen voorziening in de gemeente Lingewaard geregistreerd heeft, wordt subsidie geweigerd.

Artikel 6 Grondslag voor de subsidieberekening

  • 1.

    De grondslag voor de subsidie peuterplaatsen is het aantal te realiseren bezette peuterplaatsen peuteropvang en/of peuterplaatsen voorschoolse educatie.

  • 2.

    Voor een peuterplaats peuteropvang wordt uitsluitend subsidie verleend voor peuters van ouders die aantoonbaar geen recht op kinderopvangtoeslag op grond van afdeling 2 van de Wet kinderopvang (kinderopvangtoeslag) hebben. De grondslag hiervoor is het aantal uren per kalenderjaar dat peuters van niet-toeslagouder(s) deelnemen aan peuteropvang op basis van de maximum uurprijs die de Rijksoverheid hanteert voor de kinderopvang en een inkomensafhankelijke ouderbijdrage (inkomen beide ouders bij niet-toeslagouders over het jaar t-1 moet worden opgegeven voor de berekening).

  • 3.

    Voor een peuterplaats voorschoolse educatie wordt:

    • a.

      Subsidie verleend voor peuters van ouders die aantoonbaar geen recht op kinderopvangtoeslag op grond van afdeling 2 van de Wet kinderopvang (kinderopvangtoeslag) hebben. Grondslag hiervoor is het aantal uren per kalenderjaar dat doelgroeppeuters van niet-toeslagouder(s) deelnemen aan voorschoolse educatie, op basis van € 10,79 per uur (prijspeil 2021) en een inkomensafhankelijke ouderbijdrage (gezamenlijk inkomen ouders bij niet-toeslagouders over het jaar t-1 moet worden opgegeven voor de berekening). Wanneer het gezamenlijke gezinsinkomen bij niet-toeslagouders op t-1 valt in de laagste categorie van VNG-adviestabel ouderbijdrage peuterwerk van het betreffende kalenderjaar, betalen ouders over 8 uur geen eigen inkomensafhankelijke bijdrage.

    • b.

      Subsidie verleend voor peuters van ouders die recht op kinderopvangtoeslag op grond van afdeling 2 van de Wet kinderopvang (kinderopvangtoeslag) hebben. Grondslag hiervoor is het aantal uren per kalenderjaar dat doelgroeppeuters van toeslagouder(s) deelnemen aan voorschoolse educatie, op basis van € 10,79 per uur (prijspeil 2021) minus de maximum uurprijs die de Rijksoverheid hanteert voor de kinderopvang.

    • c.

      Subsidie verleend voor een pedagogische beleidsmedewerker voorschoolse educatie voor een minimaal aantal uren per jaar, dat jaarlijks wordt bepaald door het aantal doelgroeppeuters, waaraan in de voorziening op 1 januari van het betreffende kalenderjaar voorschoolse educatie wordt aangeboden, te vermenigvuldigen met twaalf uur. Hierbij worden alle kinderen meegeteld die behoren tot de hierboven beschreven vastgestelde doelgroep voorschoolse educatie. Het minimaal aantal te subsidiëren doelgroeppeuters is 5.

  • 4.

    De uurprijs van € 10,79 per uur (prijspeil 2021) wordt jaarlijks geïndexeerd met de verhoging van de maximale uurprijs voor dagopvang van de Belastingdienst.

  • 5.

    Bovenop de uurprijs van € 10,79 per uur (prijspeil 2021) komt op basis van artikel 6, lid 3, sub c, € 0,85 voor de inzet van de pedagogisch beleidsmedewerker voorschoolse educatie.

  • 6.

    Wanneer de gemeente een subsidie peuteropvang of voorschoolse educatie verstrekt op grond van aanspraak op de hardheidsclausule, wordt er € 0,15 boven op het geldende uurtarief vergoed op basis van het aantal uren per kalenderjaar.

  • 7.

    De te verlenen en vast te stellen subsidie voor peuteropvang per uur is nooit hoger dan de door de organisaties bij de aanvraag voor het kalenderjaar opgegeven en voor overige klanten gehanteerde uurprijs.

  • 8.

    Er wordt gewerkt met de VNG-adviestabel ouderbijdrage peuterwerk van het kalenderjaar voor de berekening van de ouderbijdrage voor de peuterplaatsen peuteropvang en voorschoolse educatie (bij aantoonbaar geen recht op kinderopvangtoeslag).

Artikel 7 De subsidieaanvraag

  • 1.

    Organisaties die voor een subsidie peuteropvang en/of voorschoolse educatie in het kalenderjaar in aanmerking wensen te komen voor een subsidie op grond van artikel 6 lid 2 (subsidiepeuterplaats peuteropvang) en lid 3 (subsidie peuterplaats voorschoolse educatie in de peuteropvang) moeten jaarlijks voor 1 oktober van het jaar voorafgaand aan het kalenderjaar een subsidieaanvraag indienen.

  • 2.

    In aanvulling op artikel 6 van de subsidieverordening wordt een aanvraagformulier aangevuld met:

    • a.

      Het meest recent vastgestelde pedagogisch beleidsplan;

    • b.

      Een opgave van het voor het kalenderjaar geldende uurtarief;

    • c.

      Een verklaring dat wordt voldaan aan de bepalingen en verplichtingen van deze subsidieregeling.

      De informatie met betrekking tot het aantal peuterplaatsen peuteropvang en voorschoolse educatie, zoals beschreven in artikel 3, lid 20, wordt uit de Peutermonitor gehaald.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders kunnen voor het indienen van aanvragen peuteropvang en/of voorschoolse educatie aanvraagformulieren vaststellen.

Artikel 8 De subsidieverlening

  • 1.

    Een subsidie wordt aan een organisatie verleend op basis van het aantal peuterplaatsen zoals omschreven in artikel 1 lid 4 en 5, waarvoor op grond van artikel 6 subsidie wordt verleend en dat in het kalenderjaar zal worden geëxploiteerd.

  • 2.

    Bij de subsidieverlening kunnen door burgemeester en wethouders nadere verplichtingen worden opgelegd.

  • 3.

    Bij de subsidieverlening wordt bepaald of en op welke wijze een voorschot kan worden verstrekt op de verleende subsidie waarbij het aantal termijnen, de termijnbedragen en de data waarop deze worden uitbetaald worden vermeld.

  • 4.

    Bij de subsidieverlening wordt vermeld op welke wijze de subsidie wordt vastgesteld.

Artikel 9 Rapportageverplichtingen

  • 1.

    De aanvrager legt bij het verzoek tot vaststelling van de subsidie verantwoording af, waarbij naast de verantwoordingsgegevens van het betreffende kalenderjaar in de Peutermonitor, verslag wordt gedaan van de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de verplichtingen, genoemd in artikel 3.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen formulieren vaststellen voor het indienen van de verantwoordingsgegevens.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders kunnen o.b.v. een steekproef nadere gegevens opvragen om de rechtmatigheid van de besteding van de subsidie conform de opgelegde verplichtingen te controleren. Het kan hierbij gaan om kopieën van bewijsstukken waaruit blijkt dat rechtmatig aanspraak wordt gemaakt op peuteropvang of voorschoolse educatie (ouderverklaring geen recht op toeslag, inkomensverklaring van de belastingdienst, indicatie consultatiebureau en eventuele aanvullende bewijsstukken).

Artikel 10 De subsidievaststelling

  • 1.

    Een aanvraag tot vaststelling van de subsidie peuteropvang en voorschoolse educatie moet worden ingediend voor 1 mei volgend op het kalenderjaar waarvoor de subsidie is verleend.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders stellen op basis van het ingediende verzoek de subsidie vast op basis van het gedurende het kalenderjaar daadwerkelijk bezette aantal peuterplaatsen peuteropvang en/of voorschoolse educatie (startdatum en einddatum van de peuteropvang en het aanbod voorschoolse educatie).

  • 3.

    Voor de subsidiabele uren geldt het aantal conform artikel 6 lid 2 t/m 6

  • 4.

    Indien een peuterplaats slechts gedurende een deel van het kalenderjaar is bezet wordt de vast te stellen subsidie verminderd naar rato van het aantal uren dat de peuterplaats niet bezet is.

  • 5.

    Op de vast te stellen subsidie per peuterplaats wordt de te factureren ouderbijdrage over de deelnameperiode conform de VNG-adviestabel ouderbijdrage peuteropvang in mindering gebracht.

  • 6.

    Niet of niet geheel voldoen aan de subsidie verbonden verplichtingen zoals die blijken uit:

    • a.

      De verantwoordingsgegevens op grond van artikel 9 of

    • b.

      Nader opgevraagde gegevens op grond van artikel 9 of

    • c.

      Rapportages van inspecties van de toezichthouder GGD (VGGM) of de Inspectie voor het Onderwijs

Of het niet tijdig indienen van de aanvraag tot vaststelling van de subsidie op grond van lid 1 of 2 van dit artikel, kan leiden tot een lagere vaststelling van de subsidie.

Artikel 11 Hardheidsclausule

Burgemeester en wethouders kunnen op basis van artikel 18 van de algemene subsidieverordening van één of meer bepaalde artikelen of artikelleden van deze regeling afwijken, als dit voor een subsidieaanvrager of –ontvanger gevolgen zou hebben, die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zouden zijn tot de daarmee te dienen belangen.

Artikel 12 Slotbepalingen

  • 1.

    Deze subsidieregeling treedt in werking op 1 september 2021 onder gelijktijdige intrekking van de Nadere Regel ‘Subsidiering Peuteropvang en Voorschoolse Educatie 2020’.

  • 2.

    Aanvragen die zijn ingediend op basis van de Nadere Regel ‘Subsidiering Peuteropvang en Voorschoolse Educatie 2020’ en waarop nog niet onherroepelijk is beslist bij het in werking treden van deze nadere regel worden afgehandeld krachtens de Nadere Regel ‘Subsidiering Peuteropvang en Voorschoolse Educatie 2020;

3. Deze subsidieregeling wordt aangehaald als “Subsidieregeling Subsidiering Peuteropvang en Voorschoolse Educatie 2022”.

Vastgesteld bij besluit van burgemeester en wethouders van Lingewaard, d.d. 13 juli 2021

Burgemeester en wethouders van Lingewaard,

de secretaris

drs. I.P. van der Valk

de burgemeester,

dr. P.T.A.M. Kalfs

Naar boven