Gemeenteblad van Twenterand
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Twenterand | Gemeenteblad 2021, 237704 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Twenterand | Gemeenteblad 2021, 237704 | beleidsregel |
Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Twenterand houdende regels omtrent het bekostigen van leerlingenvervoer (Beleidsregels bekostiging leerlingenvervoer Twenterand)
Deze beleidsregels bevatten een uitwerking van een aantal bevoegdheden op grond van de Verordening bekostiging leerlingenvervoer Twenterand.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Twenterand;
Bepalingen van de Verordening bekostiging leerlingenvervoer Twenterand (artikelen 1, 3, 4, 6, 7, 8, 9, 10, 13, 14, 15, 17, 19, 20, 21, en 23) en de Algemene wet bestuursrecht (artikel 4:81) .
Vast te stellen de Beleidsregels bekostiging leerlingenvervoer Twenterand.
Artikel 2. Stagevervoer (uitwerking artikel 15 van de verordening)
Naar analogie van de ‘dichtstbijzijnde toegankelijke school’ hanteert het college het begrip ‘dichtstbijzijnde toegankelijke stage’. Het college gaat ervan uit dat scholen dit aspect mee laten wegen in de plaatsing van leerlingen en dat zij stageplekken zoveel mogelijk zoeken in de buurt van het woonadres van de leerling. Als dit niet lukt of mogelijk is, dan vindt er altijd vooraf overleg plaats tussen de school en de consulenten Werk en Inkomen van de gemeente Twenterand.
Het gehanteerde uitgangspunt houdt in dat het college alleen vervoer naar een stageplek buiten de gemeente bekostigt, als de school toereikend motiveert waarom in het betreffende geval een stage binnen de gemeente niet voldoet en een stage buiten de gemeente een duidelijke meerwaarde heeft voor de leerling. De motivering is specifiek op de betreffende leerling geschreven.
Om het plannen van stageritten beter mogelijk te maken, vindt aangepast vervoer naar en van een stageadres op schooldagen plaats op vaste uren in de ochtend (tussen 07:30 uur en 09:00 uur) en de middag (tussen 15:00 uur en 17:30 uur) of aansluitend aan de schooltijden zoals die in de schoolgids zijn opgenomen, met een marge van plus of min 30 minuten. Als deze tijdsblokken niet van toepassing zijn, omdat er sprake is van afwijkende begin- en eindtijden, dan wordt uitgegaan van het eerste en laatste lesuur.
Stagevervoer vindt in principe alleen plaats in het kader van een arbeidsgericht uitstroomprofiel. Als de leerling een ander, niet arbeidsgericht uitstroomprofiel volgt, vindt er overleg plaats met de consulent Werk en Inkomen van de gemeente Twenterand. De ouders zullen dan mogelijk een beroep doen op een andere (voorliggende) voorziening.
Artikel 3. Tussenvoorziening (uitwerking artikel 14 van de verordening)
De leerling toont bij het college aan dat hij of zij gebruik maakt van de aangeboden schoolvorm die wordt aangeboden door het samenwerkingsverband, gericht op begeleiding naar (een andere) vorm van onderwijs of een vorm van (beschutte) stage. Dit laatste kan door middel van een stage (waarbij alle bepalingen uit de verordening en artikel 2 van deze beleidsregels van toepassing zijn) of een vorm van dagbesteding.
Artikel 4. De Link (uitwerking artikel 14 van de verordening)
De Link in Almelo is een tussenvoorziening van het Samenwerkingsverband 23-01 VO regio Almelo. De Link is er voor leerlingen wiens gang naar de (vorige) VO-school gestagneerd is door angst en het vermijden van die school, en die in hun onderwijs tijdelijk behoefte hebben aan aanpassingen gericht op het weer oppakken van de gang naar school. De verblijfsduur op De Link is maatwerk en duurt gemiddeld een half jaar. Alle leerlingen stromen vervolgens uit naar de plek die in hun situatie het meest passend wordt geacht. Dit kan de school van herkomst zijn, maar ook een andere VO-school, de Schakel, een leerwerktraject of een school voor speciaal onderwijs.
Om een beroep te kunnen doen op leerlingenvervoer voor vervoer van en naar Link in Almelo, bewijzen ouders dat hun kind(eren) aanspraak maakt/maken op een Link-voorziening. Het college kent het leerlingenvervoer uitsluitend toe voor de periode van plaatsing en als aan de overige bepalingen uit de verordening en deze beleidsregels wordt voldaan.
Artikel 5. Zorgklassen (uitwerking artikel 14 van de verordening)
Kinderen tot 5 jaar die jeugdhulp krijgen gaan soms naar een zorgklas van Jarabee. Deze kinderen zijn niet leerplichtig en kunnen daarom geen aanspraak maken op leerlingenvervoer.
Artikel 6. Toegankelijke school (uitwerking artikel 8 van de verordening)
Wanneer ouders van mening zijn dat een dichterbij gelegen school of scholen niet toegankelijk is/zijn, tonen zij dit aan door een door de school of het samenwerkingsverband afgegeven verklaring waarin staat dat de betreffende leerling niet is toegelaten.
Artikel 7. Taalklas/Het Palet/De Globe (uitwerking artikel 8 van de verordening)
Voor kinderen die in een AZC verblijven en een buiten het AZC gelegen school bezoeken bestaat de "Richtlijn schoolvervoer asielzoekers". Deze richtlijn houdt in dat het AZC het vervoer van het AZC naar de school betaalt uit de middelen die het via het COA ontvangt. Statushoudersleerlingen die niet in een AZC verblijven, vallen onder de verordening
Bij de plaatsing van kinderen in een taalklas houdt het samenwerkingsverband zoveel als mogelijk rekening met de school die het dichtste bij de verblijfplaats van het kind ligt. Echter door de urgentie die vaak bij een plaatsing aan de orde is, lukt dat niet altijd. Er ontstaat dan een beroep op het leerlingenvervoer op basis van het afstandscriterium. Betreffende leerlingen komen in aanmerking voor leerlingenvervoer voor de kortst mogelijke periode. Op het moment dat een plek vrijkomt op een dichterbij gelegen taalklas en daarmee geen beroep meer nodig is op het leerlingenvervoer, veronderstelt het college dat de ouders hiervan gebruik maken. Als een plek dichterbij beschikbaar is, vervalt de aanspraak op leerlingenvervoer naar de verder weg gelegen taalklas. Bij oudere kinderen kijkt het college actief of zij geen gebruik kunnen gaan maken van het openbaar vervoer, bijvoorbeeld door middel van een persoonlijk vervoersplan (pvp).
Artikel 8. Illegale leerlingen (uitwerking artikel 1 van de verordening)
Het recht op onderwijs voor illegaal in ons land verblijvende leerlingen, is gebaseerd op het principe dat de overheid jongeren, waar ook ter wereld, toerust om aan het maatschappelijke leven deel te nemen. Nederland is hiertoe ook internationale verdragsrechtelijke verplichtingen aangegaan. Scholen en gemeenten mogen leerplichtige leerlingen niet te vragen naar de verblijfsstatus.
Artikel 9. Hoogbegaafde leerlingen (uitwerking artikel 8 van de verordening)
Hoogbegaafdheid alleen is voor het college geen reden om vervoer naar een verder weg gelegen school voor primair onderwijs en voortgezet onderwijs te verstrekken. Vervoer van hoogbegaafde leerlingen is alleen mogelijk als de ouders kunnen aantonen dat de leerling is aangewezen op voltijds hoogbegaafdenonderwijs én als aan de overige vereisten van de verordening is voldaan. Tevens is een advies van het samenwerkingsverband noodzakelijk. Het college verleent het vervoer naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school.
Als het kind een verder weg gelegen school bezoekt, tonen de ouders door een verklaring van het schoolbestuur van de dichtstbijzijnde gelegen school/ scholen aan dat hun kind niet tot het onderwijs op de dichtstbijzijnde toegankelijke school is toegelaten, dan wel dat deze school niet kan bieden wat de leerling nodig heeft.
Artikel 10. Medische behandeling en zorg (uitwerking artikelen 3 en 6 van de verordening)
Het komt voor dat ouders verzoeken om bekostiging van vervoer naar instellingen waar kinderen dagbehandeling(en) (zorg) krijgen, al dan niet in combinatie met onderwijs. Het leerlingenvervoer betreft slechts het vervoer van en naar scholen in de zin van de onderwijswetgeving. Zorginstellingen, medisch kinderdagverblijven en dergelijke vallen hier niet onder.
Volgt een kind ook onderwijs op of nabij een zorglocatie, dan kunnen de ouders een (gedeeltelijke) tegemoetkoming voor het leerlingenvervoer krijgen, als het kind voor meer dan 50% van de reguliere onderwijstijden (op basis van de schoolgids/website van de school) onderwijs ontvangt en aan de overige eisen van de verordening is voldaan.
Artikel 11. Woning (uitwerking artikelen 1, 3 en 9 van de verordening)
Niet ter zake doet of de ouders, voogden of verzorgers in de gemeente hun officiële verblijf hebben in de zin van de artikelen 10 en verder van Boek I van het Burgerlijk wetboek. Dit betekent dat als een leerling tijdelijk in een andere gemeente verblijft, de ouders in deze andere gemeente (in het algemeen) bekostiging van de vervoerkosten van deze leerling aanvragen.
Indien een leerling bij pleegouders c.q. in een internaat verblijft buiten de eigen gemeente dan wordt bij de gemeente waarin de leerling structureel verblijft leerlingenvervoer naar zijn/haar school worden aangevraagd. De gemeente waarin de ouders verblijven vragen dan weekeind- of vakantievervoer aan zodat het kind op de vrijdagmiddag naar ouders vervoerd wordt en maandag van ouders naar school, c.q. internaat of pleegouders.
Artikel 12. Tweede opstap- of afzetadres (uitwerking artikel 3 van de verordening)
Het college verstrekt alleen bekostiging van een tweede opstap- of naar een tweede afzetadres als is voldaan aan de volgende criteria:
Artikel 13. Twee woningen (uitwerking artikelen 1, 3 en 9 van de verordening)
Een leerling kan twee woningen hebben in de zin van de verordening. Wanneer er bijvoorbeeld sprake is van co-ouderschap, waarbij het kind beurtelings bij de ene en de andere ouder verblijft, is er sprake van twee hoofdverblijven. Waar de leerling staat ingeschreven doet niet ter zake, doorslaggevend is de feitelijke verblijfplaats van de leerling.
Artikel 14. Tijdelijk verblijf buiten de gemeente (uitwerking artikel 14 van de verordening)
Als vooraf vaststaat dat een leerling als gevolg van een crisissituatie gedurende een korte periode (niet meer dan zes weken) in een andere gemeente (B) verblijft en zijn oude school blijft bezoeken, merkt het college dit verblijf aan als verblijf in de oorspronkelijke gemeente (A). Deze gemeente (A) zal dan ook het vervoer gedurende deze weken blijven verzorgen. Hierbij gaat het college ervan uit dat het kind naar zijn eigen school blijft gaan. Ligt de afstand van het tijdelijk verblijf van de leerling naar de school onder de kilometergrens die gemeente A hanteert, dan bestaat er uiteraard geen (tijdelijke) aanspraak op bekostiging van vervoerkosten.
Artikel 15. Afstand (uitwerking artikelen 9 en 10 van de verordening)
Het college meet de afstand langs de kortste, voor de leerling voldoende begaanbare en veilige weg. Het college meet de afstand met de routeplanner van Easytravel, met de optie ‘kortste route’ (per auto). Als de afstand tussen de woning en school onder het voor de leerling geldende afstandsgrens (meer dan 6 kilometer, dus vanaf 6,1 kilometer) ligt, stuurt het college bij de beschikking op de aanvraag een uitdraai van deze planner mee.
Als de afstand van de heenreis en de terugreis verschillend is, gaat het college bij het meten van de afstand niet uit van de gemiddelde afstand van de heenweg (’s morgens) en de terugweg (’s middags). Als de reisafstand op de heenweg onder de in de verordening gestelde grens ligt, maar de reisafstand op de terugweg daarboven, of omgekeerd, dan verstrekt het college – mits er wordt voldaan aan de overige eisen uit de verordening - een gedeeltelijke bekostiging: alleen de heen- of alleen de terugreis.
Als de leerling jonger is dan negen jaar en de ouders bij het college kunnen aantonen dat hun kind niet in staat is zelfstandig van het openbaar vervoer gebruik te maken, komen de ouders in aanmerking voor bekostiging van de vervoerskosten voor een begeleider. Hierbij kan men denken aan de volgende situaties:
Artikel 16. Fietsafstand (uitwerking artikelen 9 en 17 van de verordening)
Als tijdens de behandeling van een aanvraag voor leerlingenvervoer de vraag aan de orde komt of een kind of een ouder het vervoer naar school per fiets kan doen, geldt de volgende uitgangspunten:
Artikel 18. Bekostiging van openbaar vervoer, centrale opstapplaatsen en openbaar vervoer met begeleiding (uitwerking artikelen 10 en 18 van de verordening)
Om te bepalen of het tijdscriterium van anderhalf uur zoals bepaald in artikel 19, onder a, van de verordening is overschreden, is slechts van belang dat via individuele meting de conclusie valt te trekken dat de totale reisduur van die leerling met het openbaar vervoer meer dan anderhalf uur bedraagt en deze met het aangepast vervoer tot 50% of minder van de reistijd per openbaar vervoer is terug te brengen. Is hiervan sprake dan kunnen ouders aanspraak maken op bekostiging op basis van de kosten van aangepast vervoer.
Bij de reistijd telt het college vijf minuten wachttijd bij de bushalte per rit op. Bij de bepaling van de reistijd van het openbaar vervoer gaat het college uit van de dienstregeling zoals deze is vermeld op www.9292.nl.
Artikel 19. Eigen vervoer in de vorm van auto of (brom)fiets (uitwerking artikel 20 van de verordening)
Het college oordeelt dat voor het stimuleren van zelfredzaamheid eigen vervoer de aangewezen vervoersvorm is, mits de ouders in staat zijn eigen vervoer te organiseren en de leerling in staat is daarvan gebruik te maken. Het college bepaalt of eigen vervoer voor de gemeente de goedkopere wijze van vervoer is.
Artikel 20. Aangepast vervoer (uitwerking artikel 20 van de verordening)
Bij aangepast vervoer haalt de vervoerder de leerlingen aan huis op, tenzij de leerling een opstapplaats is aangewezen. Aan huis ophalen betekent dat de vervoerder de leerling ophaalt bij de voordeur. Bij een flat of instelling geldt de hal of centrale receptie als ophaalplaats. Voor alle schoollocaties geldt dat per school is bepaald waar de vervoerder de leerlingen afzet, bijvoorbeeld bij de toegang van het schoolterrein of in de centrale hal van de school.
Het is mogelijk dat een individuele leerling begeleiding nodig heeft. In dat geval verzorgt de ouder, of iemand namens de ouder, de begeleiding. Het college bepaalt of het mogelijk is begeleiding in te zetten. Wanneer is besloten tot inzet van een ouder als begeleider, houdt de vervoerder rekening met deze extra zitplaats.
Voor de begeleider geldt dat het ophaal- en brengadres gelijk is aan het adres van de te begeleiden leerling. De vervoerder brengt de begeleider bij een heenrit na afloop naar huis of de opstapplaats terug. Bij een retourrit haalt de vervoerder de begeleider eerst op het thuisadres of de opstapplaats.
Artikel 21. Persoonlijke vervoersontwikkelingsplannen (uitwerking artikel 4 van de verordening)
Het college hanteert de methodiek van persoonlijke vervoersontwikkelingsplannen (pvp). Per schooljaar wordt gekeken of er onder de tot het leerlingenvervoer toegelaten leerlingen, leerlingen zijn die in aanmerking komen voor een persoonlijk vervoersontwikkelingsplan. Dit gebeurt in nauw overleg met de ouders. Het doel van een persoonlijk vervoersontwikkelingsplan is dat de leerling wordt begeleid naar en voorbereid op zelfstandig reizen. Tevens vergroot het persoonlijk vervoersontwikkelingsplan de zelfredzaamheid van de leerling.
Artikel 22. Aangepaste vormen van vervoer (uitwerking artikelen 13, 19, 21 van de verordening)
Het college zet maatwerkvervoer (een-op-een-vervoer of in een rustige bus) in als een leerling om medische en/of psychosociale redenen uitsluitend met een gelimiteerd aantal andere leerlingen kan reizen. Dit komt slechts in uitzonderlijke gevallen voor. Het college kent dit type vervoer alleen toe als dit op basis van een onafhankelijk medisch onderzoek nodig blijkt. Het college toetst een dergelijke indicatie jaarlijks opnieuw bij de ontvangst van een nieuwe aanvraag.
Per school gaat het college voor het vervoer uit van de vaste aanvang- en eindtijden zoals aangegeven in de schoolgids. Het gaat hierbij om het vaste rooster voor een schooltype. Afwijkingen hierop zijn alleen toegestaan in overleg met en na goedkeuring van het college en mits door de ouders tijdig aangemeld.
Bij een gewijzigde eindtijd door onder andere lesuitval, is de school of de ouder/verzorger verantwoordelijk voor opvang van de leerlingen. Als een leerling bijvoorbeeld tijdens het onderwijs of de lessen ziek wordt of naar de tandarts of huisarts gaat, zijn de ouders verantwoordelijk voor het vervoer.
Artikel 23. Begeleiding in het openbaar vervoer of bij het fietsen (uitwerking artikelen 18 en 19 van de verordening)
Begeleiding is primair een taak van de ouders. Als ouders dit niet zelf kunnen verzorgen, zorgen zij zelf voor een oplossing. Indien de leerling in een instelling woont, blijven ouders en instelling verantwoordelijk voor de zorg en de daarmee samenhangende begeleiding van de leerling naar school en terug.
Van een ernstige benadeling van het gezin is in ieder geval sprake als de begeleider voor het begeleiden van leerlingen van het basisonderwijs meer dan drie uur reistijd openbaar vervoer per dag heeft of voor het begeleiden van leerlingen van het speciaal basisonderwijs, speciaal onderwijs of voortgezet (speciaal) onderwijs, meer dan drie uur reistijd openbaar vervoer heeft.
Artikel 24. Drempelbedrag en draagkracht (uitwerking artikel 23 van de verordening)
Het college berekent de kosten van het openbaar vervoer over de in artikel 23 van de verordening bepaalde afstand van 6 kilometer, op basis van de informatie van de lokale openbaar vervoerder. Het tarief dat geldt op het moment van aanvraag, geldt voor (de rest van) het schooljaar waarvoor de ouder bekostiging vraagt.
Als het inkomen van de betrokken ouders in de periode die ligt tussen het peiljaar waarin het inkomen is bepaald, en het jaar waarin de aanvraag is ingediend, op een structurele wijze is gedaald, vindt het college het redelijk om in het voordeel van de ouders een later peiljaar te kiezen door gebruik te maken van de afwijkingsmogelijkheid van artikel 23 van de verordening. Door het kiezen van een later peiljaar kan het voorkomen dat ouders in dat latere peiljaar niet voldoen aan de inkomensgrens en dus geen drempelbedrag hoeven te betalen.
Artikel 26. Ontzegging toegang tot leerlingenvervoer/aangepast vervoer (uitwerking artikel 7, lid 4, onder d, van de verordening)
Als de conclusie van het onderzoek van het college is dat het voorval is terug te voeren op een ernstige verstandelijke beperking van de leerling en dus de leerling niet kan worden toegerekend, zoekt het college met de vervoerder, ouders en eventueel de school een passende oplossing (bijvoorbeeld begeleiding in het aangepast vervoer, eigen vervoer).
Als de conclusie van het onderzoek van het college is dat het voorval niet terug te voeren is op een ernstige verstandelijke beperking van de leerling, dan rekent het college de leerling het ongewenste gedrag toe. Het college beslist dan over het wel of niet sanctioneren en over de hoogte van de eventuele sanctie. Als bij het incident leerlingen van verschillende gemeenten zijn betrokken, overleggen de colleges van die gemeenten met elkaar voordat een sanctie wordt opgelegd.
De brief met de tijdelijke uitsluiting stuurt het college als er sprake is van herhaald gedrag en dit leidt tot een eerste tijdelijke uitsluiting. Als er in het eerstvolgende schooljaar na de eerste waarschuwingsbrief opnieuw ongewenst gedrag plaatsvindt, vindt een onderzoek plaats als hiervoor beschreven. Als de conclusie van het onderzoek van het college is dat het ongewenste gedrag aan de leerling is toe te rekenen, vindt er een gesprek plaats tussen de ouders van de leerling of de meerderjarige leerling en het college. Daarna ontvangen de ouders of meerderjarige leerling onder verwijzing naar de eerste waarschuwingsbrief een tweede brief (beschikking) waarin hen wordt meegedeeld, dat de leerling vanwege de herhaling van het ongewenste gedrag:
Als er opnieuw ongewenst gedrag plaatsvindt binnen hetzelfde schooljaar na de datum van de eerste waarschuwingsbrief, dan vindt een onderzoek plaats als hiervoor beschreven. Is de conclusie van het onderzoek van het college dat het ongewenste gedrag is toe te rekenen aan de leerling, dan vindt er een gesprek plaats tussen de ouders van de leerling of de meerderjarige leerling en het college. Daarna ontvangen de ouders of meerderjarige leerling onder verwijzing naar de eerste en de tweede (waarschuwings-)brief een derde brief (beschikking) waarin hen wordt meegedeeld, dat:
Valt het einde van het schooljaar binnen de termijn waarvoor de maatregel is opgelegd, dan geldt de uitsluiting voor de van toepassing zijnde periode exclusief de zomervakantie. Dit betekent dat de uitsluiting ook gedeeltelijk in het nieuwe schooljaar kan vallen. Loopt de sanctie af in een volgend schooljaar, dan dienen ouders of meerderjarige leerling een aanvraag in voor leerlingenvervoer voor dit nieuwe schooljaar.
Vriezenveen, 13 juli 2021
Burgemeester en wethouders van Twenterand,
de secretaris,
P.F.G. Rossen
de burgemeester,
mr. J. C. F. Broekhuizen
Bijlage: centrale opstapplaatsen
Vastgestelde Centrale Opstappunten (CO) vanaf 1 augustus 2021
Centrale opstappunten in Twenterand ten behoeve van het aangepaste leerlingenvervoer
Het college van de gemeente Twenterand heeft met ingang schooljaar 2021-2022, naast centrale opstappunten voor regulier basisonderwijs/speciale school voor basisonderwijs, ook centrale hoofdopstappunten aangewezen voor leerlingen die het voorgezet (speciaal) onderwijs bezoeken.
Uitzonderingen gelden voor de leerlingen die in het buitengebied wonen
Het buitengebied van Twenterand omvat het grondgebied van de gemeente dat buiten de hoofdkernen Den Ham, Vroomshoop, Westerhaar-Vriezenveensewijk en Vriezenveen ligt. Leerlingen die wonen in De Pollen, Geerdijk en Bruinehaar etc. hebben dus geen centraal opstappunt. Als de in het buitengebied wonende leerling woont in een woning die dichtbij een bushalte staat, geldt deze bushalte voor deze leerling echter wel als opstappunt.
Welke leerlingen hebben deur-tot-deurvervoer?
SO-leerlingen en leerlingen uit het Primair en Voortgezet Onderwijs die op basis van een vervoersverklaring van de school om fysieke of overige redenen geen gebruik kunnen maken van een centraal opstappunt. Deze leerlingen worden op de openbare weg bij de woning waar zij verblijven opgehaald.
Vervoerders mogen voor het vervoer vanaf opstappunten rijden met groot materieel zoals een touringcar of een verlengd busje met 17 à 18 zitplaatsen.
Uitzondering geldt voor het vervoer van SBO de Sleutel-leerlingen jonger dan 7 jaar. Voor deze leerlingen mag er vanaf de opstappunten uitsluitend met klein materieel gereden worden.
Eisen die aan een centrale opstappunt gesteld worden zijn:
In de gemeente Twenterand ingestelde opstappunten:
DH 1 - Brede School Goosensplein - Google Maps
DH 2 - Parkeerplaats de Gaffel De Gaffel - Google Maps
DH 3 - Hoofdopstappunt Bushalte “ Driesprong” Dorpsstraat - Google Maps
VRO 1 - Bushalte “Tonnendijk” 13 N341 - Google Maps
VRO 2a - Parkeerplaats Linderflier Vroomshoop, Overijssel - Google Maps
VRO hulp opstappunt - Linderveld Linderveld - Google Maps
Linderveld ter hoogte van nummer 4, 7681 RA
Deur tot deur vervoer voor de doodlopende straatjes van de Prins Clausstraat
VRO3 - Hoofdopstappunt Bushalte “President Kennedystraat”
Kern Westerhaar-Vriezenveensewijk
WES 1 - Hoofdopstappunt Bushalte “Wollegrasstraat” 186 Hoofdweg - Google Maps
Hoofdweg ter hoogte van nummer 186, 7676 BN
WES 2 - Parkeerplaats Kultuurhuus ”de Klaampe” 1 Beeklaan - Google Maps
WES 3 - Bushalte “Dalweg” Westerhaar, Dalweg - Google Maps
VRIE 1 - Hoek Oosteinde/Walstraat Walstraat - Google Maps
Walstraat bij nummer 1, 7671 AM
VRIE 2 - Bushalte “Karel Schaapstraat” Vriezenveen, Karel Schaapstraat - Google Maps
VRIE 3 - P+R Vriezenveen P+R Vriezenveen - Google Maps
VRIE 4 - Bushalte “Westerweilandweg" De Taling - Google Maps
Westerweilandweg/hoek De Putter bij nummer 1, 7671 VH
VRIE 5 - Bushalte “Zuivelfabriek” 57 Almeloseweg - Google Maps
Almelosestraat bij huisnummer 54, 7671 RC
Verkeerssituatie is in 2020 zie foto’s.
VRIE 6 - Hoofdopstappunt bushalte “’t Midden” Koningsweg - Google Maps
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2021-237704.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.