Verordening 2021-ll tot wijziging van de Algemene plaatselijke verordening (APV) Zaanstad 2013

De raad van de gemeente Zaanstad;

 

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 25-05-2021;

 

Gelet op artikel 149 van de Gemeentewet

 

Besluit:

 

de Verordening 2021-ll tot wijziging van de Algemene plaatselijke verordening (APV) Zaanstad 2013 vast te stellen:

 

 

 

ARTIKEL I Wijziging verordening

De Algemene plaatselijke verordening (APV) Zaanstad 2013 wordt als volgt gewijzigd:

 

A. De inhoudsopgave komt te luiden aldus:

 

Inhoudsopgave

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 0 Opschriften (z)

Artikel 1:1 Begripsbepalingen

Artikel 1:2 Beslistermijn

Artikel 1:3 Indiening aanvraag

Artikel 1:4 Voorschriften en beperkingen

Artikel 1:5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing (z)

Artikel 1:6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing (z)

Artikel 1:7 Termijnen

Artikel 1:8 Weigeringsgronden (z)

Artikel 1:9

 

Hoofdstuk 2 Openbare orde

Afdeling 1. Bestrijding van ongeregeldheden

Artikel 2:1 Samenscholing en ongeregeldheden

Artikel 2.1a Straatintimidatie (z)

 

Afdeling 2. Betoging

Artikel 2:2 Optochten

Artikel 2:3 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen

Artikel 2:4 Afwijking termijn

Artikel 2:5 Te verstrekken gegevens

 

Afdeling 3. Verspreiden van stukken en aanbieden van andere activiteiten op de openbare weg ( z )

Artikel 2:6 Verspreiden van stukken en aanbieden van andere activiteiten (z)

 

Afdeling 4 Vertoningen e.d. op de weg

Artikel 2:7 Feest, muziek en wedstrijd e.d.

Artikel 2:8 Dienstverlening

Artikel 2:9 Straatartiest e.d..

 

Afdeling 5 Bruikbaarheid en aanzien van de weg

Artikel 2:10 Voorwerpen op of aan de weg (z)

Artikel 2:10a Vastmaken van voorwerpen (z)

Artikel 2:11 (Omgevings)vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg

Artikel 2:12 Omgevingsvergunning voor het maken, veranderen van een uitweg (z)

 

Afdeling 6 Veiligheid op de weg

Artikel 2:13 Veroorzaken van gladheid

Artikel 2:14 Winkelwagentjes (z)

Artikel 2:15 Hinderlijke beplanting of gevaarlijk voorwerp

Artikel 2:16 Open straatkolken e.d.

Artikel 2:17 Kelderingangen e.d.

Artikel 2:18 Rookverbod in bossen en natuurterreinen

Artikel 2:19a Gevaarlijk of hinderlijk voorwerp (z)

Artikel 2:19b Gevaarlijke voorwerpen (z)

Artikel 2:20 Vallende voorwerpen

Artikel 2:21 Voorzieningen voor verkeer en verlichting

Artikel 2:22 Objecten onder hoogspanningslijn

Artikel 2:23 Veiligheid op het ijs (z)

 

Afdeling 7 Evenementen ( z )

Artikel 2:24 Begripsbepaling (z)

Artikel 2:25 Evenement (z)

Artikel 2:25a Vechtsportwedstrijden (z)

Artikel 2:26 Ordeverstoring (z)

 

Afdeling 8 Toezicht op horecabedrijven en op voor publiek toegankelijke gebouwen ( z )

Artikel 2:27 Begripsbepalingen (z)

Artikel 2:28 Exploitatievergunning horecabedrijf (z)

Artikel 2:28a Vergunningsaanvraag (z)

Artikel 2:28b Algemene weigerings- en intrekkingsgronden exploitatievergunning (z)

Artikel 2:28c Bijzondere intrekkings- of wijzigingsgronden van de exploitatievergunning (z)

Artikel 2:29 Sluitingstijd (z)

Artikel 2:30 Afwijking sluitingstijden en afwijkende voorschriften en beperkingen horecabedrijf (z)

Artikel 2:30a Sluiting horecabedrijf (z)

Artikel 2:30b Sluiting gebouw of ruimte (z)

Artikel 2:30c Regels met betrekking tot sluiting (z)

Artikel 2:31 Aanwezigheid in gesloten horecabedrijf

Artikel 2:32 Handel binnen horecabedrijven

Artikel 2:33 Ordeverstoring (z)

Artikel 2:34 Het college als bevoegd bestuursorgaan

Artikel 2:34a Schenktijden paracommerciële rechtspersonen (z)

Artikel 2:34b Bijeenkomsten bij paracommerciële rechtspersonen (z)

 

Afdeling 9 Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf

Artikel 2:35 Begripsbepaling

Artikel 2:36 Kennisgeving exploitatie

Artikel 2:37 Nachtregister

Artikel 2:38 Verschaffing gegevens nachtregister (z)

 

Afdeling 10 Toezicht op speelgelegenheden ( z )

Artikel 2:39 Speelgelegenheden (z)

Artikel 2:40 Speelautomaten (z)

 

Afdeling 10a Tegengaan onveilig, niet leefbaar en malafide ondernemersklimaat ( z )

Artikel 2:40a Begripsbepalingen (z)

Artikel 2:40b Aanwijzing gebouwen, straten, gebieden of bedrijfsmatige activiteiten (z)

Artikel 2:40c Exploitatievergunning uitoefening bedrijf (z)

Artikel 2:40d Eisen aan de exploitant en de bedrijfsleider (z)

Artikel 2:40e Weigeringsgronden (z)

Artikel 2:40f Intrekking- en wijzigingsgronden (z)

Artikel 2:40g Sluiting (z)

Artikel 2:40h Overgangsrecht (z)

 

Afdeling 11 Maatregelen tegen overlast en baldadigheid

Artikel 2:41 Betreden gesloten woning of lokaal

Artikel 2:42 Plakken en kladden

Artikel 2:43 Vervoer plakgereedschap e.d.

Artikel 2:44 Vervoer inbrekerswerktuigen

Artikel 2:44a Vervoer geprepareerde voorwerpen (z)

Artikel 2:45 Betreden van plantsoenen e.d.

Artikel 2:46 Rijden over bermen e.d.

Artikel 2:47 Hinderlijk gedrag op openbare plaatsen

Artikel 2:48 Verboden drankgebruik

Artikel 2:49 Verboden gedrag bij of in gebouwen

Artikel 2:50 Hinderlijk gedrag in voor het publiek toegankelijke ruimten

Artikel 2:50a Verbod op zichtbare uitingen van verboden organisaties (z)

Artikel 2:51 Neerzetten van fietsen e.d.

Artikel 2:52 Overlast van fiets of bromfiets op markt en kermisterrein e.d.

Artikel 2:53 Bespieden van personen (z)

Artikel 2:54 Bewakingsapparatuur (z)

Artikel 2:55 Nodeloos alarmeren (z)

Artikel 2:56 Alarminstallaties (z)

Artikel 2:57 Loslopende honden

Artikel 2:58 Verontreiniging door honden (z)

Artikel 2:59 Gevaarlijke honden

Artikel 2:59a Gevaarlijke honden op eigen terrein

Artikel 2:60 Houden of voeren van hinderlijke of schadelijke dieren (z)

Artikel 2:61 Wilde dieren

Artikel 2:62 Loslopend vee

Artikel 2:63 Duiven (z)

Artikel 2:64 Bijen (z)

Artikel 2:65 Bedelarij (z)

 

Afdeling 12 Bepalingen ter bestrijding van heling van goederen

Artikel 2:66 Begripsbepaling

Artikel 2:67 Verplichtingen met betrekking tot het verkoopregister

Artikel 2:68 Voorschriften als bedoeld in artikel 437ter van het Wetboek van Strafrecht

Artikel 2:69 Vervreemding van door opkoop verkregen goederen

Artikel 2:70 Handel binnen horecabedrijven

 

Afdeling 13 Vuurwerk

Artikel 2:71 Begripsbepalingen

Artikel 2:72 Ter beschikking stellen van consumentenvoorwerk tijdens de verkoopdagen

Artikel 2:73 Gebruiken van consumentenvuurwerk tijdens de jaarwisseling

 

Afdeling 14 Drugsoverlast ( z )

Artikel 2:74 Drugshandel op straat

 

Afdeling 15 Bestuurlijke ophouding , veiligheids-risicogebieden en cameratoezicht op openbare plaatsen en verblijfsontzeggingen

Artikel 2:75 Bestuurlijke ophouding

Artikel 2:76 Veiligheidsrisicogebieden

Artikel 2:77 Cameratoezicht op openbare plaatsen

Artikel 2:78 Verblijfsontzegging (z)

Artikel 2:79 Woonoverlast als bedoeld in artikel 151d Gemeentewet

 

Hoofdstuk 3 Regulering prostitutie, seksbranche en aanverwante onderwerpen

Afdeling 1 Algemene bepalingen

Artikel 3:1 Afbakening

Artikel 3:2 Begripsbepalingen (z)

Artikel 3:2a Bevoegd bestuursorgaan (z)

Artikel 3:2b Nadere regels (z)

 

Afdeling 2 Exploitatievergunning seksbedrijf

Artikel 3:3 Exploitatievergunning seksbedrijf (z)

Artikel 3:3a Overgangsbepaling seksbedrijven (z)

Artikel 3:4 Concentratie seksbedrijven (z)

Artikel 3:5 Maximum aantal vergunningen voor seksbedrijven (z)

Artikel 3:6 Aanvraag (z)

Artikel 3:7 Weigeringsgronden (z)

Artikel 3:8 Eisen met betrekking tot de vergunning (z)

Artikel 3:9 Intrekkingsgronden (z)

Artikel 3:10 Melding gewijzigde omstandigheden (z)

Artikel 3:11 Geldigheidsduur vergunning (z)

 

Afdeling 3. Uitoefenen seksbedrijf

Artikel 3:12 Sluitingstijden seksbedrijven, aanwezigheid en toegang (z)

Artikel 3:13 Adverteren (z)

Artikel 3:13a Tijdelijke afwijking sluitingstijden en tijdelijke sluiting (z)

Artikel 3:13b Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder (z)

Artikel 3:13c Beëindiging exploitatie (z)

Artikel 3:13d Wijziging beheer (z)

Artikel 3:14 Leeftijd en verblijfstitel prostituees; verbod werken voor onvergund prostitutiebedrijf (z)

Artikel 3:14a Overgangsbepaling minimale leeftijd prostituees (z)

Artikel 3:15 Bedrijfsplan (z)

Artikel 3:16 Minimale verhuurperiode werkruimte

Artikel 3:17 Verdere verplichtingen van de exploitant en beheerder prostitutiebedrijf (z)

Artikel 3:18 Raamprostitutie (z)

Artikel 3:19 Straatprostitutie (z)

Artikel 3:20 Handhaving straatprostitutie (z)

 

Afdeling 4. Overige bepalingen

Artikel 3:21 Verbodsbepaling klanten

Artikel 3:22 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen en dergelijke

 

Hoofdstuk 4 Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente

Afdeling 1 Geluidhinder en verlichting

Artikel 4:1a Begripsbepalingen

Artikel 4:1b Horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen (z)

Artikel 4:2 Aanwijzing collectieve festiviteiten (z)

Artikel 4:3 Kennisgeving incidentele festiviteiten (z)

Artikel 4:4 Verboden incidentele festiviteiten

Artikel 4:5 Onversterkte muziek (z)

Artikel 4:6 Overige geluidhinder

Artikel 4:6a Mosquito

 

Afdeling 2 Bodem-, weg- en milieuverontreiniging

Artikel 4:7 Ongeadresseerde reclame (z)

Artikel 4:8 Natuurlijke behoefte doen

Artikel 4:9 Toestand van sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen

Artikel 4:9a Oplaten van ballonnen (z)

 

Afdeling 3 Het bewaren van houtopstanden

Artikel 4:10 Begripsbepalingen

Artikel 4:11 Omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden

Artikel 4:11a Bestrijding iepziekte

Artikel 4:12 Herplant-/instandhoudingsplicht

 

Afdeling 4 Maatregelen tegen ontsiering en stankoverlast

Artikel 4:13 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz.

Artikel 4:14 Stankoverlast door gebruik van meststoffen

Artikel 4:15 Verbod ontsierende, hinderlijke of gevaarlijke reclame (z)

Artikel 4:16 Vergunningplicht lichtreclame

 

Afdeling 5 Kamperen buiten kampeerterreinen

Artikel 4:17 Begripsbepaling

Artikel 4:18 Recreatief nachtverblijf buiten kampeerterreinen

Artikel 4:19 Aanwijzing kampeerplaatsen

 

Hoofdstuk 5 Andere onderwerpen betreffende de huishouding der gemeente

Afdeling 1 Parkeerexcessen

Artikel 5:1 Begripsbepalingen

Artikel 5:2 Parkeren van voertuigen van autobedrijf e.d.

Artikel 5:3 Te koop aanbieden van voertuigen

Artikel 5:4 Defecte voertuigen

Artikel 5:5 Overlastgevende voertuigen (z)

Artikel 5:6 Kampeermiddelen e.a.

Artikel 5:7 Parkeren van reclamevoertuigen

Artikel 5:8 Parkeren van grote voertuigen

Artikel 5:9 Parkeren van uitzichtbelemmerende voertuigen

Artikel 5:10 Parkeren anders dan op de rijbaan

Artikel 5:11 Aantasting groenvoorzieningen door voertuigen

Artikel 5:11a Aantasting van groenvoorziening door vaartuigen (z)

Artikel 5:12 Overlast van fiets of bromfiets (z)

 

Afdeling 2 Collecteren

Artikel 5:13 Inzameling van geld of goederen (z)

 

Afdeling 3 Venten

Artikel 5:14 Begripsbepaling

Artikel 5:15 Ventverbod

Artikel 5:16 Vrijheid van meningsuiting

 

Afdeling 4 Standplaatsen

Artikel 5:17 Begripsbepaling

Artikel 5:18 Standplaatsvergunning en weigeringsgronden

Artikel 5:19 Toestemming rechthebbende

Artikel 5:20 Afbakeningsbepalingen

Artikel 5:21 Aanhoudingsplicht

 

Afdeling 5 Snuffelmarkten ( z )

Artikel 5:22 Begripsbepaling

Artikel 5:23 Organiseren van een snuffelmarkt

 

Afdeling 6 Openbaar water

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Artikel 5:24 Voorwerpen op, in of boven openbaar water (z)

Artikel 5:25 Het innemen van een ligplaats (z)

Artikel 5:25a Pleisterplaatsen (z)

Artikel 5:26 Aanwijzingen ligplaats

Artikel 5:27 Verbod innemen ligplaats

Artikel 5:28 Beschadigingen van waterstaatswerken

Artikel 5:29 Reddingsmiddelen

Artikel 5:30 Snelheidsbeperking (z)

Artikel 5:30a Brug klimmen en springen in openbaar water (z)

Artikel 5:31 Overlast aan vaartuigen

 

Paragraaf 2 Bijzondere bepalingen met betrekking tot scheepvaart en havens ( z )

Artikel 5:32 Werkingssfeer (z)

Artikel 5:33 Het nakomen van aanwijzingen (z)

Artikel 5:34 Rondvaart- en verhuurbedrijf (z)

Artikel 5:35 Veren (z)

Artikel 5:36 Het besturen van vaartuigen onder invloed van alcoholhoudende dranken en/of andere stoffen (z)

Artikel 5:37 Het gebruiken van vaartuigen als opslagplaats of bedrijfsruimte (z)

Artikel 5:38 Het breken van ijs (z)

Artikel 5:39 Het economisch opleggen van vaartuigen (z)

Artikel 5:40 Baggeren (z)

Artikel 5:41 Het bouwen, herstellen, droogzetten en slopen van vaartuigen (z)

Artikel 5:42 Toegang tot openbare trappen en steigers (z)

Artikel 5:42a Veilige toegang (z)

Artikel 5:43 Bijzondere verplichtingen voor gezagvoerders van zeevaartuigen (z)

Artikel 5:43a Verhalen anders dan op eigen aanvraag (z)

Artikel 5:43b Verbod gebruik hoofdmotor of hulpmotor (z)

 

Paragraaf 3 Bijzondere bepalingen met betrekking tot woonschepen ( z )

Artikel 5:44-5:48

 

Paragraaf 4 Ontvangstvoorzieningen voor olie van zeevaartuigen ( z )

Artikel 5:49-5:53

 

Afdeling 7 Crossterreinen en gemotoriseerd- en ruiterverkeer in natuurgebieden

Artikel 5:54 Crossterreinen

Artikel 5:55 Beperking verkeer in natuurgebieden

 

Afdeling 8 Verbod vuur te stoken

Artikel 5:56 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken

 

Afdeling 9 Verstrooiïng van as

Artikel 5:57 Begripsbepaling

Artikel 5:58 Verboden plaatsen

Artikel 5:59 Hinder of overlast

 

Hoofdstuk 6 Straf-, overgangs- en slotbepalingen

Artikel 6:1 Strafbepaling (z)

Artikel 6:2 Toezichthouders (z)

Artikel 6:3 Binnentreden woningen

Artikel 6:4 Inwerkingtreding nieuwe en intrekking oude verordening (z)

Artikel 6:5 Overgangsbepaling

Artikel 6:6 Citeertitel

 

B. Artikel 2:24 komt te luiden aldus:

 

Artikel 2:24 Begripsbepaling ( z )

  • 1.

    Ongewijzigd

  • 2.

    Ongewijzigd

    • a.

      Ongewijzigd

    • b.

      Ongewijzigd

    • c.

      Ongewijzigd

    • d.

      Ongewijzigd

    • e.

      Ongewijzigd

    • f.

      Ongewijzigd

    • g.

      vechtsportgala’s. Hieronder worden tevens verstaan:

      • -

        Free-, cage-, en ultimate fightevenement of daarmee vergelijkbare evenementen;

      • -

        Mixed Martial Arts, ook wel genoemd gemengde vechtkunst, waaronder in ieder geval worden begrepen free fight (het vrije vechten), vale tudo (Braziliaans Mixed Martial Arts) en cage fight (kooigevecht);

      • -

        Kickboksen en Muay Thai (Thaiboksen) in al hun varianten;

    • h.

      een erotisch evenement. Hieronder wordt verstaan:

      • -

        een voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak waarbij vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden;

      • -

        een voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak waarbij aan het publiek de gelegenheid wordt geboden op fysieke wijze deel te nemen aan het erotische vermaak.

  • 3.

    Ongewijzigd

 

C. Artikel 2:28a komt te luiden aldus:

 

Artikel 2:28a Vergunningsaanvraag ( z )

  • 1.

    Ongewijzigd

  • 2.

    Bij de aanvraag om een exploitatievergunning moeten in ieder geval worden overgelegd:

    • a.

      Ongewijzigd

    • b.

      Ongewijzigd

    • c.

      een op grond van de wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (wet BIBOB) vastgesteld en volledig ingevuld vragenformulier met de daarbij behorende bijlagen en bescheiden;

    • d.

      indien de aanvraag een terras betreft, een locatietekening met afmetingen;

    • e.

      een uittreksel van de inschrijving van het horecabedrijf bij de Kamer van Koophandel waarop het adres van het horecabedrijf staat vermeld.

    • f.

      [bestaat niet meer]

  • 3.

    Bij de aanvraag voor het bijschrijven van een leidinggevende op het aanhangsel behorende bij een exploitatievergunning moeten in ieder geval worden overlegd:

    • a.

      Ongewijzigd

    • b.

      ondertekende arbeidsovereenkomst van de exploitant met de leidinggevende.

  • 4.

    Ongewijzigd

  • 5.

    Ongewijzigd

  • 6.

    Ongewijzigd

 

D. Artikel 2:79 komt te luiden aldus:

 

Artikel 2:79 Woonoverlast als bedoeld in artikel 151d Gemeentewet

  • 1.

    Degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt, of tegen betaling in gebruik geeft, draagt er zorg voor dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.

  • 2.

    Ongewijzigd

 

E. Hoofdstuk 3 komt te luiden aldus:

 

Hoofdstuk 3 Regulering prostitutie, seksbranche en aanverwante onderwerpen

 

Afdeling 1 Algemene bepalingen

 

Artikel 3:1 Afbakening

De artikelen 1:2 en 1:5 tot en met 1:8 zijn niet van toepassing op het bij of krachtens dit hoofdstuk bepaalde.

 

Artikel 3:2 Begripsbepalingen ( z )

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • a.

    advertentie: elke commerciële uiting in een medium, die een seksbedrijf of een prostituee onder de aandacht van het publiek brengt;

  • b.

    beheerder: de natuurlijke persoon die door de exploitant is aangesteld voor de feitelijke leiding van een seksbedrijf;

  • c.

    escortbedrijf: het bedrijfsmatig aan een prostituee gelegenheid geven tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen vergoeding door te bemiddelen tussen de prostituee en de derde met het oog op prostitutie die plaats vindt op een ander adres dan de woning van de prostituee of een seksinrichting;

  • d.

    exploitant: de natuurlijke persoon of de bestuurder van een rechtspersoon of hun gevolmachtigden voor wiens rekening en risico een seksbedrijf wordt geëxploiteerd;

  • e.

    klant: degene die gebruik maakt van de door een exploitant van een seksbedrijf of een prostituee aangeboden seksuele diensten;

  • f.

    prostituee: degene die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen vergoeding;

  • g.

    prostitutie: het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen vergoeding;

  • h.

    prostitutiebedrijf: het bedrijfsmatig aan een prostituee gelegenheid geven tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen vergoeding;

  • i.

    seksbedrijf: het bedrijfsmatig gelegenheid geven tot:

    • -

      het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen vergoeding (=prostitutiebedrijf); of

    • -

      prostitutie in de vorm van bemiddeling tussen klant en prostituee (=escortbedrijf); of

    • -

      het verrichten van seksuele handelingen met en voor een derde (niet tegen vergoeding) (=overig seksbedrijf); of

    • -

      het verrichten van seksuele handelingen voor een derde tegen vergoeding (=overig seksbedrijf); of

    • -

      het aanbieden van fysieke vertoningen van erotisch-pornografische aard (al dan niet tegen vergoeding) (=overig seksbedrijf).

  • j.

    seksinrichting: voor een derde toegankelijke besloten ruimte die onderdeel is van een seksbedrijf.

  • k.

    sekswerker: de natuurlijke persoon die tegen vergoeding seksuele handelingen verricht met een derde (prostitutie), of die tegen vergoeding seksuele handelingen verricht voor een derde (onder meer bij live seksshows, peepshows en striptease-bars).

  • l.

    sekswinkel: winkel waar goederen van erotisch-pornografische aard worden verkocht of verhuurd;

  • m.

    thuiswerker: degene die zich vanuit huis beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen vergoeding zonder bedrijfsmatig karakter.

  • n.

    werkruimte: als zelfstandig aan te merken onderdeel van een seksinrichting waarin seksuele handelingen met een derde tegen vergoeding worden verricht.

 

Artikel 3:2a Bevoegd bestuursorgaan ( z )

In dit hoofdstuk wordt onder het bevoegd bestuursorgaan verstaan: het college of, voor zover het betreft voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven als bedoeld in artikel 174 van de Gemeentewet, de burgemeester.

 

Artikel 3:2b Nadere regels ( z )

Met het oog op de openbare orde, de belangen genoemd in artikel 3:7, zesde lid, of de maatregelen, bedoeld in artikel 3:15, eerste lid, kan het bevoegd bestuursorgaan nadere regels stellen met betrekking tot de uitoefening van de bevoegdheden bedoeld in dit hoofdstuk.

 

Afdeling 2 Exploitatievergunning seksbedrijf

 

Artikel 3:3 Exploitatievergunning seksbedrijf ( z )

  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd bestuursorgaan een seksbedrijf uit te oefenen of te wijzigen.

  • 2.

    De vergunning is locatie- en persoonsgebonden en niet overdraagbaar.

  • 3.

    Op een aanvraag om een vergunning wordt binnen twaalf weken beslist. Deze termijn kan met ten hoogste twaalf weken worden verlengd.

  • 4.

    Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is niet van toepassing.

  • 5.

    Een vergunning kan voor één of meerdere seksinrichtingen binnen het seksbedrijf worden verleend.

 

Artikel 3:3a Overgangsbepaling seksbedrijven ( z )

  • 1.

    Een voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening verleende vergunning voor een seksbedrijf die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening niet is ingetrokken of vervallen, geldt gedurende 26 weken na de inwerkingtreding van deze verordening als een vergunning krachtens deze verordening.

  • 2.

    Indien binnen deze periode een aanvraag voor een nieuwe vergunning is ingediend, blijft deze vergunning van kracht totdat met toepassing van deze verordening op de aanvraag is beslist.

 

Artikel 3:4 Concentratie seksbedrijven ( z )

Het college kan delen van de gemeente aanwijzen waarbinnen voor het vestigen van een seksbedrijf geen vergunning wordt verleend. Daarbij kan worden bepaald dat de aanwijzing geldt voor seksinrichtingen van seksbedrijven van een nader aangewezen aard.

 

Artikel 3:5 Maximum aantal vergunningen voor seksbedrijven ( z )

  • 1.

    Binnen de gemeente Zaanstad worden maximaal één vergunning voor een escortbedrijf, twee vergunningen voor een prostitutiebedrijf (niet zijnde raamprostitutie of escort) en twee vergunningen voor een overig seksbedrijf verleend.

  • 2.

    Een vergunning als bedoeld in artikel 3:3 kan alleen worden verleend indien het maximum voor het aantal te verlenen vergunningen niet bereikt is en na het volgen van de geldende Aanvraag- en selectieprocedure exploitatievergunning seksbedrijf een gegadigde in aanmerking komt voor het aanvragen van een vergunning.

 

Artikel 3:6 Aanvraag ( z )

  • 1.

    Een aanvraag om vergunning wordt ingediend middels een door het bevoegd bestuursorgaan vastgesteld en volledig ingevuld formulier met daarbij behorende bescheiden, evenals een op grond van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur vastgesteld en volledig ingevuld vragenformulier met de daarbij behorende bijlagen en bescheiden.

  • 2.

    Bij de aanvraag wordt vermeld voor welke activiteit(en) de vergunning wordt gevraagd.

  • 3.

    Het bevoegd bestuursorgaan kan aanvullende gegevens of bescheiden verlangen.

 

Artikel 3:7 Weigeringsgronden ( z )

  • 1.

    Een vergunning wordt geweigerd als:

    • a.

      de exploitant of de beheerder onder curatele staat;

    • b.

      de exploitant of de beheerder jonger dan 21 jaar is op het moment van de aanvraag;

    • c.

      redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke toestand niet met het in de aanvraag vermelde in overeenstemming zal zijn;

    • d.

      redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de aanvrager in strijd zal handelen met aan de vergunning verbonden beperkingen of voorschriften;

    • e.

      er aanwijzingen zijn dat voor of bij het seksbedrijf personen tewerkgesteld zijn of zullen zijn die:

      • 1°.

        als het prostituees betreft, nog niet de leeftijd van 21 jaar hebben bereikt,

      • 2°.

        als het andere personen dan prostituees betreft, nog niet de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt,

      • 3°.

        slachtoffer zijn van mensenhandel, of

      • 4°.

        verblijven of werken in strijd met het bepaalde bij of krachtens de Vreemdelingenwet 2000; 

    • f.

      de exploitant of de beheerder minder dan vijf jaar voorafgaand aan de dag dat de vergunning wordt aangevraagd, wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van meer dan zes maanden of meer door de rechter in Nederland, inclusief de drie openbare lichamen Bonaire, Saba en Sint-Eustatius, Aruba, Curaçao en Sint Maarten, dan wel door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor naar Nederlands recht een bevel tot voorlopige hechtenis ingevolge artikel 67, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering is toegelaten;

    • g.

      de exploitant of de beheerder minder dan vijf jaar voorafgaand aan de dag dat de vergunning wordt aangevraagd, bij meer dan één rechterlijke uitspraak of strafbeschikking onherroepelijk veroordeeld is tot een onvoorwaardelijke geldboete van € 500 of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a, van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:

      • 1°.

        bepalingen, gesteld bij of krachtens de Drank- en Horecawet, de Opiumwet, de Vreemdelingenwet 2000, de Wet arbeid vreemdelingen en hoofdstuk 3 van deze verordening; 

      • 2°.

        de artikelen 137c tot en met 137g, 140, 240b, 242 tot en met 249, 252, 273a, 300 tot en met 303, 416, 417, 417bis, 420bis tot en met 420quinquies, 426, 429quater en 453 van het Wetboek van Strafrecht;

      • 3°.

        artikel 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen; 

      • 4°.

        de artikelen 8 en 162, derde lid, alsmede de artikelen 6 juncto 8 en 163 van de Wegenverkeerswet 1994; 

      • 5°.

        de artikelen 2 en 3 van de Wet op de weerkorpsen; of 

      • 6°.

        de artikelen 54 en 55 van de Wet wapens en munitie. 

      • 7°.

        de artikelen 1, onder a, b en d, 13, 14, 27 en 30b van de Wet op de Kansspelen.

    • h.

      het maximum aantal vergunningen, zoals door het bevoegd bestuursorgaan is vastgesteld, is bereikt.

  • 2.

    Met een veroordeling als bedoeld in het eerste lid, onder g, wordt gelijkgesteld:

    • a.

      een bevel tot tenuitvoerlegging van een zodanige voorwaardelijke straf;

    • b.

      vrijwillige betaling van een geldsom als bedoeld in artikel 74, tweede lid, onder a, van het Wetboek van Strafrecht of artikel 76, derde lid, onder a, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, tenzij de geldsom minder dan € 375 bedraagt.

  • 3.

    De periode van vijf jaar, bedoeld in het eerste lid, onder g en h, wordt:

    • a.

      bij de intrekking van een vergunning teruggerekend vanaf de datum van de intrekking van deze vergunning;

    • b.

      bij de weigering van een vergunning teruggerekend vanaf de datum van beslissing op de aanvraag van de vergunning.

  • 4.

    Voor de berekening van de periode van vijf jaar, bedoeld in het eerste lid, onder f en g, telt de periode waarin een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf is ondergaan, niet mee.

  • 5.

    Een vergunning wordt geweigerd als de vestiging of de exploitatie van het seksbedrijf in strijd is met een geldend bestemmings- of omgevingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit.

  • 6.

    Een vergunning kan worden geweigerd in het belang van:

    • a.

      het voorkomen of beperken van overlast;

    • b.

      het voorkomen of beperken van aantasting van het woon- en leefklimaat;

    • c.

      de veiligheid van personen of goederen;

    • d.

      de verkeersvrijheid of -veiligheid;

    • e.

      de gezondheid of zedelijkheid;

    • f.

      de arbeidsomstandigheden van de prostituee(s);

    • g.

      een weigeringsgrond voortvloeiend uit de wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.

  • 7.

    Een vergunning kan tevens worden geweigerd indien:

    • a.

      de exploitant of de beheerder onherroepelijk is veroordeeld voor een gewelds- of zedendelict of voor mensenhandel, of in enig opzicht van slecht levensgedrag is;

    • b.

      de vergunning geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op het uitoefenen van een prostitutiebedrijf in een seksinrichting waarvoor eerder een vergunning is ingetrokken, of als in die seksinrichting eerder zonder vergunning een prostitutiebedrijf is uitgeoefend;

    • c.

      onvoldoende aannemelijk is dat de exploitant de bij artikel 3:17 gestelde verplichtingen zal naleven;

    • d.

      het bedrijfsplan niet voldoet aan de door het bevoegd bestuursorgaan gestelde nadere regels als bedoeld in artikel 3:2b.

 

Artikel 3:8 Eisen met betrekking tot de vergunning ( z )

  • 1.

    De vergunning vermeldt in ieder geval:

    • a.

      de naam van de exploitant(en);

    • b.

      voor zover van toepassing, die van de beheerder(s);

    • c.

      het adres waar het seksbedrijf wordt gevestigd en/of uitgeoefend;

    • d.

      het telefoonnummer dat in advertenties voor het seksbedrijf zal worden gebruikt;

    • e.

      de activiteit(en) waarop de vergunning ziet;

    • f.

      de seksinrichting(en) welke binnen het seksbedrijf is/zijn gevestigd;

    • g.

      de voorschriften en beperkingen die aan de vergunning zijn verbonden;

    • h.

      de geldigheidsduur van de vergunning;

    • i.

      het nummer van de vergunning.

  • 2.

    De exploitant draagt er zorg voor dat de vergunning of een afschrift daarvan:

    • a.

      aanwezig is en/of digitaal getoond kan worden in het seksbedrijf waarvoor de vergunning isverleend;

    • b.

      dat aan de buitenzijde van de seksinrichting zichtbaar is dat hij over een vergunning voor die seksinrichting beschikt.

 

Artikel 3:9 Intrekkingsgronden ( z )

  • 1.

    De vergunning als bedoeld in artikel 3:3 wordt ingetrokken indien:

    • a.

      de ingediende bescheiden niet of niet langer overeenstemmen met de feiten, welke relevant zijn voor de door de burgemeester te nemen of genomen beslissing;

    • b.

      de vergunning in strijd met een wettelijk voorschrift is gegeven;

    • c.

      is gehandeld in strijd met de artikelen 3:10, 3:13, 3:14 eerste lid, 3:15 en/of de wet Bibob;

    • d.

      zich in of vanuit het seksbedrijf feiten hebben voorgedaan, die de vrees wettigen, dat het van kracht blijven van de vergunning gevaar kan veroorzaken voor de openbare orde of veiligheid, of een bedreiging vormt voor het woon- of leefklimaat in de omgeving van het seksbedrijf;

    • e.

      wapens als bedoeld in artikel 2 van de Wet wapens en munitie aanwezig zijn waarvoor geen ontheffing, vergunning of verlof is verleend;

    • f.

      in strijd is gehandeld met artikel 2 en/of 3 van de Opiumwet of aannemelijk is dat de exploitant of leidinggevende betrokken is bij of hem ernstige nalatigheid kan worden verweten in verband met activiteiten als bedoeld in artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet;

    • g.

      zich een omstandigheid voordoet als bedoeld in artikel 3:7, eerste lid, onder a tot en met g;

    • h.

      de vergunninghouder dat verzoekt.

  • 2.

    De vergunning als bedoeld in artikel 3:3 kan tijdelijk of voor onbepaalde tijd geheel of gedeeltelijk worden ingetrokken of gewijzigd indien:

    • a.

      is gehandeld in strijd met aan de vergunning verbonden voorschriften of beperkingen;

    • b.

      in verband met gewijzigde wettelijke voorschriften, gewijzigde omstandigheden of gewijzigde inzichten de bescherming van de belangen met het oog waarop het vergunningsvereiste is gesteld, zwaarder wegen dan het belang van de vergunninghouder bij behoud van de vergunning;

    • c.

      is gehandeld in strijd met een of meer van de bij of krachtens dit hoofdstuk gestelde bepalingen, onverminderd het eerste lid, aanhef en onder c;

    • d.

      de exploitant of leidinggevende het bepaalde bij of krachtens artikel 3:17 niet of onvoldoende naleeft;

    • e.

      is gehandeld in strijd met de in het bedrijfsplan opgenomen maatregelen;

    • f.

      zich binnen het seksbedrijf feiten hebben voorgedaan die de vrees wettigen dat het van kracht blijven van de vergunning gevaar oplevert voor de woon- en leefomgeving of de gezondheid van prostituees of klanten;

    • g.

      de exploitant of de beheerder het toezicht op de naleving van het in dit hoofdstuk bepaalde belemmert of bemoeilijkt;

    • h.

      er bij het seksbedrijf personen tewerkgesteld zijn die onherroepelijk zijn veroordeeld voor een gewelds- of zedendelict of voor mensenhandel;

    • i.

      zich binnen de inrichting gedragingen hebben voorgedaan zoals omschreven in artikel 36 van de Wet op de kansspelen.

 

Artikel 3:10 Melding gewijzigde omstandigheden ( z )

  • 1.

    De vergunninghouder meldt elke verandering van de gegevens in de exploitatievergunning zo spoedig mogelijk, maar in ieder geval binnen twee weken, aan het bevoegd bestuursorgaan. Deze verleent alleen bij een ondergeschikte wijziging een gewijzigde vergunning. Indien er sprake is van een niet ondergeschikte wijziging dient er een nieuwe vergunning te worden verleend conform de geldende Aanvraag- en selectieprocedure exploitatievergunning seksbedrijf.

  • 2.

    Na verlening van de vergunning mogen geen nieuwe bestuurders/vennoten tot de bedrijfsvoering worden toegevoegd.

 

Artikel 3:11 Geldigheidsduur vergunning ( z )

De vergunning als bedoeld in artikel 3:3 heeft een geldigheidsduur van vijf jaar.

 

Afdeling 3. Uitoefenen seksbedrijf

 

Artikel 3:12 Sluitingstijden seksbedrijven, aanwezigheid en toegang ( z )

  • 1.

    Het is verboden een seksbedrijf voor bezoekers geopend te hebben of daarin bezoekers toe te laten tussen 02:00 en 07:00 uur of te laten verblijven tussen 05:00 en 07:00 uur, tenzij bij vergunning anders is bepaald.

  • 2.

    Het is bezoekers van een seksbedrijf verboden zich daarin te bevinden gedurende de tijd dat het bedrijf gesloten dient te zijn voor bezoekers.

  • 3.

    Het is de exploitant en de beheerder verboden personen onder de 18 jaar toe te laten tot of te laten verblijven in een seksbedrijf.

 

Artikel 3:13 Adverteren ( z )

  • 1.

    Het is verplicht om het volgende in een advertentie te vermelden: de bedrijfsnaam van het seksbedrijf, het telefoonnummer van het seksbedrijf en het nummer van de vergunning van het seksbedrijf.

  • 2.

    Het is verboden in advertenties van een prostitutiebedrijf onveilige seks aan te bieden of te garanderen dat prostituees die voor of bij het betreffende bedrijf werken vrij zijn van seksueel overdraagbare aandoeningen.

 

Artikel 3:13a Tijdelijke afwijking sluitingstijden en tijdelijke sluiting ( z )

  • 1.

    Met het oog op de openbare orde en de belangen genoemd in artikel 3:7, zesde lid of in geval van strijdigheid met de bepalingen in dit hoofdstuk kan het bevoegd bestuursorgaan:

    • a.

      tijdelijk andere dan de krachtens artikel 3:12, eerste lid, geldende sluitingstijden vaststellen; of

    • b.

      van een seksbedrijf al dan niet tijdelijk gedeeltelijke of algehele sluiting bevelen.

  • 2.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 3:41 van de Algemene wet bestuursrecht maakt het bevoegd bestuursorgaan het besluit bedoeld in het eerste lid bekend op grond van het bepaalde in artikel 3:42, tweede lid, Algemene wet bestuursrecht.

 

Artikel 3:13b Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder ( z )

  • 1.

    Het is verboden een seksbedrijf voor bezoekers te hebben geopend zonder dat de exploitant of beheerder als bedoeld in artikel 3:2 in het seksbedrijf aanwezig is.

  • 2.

    De exploitant en de beheerder zien er onder andere op toe dat in het seksbedrijf:

    • a.

      geen strafbare feiten plaatsvinden;

    • b.

      geen prostitutie wordt uitgeoefend door personen in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of de Vreemdelingenwet 2000 bepaalde.

  • 3.

    De exploitant en beheerder doen wat nodig is voor een goede gang van zaken in het seksbedrijf en in de directe omgeving daarvan en zijn verantwoordelijk voor een deugdelijke exploitatie.

 

Artikel 3:13c Beëindiging exploitatie ( z )

De vergunning vervalt van rechtswege zodra een of meer van de exploitanten die in de vergunning is vermeld, de exploitatie van het seksbedrijf feitelijk heeft beëindigd. Van beëindiging is in ieder geval sprake, indien:

  • a.

    het seksbedrijf blijkens het register van de Kamer van Koophandel niet meer voor rekening van de exploitant, op wiens naam de vergunning is gesteld of mede is gesteld, wordt geëxploiteerd, of

  • b.

    op grond van andere informatie blijkt, dat het seksbedrijf niet meer voor rekening van de exploitant, op wiens naam de vergunning is gesteld of mede is gesteld, wordt geëxploiteerd.

 

Artikel 3:13d Wijziging beheer ( z )

  • 1.

    Indien sprake is van een wijziging van de beheerder van het seksbedrijf, brengt de exploitant de burgemeester daarvan onverwijld schriftelijk in kennis.

  • 2.

    Bij de aanvraag voor het wijzigen van beheer op de exploitatievergunning moeten in ieder geval worden overlegd:

    • a.

      kopie identiteitsbewijs / paspoort van de nieuwe beheerder;

    • b.

      arbeidsovereenkomst van de exploitant met de nieuwe beheerder.

  • 3.

    In afwachting van het besluit bedoeld in het tweede lid, kan het beheer worden uitgeoefend door die nieuwe beheerder vanaf het moment waarop de exploitant een ontvangstbevestiging heeft ontvangen op zijn aanvraag als bedoeld in het tweede lid, totdat op de aanvraag is besloten.

  • 4.

    In bijzondere gevallen kan de burgemeester van het voorgaande afwijken.

 

Artikel 3:14 Leeftijd en verblijfstitel prostituees; verbod werken voor onvergund prostitutiebedrijf ( z )

  • 1.

    Het is een exploitant verboden een prostituee voor of bij zich te laten werken die:

    • a.

      jonger dan 21 jaar is, of

    • b.

      in Nederland verblijft of werkt in strijd met het bepaalde bij of krachtens de Vreemdelingenwet 2000.

  • 2.

    Het is een prostituee verboden werkzaam te zijn voor of bij een exploitant aan wie geen vergunning voor een seksbedrijf is verleend.

  • 3.

    Het is verboden om als prostituee jonger dan 21 jaar werkzaam te zijn voor personen.

 

Artikel 3:14a Overgangsbepaling minimale leeftijd prostituees ( z )

Het verbod als bedoeld in artikel 3:14, eerste lid, wordt van kracht:

  • a.

    een jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening voor prostituees die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening de leeftijd van 20 jaar hebben bereikt;

  • b.

    twee jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening voor prostituees die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening de leeftijd van 19 jaar hebben bereikt;

  • c.

    drie jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening voor prostituees die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt.

 

Artikel 3:15 Bedrijfsplan ( z )

  • 1.

    Een seksbedrijf beschikt over een bedrijfsplan, waarin in ieder geval wordt beschreven welke maatregelen de exploitant treft:

    • a.

      op het gebied van hygiëne;

    • b.

      ter bescherming van de gezondheid, de veiligheid en het zelfbeschikkingsrecht van de prostituees en de klanten als het seksbedrijf een prostitutiebedrijf is;

    • c.

      ter bescherming van de gezondheid van de klanten;

    • d.

      ter voorkoming van strafbare feiten.

  • 2.

    De door de exploitant te treffen maatregelen, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a, b en c, waarborgen dat:

    • a.

      de hygiëne in een seksinrichting voldoet aan de geldende Hygiënerichtlijn voor seksbedrijven en sekswerkers van het Landelijk Centrum voor Hygiëne en Veiligheid (LCHV) en dat dit controleerbaar is;

    • b.

      inzichtelijk en controleerbaar is welke maatregelen een exploitant in zijn bedrijfsvoering en inrichting van de werkruimten treft voor gezonde en veilige werkomstandigheden voor prostituees;

    • c.

      in de werkruimten te allen tijde voldoende condooms met een CE-markering voor gebruik beschikbaar zijn;

    • d.

      in de werkruimten voor de prostituees een goed functionerende alarmvoorziening aanwezig is;

    • e.

      de prostituee zich regelmatig kan laten onderzoeken op seksueel overdraagbare aandoeningen en door de exploitant voldoende geïnformeerd is over de mogelijkheden van een dergelijk onderzoek;

    • f.

      de prostituee niet gedwongen wordt zich geneeskundig te laten onderzoeken;

    • g.

      de prostituee vrij is in de keuze van de arts(en) die zij wil bezoeken;

    • h.

      de prostituee klanten en diensten kan weigeren zonder dat dat voor haar andere werkzaamheden gevolgen heeft;

    • i.

      de prostituee kan weigeren alcohol of drugs te gebruiken zonder dat dat voor haar werkzaamheden gevolgen heeft;

    • j.

      aan de voor de exploitant werkzame beheerder voldoende professionele eisen op het gebied van agressiebeheersing en bedrijfshulpverlening worden gesteld en waar nodig wordt gezorgd voor scholing hierin;

    • k.

      de exploitant zich een oordeel vormt over de mate van zelfredzaamheid van de prostituee voordat deze voor of bij hem gaat werken, teneinde vast te stellen of zij voldoet aan de eisen die hij hiervoor in zijn bedrijfsplan heeft opgenomen;

    • l.

      de exploitant voor elke voor of bij hem werkzame prostituee kan aantonen onder welke verhuur- of arbeidsvoorwaarden zij haar diensten aanbiedt;

    • m.

      de exploitant of beheerder zich er regelmatig van vergewist dat de prostituee niet door derden gedwongen wordt tot prostitutie en dat hij in dit kader informatie van hulpverleningsinstanties ter beschikking stelt;

    • n.

      de exploitant aan de voor of bij hem werkzame prostituees informatie ter beschikking stelt over de mogelijkheden om hulp te krijgen als een prostituee wil stoppen met haar werk in de prostitutie;

    • o.

      de overlast aan de omgeving van de onder het seksbedrijf vallende seksinrichtingen beperkt wordt.

  • 3.

    Het bedrijfsplan wordt overlegd bij de aanvraag om een vergunning.

  • 4.

    De exploitant dient een voorgenomen wijziging van het bedrijfsplan onverwijld aan het bevoegd bestuursorgaan te melden. De wijziging wordt na goedkeuring van het bevoegd bestuursorgaan als onderdeel van het bedrijfsplan aangemerkt.

 

Artikel 3:16 Minimale verhuurperiode werkruimte

(gereserveerd)

 

Artikel 3:17 Verdere verplichtingen van de exploitant en beheerder prostitutiebedrijf ( z )

De exploitant van een prostitutiebedrijf draagt er zorg voor dat:

  • a.

    de voor of bij het prostitutiebedrijf werkzame prostituees redelijkerwijs hun eigen werktijden kunnen bepalen en het aantal uren dat zij achtereen werkzaam zijn;

  • b.

    hij altijd zaken doet met de prostituee zelf en nooit met een vertegenwoordiger van de prostituee;

  • c.

    de rechten voor prostituees op schrift zijn gesteld en in een voor haar begrijpelijke taal zijn uitgereikt aan elke prostituee die werkzaam is voor of bij de exploitant;

  • d.

    in het prostitutiebedrijf in tenminste twee talen en voor de klant goed zichtbaar bekend wordt gemaakt dat een prostituee klanten, diensten en seksuele handelingen zonder condoom mag weigeren en mag weigeren alcohol of drugs te gebruiken;

  • e.

    er een deugdelijke bedrijfsadministratie wordt bijgehouden waarin de actuele gegevens zijn opgenomen van in ieder geval;

    • 1°.

      de naam, geboortedatum, burgerservicenummer, nationaliteit, adres, woonplaats en een kopie van het identiteitsbewijs of verblijfsdocument van de voor of bij het prostitutiebedrijf werkzame prostituees;

    • 2°.

      de verhuuradministratie;

    • 3°.

      de getekende kopieën van de intakeformulieren die de exploitant met de voor of bij het prostitutiebedrijf werkzame prostituees heeft gehouden;

    • 4°.

      de met de prostituee gemaakte afspraken over de prijzen;

    • 5°.

      de werkroosters van de beheerders.

  • f.

    de bedrijfsadministratie altijd beschikbaar is voor toezichthouders en opsporingsambtenaren, met inachtneming van de wettelijke termijnen;

  • g.

    medewerkers van de gemeentelijke gezondheidsdienst en van andere door de burgemeester of het college aangewezen instellingen worden toegelaten tot seksbedrijven als ze voornemens zijn voorlichtings- en preventieactiviteiten uit te voeren of voorlichtingsmateriaal te verspreiden;

  • h.

    ieder signaal van mensenhandel of andere vormen van dwang of uitbuiting onverwijld bij de burgemeester en de politie wordt gemeld.

 

Artikel 3:18 Raamprostitutie ( z )

Het is een prostituee verboden:

  • a.

    zich vanuit een gebouw of vanuit de toegang naar een gebouw aan (potentiële) klanten die zich op of aan de weg bevinden beschikbaar te stellen, of

  • b.

    passanten op hinderlijke wijze te bejegenen, zich aan passanten op te dringen, of zich ongekleed of vrijwel ongekleed achter het raam van een seksbedrijf of bij de toegang tot een seksbedrijf op te houden.

 

Artikel 3:19 Straatprostitutie ( z )

Het is een ieder verboden op of aan de weg of op, aan of in een andere vanaf de weg zichtbare plaats, niet zijnde een seksbedrijf waarvoor een vergunning is verleend, zich op te houden met het kennelijke doel zich beschikbaar te stellen voor prostitutie of op of aan de weg seksuele handelingen te verrichten als dit kennelijk geschiedt in het kader van prostitutie.

 

Artikel 3:20 Handhaving straatprostitutie ( z )

  • 1.

    Met het oog op de naleving van het verbod, bedoeld in artikel 3:19, kan door een opsporingsambtenaar het bevel worden gegeven zich onmiddellijk in een bepaalde richting te verwijderen.

  • 2.

    Met het oog op de openbare orde en de belangen genoemd in artikel 3:5, vijfde lid, kan door een opsporingsambtenaar aan personen die zich bevinden op de openbare plaatsen, bedoeld in artikel 3:19, het bevel worden gegeven zich onmiddellijk in een bepaalde richting te verwijderen.

  • 3.

    De burgemeester kan met het oog op de openbare orde en de belangen genoemd in artikel 3:5, vijfde lid, personen aan wie ten minste eenmaal een bevel is gegeven als bedoeld in het tweede lid, verbieden zich gedurende een bepaalde termijn, anders dan in een openbaar vervoermiddel, te bevinden op de in dat besluit aangegeven openbare plaats(en).

  • 4.

    De burgemeester beperkt het verbod bedoeld in het derde lid indien dat in verband met persoonlijke omstandigheden van de betrokkene noodzakelijk is.

 

Afdeling 4. Overige bepalingen

 

Artikel 3:21 Verbodsbepaling klanten

(gereserveerd)

 

Artikel 3:22 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen en dergelijke

  • 1.

    Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarin of daarop goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen van erotisch-pornografische aard openlijk tentoon te stellen, aan te bieden of aan te brengen:

    • a.

      indien het bevoegd bestuursorgaan aan de rechthebbende heeft bekendgemaakt dat de wijze van tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen daarvan, de openbare orde of de woon- en leefomgeving in gevaar brengt;

    • b.

      anders dan overeenkomstig de door het bevoegd bestuursorgaan in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving gestelde regels.

  • 2.

    Het verbod bedoeld in het eerste lid is niet van toepassing op het tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen van goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet.

 

F. Artikel 5:43a komt te luiden aldus:

 

Artikel 5:43a Verhalen anders dan op eigen aanvraag ( z )

  • 1.

    Ongewijzigd

  • 2.

    Het college kan de in het eerste lid bedoelde schepen en objecten verhalen indien dit op grond van de in dat lid bedoelde belangen zonder uitstel dringend noodzakelijk is dan wel de kapitein, schipper of rechthebbende onbekend is.

 

Artikel II Wijziging toelichting bij verordening

De toelichting bij de Algemene plaatselijke verordening (APV) Zaanstad 2013 wordt als volgt gewijzigd:

 

G. De toelichting bij artikel 2:24 komt te luiden aldus:

 

Artikel 2:24 Begripsomschrijving ( z )

 

Eerste lid: in artikel 2:24 is gekozen voor de zgn. negatieve benaderingsmethode ten aanzien van de definiëring van het begrip evenement. Uitgaande van een algemeen geldend criterium (=aanhef) wordt vervolgens een aantal evenementen opgesomd dat niet onder de werking van de bepalingen valt.

 

Tweede lid: In het tweede lid is omschreven wat wel onder de definitie van evenement valt. Hierbij is in lid g uitgebreid benoemd wat onder vechtsportgala’s wordt verstaan. In lid h wordt verduidelijkt wat wordt verstaan onder erotisch evenement.

 

Derde lid: voor het organiseren van kleine evenementen is in het kader van de vermindering van administratieve lasten voor de burger gekozen voor een meldingsplicht. Een klein evenement valt onder het begrip evenement, maar onder voorwaarden is er geen vergunning vereist.

 

H. De toelichting bij artikel 2:28 komt te luiden aldus:

 

Artikel 2:28 Exploitatievergunning horecabedrijf ( z )

 

Artikel 174 van de Gemeentewet bepaalt dat de burgemeester is belast met de uitvoering van verordeningen voor zover deze betrekking hebben op het toezicht op de voor het publiek openstaande gebouwen. Deze vergunning wordt daarom door de burgemeester verleend. Met het exploitatievergunningenstelsel wordt de burgemeester in staat gesteld om vanuit zijn toezichthoudende bevoegdheid met betrekking tot de openbare orde, horecabedrijven te toetsen op effecten op de openbare orde en de woon- en leefsituatie.

 

Vergunningen op grond van de APV worden in beginsel voor onbepaalde tijd verleend. Dit geldt ook voor de horeca-exploitatievergunning. Het is op gronden ontleend aan dwingende redenen van algemeen belang geoorloofd een termijn te stellen aan een exploitatievergunning. Op grond van lid 5 kan de burgemeester in het belang van de openbare orde en de woon- en leefsituatie een beperkte geldigheidsduur vaststellen. Dit geldt bijvoorbeeld voor een - voormalig overlastgevend – horecabedrijf, indien naar het oordeel van de burgemeester onvoldoende vaststaat dat er geen sprake zal zijn van ontoelaatbare aantasting van de woon- of leefsituatie of openbare orde. Dit kan ook gelden voor risicovolle branches, locaties of gebieden. Daarnaast geldt een beperkte geldigheidsduur voor zogenaamde schaarse vergunningen. In lijn met de jurisprudentie kunnen schaarse vergunningen niet voor onbepaalde tijd worden verleend.

 

De exploitatievergunning is persoonsgebonden en locatie gebonden. De persoon van de exploitant speelt een belangrijke rol in de wijze van exploitatie en dus ook in de wijze waarop deze exploitatie het woon- en leefklimaat en de openbare orde beïnvloedt. De exploitatievergunning is (grotendeels) afhankelijk van de persoon van de exploitant (onder andere vanwege de antecedententoets) en kan daarom niet worden overgedragen aan een nieuwe exploitant. Voor een beoogde nieuwe exploitant moet een nieuwe aanvraag/vergunningprocedure doorlopen worden. De exploitant, en bij diens afwezigheid de leidinggevende, is verantwoordelijk voor de veiligheid van bezoekers en dient er voor te zorgen dat de openbare orde en het woon- en leefklimaat in de inrichting, en in de directe nabijheid ervan, niet wordt verstoord. De aanwezigheid van de vergunninghouder of een leidinggevende is van cruciaal belang voor een verantwoorde exploitatie. De exploitant en leidinggevende dienen er immers op toe te zien dat er geen verstoring van de openbare orde plaatsvindt en dienen zo nodig bezoekers op hun gedrag aan te spreken. Daarnaast wordt de exploitatievergunning voor de aangevraagde locatie verleend, waarbij voorafgaand aan de vergunningverlening onder meer een toetsing heeft plaatsgevonden aan het bestemmingsplan en de gevolgen van de exploitatie op het woon- en leefklimaat op die specifieke locatie. Hierom is de exploitatievergunning zowel persoons- als locatie gebonden. Een exploitatievergunning kan derhalve niet zomaar aan een derde worden overgedragen, noch kan het horecabedrijf worden geëxploiteerd op een nieuwe locatie/ander adres zonder dat opnieuw een vergunning wordt aangevraagd en een toets wordt uitgevoerd.

 

Als een exploitatievergunning van rechtswege vervalt, is er geen vergunning meer en is exploitatie niet meer toegestaan. De exploitatievergunning vervalt automatisch als zich een situatie als bedoeld in lid 9 of 10 voordoet. Er is dan geen handeling van de burgemeester meer nodig.

 

Voor het maximaal aantal bezoekers is bij Bed & Breakfast aansluiting gezocht bij het gangbare aantal in het paraplubestemming toeristische verhuur, woningsplitsing en kamerverhuur. In dit paraplubestemmingsplan wordt toeristische verhuur (particuliere vakantieverhuur & Bed & Breakfast) gemaximaliseerd tot 4 personen per nachtverblijf.

 

Voor Bed & Breakfasts die voor vaststelling van het paraplubestemmingsplan toeristische verhuur, woningsplitsing en kamerverhuur reeds een Bed & Breakfast exploiteerden aan meer dan 4 personen in meer dan 2 kamers en indien het gebruik niet in strijd was met het toen geldende bestemmingsplan, blijft artikel 2.28 lid 8 van toepassing. In alle andere gevallen wordt geen horeca-exploitatievergunning voor Bed & Breakfasts meer afgegeven.

 

I. De toelichting bij artikel 2:79 komt te luiden aldus:

 

Artikel 2:79 Woonoverlast als bedoeld in artikel 151d Gemeentewet

 

Algemeen

Artikel 151d van de Gemeentewet regelt dat de raad bij verordening kan bepalen dat degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt of tegen betaling in gebruik geeft aan een persoon die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen is ingeschreven, er zorg voor draagt dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt. De burgemeester is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang als bedoeld in artikel 125, eerste lid, van de Gemeentewet ter zake van overtreding van het door de raad bij verordening gestelde voorschrift.

 

Ultimum remedium

Uit de wet volgt dat dit instrument is bedoeld als een ultimum remedium. Artikel 151d, tweede lid, van de Gemeentewet regelt dat het instrument van de last onder bestuursdwang (voor de goede orde, dat impliceert dat de burgemeester ook een last onder dwangsom kan opleggen) alleen wordt ingezet als er geen andere geschikte manier voorhanden is om de overlast aan te pakken. Bij een besluit om op grond van deze bepaling een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom op te leggen zal de burgemeester dus moeten motiveren dat er geen andere geschikte instrumenten waren om de woonoverlast tegen te gaan. Alleen al daarom zal er aan zo’n besluit een stevig dossier ten grondslag moeten liggen. Het meest overtuigend zou zijn als uit het dossier blijkt dat andere instrumenten als buurtbemiddeling al zijn geprobeerd zonder het gewenste resultaat.

 

Het ultimum remedium karakter geldt in nog sterkere mate als sprake is van een huisverbod als bedoeld in het derde lid van artikel 151d. Een zo zware maatregel, die een inbreuk betekent op het grondwettelijk beschermde woonrecht, is alleen mogelijk wanneer de ernst van de situatie dat eist en er werkelijk geen andere optie meer open staat.

 

Eerste lid

Dit lid is geformuleerd als een zorgplichtbepaling. Een (tijdelijke) bewoner hoort zich zo te gedragen dat zijn of haar buren daar geen ernstige hinder van ondervinden. Bij ernstige en herhaaldelijke hinder kan ook de verhuurder worden aangesproken.

 

Tweede lid

In het tweede lid regelt de raad in welke gevallen de burgemeester in ieder geval toepassing kan geven aan de bevoegdheid tot het opleggen van een last onder bestuursdwang of last onder dwangsom. In het artikel is niet expliciet bepaald dat de burgemeester een last onder dwangsom kan opleggen, omdat dit reeds volgt uit de artikel 5:32 van de Awb juncto artikel 125 van de Gemeentewet. Welke herstelsanctie het meest geëigend is in een specifieke situatie zal steeds door de burgemeester moeten worden afgewogen. De burgemeester kan in beleidsregels vastleggen hoe hij of zij invulling geeft aan deze bevoegdheid. Een van de genoemde gevallen is “ernstige vervuiling of verwaarlozing van een woning of een erf”. De last onder bestuursdwang of dwangsom die de burgemeester kan opleggen kan bestaan uit gedragsaanwijzingen waaraan de overtreder zich te houden heeft.

 

J. De toelichting bij hoofdstuk 3 komt te luiden aldus:

 

Hoofdstuk 3 Regulering prostitutie, seksbranche en aanverwante onderwerpen

 

Afdeling 1 Algemene bepalingen

 

Artikel 3:1 Afbakening

Afbakening van dit hoofdstuk van de APV ten opzichte van enkele (algemene) bepalingen uit andere delen van de APV is wenselijk, aangezien de genoemde bepalingen betrekking hebben op onderwerpen die waarschijnlijk op termijn in of krachtens de prostitutiewet in afwijking van de (algemene) bepalingen van de APV geregeld (moeten) worden. Om niet binnen afzienbare termijn opnieuw substantiële materiële wijzigingen aan te hoeven brengen in de betreffende regelgeving – en om de ontvlechting daarvan te zijner tijd te vergemakkelijken – is ervoor gekozen vooruitlopend op de verwachte inwerkingtreding van de prostitutiewet deze materie nu veelal in lijn met de verwachte toekomstige kaders te regelen. Het betreft de volgende artikelen: 1:2 ‘Beslistermijn’, 1:5 ‘Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing’, 1:6 ‘Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing’, 1:7 ‘Termijnen’ en 1:8 ‘Weigeringsgronden’.

 

Artikel 3:2 Begripsbepalingen ( z )

In artikel 3:2 worden veel voorkomende begrippen gedefinieerd, waarbij op onderdelen wordt aangesloten bij bestaande definities.

 

Advertentie: omdat de APV, met het oog op het toezicht, bepaalt dat in (digitale) advertenties voor seksbedrijven of prostituees bepaalde nummers (vergunningsnummer en telefoonnummer) moeten worden vermeld, is ervoor gekozen het begrip ‘advertentie’ ruim te omschrijven. Er is immers een veelheid aan mogelijkheden om aandacht op de aangeboden dienstverlening te vestigen. Voor alle vormen van reclame met behulp van een medium (kranten, televisie, internet, posters en flyers) geldt het voorschrift. Daarbij moet het gaan om uitingen die wervend van karakter zijn en het oogmerk hebben de klandizie te vergroten. Daarop ziet het bijvoeglijk naamwoord: commerciële.

 

Beheerder: de dagelijkse leiding in een seksbedrijf kan in plaats van bij de exploitant zelf, bij een ’beheerder’ berusten. Het is van belang ook voor deze persoon, die primair verantwoordelijk is voor de dagelijkse gang van zaken in het seksbedrijf, expliciet enkele bepalingen op te nemen in de APV.

 

Escortbedrijf: een veel voorkomende vorm van een niet-locatiegebonden prostitutiebedrijf is een ‘escortbedrijf’. Een escortbedrijf bemiddelt tussen klanten en prostituees. De prostituee bezoekt de klant, of gaat met de klant naar een andere plaats dan de plek waar de bemiddeling plaatsvindt. Deze plaats kan verschillen, zoals bijvoorbeeld woningen, hotels en recreatie-/vakantieparken. De bemiddeling kan plaatsvinden vanuit een bedrijfspand, maar onder omstandigheden ook vanaf een privéadres. De plaats van het bedrijfspand of het privéadres is bepalend voor de vergunningplicht. De bemiddeling kan in persoon plaatsvinden, maar over het algemeen zal het telefonisch gaan of via een website op internet.

 

Exploitant: voor de definitie van ‘exploitant’ is aansluiting gezocht bij een van de definities van het begrip leidinggevende in artikel 1, eerste lid, onderdeel 1°, van de Drank- en Horecawet. Het ‘voor rekening en risico’ heeft betrekking op de natuurlijke persoon of op de rechtspersoon. Onder deze definitie valt ook de vennoot in een personenvennootschap. Het bestuur van een rechtspersoon kan zelf ook een rechtspersoon zijn, maar gelet op de (persoonlijke) eisen die worden gesteld aan de exploitant, worden bij rechtspersonen alle natuurlijke personen op de vergunning vermeld. Deze natuurlijke personen worden beschouwd als exploitant in de zin van de APV – al dan niet als vertegenwoordiger van die rechtspersoon.

 

Klant: in dit hoofdstuk van de APV heeft het begrip ‘klant’ een beperktere betekenis dan in het spraakgebruik: het is hier een afnemer van seksuele diensten. Dus aanwezigen in een seksbedrijf die (vooralsnog) slechts iets drinken of een niet-fysieke vertoning komen bekijken vallen niet onder dit begrip. Hetzelfde geldt uiteraard voor eventuele andere aanwezigen, zoals de exploitant, de beheerder, het personeel dat in de bedrijfsruimte van het seksbedrijf werkzaam is en personen die aanwezig zijn vanwege bijvoorbeeld het leveren van goederen of het uitvoeren van reparaties of onderhoud.

 

Prostituee: in de APV wordt het begrip ‘prostituee’ gebruikt, omdat dit het meest aansluit bij het spraakgebruik en bij de praktijk binnen de prostitutiebranche. Aangezien dit woord, op deze wijze geschreven, taalkundig vrouwelijk is, wordt in voorkomende gevallen gebruik gemaakt van vrouwelijke voornaamwoorden (zij, haar). In alle gevallen waar ‘prostituee’ staat, wordt evenzeer de mannelijke prostituee bedoeld. Dit komt in de definitie van de term ‘prostituee’ tot uitdrukking door de sekseneutrale aanduiding: degene die.

 

Prostitutie: de definitie van ‘prostitutie’ sluit aan bij de formulering in artikel 273f, eerste lid, onder 3 en 5, van het Wetboek van Strafrecht. Het ‘zich beschikbaar stellen’ duidt op een structurele situatie, zodat allerlei incidentele seksuele handelingen met een derde niet onder het begrip ‘prostitutie’ vallen, zelfs niet als ‘de derde’ een tegenprestatie levert. De term ‘vergoeding’ geeft aan dat er niet alleen sprake hoeft te zijn van een geldbedrag. Het vergoeden aan geschiedt door of ten behoeve van ‘de derde’, wat impliceert dat het meewerken aan pornofilms geen prostitutie is in de zin van deze verordening.

 

Prostitutiebedrijf: ‘prostitutiebedrijven’ zijn er in verschillende varianten. In de eerste plaats vallen hieronder de locatiegebonden bedrijven met één of meerdere seksinrichtingen. Hieronder worden in elk geval verstaan: een raambordeel, seksclub, privéhuis, erotische massagesalon, thuisprostitutie (prostitutie vanuit woningen met een bedrijfsmatig karakter), kamerverhuur voor prostituees en SM/BDSM studio’s (let op: deze opsomming is niet limitatief). Ook een niet-locatiegebonden bedrijf kan een prostitutiebedrijf zijn; zoals straatprostitutie/tippelen, maar veelal gaat het om een escortbedrijf, dat bemiddelt tussen prostituees en klanten. Als prostitutie plaatsvindt in woningen, kunnen (delen van) deze locaties – onder omstandigheden – als seksinrichting aangemerkt worden. Een dergelijke (ruimte in een) ‘privéwoning’ is voor het publiek toegankelijk nu klanten toegang wordt verschaft. Is de prostituee op enigerlei wijze werkzaam voor degene die de ruimte beschikbaar stelt, dan is er zonder meer sprake van een prostitutiebedrijf.

 

Seksbedrijf: het begrip ‘seksbedrijf’ wordt als verzamelnaam gebruikt voor prostitutiebedrijven, escortbedrijven en overige seksbedrijven. Als gelegenheid wordt geboden tot prostitutie, dan is er sprake van een ‘prostitutiebedrijf’, en als dat geschiedt door bemiddeling tussen prostituees en klanten, dan wordt van een ‘escortbedrijf’ gesproken. Als er binnen het seksbedrijf geen sprake is van het geven van bedrijfsmatige gelegenheid tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen vergoeding (prostitutie), dan wordt gesproken van een ‘overig seksbedrijf’. Hieronder worden in elk geval verstaan: een parenclub/swingersclub of sekssauna (het verrichten van seksuele handelingen met en voor een derde, niet tegen vergoeding), een sekstheater/peepshow (het verrichten van seksuele handelingen voor een derde tegen vergoeding), een paaldansclub of stripteaseclub (het aanbieden van fysieke vertoningen van erotisch-pornografische aard (al dan niet tegen vergoeding) (let op: deze opsomming is niet limitatief). Of een activiteit ‘bedrijfsmatig’ wordt verricht, hangt af van een aantal factoren. Is er personeel in dienst, dan is er zonder meer sprake van een bedrijf. Maar een individu zonder personeel kan ook een bedrijf zijn in de zin van de APV, en is dan dus vergunningplichtig. Het oogmerk om (een aanvulling op) een inkomen te genereren, het aantal uren dat aan de activiteit wordt besteed, de wijze van klantenwerving (bijvoorbeeld of er wordt geadverteerd om de werkzaamheden onder de aandacht van publiek te brengen en klanten te trekken) en de organisatiegraad en de omvang van het (prostitutie)aanbod zijn aspecten om te bepalen of er bedrijfsmatig activiteiten worden verricht of dat sprake is van een thuiswerker/een aan huis gebonden beroep. Of wel of geen sprake is van bedrijfsmatige activiteiten zal dus moeten worden vastgesteld aan de hand van de feitelijke situatie.

 

Seksinrichting: met het begrip ‘seksinrichting’ wordt geduid op de voor het publiek toegankelijk locatie van een seksbedrijf. Deze valt samen met de locatie waar de exploitant van het seksbedrijf zich heeft gevestigd, alleen bij escortbedrijven is dat niet het geval. Onder ‘besloten ruimte’ worden ook begrepen een vaar- of voertuig. Het bijvoeglijk naamwoord ‘besloten’ duidt erop dat de ruimte niet buiten, open en voor een ieder toegankelijk is. Het moet dus gaan om een overdekt en geheel of gedeeltelijk door wanden omsloten ruimte, die al dan niet met enige beperking voor het publiek toegankelijk is.

 

Sekswerker: het begrip ‘sekswerker’ wordt gebruikt als algemene aanduiding voor de persoon die tegen vergoeding seksuele handelingen verricht met een ander (prostitutie), of die tegen vergoeding seksuele handelingen verricht voor een ander (onder meer bij live seksshows, peepshows en striptease-bars). In alle gevallen gaat het om real time handelingen door personen. De sekswerkers betreffen een bredere groep werkers dan de prostituees: bijvoorbeeld ook strippers en paaldansers.

 

Sekswinkel: op de openingstijden van sekswinkels is het regime van de Winkeltijdenwet van toepassing. Een sekswinkel is geen seksbedrijf als hiervoor omschreven. De vestiging van sekswinkels zal doorgaans afdoende kunnen worden gereguleerd langs de weg van het bestemmingsplan.

 

Thuiswerker: met het begrip ‘thuiswerker’ wordt gedoeld op degene die thuis prostitutie bedrijft en voldoet aan de volgende voorwaarden (let op: deze opsomming is niet limitatief):

De prostituee woont en staat ingeschreven op het adres van waaruit de prostitutiewerkzaamheden plaatsvinden (inschrijving Basisregistratie Personen is leidend);

De prostituee is (hoofd)huurder of eigenaar van de woning;

Er wonen en werken geen andere prostituees in de woning;

Er wordt niet zodanig met het adres geadverteerd dat er een publiekstrekkende werking vanuit gaat / er is (hierdoor) geen merkbare aanloop van klanten;

De prostituee staat niet ingeschreven in het Handelsregister;

Er zijn geen derden (zoals een partner) bij de prostitutieactiviteiten betrokken;

De verdiensten die voortkomen uit de prostitutiewerkzaamheden komen uitsluitend ten goede aan de prostituee;

De activiteiten van prostituee en klanten veroorzaken geen overlast voor omwonenden;

Er zijn geen uiterlijke kenmerken van een prostitutiebedrijf zichtbaar aan de buitenkant van de woning (bijvoorbeeld door bepaalde verlichting of reclame-uitingen);

De woning wordt niet via bemiddeling verhuurd/beschikbaar gesteld voor prostitutie.

Alleen wanneer aan de voornoemde voorwaarden wordt voldaan, zal de prostitutie als thuiswerk (een ‘aan huis gebonden beroep’) worden aangemerkt en mogen deze activiteiten zonder vergunning worden uitgeoefend. Indien in een perceel prostitutie wordt bedreven en aan één of meerdere van de genoemde voorwaarden niet wordt voldaan, dan is er sprake van bedrijfsmatigheid en wordt deze vorm van prostitutie aangemerkt als een prostitutiebedrijf dat valt onder het begrip seksbedrijf waarvoor een vergunning is vereist. Vanwege de bescherming van het woon- en leefklimaat staan de bestemmingsplannen dergelijk gebruik niet toe.

 

Werkruimte: onder ‘werkruimte’ wordt verstaan een zelfstandig onderdeel van een seksinrichting waarin de seksuele handelingen met een derde tegen vergoeding worden verricht. Eén seksinrichting kan één (of natuurlijk geen) werkruimte hebben, of meerdere. Met ‘zelfstandig’ wordt hier niet bedoeld dat een werkruimte altijd geheel zelfvoorzienend hoeft te zijn; het ziet op de van elkaar te onderscheiden delen van een seksinrichting waarin over het algemeen telkens één prostituee haar diensten aanbiedt. Een deel van een seksinrichting dat apart verhuurd wordt zal veelal een afzonderlijke werkruimte zijn.

 

Artikel 3:2a Bevoegd bestuursorgaan ( z )

De artikelen 160 en 174 van de Gemeentewet maken het in deze bepaling opgenomen onderscheid noodzakelijk. Op grond van artikel 160 van de Gemeentewet is het college belast met de uitvoering van raadsbesluiten, waaronder autonome verordeningen zoals deze, tenzij bij of krachtens de wet de burgemeester daarmee is belast. Dit laatste doet zich hier voor: artikel 174 van de Gemeentewet belast de burgemeester namelijk met het toezicht op de openbare samenkomsten en vermakelijkheden, alsmede op de voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven (eerste lid) en met de uitvoering van verordeningen voor zover deze betrekking hebben op het in het eerste lid bedoelde toezicht (derde lid).

 

In veruit de meeste gevallen dient de burgemeester dan ook te worden aangemerkt als het bevoegd bestuursorgaan bij de vergunningverlening voor een seksbedrijf. Zijn bevoegdheid betreft namelijk de voor het publiek openstaande gebouwen en de openbare samenkomsten en vermakelijkheden. In de definitie van seksinrichting is echter het ruimere begrip ‘ruimte’ opgenomen. Dit houdt in dat het college bevoegd is als het gaat om met name vaar- en voertuigen. Ook is het college bevoegd als het gaat om escortbedrijven. Het gebruik van de openbare weg is een bevoegdheid van het college.

 

Artikel 3:2b Nadere regels ( z )

Op grond van artikel 3:2b kan het bevoegd bestuursorgaan de exploitatie van een seksbedrijf aan nadere regels binden. Dit in het belang van de openbare orde, het voorkomen of beperken van overlast, het voorkomen of beperken van aantasting van het woon- en leefklimaat, de veiligheid van personen of goederen, de verkeersvrijheid of –veiligheid, de gezondheid, zedelijkheid en de arbeidsomstandigheden van de prostituee. Bij nadere regels in het kader van artikel 3:15 kan onder meer worden gedacht aan een nadere invulling van het hetgeen in het bedrijfsplan moet worden opgenomen.

 

Afdeling 2 Exploitatievergunning seksbedrijf

 

Artikel 3:3 Exploitatievergunning seksbedrijf ( z )

Er is voor gekozen om seksbedrijven met een vergunningenstelsel te reguleren. Dit houdt in dat het uitoefenen van een seksbedrijf verboden is, tenzij een exploitatievergunning (locatie- en persoonsgebonden) is verleend (eerste en tweede lid). Alle seksbedrijven vallen, indien het gaat om bedrijfsmatig gelegenheid geven en indien er real time seksuele handelingen met of voor een ander (al dan niet tegen vergoeding) of als er fysieke vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden, onder de vergunningplicht. Webcamseks is uitgezonderd van de vergunningplicht. Deze vorm is onafhankelijk van tijd en locatie en er is geen fysiek contact met klanten. Er zijn nog geen gemeenten bekend waar deze vorm vergunningplichtig is en de gemeente Zaanstad kiest er voorlopig ook voor hier geen vergunning voor af te geven. Daarnaast is - in aansluiting op het wetsvoorstel van de Wrs - het bedrijfsmatig aanbieden van vertoningen van erotisch-pornografische aard (zoals in seksbioscopen en seksautomatenhallen) uitgezonderd van de vergunningplicht. Als laatste zijn de (seks)winkels waar erotische producten worden verkocht, zoals seksspeeltjes, pornografisch materiaal, erotische lingerie en erotische boeken en/of waar videocabines aanwezig zijn, uitgezonderd van de vergunningplicht. Deze winkels vallen onder de detailhandel.

 

De keuze voor een vergunningenstelsel voor seksbedrijven sluit aan bij bestaande structuren. Een uitgangspunt is tevens dat legaal aanbod in beginsel illegaal aanbod tegengaat, de zogeheten kanalisatiegedachte. Daarbij wordt aangenomen dat als er een legaal en betrouwbaar aanbod bestaat, er niet langer aanleiding is voor klanten om te kiezen voor een illegaal aanbod met alle daarmee samenhangende onwenselijkheden en onzekerheden. Met het wijzigen wordt bedoeld een wijziging van welke aard dan ook.

 

Met het oog op de rechtszekerheid voor het bedrijfsleven is bepaald dat de beslistermijn voor een vergunning voor een seksbedrijf twaalf weken telt (derde lid). Deze termijn kan éénmaal met twaalf weken worden verlengd (eveneens derde lid).

 

Het vierde lid is opgenomen omdat na inwerkingtreding van de Dienstenwet als uitgangspunt geldt dat een vergunning van rechtswege wordt verleend wanneer de termijn, waarbinnen het antwoord op de aanvraag moet volgen, is verstreken (vgl. ook artikel 13, vierde lid, van de Dienstenrichtlijn). De verwachting is dat de wettelijke termijnen in dit artikel ruim genoeg zijn om tijdig op een aanvraag om een vergunning te besluiten. Zou dat evenwel niet lukken, dan wordt het belang van een daadwerkelijke afweging bij vergunningen als hier aan de orde geacht zwaarder te wegen dan voornoemd uitgangspunt. Dit is in overeenstemming met de uitzonderingsgrond van artikel 13, vierde lid, van de Dienstenrichtlijn: dwingende redenen van algemeen belang, te weten de bescherming van de openbare orde en de volksgezondheid. Het is hoogst onwenselijk als deze vergunning van rechtswege wordt verleend voordat er een inhoudelijke toets van de aanvraag heeft plaatsgevonden en is voltooid. Een van rechtswege verleende vergunning is dan ook niet wenselijk.

 

Uit het vijfde lid volgt dat in één vergunning meerdere seksinrichtingen opgenomen kunnen worden als deze onderdeel zijn van één seksbedrijf. Daarmee is het van belang wat onder één seksinrichting en wat onder één seksbedrijf wordt verstaan. Bij voorbaat een sluitende definitie geven zou in de praktijk tot onwenselijke resultaten kunnen leiden. Het te hanteren uitgangspunt is dat er sprake is van één seksbedrijf als het een visueel aaneengesloten eenheid met één toegang betreft (dit kunnen meerdere panden betreffen met meerdere werkruimtes (per pand)) met een homogene functie (uitoefening van een seksbedrijf in enigerlei vorm) die tot de beschikking staat van één exploitant. Aan de verschillende seksinrichtingen binnen het seksbedrijf kunnen verschillende vergunningvoorschriften worden verbonden. Als er meerdere exploitanten in één pand zijn gevestigd zal ieder deel waarover één van de exploitanten de beschikking heeft als één afzonderlijke seksinrichting worden gekwalificeerd en ieder seksbedrijf zal apart worden vergund.

 

Artikel 3:3a Overgangsbepaling seksbedrijven ( z )

Om te beoordelen of de huidige seksbedrijven aan het nieuwe beleid voldoen, is het van belang dat de bestaande exploitatievergunningen door nieuwe worden vervangen. Op grond van de overgangsbepaling blijven vergunningen die verleend zijn onder de voorgaande APV-voorschriften van kracht totdat op de aanvraag om een nieuwe vergunning is beslist. De oude vergunning vervalt van rechtswege indien de vergunningaanvraag (inclusief bedrijfsplan) niet is ingediend binnen 26 weken na de inwerkingtreding van het gewijzigde hoofdstuk 3 in deze verordening. Deze termijn wordt voldoende geacht om op de nieuwe omstandigheden voor te kunnen bereiden. De nieuwe aanvraag wordt, in het kader van het overgangsrecht eenmalig zonder tussenkomst van een lotingsprocedure, in behandeling genomen. Na afloop van de termijn van vijf jaar komen de vergunningen beschikbaar en zal de geldende Aanvraag- en selectieprocedure exploitatievergunning seksbedrijf worden gevolgd.

 

Artikel 3:4 Concentratie seksbedrijven ( z )

Op grond van dit artikel kan het college delen van de gemeente aanwijzen waarbinnen voor het vestigen van seksbedrijven geen vergunning wordt verleend. Dit kan bijvoorbeeld gewenst zijn om daarop met voldoende intensiteit toezicht te kunnen uitoefenen of om deze bedrijven te weren uit woonwijken of andere gebieden die vanuit een oogpunt van woon- en leefomgeving ‘gevoelig’ zijn. De aanwijzing van het college betreft een concretiserend besluit van algemene strekking waartegen bezwaar en beroep open staat. Straatprostitutie wordt verboden in artikel 3:19.

 

Het langs deze weg vormgegeven concentratiebeleid moet altijd in samenhang bekeken worden met de relevante bestemmingsplannen, waarin – louter ter behartiging van het belang van een goede ruimtelijke ordening en derhalve noodzakelijk enkel gestoeld op ruimtelijk relevante overwegingen en criteria – voort kan vloeien dat het uitoefenen van een (bepaald type) seksbedrijf op bepaalde locaties planologisch niet aanvaardbaar wordt bevonden.

 

Artikel 3:5 Maximum aantal vergunningen voor seksbedrijven ( z )

Het bevoegd bestuursorgaan stelt een maximum aan het aantal vergunningen dat aan seksbedrijven kan worden verleend in de gemeente Zaanstad. Er kunnen in totaal maximaal één vergunning voor een escortbedrijf, twee vergunningen voor een prostitutiebedrijf (niet zijnde raamprostitutie of escort) en twee vergunningen voor een overig seksbedrijf worden verleend. Voor het uitoefenen van raamprostitutiebedrijven worden geen vergunningen verleend; deze zijn in Zaanstad verboden. Bij de aanvraag om een vergunning voor een seksbedrijf wordt altijd de geldende Aanvraag- en selectieprocedure exploitatievergunning seksbedrijf gevolgd.

 

Artikel 3:6 Aanvraag ( z )

Met dit artikel wordt de wijze van indiening van de aanvraag om een vergunning geregeld. De vereiste gegevens worden nodig geacht teneinde een weloverwogen beslissing te kunnen nemen over de aanvraag om de vergunning. Als het bevoegd bestuursorgaan dat nodig acht voor de beoordeling van een aanvraag, kan deze verlangen dat aanvullende gegevens en bescheiden worden overgelegd. Uiteraard moeten die gegevens wel in verband staan met de aangevraagde vergunning.

 

Artikel 3:7 Weigeringsgronden ( z )

Het eerste lid, in samenhang gelezen met het tweede tot en met het vijfde lid, bevat de gronden op basis waarvan een vergunning in ieder geval wordt geweigerd.

 

De opheffing van het algemeen bordeelverbod is onder meer gericht op het decriminaliseren van de niet langer strafbare vormen van (exploitatie van) prostitutie. Daarom is het, ook volgens de wetgever, van belang dat bij de besluitvorming over een aanvraag om een vergunning voor het exploiteren van een seksbedrijf rekening gehouden kan worden gehouden met de antecedenten van de daarbij betrokken personen: de exploitant en de beheerder.

 

Aan het bevoegd gezag kan, op grond van artikel 13 van het Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens, gegevens uit de justitiële documentatieregisters worden verstrekt over personen die als exploitant of beheerder zijn vermeld in een aanvraag.

 

Eerste lid: In de onderdelen a tot en met g wordt zoveel mogelijk dezelfde terminologie gehanteerd en worden nagenoeg dezelfde eisen gesteld als in de Drank- en Horecawet en het daarop gebaseerde Besluit eisen zedelijk gedrag Drank- en Horecawet. Dit heeft als voordeel dat voor seksbedrijven waarvoor niet tevens een vergunning op grond van de Drank- en Horecawet is vereist een antecedentenonderzoek kan worden verricht. Belangrijker nog dan dit procedurele argument is het feit dat inhoudelijk min of meer dezelfde belangen wegen bij de antecedentenbeoordeling. In aanvulling op het Besluit eisen zedelijk gedrag Drank- en Horecawet zijn in het eerste lid onder meer zedendelicten en mishandeling uit het Wetboek van Strafrecht en overtredingen van de Vreemdelingenwet 2000 en de Wet arbeid vreemdelingen opgenomen. De toevoeging van bepalingen over misdrijven tegen de zeden en mishandeling dienen ter bescherming van de prostituees. De relevantie van de opname van de Vreemdelingenwet 2000 en de Wet arbeid vreemdelingen is gelegen in de bestrijding van mensenhandel.

 

Onderdeel h: Dit onderdeel spreekt voor zich en behoeft daarom geen toelichting.

 

Vijfde lid: Het kan voorkomen dat er geen sprake is van een weigeringsgrond als bedoeld in de onderdelen a tot en met h van het eerste lid, maar dat het geldend bestemmings- of omgevingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit de vestiging van een seksbedrijf ter plaatse niet toelaat.

 

Zesde lid: Ter zake van de in de onderdelen genoemde gronden bestaat ruimte voor een afweging of een vergunning al dan niet zal worden geweigerd.

 

Onderdelen a, b en c: Het belang van de openbare orde en dat van de woon- en leefomgeving zijn nauw met elkaar verweven. De bescherming van de openbare orde en de woon- en leefomgeving is dan ook mede aanleiding geweest om tot een maximumstelsel van vijf vergunningen, zoals uiteen gezet in artikel 3:5, over te gaan.

 

Onderdeel d: Het belang van de verkeersvrijheid of -veiligheid valt onder de noemer openbare veiligheid en is doorgaans aan de orde bij raamprostitutie. Daarbij vindt de werving van klanten immers plaats op of aan de openbare weg, waar sprake kan zijn van aanzienlijke aantallen voetgangers en motorvoertuigen.

 

Onderdeel e: Tot de belangen die deel uitmaken van de gemeentelijke huishouding, behoort ook dat van de (volks)gezondheid. Daarnaast hebben de gemeenten, met als uitvoerende instantie de GGD, ook een aantal wettelijke taken met betrekking tot de ontwikkeling en uitvoering van volksgezondheidsbeleid.

 

Onderdeel f: Bij de behandeling van de vergunningaanvraag wordt gekeken of er redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de arbeidsomstandigheden van de prostituee(s) niet in het geding (kunnen) raken.

 

Onderdeel g: De Wet Bibob is een (preventief) bestuursrechtelijk instrument. Als er een ernstig gevaar dreigt dat bijvoorbeeld een vergunning wordt misbruikt, kan het bevoegd bestuursorgaan de aanvraag weigeren. Zo wordt voorkomen dat de overheid criminele activiteiten faciliteert en wordt bovendien de concurrentiepositie van bonafide ondernemers beschermd.

 

Zevende lid: Dit onderdeel spreekt voor zich en behoeft daarom geen toelichting.

 

Artikel 3:8 Eisen met betrekking tot de vergunning ( z )

In dit artikel wordt bepaald welke gegevens in ieder geval in een vergunning worden vermeld. Hiermee wordt getracht het toezicht op en de naleving van de vergunningsvoorwaarden te faciliteren. Doordat het telefoonnummer op de vergunning staat wordt onder andere voorkomen dat dit nummer regelmatig wijzigt, waardoor het telefoonnummer – dat ook in advertenties gebruikt moet worden – niet langer herleidbaar zou zijn tot een bepaald vergund seksbedrijf. Als de exploitant een ander telefoonnummer wil hanteren, dan zal deze immers eerst een aanvraag in moeten dienen om de vergunning te laten wijzigen; aangezien dit tijd en geld (leges) kost valt te verwachten dat dit slechts sporadisch zal gebeuren. Het ‘vaste’ telefoonnummer kan ook een mobiel nummer zijn.

 

Hetzelfde doel heeft het tweede lid, dat daarnaast ook van betekenis is voor (mogelijke) klanten van een seksbedrijf: zij kunnen eenvoudig vaststellen of het om een vergund bedrijf gaat.

 

Artikel 3:9 Intrekkingsgronden ( z )

Het eerste lid bevat een opsomming van de omstandigheden waaronder een vergunning zonder meer moet worden ingetrokken. Anders dan in het tweede lid is hier dus geen sprake van een discretionaire bevoegdheid van het bevoegd bestuursorgaan. Buiten op basis van de in dit het tweede lid genoemde gronden, kan een vergunning bovendien geheel of gedeeltelijk ingetrokken worden in het geval en onder de voorwaarden, zoals bedoeld in de Wet Bibob. Dit volgt uit artikel 7, eerste lid, van die wet.

 

Artikel 3:10 Melding gewijzigde omstandigheden ( z )

Een gewijzigde vergunning kan alleen zonder tussenkomst van de geldende Aanvraag- en selectieprocedure voor de exploitatievergunningen van seksbedrijven worden verleend als het een ondergeschikte wijziging betreft. Onder een ondergeschikte wijziging wordt onder andere verstaan: wijziging van een beheerder (geen wijziging exploitant), een naamswijziging, een wijziging van het telefoonnummer of een wijziging in het bedrijfsplan. Deze opsomming is niet limitatief. Na verlening van de vergunning mogen geen nieuwe bestuurders of vennoten tot de bedrijfsvoering worden toegevoegd.

 

Artikel 3:11 Geldigheidsduur vergunning ( z )

De vergunningen voor seksbedrijven worden verleend voor een periode van vijf jaar. De beperkte looptijd vloeit voort uit rechtspraak ten aanzien van schaarse vergunningen. De geldigheidsduur van een vergunning moet worden afgestemd op de terugverdientijd van de investeringen van de onderneming. In artikel 18 van de Concessierichtlijn is bepaald dat de looptijd van een concessie wordt beperkt tot de geldigheidsduur van vijf jaar. Voor de geldigheidsduur van schaarse vergunningen kan aansluiting worden gezocht bij de Concessierichtlijn. Er is bij seksbedrijven geen sprake van zodanige vereiste hoge investeringen dat de terugverdientijd van de investeringen reden vormen om af te wijken van de termijn van vijf jaar. De looptijd van vijf jaar sluit tevens aan bij de looptijd die is opgenomen voor vergunningen voor seksbedrijven in het wetsvoorstel voor de ‘Wet regulering sekswerk’. Tot slot kan er met een looptijd van vijf jaar periodiek een afweging worden gemaakt omtrent de vergunning zonder dat de frequentie tot te zware administratieve lasten leidt. Na afloop van de termijn van vijf jaar komt de vergunning voor een seksbedrijf beschikbaar en zal de geldende Aanvraag- en selectieprocedure exploitatievergunning seksbedrijf worden gevolgd.

 

Afdeling 3. Uitoefenen seksbedrijf

 

Artikel 3:12 Sluitingstijden seksbedrijven, aanwezigheid en toegang ( z )

De algemene sluitingstijden van het eerste lid gelden niet voor escortbedrijven aangezien deze bedrijven uitsluitend bemiddelen voor prostitutie. Van bezoekers in de zin van het eerste lid is dan ook geen sprake. Escortbedrijven zijn niet-locatie gebonden prostitutiebedrijven die 24 uur per dag en 7 dagen per week hun activiteit kunnen uitvoeren. De algemene sluitingstijden van het eerste lid gelden tevens niet voor seksbedrijven waarvan bij vergunning is bepaald dat daarvoor afwijkende sluitingstijden gelden. Dergelijke afwijkende sluitingstijden kunnen bij het verlenen van de vergunning daaraan verbonden worden, maar ook lopende de vergunning, als de omstandigheden daartoe aanleiding geven. De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, de veiligheid, de gezondheid, de bescherming van prostituees, of ter voorkoming of beperking van overlast de openingstijden van een prostitutiebedrijf beperken. De sluitingstijden zijn niet van toepassing op sekswinkels; daarop is het regime van de Winkeltijdenwet van toepassing.

 

Het tweede lid richt zich tot de bezoekers van het seksbedrijf. Het begrip ‘bezoeker’ heeft een ruimere betekenis dan het in de APV gehanteerde begrip ‘klant’. Een klant is een afnemer van seksuele diensten; onder bezoekers vallen echter bijvoorbeeld ook de aanwezigen in een seksbedrijf die (vooralsnog) slechts iets drinken, of een niet-fysieke vertoning komen bekijken. Hoewel niet iedere bezoeker per definitie een klant is, is iedere klant per definitie wel een bezoeker. Personen die bijvoorbeeld professionele reparatie- of schoonmaakwerkzaamheden uitvoeren, zullen – als zij zich daartoe beperken – uiteraard niet als ‘bezoeker’ aangemerkt worden.

 

Verder mogen personen die de leeftijd van 18 nog niet hebben bereikt niet worden toegelaten tot seksbedrijven (derde lid).

 

Artikel 3:13 Adverteren ( z )

De verplichting in advertenties het nummer te vermelden van de vergunning die aan een seksbedrijf is verleend vergemakkelijkt het toezicht. Het telefoonnummer kan ook een mobiel nummer zijn.

 

Artikel 3:13a Tijdelijke afwijking sluitingstijden en tijdelijke sluiting ( z )

Ten opzichte van artikel 3:12, bij of krachtens welke bepaling kan worden voorgeschreven wat voor seksbedrijven het reguliere sluitingstijden regime is, biedt artikel 3:13a de mogelijkheid om daar al dan niet tijdelijk van af te wijken. In het eerste lid is opgenomen wat die afwijkingen kunnen inhouden. In het tweede lid is geregeld dat van een dergelijk besluit ook in het openbaar kennis wordt gegeven.

 

Artikel 3:13b Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder ( z )

De verplichte aanwezigheid van de exploitant of beheerder is van belang in verband met het uitoefenen van toezicht ter handhaving van de orde in het seksbedrijf, zoals opgenomen in het tweede en derde lid. De exploitant of beheerder zullen zich in ieder geval, maar niet uitsluitend, moeten richten op het voorkomen en tegengaan van onvrijwillige prostitutie, prostitutie door minderjarigen of illegalen, drugs- of wapenhandel, heling, geweldsdelicten en dergelijke.

 

Artikel 3:13c Beëindiging exploitatie ( z )

Dit artikel voorziet in de omstandigheid dat de exploitant zijn bedrijf heeft beëindigd of heeft overgedragen aan een rechtsopvolger. Bij feitelijke beëindiging van de exploitatie komt de vergunning van rechtswege te vervallen. Onder beëindiging wordt tevens verstaan een wijziging van één of meer exploitanten. In dergelijke gevallen moet dan een nieuwe vergunning worden aangevraagd.

 

Artikel 3:13d Wijziging beheer ( z )

De burgemeester heeft er belang bij een actueel overzicht te kunnen hebben van de in de gemeente actieve beheerders; in verband daarmee is in het eerste lid bepaald dat, indien één of meer beheerders van een inrichting hun werkzaamheden feitelijk hebben beëindigd, de exploitant daarvan onverwijld moet kennisgeven. Anders dan bij beëindiging van de exploitatie, leidt het vertrek van een beheerder niet tot het van rechtswege vervallen van de vergunning: denkbaar is immers dat het beheer in de inrichting in handen is van meer personen of dat het beheer in handen komt van de exploitant zelf. Denkbaar is ook dat de exploitant de plaats van de vertrokken beheerder(s) wenst te laten innemen door één of meer andere personen. Het tweede lid verlangt in dat geval dat de exploitant de burgemeester verzoekt om de nieuwe beheerder(s) te vermelden in de aan hem verleende vergunning. Daarbij dient ten aanzien van de nieuwe beheerder(s) een antecedentenonderzoek plaats te vinden.

 

In het derde lid is bepaald dat de nieuwe beheerder al aan de slag kan vanaf het moment dat de aanvraag is ingediend en de exploitant hiervan een ontvangstbevestiging heeft ontvangen. Hierdoor is enerzijds gewaarborgd dat er voor die tijd geen nieuwe beheerders werkzaam kunnen zijn. Dit zou immers het aantonen van schijnbeheer aanzienlijk bemoeilijken. Anderzijds wordt hiermee tegemoet gekomen aan in de praktijk noodzakelijke flexibiliteit. Wijziging van beheer komt immers vaker voor dan de wijziging van exploitatie.

 

Artikel 3:14 Leeftijd en verblijfstitel prostituees; verbod werken voor onvergund prostitutiebedrijf ( z )

Met deze bepaling wordt onder meer een leeftijdseis voor prostituees geïntroduceerd. Hiertoe is besloten vanwege het gegeven dat jonge prostituees met name vatbaar voor en slachtoffer van misstanden als dwang, misbruik en mensenhandel zijn. Bovendien zijn prostituees van 21 jaar en ouder weerbaarder dan zeer jonge prostituees en is de kans groter dat ze over een startkwalificatie beschikken waarmee ze een ander beroep kunnen kiezen dan dat van sekswerker, waarmee de eventuele economische druk om te kiezen voor de prostitutie lager is en bovendien een eventuele gewenste uitstap wordt vergemakkelijkt. Het stellen van een leeftijdsgrens wordt als een passend en noodzakelijk middel beschouwd om deze misstanden te bestrijden. Daarmee is het gemaakte onderscheid objectief gerechtvaardigd door een legitiem doel, bovendien zijn de middelen voor het bereiken van dat doel passend en noodzakelijk. Hierdoor levert het onderscheid naar leeftijd geen strijd op met het verbod van leeftijdsdiscriminatie.

 

Het is in de eerste plaats de exploitant die moet voorkomen dat er bij zijn bedrijf prostituees werkzaam zijn die de leeftijd van 21 jaar nog niet hebben bereikt. Zijn die daar toch werkzaam, dan is de exploitant in overtreding. Als de prostituee er onder de leeftijd van 21 jaar bewust en vrijwillig voor kiest om te werken in de illegale prostitutie, dan is ook de prostituee in overtreding.

 

Artikel 3:14a Overgangsbepaling minimale leeftijd prostituees ( z )

Dit artikel bevat een overgangsregeling voor prostituees tussen de 18 en 21 jaar, die bij de inwerkingtreding van de nieuwe voorschriften al in een prostitutiebedrijf werkzaam zijn. Bij de onmiddellijke invoering van de minimum leeftijdsgrens van 21 jaar in deze bedrijven zouden zij hun werkzaamheden direct moeten staken en daardoor ernstig worden gedupeerd. Ook zouden ongewenste neveneffecten, zoals verplaatsing naar het illegale circuit of een hogere drempel naar hulpverlening, op kunnen treden. Om dit te voorkomen wordt voor deze groep prostituees de invoering van de minimum leeftijdseis, afhankelijk van de leeftijd van betrokkene, met maximaal drie jaar uitgesteld. De exploitant dient aan te kunnen tonen dat een prostituee al werkzaam was als prostituee voor de regeling van kracht is gegaan. Ten aanzien van personen die op het tijdstip van inwerkingtreding van de verordening niet in een prostitutiebedrijf werken – of dit niet aan kunnen tonen – geldt de nieuwe minimum leeftijdseis met onmiddellijke ingang.

 

Artikel 3:15 Bedrijfsplan (z)

Het is van belang dat in een seksbedrijf maatregelen worden getroffen op het gebied van hygiëne, gezondheid en veiligheid en het zelfbeschikkingsrecht van de prostituees (in het geval van een prostitutiebedrijf), ter bescherming van de gezondheid van de klanten en ter voorkoming van strafbare feiten. Daartoe moet de exploitant bij het aanvragen van een vergunning een bedrijfsplan overleggen, zodat vooraf kan worden beoordeeld of de exploitant voor deze punten voldoende oog heeft, en zorg draagt voor goede arbeidsomstandigheden. Deze verplichting geldt voor alle seksbedrijven, dus ook voor prostitutie- en escortbedrijven. Uiteraard volgt uit de aard van de werkzaamheden dat een bedrijfsplan van overige seksbedrijven (geen prostitutiebedrijven zijnde), prostitutiebedrijven en escortbedrijven andere uitwerkingen vereisen. In de bijlagen van de Nota prostitutie en seksbranche gemeente Zaanstad zijn formats van bedrijfsplannen opgenomen die de exploitanten dienen te gebruiken bij hun aanvraag om een vergunning. Als de exploitant na het verkrijgen van de vergunning een wijziging wenst door te voeren in zijn bedrijfsplan, dan dient hij deze ter goedkeuring voor te leggen aan het bevoegd bestuursorgaan.

 

In het eerste lid, aanhef en onder a, is opgenomen dat de exploitant maatregelen treft om er voor te zorgen dat de hygiëne in een seksbedrijf voldoet aan de algemene eisen die hiervoor in de branche gelden. In de Hygiënerichtlijn voor seksbedrijven en sekswerkers zijn zogenaamde hygiënenormen, dit zijn de minimale eisen aan een goed hygiënebeleid, opgenomen. Deze richtlijn is geschreven voor exploitanten en eigenaren van seksbedrijven en wordt uitgegeven door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu. De branche zelf, vertegenwoordigd door de Vereniging Exploitanten Relaxbedrijven en de Vereniging Legale Escortbedrijven, heeft aan het opstellen en bijwerken van deze richtlijn bijgedragen. Belangrijk doel van goede hygiëne in seksbedrijven is het voorkomen van (seksueel overdraagbare) ziektes. Dat is zowel voor de prostituees als de klanten van belang. Een goede hygiëne zorgt ook voor een veilige en prettige werkomgeving.

 

Van de exploitant mag worden verwacht dat hij in het bedrijfsplan daarnaast inzichtelijk maakt hoe hij verder zorg draagt voor gezonde en veilige werkomstandigheden voor prostituees. Dit is opgenomen in het tweede lid, aanhef en onder a en b. De veiligheid en gezondheid van een prostituee worden ook gediend met aparte garanties voor de kwaliteit van de werkomstandigheden in de werkruimten. Een prostituee moet daar altijd van een alarm gebruik kunnen maken waarmee zij hulp van derden kan inroepen als er wat misgaat. En naast luchtventilatie die in het kader van de algemene luchtkwaliteit en hygiëne afdoende moet zijn, moet ook de temperatuur in de werkruimte van de prostituee goed zijn. Het mag niet te koud of te warm zijn. In het tweede lid, aanhef en onder d, wordt zodoende geëist dat de exploitant aangeeft welke maatregelen hij hiervoor treft. De normen die worden geformuleerd over het gebruik van condooms en de mogelijkheid om je als prostituee te laten controleren op seksueel overdraagbare aandoeningen waarborgen de gezondheid en het zelfbeschikkingsrecht van de prostituee. Deze normen zijn opgenomen in het tweede lid, aanhef en onder c en e. De prostituee mag niet verplicht worden zich geneeskundig te laten onderzoeken en heeft recht op een vrije artsenkeuze (tweede lid, aanhef en onder f en g). Bovendien moet de exploitant prostituees in de gelegenheid stellen zich regelmatig te laten onderzoeken op seksueel overdraagbare aandoeningen. Het moet niet zo zijn dat een prostituee vanwege de openingstijden van de seksinrichting waar zij werkzaam is, geen tijd heeft om zich bijvoorbeeld voor een SOA-onderzoek bij de GGD te melden.

 

De exploitant dient er zorg voor te dragen dat onder de in het prostitutiebedrijf werkzame prostituees voldoende informatie- en voorlichtingsmateriaal in verschillende talen wordt verspreid over de aan prostitutie verbonden gezondheidsrisico’s en over de aanwezigheid en bereikbaarheid van instellingen op het gebied van de gezondheidszorg en hulpverlening. De exploitant is daarnaast verplicht informatie over mogelijke uitstapprogramma’s aan de voor hem werkzame prostituees te verstrekken. Een belangrijk aspect van het zelfbeschikkingsrecht is dat de exploitant waarborgt dat de prostituee vrij is te bepalen aan welke klanten zij seksuele diensten verleent en welke diensten zij al dan niet wil verlenen. Hoewel in een arbeidsrelatie geldt dat een werknemer opdrachten van de werkgever met betrekking tot de overeengekomen arbeid in beginsel moet opvolgen, dient het grondwettelijk gewaarborgde recht op lichamelijke integriteit daarboven altijd voorrang te krijgen. Een exploitant dient inzichtelijk te maken hoe in zijn bedrijf met dergelijke zaken wordt omgegaan (tweede lid, aanhef en onder h). Vanwege de aard van de dienstverlening en de branche dient de exploitant er in ieder geval zorg voor te dragen dat degene die als beheerder werkzaam is, kan omgaan met agressieve klanten (tweede lid, aanhef en onder j).

 

Het doel van hoofdstuk 3 ‘Regulering prostitutie, seksbranche en aanverwante onderwerpen’ is onder meer onvrijwillige prostitutie te bestrijden. Als een prostituee nauwelijks zelfredzaam is, geen Nederlands of Engels spreekt of bijvoorbeeld niet makkelijk geld kan wisselen, omdat ze niet kan rekenen, is moeilijk voor te stellen dat zij vrijwillig voor de prostitutie heeft gekozen. De exploitant kan met eenvoudige middelen een belangrijke bijdrage leveren aan de zelfredzaamheid van de prostituee. In het bedrijfsplan moet worden vastgelegd welke vereisten de exploitant minimaal stelt aan de zelfredzaamheid van de bij hem werkzame prostituees en hoe hij dit controleert (tweede lid, aanhef en onder k). In dat kader is het ook onderdeel van een deugdelijke bedrijfsvoering om als exploitant periodiek een gesprek te voeren en daarbij vooral te letten op signalen van uitbuiting of onvrijwilligheid. Prostituees moeten in dat kader ook steeds over hun rechten geïnformeerd worden. Het is aan de exploitant om ook informatie van hulpverlenende instanties beschikbaar te stellen (tweede lid, aanhef en onder m). Ook informatie over de mogelijkheden om met het werk als prostituee te stoppen moet door de exploitant beschikbaar worden gesteld (tweede lid, aanhef en onder n).

 

Het bedrijfsplan dient bij de aanvraag om een vergunning overgelegd te worden, zodat het op dat moment getoetst kan worden (derde lid). Als een exploitant nadien een wijziging wenst door te voeren in zijn bedrijfsplan, dan dient hij deze ter goedkeuring voor te leggen aan het bevoegde bestuursorgaan (vierde lid).

 

Artikel 3:16 Minimale verhuurperiode werkruimte

(gereserveerd)

 

Artikel 3:17 Verdere verplichtingen van de exploitant en beheerder prostitutiebedrijf ( z )

In dit artikel zijn enkele verdere zorgplichten van de exploitant geformuleerd, onder andere met betrekking tot de te voeren bedrijfsadministratie. De exploitant moet in ieder geval gegevens opnemen van de in het bedrijf werkzame prostituees, de verhuuradministratie en getekende intakeformulieren. Vanwege de toevoeging "in ieder geval" is het mogelijk dat het bestuursorgaan om extra gegevens vraagt. Het is één van de instrumenten om te controleren of de exploitant zorgt voor een bedrijfsvoering conform het vastgestelde bedrijfsplan. De exploitant is verplicht een intake te houden met de prostituee zodat redelijkerwijs kan worden uitgesloten dat de prostituee een slachtoffer is van mensenhandel of andere vormen van dwang en uitbuiting. Een kopie van de intake dient aan de prostituee te worden overhandigd. Bij het uitvoeren van voorlichtings- en preventieactiviteiten (onder g) is het van belang dat prostituees de gelegenheid krijgen om één op één met de medewerkers te spreken. Daarnaast, onder h, is de verplichting opgenomen om ieder signaal van mensenhandel of andere vormen van dwang en uitbuiting onverwijld bij de burgemeester en de politie te melden. Richtinggevend hierbij is de Aanwijzing mensenhandel van het OM (Stcrt. 2013, 16816) en https://www.wegwijzermensenhandel.nl/. De meldplicht ziet uiteraard ook op de situatie dat een prostituee zich schuldig maakt aan mensenhandel of aan andere vormen van dwang en uitbuiting.

 

Artikel 3:18 Raamprostitutie ( z )

Dit artikel richt zich, in tegenstelling tot de meeste artikelen, rechtstreeks tot de prostituee. Het is de prostituee verboden die handelingen te verrichten die gewoonlijk worden geassocieerd met raamprostitutie. Dit om de daarmee samenhangende overlast en uitstraling op de omgeving aan te kunnen pakken.

 

Artikel 3:19 Straatprostitutie ( z )

Dit artikel richt zich, in tegenstelling tot de meeste artikelen, rechtstreeks tot de prostituee en eventueel anderen die klanten werven voor een prostituee. Het is namelijk eenieder verboden op of aan de weg of in een vanaf de weg zichtbare plaats klanten te werven. Uiteraard geldt dat laatste niet in een seksbedrijf waarvoor een vergunning is verleend. Het is verder ook verboden daadwerkelijk seksuele handelingen te verrichten als dit kennelijk geschiedt in het kader van prostitutie.

 

Artikel 3:20 Handhaving straatprostitutie ( z )

Eerste en tweede lid: Op grond van het eerste en tweede lid kan door een ambtenaar van politie of een buitengewoon opsporingsambtenaar (van politie) een bevel tot onmiddellijke verwijdering worden gegeven aan prostituees, maar ook aan andere aldaar aanwezige personen.

 

Derde en vierde lid: Als het mondeling bevel tot verwijdering als bedoeld in het tweede lid geen soelaas blijkt te bieden, kan naar het middel van de schriftelijke verblijfsontzegging worden gegrepen; dit lid voorziet daarin. Een verblijfsontzegging behelst een verbod om zich na aanzegging door of vanwege de burgemeester niet te bevinden op de wegen en gedurende de tijden, zoals in de aanzegging genoemd. Uit een verblijfsontzegging vloeit een sterke beperking van de bewegingsvrijheid voort, zoals onder meer wordt gewaarborgd door artikel 12 van het Internationaal Verdrag inzake de burgerrechten en politieke rechten. Deze moet daarom met de grootst mogelijke zorgvuldigheid worden opgelegd. De maatregel moet noodzakelijk zijn, proportioneel zijn (in verhouding tot de veroorzaakte ordeverstoring) en er moet worden voldaan aan het subsidiariteitsbeginsel, dat erop neer komt dat niet met een minder ingrijpend middel zou kunnen worden volstaan. In het vierde lid is opgenomen dat de burgemeester het verbod, indien dat in verband met persoonlijke omstandigheden van de betrokkene noodzakelijk is, beperkt.

 

Afdeling 4. Overige bepalingen

 

Artikel 3:21 Verbodsbepaling klanten

(gereserveerd)

 

Artikel 3:22 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen en dergelijke

Deze bepaling schept een verbod dat slechts in effect kracht heeft ten aanzien van nader door het bevoegd bestuursorgaan te bepalen rechthebbenden en voor zover het bevoegd bestuursorgaan aan die rechthebbende heeft bekendgemaakt dat de wijze van tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen daarvan, de openbare orde of de woon- en leefomgeving in gevaar brengt. Het tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen van goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, voor zover die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet vallen niet binnen de reikwijdte van het verbod.

 

Hoewel denkbaar is dat dit voorschrift in de praktijk vooral zal worden toegepast ten aanzien van sekswinkels, richt zij zich op het tentoonstellen en dergelijke als zodanig; het kan dus ook gaan om erotisch-pornografische foto’s of afbeeldingen aangebracht aan sekstheaters, bedoeld om de aandacht van het publiek te vestigen op de voorstellingen.

 

K. De inhoudsopgave na de toelichting komt te vervallen.

 

ARTIKEL III Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 augustus 2021.

 

ARTIKEL IV Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Verordening 2021-ll tot wijziging van de Algemene plaatselijke verordening (APV) Zaanstad 2013:

 

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Zaanstad in de vergadering 8 juli 2021

 

De raad van de gemeente Zaanstad,

 

de griffier,

de voorzitter,

 

Naar boven