Algemene Subsidieverordening Zwolle

Gemeente Zwolle, bekendmaking wijziging Algemene Subsidieverordening Zwolle

 

De Raad van de gemeente Zwolle heeft in de vergadering van 6 juli 2021 de volgende wijziging in de Algemene Subsidieverordening vastgesteld. Het betreft een wijziging van hoofdstuk 28 en een nieuw hoofdstuk 32.

Deze wijziging treedt in werking op 22 juli 2021

 

HOOFDSTUK 28: BESCHERMD WONEN

 

 

Artikel 28.1 Begripsbepalingen

In deze subsidiedeelverordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • Aanbieder: rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid die jegens het college gehouden is een algemene voorziening of een maatwerkvoorziening te leveren op grond van de wet.

  • Accommodatie van een instelling: een woonvoorziening op naam van een instelling waar cliënten met een maatwerkvoorziening beschermd wonen tijdelijk verblijven en die passend is bij de ondersteuningsbehoefte en de herstelgedachte voor cliënten.

  • Beoordelingskader: kader vastgesteld door het college waarin beschreven wordt hoe de subsidieaanvragen voor extra jaarplekken beschermd wonen worden beoordeeld.

  • Beschermd wonen: wonen in een accommodatie van een instelling met daarbij behorend toezicht en begeleiding, gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie, het psychisch en psychosociaal functioneren, stabilisatie van een psychiatrisch ziektebeeld, het voorkomen van verwaarlozing of maatschappelijke overlast of het afwenden van gevaar voor de cliënt of anderen, bestemd voor personen met psychische of psychosociale problemen, die niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving; In de regio IJssel-Vecht voorkomend in twee vormen, namelijk 1) beschermd wonen 24/7 (begeleiding en toezicht is 24/7 beschikbaar op de locatie en in staat direct die begeleiding te bieden aan cliënten die nodig is) en 2) begeleid wonen (begeleiding vindt op afgesproken tijden plaats (planbare zorg) en is 24 uur per dag (telefonisch) oproepbaar en waar nodig binnen 30 minuten ter plaatse om die begeleiding te bieden aan cliënten die nodig is Er is hier ook regelmatig contact met de cliënt om na te gaan hoe het gaat met de cliënt (signalerende functie).

  • Centrumgemeente: gemeente als bedoeld in artikel 1 onder f van het Besluit brede doeluitkering sociaal, integratie en veiligheid.

  • Extra jaarplek: jaarplek waarvoor subsidie wordt aangevraagd, maar die in het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar niet gesubsidieerd werd. De jaarplek moet voldoen aan de criteria genoemd in het voor het subsidiejaar geldende beoordelingskader voor extra jaarplekken, zoals bedoeld in artikel 28.8 lid 1.

  • Incidentele cliëntgebonden subsidie: subsidie die aan een aanbieder wordt verleend indien de maatwerkvoorziening beschermd wonen voor een bepaalde cliënt in 2021 of eerder is gestart en waarvoor een incidentele cliëntgebonden subsidie of een spoedplek subsidie is verleend. De incidentele cliëntgebonden subsidie wordt bevoorschot voor het gehele kalenderjaar.

  • Jaarplek beschermd wonen: structurele plek beschermd wonen die voor een volledig kalenderjaar gesubsidieerd wordt en in het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar ook (structureel) gesubsidieerd werd.

  • Overbruggingssubsidie 18-jarigen: subsidie die aan een aanbieder wordt verleend voor jongeren die in het subsidiejaar de leeftijd van 18 jaar bereiken (en aan wie een geldige toekenningsbeschikking voor beschermd wonen is verleend).

  • Regio IJssel-Vecht: Samenwerkingsverband van gemeenten bestaande uit de gemeenten Dalfsen, Kampen, Ommen, Hardenberg, Staphorst, Steenwijkerland, Zwartewaterland en Zwolle.

  • Spoedplekken: plekken die nodig zijn voor cliënten met een toekenningsbeschikking beschermd wonen en een acute en spoedeisende zorgvraag waarin met de beschikbare reguliere jaarplekken niet direct kan worden voorzien, dit ter beoordeling van de Centrale Toegang.

 

Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die hierboven niet nader zijn omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 de verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Zwolle, de algemene subsidieverordening Zwolle en de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 28.2 Subsidiedoel

  • 1.

    Het verstrekken van subsidie op basis van deze verordening heeft als doel te waarborgen dat cliënten beschermd wonen hun ondersteuning in natura bij een aanbieder kunnen verzilveren.

Artikel 28.3 Subsidieaanvrager

  • 1.

    Subsidie kan worden aangevraagd door een aanbieder die beschermd wonen aanbiedt ten behoeve van cliënten met een geldige toekenningsbeschikking van de Centrale Toegang voor beschermd wonen van een gemeente uit de regio IJssel-Vecht.

  • 2.

    De aanbieder voldoet aan de vereisten zoals opgenomen in de Wmo 2015.

  • 3.

    De aanbieder verleent zelf de maatwerkvoorzieningen; indien voor leden van een coöperatie een subsidieaanvraag wordt ingediend, worden de leden gezien als een aanbieder zoals genoemd in artikel 28.3 lid 1. De leden voldoen individueel aan de vereisten zoals opgenomen in de Wmo 2015.

  • 4.

    Het College kan nadere regels stellen ten aanzien van de vereisten om voor subsidiëring beschermd wonen in aanmerking te komen.

Artikel 28.4 Aanvraag tot subsidieverlening

  • 1.

    De aanbieder maakt bij de aanvraag tot subsidieverlening gebruik van een door het College vastgesteld aanvraagformulier voor beschermd wonen en een ingevuld format ter onderbouwing van de aanvraag, alsmede de voorgeschreven bijlagen.

  • 2.

    Tenzij het College anders bepaalt, moeten aanvragen tot subsidieverlening voor beschermd wonen voor 1 oktober van het jaar voorafgaand aan het jaar waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft, worden ingediend.

  • 3.

    Bij de indiening van de aanvraag tot subsidieverlening wordt een prognose ingediend van het te verwachten aantal benodigde jaarplekken voor een voorziening beschermd wonen op 1 januari van het kalenderjaar waarvoor de subsidie wordt gevraagd en de daarbij te verwachten kosten.

  • 4.

    Voor de structurele jaarplekken beschermd wonen geldt dat voor het kalenderjaar waarvoor de aanvraag wordt ingediend maximaal een aanvraag ingediend kan worden ter hoogte van het aantal structureel gesubsidieerde jaarplekken uit het jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

  • 5.

    Bij de subsidieaanvraag dient tevens een prognose te worden gegeven van de instroom van jongeren die in het subsidiejaar de leeftijd van 18 jaar bereiken en in het subsidiejaar niet meer onder de Jeugdwet vallen en waarvoor aansluitend beschermd wonen bij de huidige aanbieder noodzakelijk is. Deze jongeren moeten beschikken over een toekenningsbeschikking voor beschermd wonen (Wmo), aansluitend op de aflopende toekenningsbeschikking op grond van de Jeugdwet. Voor deze cliënten wordt een overbruggingssubsidie 18-jarigen toegekend.

  • 6.

    In het geval een beoordelingskader voor extra plekken beschermd wonen, zoals bedoeld in artikel 28.8, is vastgesteld, moet de aanvraag worden voorzien van een onderbouwing die voldoet aan de criteria die gesteld zijn in dat beoordelingskader.

  • 7.

    Indien een aanbieder reeds een incidenteel cliëntgebonden subsidie beschermd wonen of een subsidie voor een spoedplek ontvangt in 2021 én de toekenningsbeschikking van de betreffende cliënt eindigt in 2022 of later, mag voortzetting van deze incidentele cliëntgebonden subsidie voor het subsidiejaar 2022 worden aangevraagd. Voor deze cliënten wordt de cliëntgebonden incidentele subsidie bevoorschot voor het gehele kalenderjaar.

Artikel 28.5 Opschorting beslissing op subsidieaanvraag

  • 1.

    Indien de aanbieder of de accommodatie van een instelling, voor indiening van de aanvraag tot subsidieverlening, dan wel gedurende de behandeling van de aanvraag om subsidieverlening, onderwerp is van een onderzoek op grond van de Wet Bibob, een onderzoek uitgevoerd door of in opdracht van een gemeente of door de aangewezen toezichthouder Wmo, een onderzoek door een Inspectie-instelling, het Zorgkantoor, een zorgverzekeraar of een onderzoek door de politie of het Openbaar Ministerie, is het College bevoegd om de beslissing op een subsidieaanvraag op te schorten gedurende de periode van het onderzoek

  • 2.

    Het College kan op grond van de subsidieaanvraag besluiten dat een onderzoek van de toezichthouder Wmo noodzakelijk is voor de beoordeling van de subsidieaanvraag en het College is bevoegd om de beslissing op een subsidieaanvraag op te schorten gedurende de periode van het onderzoek.

  • 3.

    Indien n.a.v. lid 1 of 2 het College de aanbieder verzoekt een verbeterplan op te stellen en uit te voeren kan de beslissing op een subsidieaanvraag worden opgeschort tot het moment dat het verbeterplan is uitgevoerd en de genomen maatregelen als voldoende beoordeeld worden door het College.

Artikel 28.6 Aanvullende weigeringsgronden

  • 1.

    De subsidieaanvraag kan, naast de artikelen 4:25 en 4:35 van de Awb en artikel 1.21 van de ASV, geweigerd worden indien:

    • a.

      naar het oordeel van het College de continuïteit van de te subsidiëren activiteiten onvoldoende door de subsidieaanvrager kan worden gewaarborgd.

    • b.

      naar het oordeel van het College onvoldoende wordt aangetoond dat de ondersteuning voldoet aan de kwaliteitseisen, zoals nader omschreven in de bijlage Kwaliteitseisen maatwerkvoorzieningen Wmo, behorend bij de Verordening maatschappelijke ondersteuning.

    • c.

      de subsidieaanvrager een aanwijzing, maatregel of boete opgelegd heeft gekregen van een gemeente of van een van de instanties zoals genoemd in artikel 28.5 in de periode van drie jaar voorafgaand aan het jaar voorafgaand aan de aanvraag en/of de inzet van de ondersteuning;

    • d.

      de subsidieaanvrager in een periode van drie jaar voorafgaand aan de aanvraag en/of de inzet van de ondersteuning bij rechterlijke uitspraak onherroepelijk is veroordeeld.

    • e.

      de aanbieder zich niet heeft gehouden aan de gestelde eisen met betrekking tot aanvraag, tussenrapportage en verantwoording van de subsidie, in de drie jaar voorafgaand aan de aanvraag en/of aan de inzet van de ondersteuning.

    • f.

      één of meerdere leden van de coöperatie niet voldoen aan de subsidie-eisen.

Artikel 28.7 Subsidieplafonds

  • 1.

    Jaarlijks stelt het College subsidieplafonds vast voor jaarplekken beschermd wonen, incidenteel cliëntgebonden subsidies en overbruggingssubsidies 18-jarigen.

  • 2.

    Indien het totaal van de subsidieaanvragen - zoals bedoeld in artikel 28.4 lid 3 en 4 - het subsidieplafond voor jaarplekken beschermd wonen overschrijdt, wordt bij de subsidieverlening voorrang verleend aan dat deel van de aanvragen voor jaarplekken waarvoor ook subsidie verleend is in het kalenderjaar voorafgaand aan het kalenderjaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

  • 3.

    Indien, na toepassing van artikel 28.7 lid 2 van deze verordening, het totaal van de subsidieaanvragen het subsidieplafond van jaarplekken beschermd wonen overschrijdt, wordt het beschikbare subsidiebudget evenredig onder de aanvragen voor reeds eerder gesubsidieerde jaarplekken verdeeld.

  • 4.

    Het College kan een subsidieplafond vaststellen voor extra jaarplekken beschermd wonen. Aanvragen die zijn ingediend worden beoordeeld aan de hand van de criteria zoals opgenomen in het voor dat kalenderjaar geldende beoordelingskader en kunnen gehonoreerd worden tot het maximum van het desbetreffende subsidieplafond.

Artikel 28.8 Beoordelingskader

  • 1.

    Het college kan een beoordelingskader voor het beoordelen van subsidieaanvragen voor extra jaarplekken beschermd wonen vaststellen in de vorm van nadere regels.

Artikel 28.9 Subsidiemethodiek

  • 1.

    De subsidie voor jaarplekken wordt bepaald door vermenigvuldiging van:

    • a.

      het aantal cliënten dat volgens de prognose van de aanbieder een voorziening beschermd wonen wordt geboden op 1 januari van het kalenderjaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd, waarbij onderscheid kan worden gemaakt in aard en zwaarte van de te bieden voorziening met:

    • b.

      de, door het College, vastgestelde maximale subsidiabele kosten van de voorzieningen voor beschermd wonen waarbij onderscheid kan worden gemaakt in aard en zwaarte van de te bieden voorziening.

  • 2.

    De subsidie voor aanvragen voor een incidentele cliëntgebonden subsidie zoals bedoeld in artikel 28.4 lid 7 wordt bepaald door:

    • a.

      het aantal cliënten dat reeds een incidenteel cliëntgebonden subsidie beschermd wonen ontvangt bij de desbetreffende aanbieder of een subsidie voor spoedplek ontvangt in 2021 én waarvan de toekenningsbeschikking van de cliënt eindigt in 2022 of later

    • b.

      vermenigvuldiging van het aantal dagen in het subsidiejaar waarop een voorziening beschermd wonen wordt geboden met:

    • c.

      vermenigvuldiging van de, door het College, vastgestelde maximale subsidiabele kosten van de voorziening beschermd wonen waarbij onderscheid kan worden gemaakt in aard en zwaarte van de te bieden voorziening.

  • 3.

    De subsidie voor aanvragen van een overbruggingssubsidie 18-jarigen, zoals bedoeld in artikel 28.4 lid 5 wordt bepaald door vermenigvuldiging van:

    • a.

      het aantal dagen in een subsidiejaar vanaf de dag waarop de cliënt 18 jaar wordt tot einde van het lopende subsidiejaar, met de, door het college, vastgestelde maximale subsidiabele kosten van de voorziening beschermd wonen waarbij onderscheid kan worden gemaakt in aard en zwaarte van de te bieden voorziening.

Artikel 28.10 Subsidievaststelling

  • 1.

    De subsidie wordt vastgesteld op basis van de werkelijke subsidiabele kosten met als maximum het verleend subsidiebedrag en alleen wanneer de activiteiten geleverd zijn en voldaan is aan de subsidievereisten en met inachtneming van de duur van de betreffende toekenningsbeschikkingen voor beschermd wonen.

  • 2.

    Bij een bezettingspercentage lager dan 97% kan het College de subsidie voor structurele jaarplekken lager vaststellen. Uitgangspunt daarbij is dat de subsidie in die gevallen evenredig met het gerealiseerde bezettingspercentage lager wordt vastgesteld.

Artikel 28.11 Spoedplekken

  • 1.

    Mocht gedurende het subsidiejaar een spoedplaatsing nodig zijn terwijl geen jaarplek vrij is binnen de gesubsidieerde jaarplekken, kan aanvullend een spoedplek gecreëerd worden bij een van de aanbieders met structurele jaarplekken. Een spoedplaatsing en een spoedplek kan alleen op verzoek en ter beoordeling van de Centrale Toegang. Deze aanvullende plek bestaat maximaal tot de einddatum van de toekenningsbeschikking van de betreffende cliënt én indien er een structureel gesubsidieerde jaarplek vrijkomt tot maximaal het moment van vrijkomen van die plek.

  • 2.

    De subsidie voor aanvragen van spoedplekken wordt bepaald door vermenigvuldiging van:

    • a.

      het aantal dagen in het subsidiejaar tot maximaal het einde van de duur van de toekenningsbeschikking van de cliënt op grond waarvan de spoedplek beschermd wonen wordt geboden, of tot het moment dat de cliënt kan instromen op een structurele jaarplek, met:

    • b.

      de, door het College, vastgestelde maximale subsidiabele kosten van de voorziening beschermd wonen waarbij onderscheid kan worden gemaakt in aard en zwaarte van de te bieden voorziening.

  • 3.

    Het College kan besluiten een subsidieplafond vast te stellen voor noodzakelijke spoedplekken die gedurende het subsidiejaar gerealiseerd moeten worden.

Artikel 28.12 Hardheidsclausule

In gevallen waarin deze verordening niet voorziet beslist het College.

Artikel 28.13 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als subsidieverordening beschermd wonen.

Artikel 28.14 Ingangsdatum

Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na bekendmaking.

Artikel 28.15 Overgangsbepaling

  • 1.

    Op aanvragen tot subsidieverlening voor het komende subsidiejaar die zijn ingediend voor inwerkingtreding van deze (deel)verordening is deze (deel)verordening van toepassing.

 

TOELICHTING

 

Algemeen

Gemeenten zijn vanaf 1 januari 2015 verantwoordelijk voor de uitvoering van taken op het gebied van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015. Onderdeel hiervan is het bieden van voorzieningen op het gebied van beschermd wonen. De basis voor deze subsidiëring dient in een subsidieverordening te liggen omdat voor subsidiering een wettelijke grondslag vereist is. De uitvoering van de subsidieverordening ligt bij het college van burgemeester en wethouders. Een subsidieverordening bevat de procedurele eisen en criteria die in het kader van de subsidiëring worden gesteld. Hierin is bijvoorbeeld opgenomen waar een aanvraag aan moet voldoen, welke kosten subsidiabel zijn en welke termijnen van toepassing zijn.

 

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 28.2 Subsidiedoel

De gemeente Zwolle is op grond van de Wmo 2015 verplicht beschermd wonen aan te bieden in de regio IJssel-Vecht. Een cliënt met een geldige toekenning van een gemeente uit de regio IJssel-Vecht kan deze ondersteuning verzilveren via een pgb of in natura (zin). Deze verordening maakt verzilvering in natura mogelijk.

 

Artikel 28.3 Subsidieaanvrager

In artikel 28.3 wordt aangegeven wie subsidie kan aanvragen. In lid 2 wordt aangegeven dat de aanbieder moet voldoen aan de vereisten zoals opgenomen in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Dit is van belang omdat in de Wmo 2015 alle eisen zijn opgenomen die vereist zijn bij het bieden van voorzieningen in het kader van de Wmo 2015. Zoals dat de voorziening in ieder geval veilig, doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht wordt geboden. Deze wettelijke vereisten zijn nader uitgewerkt in de verordening maatschappelijke ondersteuning.

 

Artikel 28.4 Aanvraag tot subsidieverlening

In artikel 28.4 wordt, in aanvulling op en in afwijking van de algemene subsidieverordening Zwolle, het proces beschreven voor de aanvraag tot subsidieverlening. Hierbij is in afwijking van hoofdstuk 1 van de algemene subsidieverordening gekozen voor 1 oktober als indieningstermijn.

In tegenstelling tot 2021, wordt bij de subsidieverlening van de structurele jaarplekken niet het aantal cliënten in mindering gebracht dat in 2022 of later een indicatie voor de Wet Langdurige zorg ontvangt. Mocht gedurende het kalenderjaar een cliënt die een structurele jaarplek beschermd wonen ontvangt uitstromen naar de Wet Langdurige Zorg, dan dient deze structurele jaarplek beschikbaar te blijven voor een Wmo plek beschermd wonen. Bij uitstroom van een client naar de Wet Langdurige Zorg, wordt deze plek dus opnieuw ingevuld door een client die beschikt over een geldige toekenningsbeschikking beschermd wonen van de GGD.

Bij het aantal structurele jaarplekken waarvoor subsidie wordt aangevraagd, is het aantal cliënten dat in het komende subsidiejaar 18 jaar wordt en die niet meer onder de Jeugdwet valt en waarvoor aansluitend beschermd wonen bij de aanbieder noodzakelijk is, niet inbegrepen. Voor deze cliënten wordt een overbruggingssubsidie 18-jarigen aangevraagd. Voor het instromen op een plek beschermd wonen met een overbruggingssubsidie, dient de cliënt te beschikken over een geldige toekenningsbeschikking van de GGD aansluitend op het aflopen van de Jeugdwet toekenning. Indien deze 18 jarige kan instromen op een structurele jaarplek bij een aanbieder, gaat dat voor op het verlenen van een overbruggingssubsidie 18-jarigen. De overbruggingssubsidie wordt verleend voor de periode vanaf het moment dat de cliënt 18 wordt, tot einde van het subsidiejaar. Bij de subsidievaststelling wordt de subsidie vastgesteld ter hoogte van de werkelijke kosten van de ondersteuning gedurende de looptijd van de toekenningsbeschikking(en) van de GGD aan deze desbetreffende cliënt en zo lang er nog geen structureel gesubsidieerde jaarplek bij een aanbieder beschikbaar is.

Anders dan in 2021, wordt vanaf 2022 een incidentele cliëntgebonden subsidie bevoorschot voor het gehele kalenderjaar. Van aanbieders beschermd wonen wordt verwacht dat zij in hun subsidieaanvraag voor het komende kalenderjaar aangeven welke cliënten in 2021 een incidenteel cliëntgebonden subsidie of spoedsubsidie hebben ontvangen en waarvan de toekenningsbeschikking van de client eindigt in 2022 of later. Wanneer gedurende het subsidiejaar de toekenningsbeschikking van de client wordt verlengd, dient deze wijziging te worden doorgegeven aan zowel de GGD als het subsidieloket. Omdat de incidenteel cliëntgebonden subsidie vanaf 2022 voor het gehele kalenderjaar wordt voorschot, hoeft hiervoor vervolgens geen nieuwe incidentele cliëntgebonden subsidie te worden verleend.

 

Artikel 28.5 Opschorten beslissing op subsidieaanvraag

Een subsidieaanvrager kan onderwerp van onderzoek zijn bij meerdere instanties of instellingen. Dergelijke onderzoeken richten zich vaak op de kwaliteit van de verleende zorg en worden ingesteld naar aanleiding van meldingen, signalen of klachten over de verleende zorg aan cliënten. Zo lang een dergelijk onderzoek loopt is het niet wenselijk om vooruitlopend op de uitkomsten van dit onderzoek een beslissing op de ingediende subsidieaanvraag te nemen. In dit artikel is daarom de bevoegdheid opgenomen om de beslissing op een subsidieaanvraag op te schorten tot het moment waarop het onderzoek is afgerond en eventuele verbetermaatregelen naar tevredenheid van het College zijn uitgevoerd.

 

Artikel 28.6 Aanvullende weigeringsgronden

In de (subsidie) praktijk is er behoefte aan meer weigeringsgronden dan de gronden die in artikel 1.21 van de algemene subsidieverordening Zwolle en artikel 4:35 Awb worden genoemd. Zo maakt artikel 28.6 lid 1 het mogelijk om aanvragen van aanbieders waarbij twijfel is over de kwaliteit van de ondersteuning of waarvan is gebleken dat ze ondersteuning bieden die niet aan de kwaliteitseisen voldoet, te weigeren. De continuïteit en de kwaliteit van de ondersteuning wordt onder meer beoordeeld aan de hand van de documenten en gegevens die moeten worden ingeleverd bij de subsidieaanvraag. Deze worden genoemd in artikel 28.4 en in de nadere regels die op grond van artikel 28.3 lid 4 door het College zijn vastgesteld.

Indien er twijfel over de kwaliteit van de ondersteuning is of als er onvoldoende beeld over de kwaliteit van de ondersteuning is, bijvoorbeeld omdat het een nieuwe subsidieaanvrager betreft, kan het College ook beslissen tot het laten uitvoeren van een onderzoek door de toezichthouder Wmo (zie artikel 28.5).

Zorgaanbieders kunnen, afhankelijk van hun financiering, onderwerp van onderzoek zijn door verschillende inspecties en toezichthouders, zoals gemeenten, Inspectie voor de Gezondheidszorg en Jeugd, Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Zorgkantoren en zorgverzekeraars. Deze onderzoeken vinden onder meer plaats naar aanleiding van meldingen, signalen of klachten over onvoldoende kwaliteit of gebrekkige dienstverlening aan cliënten. De uitkomsten van deze onderzoeken kunnen leiden tot het opleggen van maatregelen, aanwijzingen of (bestuurlijke) boetes door voornoemde instanties.

Lid 1c geeft aan dat een opgelegde maatregel, aanwijzing of boete een weigeringsgrond kan opleveren bij een subsidieaanvraag. Onder een maatregel van de gemeente kan een intrekking of wijziging van een eerdere subsidiebeschikking ten nadele van de subsidieontvanger of een weigering van een eerdere subsidieaanvraag worden begrepen.

Lid 1d heeft betrekking op onherroepelijke veroordelingen van de aanvrager op grond van het overtreden van de wet. Daarbij kan in het bijzonder worden gedacht aan veroordelingen voor strafbare feiten zoals genoemd in artikel 2.86 lid 2 en 6 van de Aanbestedingswet.

 

Artikel 28.7 Subsidieplafond

Jaarlijks wordt door het college een subsidieplafond voor beschermd wonen vastgesteld. Mocht het subsidieplafond voor plekken beschermd wonen naast de structurele jaarplekken worden overschreden dan wordt elke aanbieder evenredig gekort. Evenredig wil zeggen procentueel naar het maximaal te subsidiëren bedrag. Hierbij wordt rekening gehouden met de door het college vastgestelde tarieven voor een jaarplek beschermd wonen.

 

Artikel 28.8 Beoordelingskader

Deze aanvragen worden beoordeeld aan de hand van het door het College vastgestelde beoordelingskader voor het betreffende subsidiejaar. Met het beoordelingskader wordt maximaal gestuurd op de aansluiting van extra jaarplekken op de door het College geconstateerde ondersteuningsbehoefte.

 

Artikel 28.9 Subsidiemethodiek

De subsidiemethodiek wordt door het College vastgesteld. Volgens de Algemene subsidieverordening is het college bevoegd subsidie geheel of gedeeltelijk te weigeren indien de subsidieaanvrager zelf in de kosten van de voor subsidie in aanmerking komende voorzieningen kan voorzien. Het College kan hiervoor nadere regels opstellen.

 

Artikel 28.10 Subsidievaststelling

De subsidie wordt vastgesteld op basis van de werkelijke subsidiabele kosten behorend bij de toekenningsbeschikking van de GGD die van toepassing is. De reeds verleende subsidie geeft daarbij het maximum aan. Bij de vaststelling van de subsidie wordt een bezettingspercentage van 97% geaccepteerd. Een lagere bezettingspercentage dan 97% moet worden toegelicht. Zonder aannemelijke uitleg of toelichting kan de subsidie bij vaststelling evenredig lager vastgesteld worden. Bijvoorbeeld: in het geval een bezetting van 95% gerealiseerd is, kan het College de subsidie op maximaal 95% van de verleende subsidie vaststellen.

 

Artikel 28.11 Spoedplekken

Cliënten met een toekenningsbeschikking beschermd wonen kunnen op een structurele jaarplek geplaatst worden zodra een passende plek beschikbaar is. Als er geen plekken bij een aanbieder vrij zijn, worden cliënten op een wachtlijst geplaatst tot een structurele jaarplek vrijkomt. Om mogelijk te maken dat cliënten met een acute zorgvraag toch snel geplaatst kunnen worden bij een voor hen zorgvraag passende aanbieder wordt het mogelijk dat tijdelijk een spoedplek bij deze aanbieder gecreëerd wordt totdat de cliënt op een vrijkomende structurele jaarplek kan instromen. De beoordeling van spoed en passendheid van de zorgaanbieder is ter beoordeling aan de Centrale Toegang.

 

Artikel 28.12 Hardheidsclausule

Wanneer helemaal geen mogelijkheden zijn binnen de bestaande jaarplekken of geen beroep kan worden gedaan op de andere subsidiëringsmogelijkheden (zoals overbruggingssubsidie of subsidie spoedplek ) en er naar het oordeel van de Centrale Toegang sprake is van een ‘onwenselijke’ situatie ten aanzien van een specifieke cliënt, kan het College gebruik maken van de hardheidsclausule. Met het opnemen van de hardheidsclausule heeft het College de mogelijkheid een besluit te nemen over de gevallen waarin hoofdstuk 28 van deze verordening niet voorziet.

 

HOOFDSTUK 32: MAATSCHAPPELIJKE OPVANG

Artikel 32.1 Begripsbepalingen

In deze subsidiedeelverordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • Aanbieder: rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid die jegens het college gehouden is een algemene voorziening of een maatwerkvoorziening te leveren op grond van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning 2015

  • Accommodatie van een instelling: een woonvoorziening op naam van een instelling waar cliënten met een maatwerkvoorziening maatschappelijke opvang tijdelijk verblijven en die passend is bij de ondersteuningsbehoefte en de herstelgedachte voor cliënten.

  • Centrumgemeente: gemeente als bedoeld in artikel 1 onder f van het Besluit brede doeluitkering sociaal, integratie en veiligheid.

  • Regio IJssel-Vecht: Samenwerkingsverband van gemeenten bestaande uit de gemeenten Dalfsen, Hattem, Kampen, Ommen, Hardenberg, Staphorst, Steenwijkerland, Zwartewaterland en Zwolle.

  • Structurele jaarplek: structurele plek maatschappelijke opvang die voor een volledig kalenderjaar gesubsidieerd wordt en in het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar ook (structureel) gesubsidieerd werd.

Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die hierboven niet nader zijn omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet maatschappelijke ondersteuning 2015, de verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Zwolle, de algemene subsidieverordening Zwolle en de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 32.2 Subsidiedoel

  • 1.

    Het verstrekken van subsidie op basis van deze verordening heeft als doel te waarborgen dat cliënten maatschappelijke opvang hun ondersteuning in natura bij aanbieders kunnen verzilveren.

Artikel 32.3 Subsidieaanvrager

  • 1.

    Subsidie kan worden aangevraagd door een aanbieder die maatschappelijke opvang aanbiedt ten behoeve van cliënten met een geldige toekenningsbeschikking van de Centrale Toegang voor maatschappelijke opvang van een gemeente uit de regio IJssel-Vecht.

  • 2.

    De aanbieder voldoet aan de vereisten zoals opgenomen in de Wmo 2015.

  • 3.

    De aanbieder levert zelf de maatwerkvoorzieningen; indien voor leden van een coöperatie een subsidieaanvraag wordt ingediend, worden de leden gezien als een aanbieder zoals genoemd in artikel 32.3 lid 1. De leden voldoen individueel aan de vereisten zoals opgenomen in de Wmo 2015

  • 4.

    Het College kan nadere regels stellen ten aanzien van de vereisten om voor subsidiëring maatschappelijke opvang in aanmerking te komen.

Artikel 32.4 Aanvraag tot subsidieverlening

  • 1.

    De aanbieder maakt bij de aanvraag tot subsidieverlening gebruik van een door het College vastgesteld aanvraagformulier voor maatschappelijke opvang en een ingevuld format ter onderbouwing van de aanvraag, alsmede de voorgeschreven bijlagen zoals omschreven in de nadere regels.

  • 2.

    Tenzij het College anders bepaalt, moeten aanvragen tot subsidieverlening voor maatschappelijke opvang voor 1 oktober van het jaar voorafgaand aan het jaar waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft, worden ingediend.

  • 3.

    Bij de indiening van de aanvraag tot subsidieverlening wordt een prognose ingediend van het te verwachten aantal benodigde jaarplekken voor een voorziening maatschappelijke opvang op 1 januari van het kalenderjaar waarvoor de subsidie wordt gevraagd en de daarbij te verwachten kosten.

  • 4.

    Voor maatschappelijke opvang kan subsidie worden aangevraagd voor maximaal het aantal structurele jaarplekken waarvoor in het jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd subsidie is verleend.

Artikel 32.5 Opschorting beslissing op subsidieaanvraag

  • 1.

    Indien de aanbieder of de accommodatie van een instelling, voor indiening van de aanvraag tot subsidieverlening, dan wel gedurende de behandeling van de aanvraag om subsidieverlening, onderwerp is van een onderzoek op grond van de Wet Bibob, een onderzoek uitgevoerd door of in opdracht van een gemeente of door de aangewezen toezichthouder Wmo, een onderzoek door een Inspectie-instelling, het Zorgkantoor, een zorgverzekeraar of een onderzoek door de politie of het Openbaar Ministerie, is het College bevoegd om de beslissing op een subsidieaanvraag op te schorten gedurende de periode van het onderzoek

  • 2.

    Het College kan op grond van de subsidieaanvraag besluiten dat een onderzoek van de toezichthouder Wmo noodzakelijk is voor de beoordeling van de subsidieaanvraag en het College is bevoegd om de beslissing op een subsidieaanvraag op te schorten gedurende de periode van het onderzoek.

  • 3.

    Indien College op basis van een onderzoek zoals bedoeld in lid 1 of 2 de aanbieder verzoekt een verbeterplan op te stellen en uit te voeren kan de beslissing op een subsidieaanvraag worden opgeschort tot het moment dat het verbeterplan is uitgevoerd en de genomen maatregelen als voldoende beoordeeld worden door het College.

Artikel 32.6 Aanvullende weigeringsgronden

  • 1.

    De subsidieaanvraag kan, naast de artikelen 4:25 en 4:35 van de Awb en artikel 1.21 van de ASV, geweigerd worden indien:

    • a.

      naar het oordeel van het College de continuïteit van de te subsidiëren activiteiten onvoldoende door de subsidieaanvrager kan worden gewaarborgd.

    • b.

      naar het oordeel van het College onvoldoende wordt aangetoond dat de ondersteuning voldoet aan de kwaliteitseisen, zoals nader omschreven in de bijlage Kwaliteitseisen maatwerkvoorzieningen Wmo, behorend bij de Verordening maatschappelijke ondersteuning.

    • c.

      de subsidieaanvrager een aanwijzing, maatregel of boete opgelegd heeft gekregen van een gemeente of van een van de instanties zoals genoemd in artikel 32.5 lid 1 in de periode van drie jaar voorafgaand aan het jaar voorafgaand aan de aanvraag en/of de inzet van de ondersteuning;

    • d.

      de subsidieaanvrager in een periode van drie jaar voorafgaand aan de aanvraag en/of de inzet van de ondersteuning bij rechterlijke uitspraak onherroepelijk is veroordeeld.

    • e.

      de aanbieder zich niet heeft gehouden aan de gestelde eisen met betrekking tot aanvraag, tussenrapportage en verantwoording van de subsidie, in de drie jaar voorafgaand aan de aanvraag en /of aan de inzet van de ondersteuning.

    • f.

      één of meerdere leden van een coöperatie niet voldoen aan eisen die in deze verordening worden gesteld aan een subsidieaanvraag.

Artikel 32.7 Subsidieplafond

  • 1.

    Jaarlijks stelt het College het subsidieplafond voor subsidiëring maatschappelijke opvang vast.

  • 2.

    Indien het totaal van de subsidieaanvragen - zoals bedoeld in artikel 32.4 - het subsidieplafond overschrijdt, wordt bij de subsidieverlening voorrang verleend aan dat deel van de aanvragen voor jaarplekken waarvoor ook subsidie verleend is in het kalenderjaar voorafgaand aan het kalenderjaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

  • 3.

    Indien, na toepassing van artikel 32.7 lid 2 van deze verordening, het totaal van de subsidieaanvragen het subsidieplafond overschrijdt, wordt het beschikbare subsidiebudget evenredig onder de aanvragen voor reeds eerder gesubsidieerde jaarplekken verdeeld.

Artikel 32.8 Subsidiemethodiek

  • 1.

    De subsidie voor aanvragen van jaarplekken wordt bepaald door vermenigvuldiging van:

    • a.

      het aantal cliënten dat volgens de prognose van de aanbieder een voorziening maatschappelijke opvang wordt geboden op 1 januari van het kalenderjaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd, waarbij onderscheid kan worden gemaakt in aard en zwaarte van de te bieden voorziening met:

    • b.

      de, door het College, vastgestelde maximale subsidiabele kosten van de voorzieningen voor maatschappelijke opvang waarbij onderscheid kan worden gemaakt in aard en zwaarte van de te bieden voorziening.

Artikel 32.9 Subsidievaststelling

  • 1.

    De subsidie wordt vastgesteld op basis van de werkelijke subsidiabele kosten met als maximum het verleend subsidiebedrag mits de gesubsidieerde activiteiten zijn uitgevoerd en aanbieder heeft voldaan aan de verplichtingen die aan de subsidieverlening zijn verbonden.

  • 2.

    Bij een bezettingspercentage van de jaarplekken lager dan 97% kan het College de subsidie lager vaststellen. Uitgangspunt daarbij is dat de subsidie in die gevallen evenredig met het gerealiseerde bezettingspercentage lager wordt vastgesteld.

Artikel 32.10 Hardheidsclausule

In gevallen waarin deze verordening niet voorziet beslist het College.

Artikel 32.11 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als subsidieverordening maatschappelijke opvang.

Artikel 32.12 Ingangsdatum

Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na bekendmaking

Artikel 32.13 Overgangsbepaling

Op aanvragen tot subsidieverlening voor het komende subsidiejaar die zijn ingediend voor inwerkingtreding van deze (deel)verordening, en waarop nog niet is beslist, is deze (deel)verordening van toepassing.

 

TOELICHTING

 

Algemeen

Gemeenten zijn vanaf 1 januari 2015 verantwoordelijk voor de uitvoering van taken op het gebied van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015. Onderdeel hiervan is het bieden van voorzieningen op het gebied van maatschappelijke opvang. De basis voor deze subsidiëring dient in een subsidieverordening te liggen omdat voor subsidiering een wettelijke grondslag vereist is. De uitvoering van de subsidieverordening ligt bij het college van burgemeester en wethouders. Een subsidieverordening bevat de procedurele eisen en criteria die in het kader van de subsidiëring worden gesteld. Hierin is bijvoorbeeld opgenomen waar een aanvraag aan moet voldoen, welke kosten subsidiabel zijn en welke termijnen van toepassing zijn.

 

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 32.2 Subsidiedoel

De gemeente Zwolle is op grond van de Wmo 2015 verplicht maatschappelijke opvang aan te bieden in de regio IJssel-Vecht. Een cliënt met een geldige toekenning van een gemeente uit de regio IJssel-Vecht kan deze ondersteuning verzilveren via een pgb of in natura (zin). Deze verordening maakt verzilvering in natura mogelijk.

 

Artikel 32.3 Subsidieaanvrager

In artikel 32.3 wordt aangegeven wie subsidie kan aanvragen. In lid 2 wordt aangegeven dat de aanbieder moet voldoen aan de vereisten zoals opgenomen in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Dit is van belang omdat in de Wmo 2015 alle eisen zijn opgenomen die vereist zijn bij het bieden van voorzieningen in het kader van de Wmo 2015. Zoals dat de voorziening in ieder geval veilig, doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht wordt geboden. Deze wettelijke vereisten zijn nader uitgewerkt in de verordening maatschappelijke ondersteuning.

 

Artikel 32.4 Aanvraag tot subsidieverlening

In artikel 32.4 wordt, in aanvulling op en in afwijking van de algemene subsidieverordening Zwolle, het proces beschreven voor de aanvraag tot subsidieverlening. Hierbij is in afwijking van de algemene subsidieverordening gekozen voor 1 oktober als indieningstermijn.

 

Artikel 32.5 Opschorten beslissing op subsidieaanvraag

Een subsidieaanvrager kan onderwerp van onderzoek zijn bij meerdere instanties of instellingen. Dergelijke onderzoeken richten zich vaak op de kwaliteit van de verleende zorg en worden ingesteld naar aanleiding van meldingen, signalen of klachten over de verleende zorg aan cliënten. Zo lang een dergelijk onderzoek loopt is het niet wenselijk om vooruitlopend op de uitkomsten van dit onderzoek een beslissing op de ingediende subsidieaanvraag te nemen. In dit artikel is daarom de bevoegdheid opgenomen om de beslissing op een subsidieaanvraag op te schorten tot het moment waarop het onderzoek is afgerond en eventuele verbetermaatregelen naar tevredenheid van het College zijn uitgevoerd.

 

Artikel 32.6 Aanvullende weigeringsgronden

In de (subsidie) praktijk is er behoefte aan meer weigeringsgronden dan de gronden die in artikel 1.21 van de algemene subsidieverordening Zwolle en artikel 4:35 Awb worden genoemd. Zo maakt artikel 32.6 lid 1 het mogelijk om aanvragen van aanbieders waarbij twijfel is over de kwaliteit van de ondersteuning of waarvan is gebleken dat ze ondersteuning bieden die niet aan de kwaliteitseisen voldoet, te weigeren. De continuïteit en de kwaliteit van de ondersteuning wordt onder meer beoordeeld aan de hand van de documenten en gegevens die moeten worden ingeleverd bij de subsidieaanvraag. Deze worden genoemd in artikel 32.4 en in de nadere regels die op grond van artikel 32.3 lid 4 door het College zijn vastgesteld.

Indien er twijfel over de kwaliteit van de ondersteuning is of als er onvoldoende beeld over de kwaliteit van de ondersteuning is, bijvoorbeeld omdat het een nieuwe subsidieaanvrager betreft, kan het College ook beslissen tot het laten uitvoeren van een onderzoek door de toezichthouder Wmo (zie artikel 32.5).

Zorgaanbieders kunnen, afhankelijk van hun financiering, onderwerp van onderzoek zijn door verschillende inspecties en toezichthouders, zoals gemeenten, Inspectie voor de Gezondheidszorg en Jeugd, Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Zorgkantoren en zorgverzekeraars. Deze onderzoeken vinden onder meer plaats naar aanleiding van meldingen, signalen of klachten over onvoldoende kwaliteit of gebrekkige dienstverlening aan cliënten. De uitkomsten van deze onderzoeken kunnen leiden tot het opleggen van maatregelen, aanwijzingen of (bestuurlijke) boetes door voornoemde instanties.

Lid 1c geeft aan dat een opgelegde maatregel, aanwijzing of boete een weigeringsgrond kan opleveren bij een subsidieaanvraag. Onder een maatregel van de gemeente kan een intrekking of wijziging van een eerdere subsidiebeschikking ten nadele van de subsidieontvanger of een weigering van een eerdere subsidieaanvraag worden begrepen.

Lid 1d heeft betrekking op onherroepelijke veroordelingen van de aanvrager op grond van het overtreden van de wet. Daarbij kan in het bijzonder worden gedacht aan veroordelingen voor strafbare feiten zoals genoemd in artikel 2.86 lid 2 en 6 van de Aanbestedingswet.

 

Artikel 32.7 Subsidieplafond

Jaarlijks wordt door het college een subsidieplafond voor maatschappelijk opvang vastgesteld. Mocht het subsidieplafond voor jaarplekken worden overschreden dan wordt elke aanbieder evenredig gekort. Evenredig wil zeggen procentueel naar het maximaal te subsidiëren bedrag.

 

Artikel 32.8 Subsidiemethodiek

De subsidiemethodiek wordt door het College vastgesteld. Volgens de Algemene subsidieverordening is het college bevoegd subsidie geheel of gedeeltelijk te weigeren indien de subsidieaanvrager zelf in de kosten van de voor subsidie in aanmerking komende voorzieningen kan voorzien. Het College kan hiervoor nadere regels opstellen.

 

Artikel 32.9 Subsidievaststelling

De subsidie wordt vastgesteld op basis van de werkelijke subsidiabele kosten. De reeds verleende subsidie geeft daarbij het maximum aan. Bij de vaststelling van de subsidie wordt een bezettingspercentage van 97% geaccepteerd. Een lagere bezettingspercentage dan 97% moet worden toegelicht. Zonder aannemelijke uitleg of toelichting kan de subsidie bij vaststelling evenredig lager vastgesteld worden. Bijvoorbeeld: in het geval een bezetting van 95% gerealiseerd is, kan het College de subsidie op maximaal 95% van de verleende subsidie vaststellen.

 

Artikel 32.10 Hardheidsclausule

Wanneer helemaal geen mogelijkheden zijn binnen de bestaande jaarplekken of geen beroep kan worden gedaan op de andere subsidiëringsmogelijkheden (zoals overbruggingssubsidie of subsidie spoedplek) en er naar het oordeel van de Centrale Toegang sprake is van een ‘onwenselijke’ situatie ten aanzien van een specifieke cliënt, kan het College gebruik maken van de hardheidsclausule. Met het opnemen van de hardheidsclausule heeft het College de mogelijkheid een besluit te nemen over de gevallen waarin hoofdstuk 32 van deze verordening niet voorziet.

 

Aldus besloten in de openbare vergadering van 6 juli 2021

P. Snijders, voorzitter

M. Zweers, plaatsvervangend griffier

Naar boven