Algemene Plaatselijke Verordening 2015, vierde wijziging

De raad van de gemeente Aalten;

 

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 25 mei 2021;

 

Besluit:

 

vast te stellen de vierde wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening 2015.

 

IS – WORDT tabel 4de wijziging Algemene Plaatselijke Verordening Aalten 2015.

 

 

IS

WORDT

1

Artikel 2:1 Samenscholing en ongeregeldheden

Het is verboden op een openbare plaats deel te nemen aan een samenscholing, onnodig op te dringen of door uitdagend gedrag aanleiding te geven tot ongeregeldheden.

Artikel 2:1 Samenscholing en ongeregeldheden

Het is verboden op een openbare plaats deel te nemen aan een samenscholing, onnodig op te dringen, te vechten, of door uitdagend gedrag aanleiding te geven tot ongeregeldheden.

2

Artikel 2:1a Gebiedsontzegging

De burgemeester kan in het belang van de openbare orde en veiligheid aan diegene die zich gedraagt in strijd met de wettelijke bepalingen van deze verordening, een verbod opleggen zich te bevinden in een door de burgemeester aangewezen gebied en de daarin gelegen voor publiek toegankelijke gebouwen en inrichtingen.

Artikel 2:1a Gebiedsontzegging

De burgemeester kan in het belang van de openbare orde en veiligheid aan diegene die strafbare feiten verricht of zich gedraagt in strijd met de wettelijke bepalingen van deze verordening, een verbod opleggen zich te bevinden in een door de burgemeester aangewezen gebied en de daarin gelegen voor publiek toegankelijke gebouwen en inrichtingen

3

Artikel 2:26 Ordeverstoring

Het is verboden bij een evenement de orde te verstoren.

 

 

Artikel 2:26 Ordeverstoring

Het is verboden bij een evenement de orde te verstoren.

Het is verboden bij een evenement zichtbaar goederen te dragen, bij zich te hebben of te vervoeren die uiterlijke kenmerken zijn van een organisatie die bij rechterlijke uitspraak of bestuurlijk besluit verboden is verklaard of is ontbonden vanwege een doel of werkzaamheid in strijd met de openbare orde.

Het verbod in het tweede lid geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht.

4

Artikel 2:27 Definitie

1. In deze afdeling wordt onder openbare inrichting verstaan een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis of elke andere voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie ter plaatse worden bereid of verstrekt.

2. Een buiten de in het eerste lid bedoelde besloten ruimte liggend deel waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie ter plaatse kunnen worden bereid of verstrekt, waaronder in ieder geval een terras, maakt voor de toepassing van deze afdeling deel uit van die besloten ruimte.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 2:28 Exploitatie openbare inrichting

3. In afwijking van het bepaalde in artikel 1:8 lid 1 kan de burgemeester de vergunning slechts geheel of gedeeltelijk weigeren als naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- of leefsituatie in de omgeving van de openbare inrichting of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed.

 

Artikel 2:27 Definitie

1. In deze afdeling wordt onder openbare inrichting verstaan een hotel, restaurant, pension of Bed & Breakfast met minimaal 6 gastenkamers, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis of elke andere voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie ter plaatse worden bereid of verstrekt, campings en vakantieparken met minimaal 40 standplaatsen alsmede fitnesscentra en sportscholen als bedoeld in lid 2.

2. In deze afdeling wordt verstaan onder:

24-7 Fitnesscentrum: een inrichting waar bedrijfsmatig tegen betaling gedurende 24 uur per dag dan wel geheel of gedeeltelijk gedurende de periode tussen 23.00 uur ’s avonds en 06.00 uur ’s ochtends met behulp van toestellen gelegenheid wordt gegeven om, veelal op individuele basis, te trainen of te sporten ter bevordering van de gezondheid, conditie en/of spierontwikkeling met uitzondering van de oefenruimte behorende tot een fysiopraktijk;

24-7 Sportschool: een inrichting waar bedrijfsmatig tegen betaling gedurende 24 uur per dag dan wel geheel of gedeeltelijk gedurende de periode tussen 23.00 uur ’s avonds en 06.00 uur ’s ochtends gelegenheid wordt gegeven om uiteenlopende binnensporten, vooral gevechtssporten, te beoefenen en waar men aan zijn lichaam kan werken door ritmische beweging of fitnesstraining en krachttraining met behulp van daartoe voorziene apparatuur.

3. Een buiten de in het eerste lid bedoelde besloten ruimte liggend deel waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie ter plaatse kunnen worden bereid of verstrekt, waaronder in ieder geval een terras, maakt voor de toepassing van deze afdeling deel uit van die besloten ruimte.

 

Artikel 2:28 Exploitatie openbare inrichting

3. In afwijking van het bepaalde in artikel 1:8 lid 1 kan de burgemeester de vergunning slechts geheel of gedeeltelijk weigeren als:

naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- of leefsituatie in de omgeving van de openbare inrichting of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed; of

naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de exploitant of de leidinggevende in enig opzicht van slecht levensgedrag is;

de exploitant of de leidinggevende onder curatele staat.

5

Artikel 2:44 Vervoer inbrekerswerktuigen 

Het is verboden op een openbare plaats inbrekerswerktuigen te vervoeren of bij zich te hebben.

Het verbod is niet van toepassing als de bedoelde werktuigen niet zijn gebruikt of niet zijn bestemd om zich onrechtmatig de toegang tot een gebouw of erf te verschaffen, onrechtmatig sluitingen te openen of te verbreken, diefstal door middel van braak te vergemakkelijken of het maken van sporen te voorkomen.

Idem, slechts toelichting uitgebreid.

6

-

Artikel 2:48a Lachgasverbod

Het is verboden op een openbare plaats distikstofmonoxide (lachgas) recreatief als roesmiddel te gebruiken, voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen bij zich te hebben, indien dit gepaard gaat met overlast of andere gedragingen die de openbare orde verstoren, het woon- of leefklimaat nadelig beïnvloeden of anderszins hinder veroorzaken.

Het is verboden op een openbare plaats die deel uitmaakt van een door het college ter bescherming van de openbare orde of het woon- en leefklimaat aangewezen gebied distikstofmonoxide (lachgas) recreatief als roesmiddel te gebruiken, voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen bij zich te hebben.

Het college kan in het aanwijzingsbesluit het in het tweede lid bedoelde verbod beperken tot bepaalde tijden.

 

7

--

Artikel 2:49b. Tegengaan onveilig, niet leefbaar en malafide ondernemersklimaat.

In dit artikel wordt verstaan onder:

Exploitant: natuurlijke persoon of personen of de bestuurder(s) van een rechtspersoon of hun gevolmachtigden, voor wiens rekening en risico de bedrijfsmatige activiteiten worden uitgeoefend;

Beheerder: de exploitant alsmede andere natuurlijke personen die de algemene of onmiddellijke leiding hebben over de bedrijfsmatige activiteiten;

Bedrijf: de bedrijfsmatige activiteit die plaatsvindt in een voor publiek toegankelijk gebouw, of een daarbij behorend perceel, niet zijnde een woning die als zodanig in gebruik is.

De burgemeester kan gebieden, gebouwen en bedrijfsmatige activiteiten aanwijzen waarop het verbod uit het derde lid van toepassing is. Een gebied wordt uitsluitend aangewezen als in dat gebied de leefbaarheid of de openbare orde en veiligheid onder druk staat. Een gebouw wordt uitsluitend aangewezen als in of rondom dat gebouw de leefbaarheid of de openbare orde en veiligheid onder druk staat. Een aanwijzing van een gebied of een gebouw kan zich tot een of meer bedrijfsmatige activiteiten beperken. Een bedrijfsmatige activiteit wordt uitsluitend aangewezen als de leefbaarheid of de openbare orde en veiligheid door de bedrijfsmatige activiteit onder druk staat.

Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een bedrijf uit te oefenen:

In een door de burgemeester op grond van het tweede lid aangewezen gebied of gebouw voor door de burgemeester genoemde bedrijfsmatige activiteiten, of

Indien de uitoefening van het bedrijf een door de burgemeester op grond van het tweede lid aangewezen bedrijfsmatige activiteit betreft.

De burgemeester kan een vergunning als bedoeld in het derde lid weigeren:

In het belang van het voorkomen of beperken van overlast of strafbare feiten;

Indien redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke exploitatie niet met de aanvraag in overeenstemming zal zijn;

Indien er aanwijzingen zijn dat in het bedrijf personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of Vreemdelingenwet 2000 bepaalde;

Indien de vestiging of de exploitatie in strijd is met een geldend bestemmingsplan of een geldende Leefmilieuverordening;

Indien een of meer beheerders van het bedrijf binnen 3 jaar vóór de indiening van de vergunningaanvraag een bedrijf hebben geëxploiteerd of daar leiding aan hebben gegeven, dat wegens het aantasten van de openbare orde, de aantasting van het woon- en leefklimaat daaronder begrepen, gesloten is geweest dan wel waarvoor de vergunning om die reden is ingetrokken.

Onverminderd het bepaalde in artikel 1:6 APV kan de burgemeester een vergunning als bedoeld in het derde lid intrekken of wijzigen indien:

Door het bedrijf de openbare orde wordt aangetast of dreigt te worden aangetast, of;

Door het bedrijf de leefbaarheid in het gebied door de wijze van de exploitatie nadelig wordt beïnvloed of dreigt te worden beïnvloed, of;

De voorwaarden uit de vergunning niet worden nageleefd, of;

De exploitant of beheerder onder curatele staat of in enig opzicht van slecht levensgedrag is, of;

De exploitant of beheerder betrokken is of ernstige nalatigheid kan worden verweten bij activiteiten of strafbare feiten in of vanuit het bedrijf dan wel toestaat of gedoogt dat strafbare feiten of activiteiten worden gepleegd waarmee de openbare orde nadelig wordt beïnvloed, of;

Er strafbare feiten in het bedrijf hebben plaatsgevonden of plaatsvinden, of;

Er aanwijzingen zijn dat in het bedrijf personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of Vreemdelingenwet 2000 bepaalde, of;

De bedrijfsmatige activiteiten door de exploitant zijn beëindigd, of;

Redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke exploitatie niet met het in de vergunning vermelde in overeenstemming is.

De burgemeester kan de sluiting van het bedrijf bevelen indien een bedrijf in strijd met het verbod uit het derde lid van deze bepaling wordt geëxploiteerd.

Het is een ieder verboden een overeenkomstig het zesde lid van deze bepaling gesloten bedrijf te betreden of daarin te verblijven.

De sluiting kan door de burgemeester worden opgeheven indien later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven.

Indien er een verandering van omstandigheden optreedt, waardoor er een wijziging van de vergunning dient te komen, moet de exploitant onverwijld een wijzigingsaanvraag indienen. Indien deze aanvraag niet binnen een maand is ingediend na de verandering van omstandigheden, kan de burgemeester de verleende vergunning intrekken. Een vergunning vervalt, wanneer de verlening van een vergunning, strekkende tot vervanging van eerstbedoelde vergunning, van kracht is geworden.

Het is verboden een bedrijf voor bezoekers geopend te hebben zonder dat een op de vergunning vermelde beheerder in het bedrijf aanwezig is.

In afwijking van het derde lid geldt dit verbod voor de exploitant die op het moment van inwerkingtreding van het aanwijzingsbesluit reeds onder het aanwijzingsbesluit vallende bedrijfsmatige activiteiten verricht, voor die bestaande activiteiten op bestaande locaties eerst drie maanden na inwerkingtreding van het aanwijzingsbesluit of met ingang van inwerkingtreding van het besluit tot weigering of intrekking van een door hem aangevraagde vergunning, voor zover dat eerder is.

8

--

Artikel: 2:49c Sluiting van voor publiek toegankelijke gebouwen en/of erven

De burgemeester kan een voor het publiek openstaand gebouw of een bij dat gebouw behorend erf als bedoeld in artikel 174 van de Gemeentewet voor een bepaalde duur geheel of gedeeltelijk sluiten, als daar:

wapens als bedoeld in artikel 2 van de Wet wapens en munitie aanwezig zijn waarvoor geen ontheffing, vergunning of verlof is verleend; of

is gehandeld in strijd met artikel 1 van de Wet op de kansspelen; of

door misdrijf verkregen zaken voorhanden, bewaard of verborgen zijn dan wel zijn verworven of overgedragen; of

zich andere feiten of omstandigheden hebben voorgedaan die naar het oordeel van de burgemeester de vrees wettigen dat het geopend blijven van het voor publiek toegankelijk gebouw of het bij dat gebouw behorende erf als bedoeld in artikel 174 van de Gemeentewet ernstig gevaar oplevert voor de openbare orde, veiligheid, gezondheid of zedelijkheid.

Onverminderde hetgeen in artikel 5:24 van de Algemene wet bestuursrecht is bepaald omtrent de bekendmaking, wordt het bevel tot sluiting tevens bekend gemaakt door een schrijven waaruit van dat bevel tot sluiting blijkt, aan te brengen op of nabij de toegang tot het gebouw of het erf.

De rechthebbende laat toe dat een afschrift van het sluitingsbevel wordt aangebracht.

Het is de rechthebbende op het gebouw en/of erf verboden om, nadat het bevel tot sluiting bekend is gemaakt op de in het tweede lid aangegeven wijze, zonder toestemming van de burgemeester zelf het gebouw of het erf te betreden of daarin te verblijven of daarin bezoekers toe te laten of te laten verblijven.

Het is eenieder verboden om, nadat het bevel tot sluiting openbaar bekend is gemaakt op de in het tweede lid aangegeven wijze, in een bij dit bevel gesloten gebouw en/of erf als bezoeker te verblijven.

De burgemeester trekt het sluitingsbevel in als naar zijn oordeel de in het eerste lid genoemde belangen voortzetting van de sluiting niet langer vereisen.

Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover in het onderwerp van de regeling van het eerste lid elders wordt voorzien in deze verordening of in artikel 13b van de Opiumwet.

9

--

Artikel 2:50a Verbod op zichtbare uitingen van verboden organisaties 

Het is verboden op openbare plaatsen of in voor het publiek toegankelijke openstaande gebouwen en daarbij behorende erven zichtbaar goederen te dragen, bij zich te hebben of te vervoeren die uiterlijke kenmerken zijn van een organisatie die bij rechterlijke uitspraak of bestuurlijk besluit verboden is verklaard of is ontbonden vanwege een werkzaamheid of doel in strijd met de openbare orde.

Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht.

10

Artikel 2:59 Gevaarlijke honden 

Een aanlijngebod houdt in dat de eigenaar of houder verplicht is de hond aangelijnd te houden met een lijn met een lengte, gemeten van hand tot halsband, van ten hoogste 1,50 meter.

Een muilkorfgebod houdt in dat de eigenaar of houder verplicht is de hond voorzien te houden van een muilkorf die:

vervaardigd is van stevige kunststof, van stevig leer of van beide stoffen;

door middel van een stevige leren riem zodanig rond de hals is aangebracht dat verwijdering zonder toedoen van de mens niet mogelijk is; en

zodanig is ingericht dat de hond niet kan bijten, dat de afgesloten ruimte binnen de korf een geringe opening van de bek toelaat en dat geen scherpe delen binnen de korf aanwezig zijn.

Onverminderd het bepaalde in artikel 2:57, eerste lid en onder d, dient een hond als bedoeld in het eerste lid voorzien te zijn van een door de minister die het aangaat op aanvraag verstrekt uniek identificatienummer door middel van een microchip die met een chipreader afleesbaar is.

 

Artikel 2:59 Gevaarlijke honden 

Als de burgemeester een hond in verband met zijn gedrag gevaarlijk of hinderlijk acht, kan hij de eigenaar of houder van die hond een aanlijngebod of een aanlijn- en muilkorfgebod opleggen voor zover die hond verblijft of loopt op een openbare plaats of op het terrein van een ander.

Een aanlijngebod houdt in dat de eigenaar of houder verplicht is de hond kort aangelijnd te houden met een lijn met een lengte, gemeten van hand tot halsband, van ten hoogste 1,50 meter.

Een muilkorfgebod houdt in dat de eigenaar of houder verplicht is de hond, naast de verplichting bedoeld in het tweede lid, voorzien te houden van een muilkorf die:

vervaardigd is van stevige kunststof, van stevig leer of van beide stoffen;

door middel van een stevige leren riem zodanig rond de hals is aangebracht dat verwijdering zonder toedoen van de mens niet mogelijk is; en

zodanig is ingericht dat de hond niet kan bijten, dat de afgesloten ruimte binnen de korf een geringe opening van de bek toelaat en dat geen scherpe delen binnen de korf aanwezig zijn.

Onverminderd het bepaalde in artikel 2:57, eerste lid en onder d, dient een hond als bedoeld in het eerste lid voorzien te zijn van een door de minister die het aangaat op aanvraag verstrekt uniek identificatienummer door middel van een microchip die met een chipreader afleesbaar is.

Het is verboden te handelen in strijd met het gebod als bedoeld in lid 1 van dit artikel.

11

Artikel 2:74 Drugshandel op straat 

Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden zich op een openbare plaats op te houden met het kennelijke doel om, al dan niet tegen betaling, middelen als bedoeld in de artikelen 2 of 3 van de Opiumwet of daarop gelijkende waar af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.

Idem, slechts toelichting uitgebreid.

12

Artikel 2:74a Openlijk drugsgebruik

Het is verboden op of aan de weg, op een andere openbare plaats of in een voor publiek toegankelijk gebouw middelen als bedoeld in de artikelen 2 of 3 van de Opiumwet of daarop gelijkende waar te gebruiken, toe te dienen, dan wel voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen voorhanden te hebben.

Idem, slechts toelichting uitgebreid.

13

--

Artikel 4:9a Verbod oplaten ballonnen

In dit artikel wordt onder ballon mede verstaan: herdenkingsballon, vuurballon, sfeerballon, geluks-lampion, Thaise wensballon, papierballon en geluksballon, dan wel een voorwerp dat door middel van open vuur of gas opstijgt en zonder sturing wegdrijft.

Het is verboden ballonnen, van welk materiaal dan ook, door middel van hete lucht afkomstig van vuur, dan wel door middel van helium of andere gassen, op te laten stijgen of te doen laten opstijgen.

Het verbod in het tweede lid is niet van toepassing op een luchtballon, zijnde een luchtvaartuig, of een ballon ten behoeve van wetenschappelijk of meteorologisch onderzoek.

14

Artikel 5:6 Kampeermiddelen e.a. 

Het is verboden een voertuig dat voor recreatie of anderszins voor andere dan verkeersdoeleinden wordt gebruikt:

langer dan op drie achtereenvolgende dagen te plaatsen of te hebben op een door het college aangewezen weg, waar dit naar zijn oordeel buitensporig is met het oog op de verdeling van beschikbare parkeerruimte of schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van de gemeente;

op een door het college aangewezen plaats te parkeren, waar dit naar zijn oordeel schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van de gemeente.

Het college kan ontheffing verlenen van het verbod bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder a.

Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de provinciale wegenverordening, het provinciaal wegenreglement of de provinciale landschapsverordening.

Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht  (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

Artikel 5:6 Kampeermiddelen en andere voertuigen

Het is verboden een voertuig dat voor recreatie of anderszins voor andere dan verkeersdoeleinden wordt gebruikt:

langer dan gedurende drie achtereenvolgende dagen op de weg te plaatsen of te hebben;

op een door het college aangewezen plaats te parkeren, waar dit naar zijn oordeel schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van de gemeente.

Het college kan ontheffing verlenen van het verbod, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder a.

Het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de provinciale wegenverordening, het provinciaal wegenreglement of de provinciale landschapsverordening.

Op de aanvraag om een ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

 

15

Artikel 5:13 Inzameling van geld of goederen of leden- of donateurwerving

Het is verboden een openbare inzameling van geld of goederen te houden of daartoe een intekenlijst aan te bieden, dan wel in het openbaar leden of donateurs te werven als daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd zonder drie weken voorafgaand aan de actie bij het college daarvan melding te hebben gedaan. De melding wordt op de gebruikelijke wijze gepubliceerd.

 

Artikel 5:13 Inzameling van geld of goederen, leden- of donateurwerving en lotenverkoop

Het is verboden een openbare inzameling van geld of goederen te houden of daartoe een intekenlijst aan te bieden, dan wel in het openbaar leden of donateurs te werven of loten te verkopenals daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd zonder drie weken voorafgaand aan de actie bij het college daarvan melding te hebben gedaan. De melding wordt op de gebruikelijke wijze gepubliceerd.

 

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van de raad van de gemeente Aalten d.d. 13 juli 2021.

De griffier M.A.J.B. Fiering

De voorzitter, mr A.B. Stapelkamp

Naar boven