Gemeente Nieuwegein - Verordening tot wijziging van de Algemene plaatselijke verordening

De raad van de gemeente Nieuwegein;

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 6 april 2021;

 

gelet op artikel 149 Gemeentewet;

 

besluit

 

vast te stellen:

 

Verordening tot wijziging van de Algemene plaatselijke verordening;

 

De Algemene plaatselijke verordening wordt als volgt gewijzigd:

Artikel I  

A

 

In artikel 1:1 wordt na onderdeel i. een nieuw onderdeel toegevoegd dat als volgt luidt:

 

  • j.

    voertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, met uitzondering van kleine wagens zoals kruiwagens en kinderwagens, en rolstoelen;

B

 

In de artikelen 2:9, vierde lid, 4:3 vierde lid, 4:6, vierde lid, 4:18, vierde lid, 5:6, vierde lid, 5:34, vierde lid, wordt ‘op de ontheffing’ vervangen door ‘op de aanvraag om een ontheffing’.

 

C

 

Artikel 2:10 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In het tweede en derde lid wordt ‘bevoegd bestuursorgaan’ vervangen door ‘college’.

  • 2.

    In het tweede lid wordt na onderdeel e een nieuw onderdeel toegevoegd dat als volgt luidt:

    • f.

      over bereikbaarheid, leefbaarheid, veiligheid en communicatie bij de uitvoering van bouwprojecten op door het college aangewezen plaatsen.

  • 3.

    In het zevende lid wordt ‘Op de vergunning’ vervangen door: Op de aanvraag voor een vergunning’.

D

 

In de artikelen 2:11, vijfde lid, 2:25, zesde lid, 2:39, vierde lid, 2:72, tweede lid, 3:4, derde lid, 5:13, vierde lid, en 5:18, vierde lid, wordt ‘Op een vergunning’ vervangen door: Op een aanvraag om een vergunning.

 

E

 

In de artikelen 2:24, eerste lid, onder b, en 5:14, tweede lid, onder b, wordt ‘artikel 160, eerste lid, onder h, van de Gemeentewet’ vervangen door: artikel 160, eerste lid, aanhef en onder g, van de Gemeentewet.

 

E1

 

Artikel 2:24 wordt als volgt gewijzigd:

 

  • 1.

    In het eerste lid, onderdeel f, wordt na het woord ‘verordening’ de punt vervangen door een puntkomma en wordt een nieuw onderdeel ingevoegd dat als volgt luidt:

     

    • g.

      sportwedstrijden, niet zijnde vechtsportevenementen als bedoeld in het tweede lid, onder f.

  • 2.

    In het tweede lid, wordt na onderdeel e, een nieuw onderdeel ingevoegd dat als volgt luidt:

     

    • f.

      een door de burgemeester aangewezen categorie vechtsportwedstrijden of -gala’s.

F

 

Artikel 2:25 wordt als volgt gewijzigd:

 

  • 1.

    In het zesde lid wordt ‘Op de vergunning’ vervangen door: Op de aanvraag om een vergunning.

  • 2.

    Onder vernummer van het zesde lid in het zevende lid wordt een nieuw zesde lid ingevoegd dat luidt:

     

    • 6.

      Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester een vergunning voor een vechtsportevenement als bedoeld in artikel 2:24, tweede lid, onder f, weigeren als de organisator of de aanvrager van de vergunning in enig opzicht van slecht levensgedrag is.

G

 

Artikel 2:26 komt te luiden:

 

Artikel 2:26 Ordeverstoring

 

  • 1.

    Het is verboden bij een evenement de orde te verstoren.

  • 2.

    Het is verboden bij een evenement zichtbaar goederen te dragen, bij zich te hebben of te vervoeren die uiterlijke kenmerken zijn van een organisatie die bij rechterlijke uitspraak of bestuurlijk besluit verboden is verklaard of is ontbonden vanwege een doel of werkzaamheid in strijd met de openbare orde.

  • 3.

    Het verbod in het tweede lid geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht.

H

 

Artikel 2:27 wordt als volgt gewijzigd:

 

In onderdeel a worden na ‘, discotheek’ de komma en het woord buurthuis geschrapt.

 

I

 

Artikel 2:28 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Het derde lid komt de aanhef te luiden:

     

    • 3.

      In afwijking van het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester de vergunning slechts geheel of gedeeltelijk weigeren als naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat:

  • 2.

    Na onderdeel d wordt een nieuw onderdeel ingevoegd dat als volgt luidt:

     

    • e.

      de exploitant of de leidinggevende in enig opzicht van slecht levensgedrag is.

  • 3.

    Het tiende lid komt te luiden:

     

    • 10.

      Op de aanvraag om een horeca-exploitatievergunning en de exploitatievergunning openbare inrichting of een vrijstelling is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.

J

 

Na artikel 2:48 wordt een nieuw artikel ingevoegd die als volgt luiden:

 

Artikel 2:48a Messenverbod

 

  • 1.

    Het is verboden op door het college aangewezen openbare plaatsen of in voor het publiek toegankelijke openstaande gebouwen messen of andere zaken die als steekwapen kunnen worden gebruikt bij zich te hebben.

  • 2.

    Het verbod geldt niet voor voorwerpen die zodanig zijn ingepakt, dat zij niet voor dadelijk gebruik gereed zijn.

  • 3.

    Het verbod geldt niet voor wapens als bedoeld in artikel 2 van de Wet wapens en munitie en evenmin voor andere zaken die als steekwapen kunnen worden gebruikt mits deze

K

 

Na artikel 2:50a wordt een nieuw artikel ingevoegd dat als volgt luidt:

 

Artikel 2:50b Verbod op zichtbare uitingen van verboden organisaties

 

  • 1.

    Het is verboden op openbare plaatsen of in voor het publiek toegankelijke openstaande gebouwen en daarbij behorende erven zichtbaar goederen te dragen, bij zich te hebben of te vervoeren die uiterlijke kenmerken zijn van een organisatie die bij rechterlijke uitspraak of bestuurlijk besluit verboden is verklaard of is ontbonden vanwege een werkzaamheid of doel in strijd met de openbare orde.

  • 2.

    Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht.

L

 

In artikel 2:57, eerste lid, onder b, wordt ‘plaats’ vervangen door ‘een openbare plaats’.

 

M

 

In artikel 2:65 wordt ‘op of aan de weg of in een voor het publiek toegankelijk gebouw’ vervangen door ‘op een openbare plaats’.

 

N

 

In artikel 2:67, derde lid, wordt ‘Op de vrijstelling’ vervangen door ‘Op de aanvraag om een vrijstelling’.

 

N1

 

Na artikel 2:74 wordt een nieuw artikel ingevoegd dat als volgt luidt:

 

Artikel 2:74a Openlijk drugsgebruik

 

Het is verboden op of aan de weg, op een andere openbare plaats of in een voor publiek toegankelijk gebouw middelen als bedoeld in de artikelen 2 of 3 van de Opiumwet of daarop gelijkende waar te gebruiken, toe te dienen, dan wel voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen voorhanden te hebben.

 

O

 

Artikel 3:13 wordt als volgt gewijzigd:

 

In het tweede lid wordt in de aanhef van onderdeel a ‘In afwijking van’ vervangen door: ‘Onverminderd het bepaalde in’.

 

P

Na artikel 4:5 worden 2 nieuwe artikelen ingevoegd die als volgt luiden:

 

Artikel 4:5a Geluidhinder door vrachtauto’s

 

  • 1.

    Het is verboden buiten een inrichting een vrachtauto als bedoeld in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 te laden of te lossen in het door het college bepaalde gebieden en op het door het college vastgestelde venstertijden.

  • 2.

    Het college kan ontheffing verlenen van het verbod.

Artikel 4:5b Geluidhinder in de openlucht

 

  • 1.

    Het is verboden buiten een inrichting in de openlucht bij bouwprojecten als bedoeld in artikel 2:10, tweede lid, onder f, een geluidsapparaat, toestel of machine in werking te hebben op een zodanige wijze dat voor een omwonende of overigens voor de omgeving geluidhinder wordt veroorzaakt.

  • 2.

    Het college kan ontheffing verlenen van het verbod.

  • 3.

    Het college kan terreinen of wateren aanwijzen waar het verbod niet van toepassing is op het in werking hebben van bepaalde in de aanwijzing aangewezen categorieën van geluidsapparaten, toestellen of machines, voor zover wordt voldaan aan de door het college vast te stellen voorschriften ter voorkoming of beperking van geluidhinder.

  • 4.

    De in het derde lid bedoelde voorschriften kunnen onder meer betrekking hebben op:

    • a.

      het maximale geluidsniveau;

    • b.

      de situering van geluidsbronnen;

    • c.

      de frequentie en tijden van gebruik.

  • 5.

    Het college kan nadere regels stellen over de voorschriften bedoeld in het derde lid.

  • 6.

    Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet geluidhinder, de Zondagswet, het Activiteitenbesluit milieubeheer, het Bouwbesluit 2012 of de Provinciale milieuverordening Utrecht 2013.

Q

 

Artikel 5:8 wordt als volgt gewijzigd:

 

Na het vijfde lid wordt een nieuw lid toegevoegd dat als volgt luidt:

 

  • 6.

    Dit artikel geldt niet voor zover door in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de geldende Parkeerbelastingverordening, Parkeerverordening en het geldend Besluit uitgifte parkeervergunningen.

R

 

In de artikelen 5:17, tweede lid, en 5:22, tweede lid, onder a, wordt ‘artikel 160, eerste lid, aanhef en onder h, van de Gemeentewet’ vervangen door ‘artikel 160, eerste lid, aanhef en onder g, van de Gemeentewet’.

 

S

 

In artikel 5:32, eerste lid, wordt na ‘met een motorvoertuig of een bromfiets’ ingevoegd ‘te crossen buiten wedstrijdverband,’.

 

U

 

Artikel 6:1 wordt als volgt gewijzigd:

 

  • 1.

    In het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

    • a.

      de volgende opsomming geschrapt: artikel 2:41 tot en met 2:44a, 2:51 tot en met 2:60.

    • b.

      ‘met artikel 2:74’ wordt vervangen door: met artikel 2:74a.

    • c.

      ‘en 4:5’ vervangen door: tot en met 4:5b.

  • 2.

    Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:

  • ‘2:47 tot en met 2:50’ vervangen door: artikel 2:47, 2:48 en 2:50,.

Artikel II  

Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na die van de bekendmaking.

Aldus vastgesteld in de raad van 3 juni 2021.

Jan Karens

de griffier

Frans Backhuijs

de voorzitter

Toelichting Verordening tot wijziging van de Algemene plaatselijke verordening

Algemeen

 

De VNG heeft in de ledenbrieven van 14 juli 2020 en 15 oktober 2020 de Model Algemene plaatselijke verordening weer geactualiseerd. De Algemene plaatselijke verordening van de gemeente Nieuwegein wordt hier op aangepast. Daarnaast wordt een aantal nieuwe verboden verordend die bestuurlijk/beleidsmatig gewenst zijn. Het gaat hier om het messenverbod, geluidhinder door vrachtwagens en geluidhinder in de openlucht.

 

Een deel van de wijzigingen is tekstueel of wetstechnisch van aard.

 

Voor zover de wijzigingen niet voor zich spreken, worden deze hieronder artikelsgewijs nader toegelicht.

 

Artikelsgewijs

 

Artikel I

 

Onderdeel A

 

De definitie in het Reglement verkeersregels en verkeerstekens (hierna: RVV 1990) eindigt op wagens. De uitzondering maakt duidelijk dat kleine wagens geen voertuig zijn. Rolstoelen zijn een uitzondering op gehandicaptenvoertuigen zoals genoemd in de definitie in het RVV 1990.

 

Onderdeel B

 

De aanpassing betreft een redactionele verbetering.

 

Onderdeel C

 

In dit onderdeel wordt artikel 2:10 gewijzigd. In het tweede en derde lid wordt telkens ‘bevoegd bestuursorgaan’ vervangen door: college. De burgemeester wordt in artikel 156 van de Gemeentewet niet genoemd als mogelijke delegataris van regelgevende bevoegdheid. Algemeen wordt aangenomen dat hij hooguit gebiedsaanwijzingen mag doen of aanwijzingen van categorieën inrichtingen waarvoor een vergunningplicht geldt (dat zijn besluiten van algemene strekking die op regelgeving lijken, maar het niet zijn) en dat hij geen zelfstandige normstelling mag plegen. Nadere regels zijn algemeen verbindende voorschriften. Dus alleen het college kan hier worden genoemd, ook voor de gevallen waarvoor burgemeester bevoegd gezag is. Immers, de bevoegdheid van de burgemeester op grond van artikel 174 van de Gemeentewet betreft toezicht en uitvoering van verordeningen, niet het vaststellen van regelgeving.

 

In het tweede lid is onderdeel f toegevoegd. Dit onderdeel bepaalt dat het college bevoegd is om nadere regels op te stellen over de bereikbaarheid, leefbaarheid, veiligheid en communicatie in verband met de uitvoering van bouwprojecten. In deze nadere regels kunnen ook regels worden opgenomen die betrekking hebben op het beheersen/voorkomen van geluidsoverlast. In het (nieuwe) artikel 4:5c (geluidhinder in de openlucht) is de wettelijke grondslag daarvoor vastgelegd. Verwezen wordt naar de toelichting bij onderdeel P.

 

De aanpassing in het zevende lid is van redactionele aard.

 

Onderdeel D

 

Het betreft een redactionele aanpassing.

 

Onderdeel E

 

Correctie van de verwijzing naar artikel 160 Gemeentewet.

 

Onderdeel E1

 

Het betreft een redactionele aanpassing in verband met de aanpassing in onderdeel F.

 

Onderdeel F

 

Zesde lid: Redactionele verbetering.

 

Zevende lid: Aanpassing conform jurisprudentie.

 

Onderdeel G

 

In dit onderdeel worden het tweede en derde lid (nieuw) toegevoegd aan artikel 2:26.

 

Het Openbaar Ministerie heeft bij de rechter civiele verboden gevraagd en gekregen tegen enkele motorclubs. Een groot aantal leden is gedurende een reeks van jaren betrokken bij tal van verboden en grotendeels ook ernstig verwijtbare criminele gedragingen. Deze veelvuldige en voortdurende inbreuken op de openbare orde ontwrichten de samenleving of kunnen deze ontwrichten. Ze vormen een wezenlijke aantasting van de veiligheid van de samenleving en de vrijheid van burgers om naar eigen inzicht deel te nemen aan het maatschappelijk verkeer. Door de frequentie van de (criminele) gedragingen van een groot aantal leden van deze organisaties, en als gevolg van de intimidatie die van het optreden door leden van een duidelijk herkenbare groep als deze uitgaat, is sprake van uitstraling van deze gedragingen naar een wijdere kring van niet-betrokken burgers.

 

Het is vanuit het oogpunt van openbare orde en veiligheid niet acceptabel dat in de publieke ruimte nog uiterlijk vertoon plaatsvindt dat verband houdt met dergelijke verboden en ontbonden organisaties, gelet op de intimidatie die daarvan uitgaat of uit kan gaan.

 

Deelneming aan de voortzetting van dergelijke organisaties, waaronder uiterlijk vertoon kan worden begrepen, is strafbaar gesteld in artikel 140, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht. Deze strafbaarstelling geldt echter pas op het moment dat de uitspraak van de rechter onherroepelijk (definitief) is geworden. Zolang de mogelijkheden van hoger beroep en cassatie nog openstaan en niet zijn afgewikkeld, kan tegen dergelijk uiterlijk vertoon dus niet op grond van het Wetboek van Strafrecht handhavend worden opgetreden. Dit ondanks het feit dat een civielrechtelijk verbod al wel in werking kan zijn getreden middels uitvoerbaarverklaring bij voorraad van de uitspraak.

 

Om toch te kunnen optreden tegen de aanwezigheid van dit uiterlijk vertoon in de publieke ruimte, vanwege de impact die dat heeft op de openbare orde, wordt een verbodsbepaling opgenomen in de APV. Deze bepaling houdt in dat het verboden is om bij evenementen zichtbaar goederen te dragen, bij zich te hebben of te vervoeren die uiterlijke kenmerken zijn van een organisatie die bij rechterlijke uitspraak of bestuurlijk besluit verboden is verklaard of ontbonden is vanwege strijd met de openbare orde. Het kan bijvoorbeeld gaan om de naam, logo’s, spreuken, kleding en andere aanduiding op motoren. Strafbaarstelling van het verbod vindt plaats in artikel 6:1. Voor het geval van samenloop met de strafbaarstelling in het Wetboek van Strafrecht (met name relevant na het onherroepelijk worden van een rechterlijke uitspraak) is voorzien in een anti-samenloopbepaling (derde lid).

 

Door strafbaarstelling in de APV kan daartegen handhavend worden opgetreden. Vanuit een oogpunt van openbare orde is het wenselijk om niet te wachten met het weren van zichtbare aanwezigheid van verboden/ontbonden organisaties uit de publieke ruime tot een onherroepelijk vonnis voorhanden is.

 

Onderdeel H

 

Doordat een buurthuis onder het begrip horecabedrijf valt is een buurthuis verplicht om een horeca-exploitatievergunning aan moet aanvragen, terwijl dit haaks staat op artikel 2.28 lid 6 onder c. Hierin wordt juist bepaald dat kantines bij stichtingen en dorpshuizen etc. als ondergeschikte horeca moeten worden beschouwd. Een buurthuis is in principe altijd een vereniging of stichting met een maatschappelijke functie. Daarom wordt nu in de definitie van het begrip horecabedrijf het woord ‘buurthuis’ geschrapt.

 

Onderdeel I

 

De aanpassing van de aanhef in het derde lid van artikel 2:28 is van redactionele aard.

 

In het derde lid wordt een weigeringsgrond toegevoegd. De toegevoegde weigeringsgrond is aan de gemeentelijke praktijk ontleend. Uit jurisprudentie van de Afdeling volgt dat ‘slecht levensgedrag’ een voldoende duidelijke weigeringsgrond is. Wel is het noodzakelijk dat de burgemeester beleidsregels vaststelt, waaruit voldoende duidelijk blijkt hoe hij deze weigeringsgrond invult. In de toelichting op dit artikel vermelden wij de jurisprudentie.

 

De aanpassing in het tiende lid is van redactionele aard.

 

Onderdeel J

 

In dit onderdeel wordt een nieuw verbod opgenomen:

  • een messenverbod in artikel 2:48a

Messenverbod

 

Landelijk zien we de tendens dat jongeren steeds vaker met messen rondlopen en dat er steekincidenten zijn waarbij een aantal keren jongeren ernstig gewond raken of zelfs dodelijk slachtoffer worden. De messenproblematiek speelt ook in Nieuwegein en dan met name de problematiek rondom “niet strafbare wapens”. Het aantal steekincidenten in Nieuwegein is beperkt, maar op basis van een analyse is wel vast te stellen dat het messenbezit is toegenomen. De herijking is aanleiding geweest om wat gerichter te kijken op welke wijze messenproblematiek een rol speelt in Nieuwegeinse feiten. De afgelopen 3 jaar is er een toename te zien in de processen verbaal van de politie waarbij er sprake is van messen. Daarbij is gekeken naar de zoektermen mes in combinatie met bedreiging, fouillering of aantreffen. Deze analyse is breed uitgezet en niet alleen gericht op jeugd. Uit deze zoekopdracht komen 75 treffers in 2018, 107 in 2019 en 135 in 2020.

 

De regering heeft aangekondigd dat er een landelijk verbod komt op het dragen van niet strafbare wapens. Tot die tijd is er in het kader van openbare orde en veiligheid behoefte om een norm vast te stellen waarmee duidelijk wordt dat het dragen messen en andere steekobjecten niet getolereerd wordt. Om dit regelen is een wettelijke basis in de APV nodig. Daarnaast ontbreekt er nu een grond om deze niet strafbare wapens in beslag te nemen. Door het messenverbod te regelen in de APV ontstaat er de mogelijkheid om nu ook bestuursrechtelijk te handhaven en niet alleen strafrechtelijk. Dit geeft meer slagkracht om het problematische bezit van messen en andere voorwerpen die als wapens worden gebruikt, aan te pakken.

 

Messen die onder de reikwijdte van artikel 2:48a APV vallen kunnen in beslag worden genomen door de politie. Hierdoor kunnen gewelddadige incidenten worden voorkomen. Handhaven door middel van een last onder dwangsom heeft niet de voorkeur. Door het karakter van de last onder dwangsom bij dergelijke overtredingen, het voorkomen van herhaling in de toekomst, voelt de overtreder pas bij een tweede geconstateerde overtreding de sanctie. Pas op dat moment verbeurt de dwangsom en kunnen wij invorderen. De kans dat wij dezelfde persoon een tweede keer treffen met een voorwerp die onder het verbod valt zal zeer klein zijn. Handhaving door middel van een bestuursrechtelijke strafbeschikking op basis van het toe te voegen APV-artikel voor het messenverbod is het meest geschikt en efficiënt. De overtreder wordt ter plaatse beboet en daarmee bestraft.

 

Indien er sprake is van minderjarige overtreders worden de ouders geïnformeerd en volgt mogelijk verwijzing naar Bureau HALT. Strafbaarheid op grond van de Wet Wapens en Munitie gaat voor op de werking van artikel 2:48a APV. Als er strafrechtelijk kan worden opgetreden kan dus niet daarbovenop ook bestuursrechtelijk worden opgetreden.

 

Een algemeen, voor de gehele gemeente geldend gebruiksverbod stuit op belangrijke juridische bezwaren en is vanuit oogpunt van proportionaliteit ook niet te verdedigen. Daarmee zou er geen evenredigheid meer zijn tussen middel en doel, en dat zou in strijd met artikel 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht. Daarom wordt aan het college de bevoegdheid gedelegeerd om te motiveren in welk(e) gebied(en) het messenverbod van kracht moet worden.

 

Onderdeel K

 

In dit onderdeel wordt na artikel 2:50 ingevoegd artikel 2:50b (nieuw). Zie hiervoor de toelichting op het tweede en derde lid van artikel 2:26.

 

In artikel 2:50b wordt een verbod ingesteld voor openbare plaatsen en in voor publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven. Strafbaarstelling van het verbod vindt plaats in artikel 6:1. Voor het geval van samenloop met de strafbaarstelling in het Wetboek van Strafrecht (met name relevant na het onherroepelijk worden van een rechterlijke uitspraak) is voorzien in een anti-samenloopbepaling (tweede lid).

 

Onderdeel L

 

Volgens het huidige onderdeel b geldt een verbod voor honden op de weg indien ze niet aangelijnd. Dus op andere openbare plaatsen dan de weg mag een hond niet aangelijnd lopen, behalve op een krachtens onderdeel a genoemde plaats/aangewezen plaats. De wijziging breidt het verbod voor niet-aangelijnde honden uit tot andere plaatsen binnen de bebouwde kom dan de weg, zoals parken en plantsoenen of andere voor publiek openstaande plaatsen. Dat past ook beter bij de uitzondering in het tweede lid, waar wordt gesproken over ‘aangewezen plaatsen’.

 

Onderdeel M

 

Dit verbod dient ook in bijvoorbeeld parken of plantsoenen te gelden. Uit VNG toelichting in artikel 1:1 op openbare plaats: het verblijf op die plaats [mag] niet door de gerechtigde aan een bepaald doel gebonden zijn. Op grond hiervan zijn bijvoorbeeld stadions, postkantoren, warenhuizen, restaurants, musea, ziekenhuizen en kerken geen ‘openbare plaatsen’. Ook de hal van het gemeentehuis valt buiten het begrip ‘openbare plaats’.

 

‘Een voor het publiek toegankelijk gebouw’ voor zover het verblijf daarin door de gerechtigde niet aan een doel is gebonden, is dus ook een openbare plaats.

 

Onderdeel N

 

Dit betreft een redactionele aanpassing.

 

Onderdeel N1

 

Op sommige plaatsen in de publieke ruimte ervaren mensen hinder, overlast en gevoelens van onveiligheid doordat op die plaatsen drugs worden gebruikt. Een aantal gemeenten heeft daarom al enkele jaren een bepaling in de APV opgenomen waarbij openlijk drugsgebruik wordt verboden. De rechtspraak is een aantal jaren wisselend geweest, waarbij in een aantal gevallen zo’n bepaling onverbindend werd geacht omdat de rechter van oordeel was dat door de overlap met de Opiumwet (men kan immers verboden substanties niet gebruiken zonder deze – in strijd met de Opiumwet – voorhanden te hebben) de bovengrens van de gemeentelijke regelgevende bevoegdheid werd geschonden. Maar inmiddels is er een rechterlijke consensus ontstaan waarbij zo’n bepaling, omwille van de openbare orde, dus met een ander motief dan de Opiumwet, toelaatbaar wordt geacht. Zie over de betekenis van ‘daarop gelijkende waar’ het gestelde bij de toelichting op artikel 2:74*

 

*de toelichting op artikel 2:74 APV

 

Bij “daarop gelijkende waar” kan bijvoorbeeld worden gedacht aan nieuwe middelen die al wel worden gebruikt (denk aan lachgas), maar nog niet op de lijst voorkomen en waartegen wel moet worden opgetreden of aan nepdrugs. Het is dan van belang dit goed te motiveren.

 

Lachgas

 

Niet alleen overmatig drankgebruik, ook oneigenlijk gebruik van lachgas (als roesmiddel) leidt landelijk vaak tot overlastsituaties. Ook in Nieuwegein treffen politie en handhaving geregeld personen aan die lachgas vervoeren, gebruiken of plekken waar gebruikerssporen zijn achtergelaten. In Nieuwegein worden Blokhoeve, Galecop, Lekboulevard en centrum gezien als hotspots. In 2021 zijn in de eerste twee maanden 81 unieke registraties bekend bij politie van lachgasproblematiek.

 

Het kabinet is voornemens om dit oneigenlijk gebruik tegen te gaan door lachgas te plaatsen op lijst II van het Opiumbesluit. Een specifieke bepaling over lachgas brengt met zich dat moet worden aangetoond dat de hinder of overlast inderdaad is veroorzaakt door het gebruik van lachgas. In de praktijk kan het lastig zijn om dit concreet aan te tonen.

 

Lachgasgebruik brengt ook erge gezondheidsrisico’s met zich mee. Ook de boa’s zien toename lachgasgebruik.

 

Onderdeel O

 

Dit betreft een redactionele aanpassing.

 

Onderdeel P

 

In dit onderdeel worden twee nieuwe verboden ingevoegd na artikel 4:5:

  • Geluidhinder door vrachtauto’s (artikel 4:5a)

  • Geluidhinder in de openlucht (artikel 4:5b)

Geluidhinder door vrachtauto’s

 

Het laden en lossen door vrachtwagens bij winkelcentra/bedrijven in woongebieden is een activiteit die regelmatig overlast veroorzaakt voor omwonenden. Dit is zeker het geval als het laden en lossen in de vroege ochtend en de late avond gebeurt. Daarom is het wenselijk om (ruime) venstertijden voor het laden en lossen te hanteren. Het uitgangspunt hierbij is dat deze venstertijden gelden gedurende de hele week wanneer (supermarkten bij) winkelcentra/overige bedrijven in het stadsgebied geopend zijn/in bedrijf zijn. Daarbuiten is het in principe niet toegestaan, tenzij een ontheffing hiervoor wordt verleend. Het verbod kan door het college ook van toepassing verklaard worden in de transitiegebieden waar bedrijventerreinen (deels) omgezet worden naar woongebieden.

 

Geluidhinder in de openlucht

 

Dit verbod is bedoeld voor activiteiten die geluidshinder in de openlucht veroorzaken en waarbij het nodig is om regels te stellen die niet al zijn geregeld in de Wet geluidhinder, de Zondagswet, de het Activiteitenbesluit milieubeheer, het Bouwbesluit 2012 of de Provinciale milieuverordening Utrecht 2013.

 

De bepaling is specifiek bedoeld voor geluidhinder bij de uitvoering van bouwprojecten zoals genoemd in artikel 2:10 (zie onderdeel C). Op grond van dit artikel kunnen (aanvullende) voorschriften worden opgesteld. Het college kan deze voorschriften bij nadere regeling regelen.

 

Onderdeel Q

 

In dit artikel wordt geregeld dat de regels over vrachtwagenparkeren op de aangewezen vrachtwagenparkeerplaatsen niet van toepassing zijn op de vrachtwagenparkeerplaatsen waar een parkeervergunning voor is verleend, aangezien voor deze parkeerplaatsen de geldende Parkeerverordening en Parkeerbelastingverordening van toepassing zijn.

 

Onderdeel R

 

Dit onderdeel betreft een correctie van de verwijzing naar artikel 160 Gemeentewet in de artikelen 5:17 en 5:22.

 

Onderdeel S

 

Soms wordt er in de gemeente (in het buitengebied incidenteel een paar uurtjes gecrost met brommers. Het crossen is puur recreatief, dus niet ter voorbereiding op wedstrijden. Om hiertegen te kunnen optreden bij (geluids)overlast is het het crossen buiten wedstrijdverband aan het eerste lid toegevoegd.

 

Onderdeel U

 

In dit onderdeel wordt de strafmaat voor de nieuwe verboden bepaald. De raad kan overtreding van het bij of krachtens gestelde verboden en de op grond van artikel 1:4 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen straffen met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de 2e categorie (€ 4.150,=) opleggen. Gezien de aard van de bepalingen van de APV kan als algemene lijn worden gehanteerd dat op overtredingen een straf van de tweede categorie wordt gesteld.

 

In onderstaand schema is een overzicht van de nieuwe verboden en de daarbij behorende strafmaat opmaat opgenomen:

 

verboden

strafmaat

toelichting

2:26 Ordeverstoring

2e categorie

Conform de algemene lijn voor strafbaarstelling.

2:48a messenverbod

2:48b lachgasverbod

2:50b verbod op zichtbare uitingen van verboden organisaties

4:5a geluidhinder door vrachtauto’s

4:5b geluidhinder in de openlucht

 

De verboden op grond van 2:26, 2:48a, 2:48b en 2:50b vallen reeds onder de opsomming die is opgenomen in het eerste lid.

 

De verboden onder 4:5a en 4:5b zijn opgenomen in de opsomming in het eerste lid. Het lid is daarop aangepast.

 

In de opsomming van de strafbepaling was abusievelijk een doublure opgenomen: artikel 2:41 tot en met 2:44a was apart opgesomd, terwijl die artikelen al in de opsomming van artikel 2:12 tot en met 2:74a zijn opgenomen. De doublure is geschrapt.

Naar boven