Verordening tot eerste wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening 2018 gemeente Súdwest-Fryslân

De raad van de gemeente Súdwest-Fryslân;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 25 mei 2021;

 

gelet op artikel 149 Gemeentewet en ook de artikelen 149a, 151a, 151b, 151c, 151d, 154 en 154a

van de Gemeentewet;

tevens gelet op de artikelen 3 en 4 van de Wet openbare manifestaties, de artikelen 4, 25a, 25b,

25c en 25d van de Drank- en Horecawet, artikel 5.13 van de Wet algemene bepalingen

omgevingsrecht, de artikelen 2.18, eerste lid, onder f en g, en vijfde lid, 2.21 en 3.148, tweede lid,

van het Activiteitenbesluit milieubeheer, artikel 30c, tweede lid, van de Wet op de kansspelen,

artikel 3 van de Winkeltijdenwet, artikel 64, tweede lid, van de Wet veiligheidsregio’s en artikel 2a

van de Wegenverkeerswet 1994;

 

overwegende dat de argumenten die in het raadsvoorstel zijn toegelicht, reden geven de Algemene

Plaatselijke Verordening 2018 gemeente Súdwest-Fryslân te actualiseren;

 

b e s l u i t :

 

vast te stellen

 

de Verordening tot eerste wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening 2018 gemeente Súdwest-

Fryslân.

 

 

 

  • I.

    De Algemene Plaatselijke Verordening 2018 gemeente Súdwest-Fryslân wordt gewijzigd als volgt:

 

  • A.

    Het opschrift van hoofdstuk 2 wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Hoofdstuk 2. Openbare orde

Nieuwe tekst

Hoofdstuk 2. Openbare orde en veiligheid, volksgezondheid en milieu

 

  • B.

    Het opschrift van hoofdstuk 2, afdeling 1, wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Afdeling 1. Bestrijding van ongeregeldheden

Nieuwe tekst

Afdeling 1. Voorkomen of bestrijden van ongeregeldheden

 

  • C.

    Het opschrift van hoofdstuk 2, afdeling 2 wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Afdeling 2. Betoging

Nieuwe tekst

 

 

  • D.

    Het opschrift van hoofdstuk 2, afdeling 3, wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Afdeling 3. Verspreiden van gedrukte stukken

Nieuwe tekst

 

 

  • E.

    Het opschrift van artikel 2:6 wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Artikel 2:6 Beperking van v erspreiden geschreven of gedrukte stukken of afbeeldingen

Nieuwe tekst

Artikel 2:6 Verspreiden geschreven of gedrukte stukken of afbeeldingen

 

  • F.

    Het opschrift van hoofdstuk 2, afdeling 4, wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Afdeling 4. Vertoningen op de weg

Nieuwe tekst

 

 

  • G.

    Het opschrift van hoofdstuk 2, afdeling 5, wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Afdeling 5. Bruikbaarheid en aanzien van de weg

Nieuwe tekst

Afdeling 2. Bruikbaarheid, uiterlijk aanzien en veilig gebruik van openbare plaatsen

 

  • H.

    Artikel 2:10 wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Artikel 2:10 Voorwerpen op of aan de weg

  • 1.

    Het is verboden de weg of een weggedeelte anders te gebruiken dan overeenkomstig de publieke functie daarvan, als dat gebruik:

    • a.

      schade toebrengt of kan toebrengen aan de weg, de bruikbaarheid van de weg belemmert of kan belemmeren, dan wel een belemmering vormt of kan vormen voor het beheer of onderhoud van de weg; of

    • b.

      niet voldoet aan redelijke eisen van welstand.

  •  

  •  

  •  

  • 2.

    Het college kan met het oog op de belangen in het eerste lid en in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving nadere regels stellen.

  • 3.

    Het bevoegde bestuursorgaan kan ontheffing verlenen van het verbod.

  • 4.

    De ontheffing wordt verleend als omgevingsvergunning door het bevoegd gezag als het in het eerste lid bedoelde gebruik een activiteit betreft als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder j of k, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

  • 5.

    Het verbod is niet van toepassing op:

    • a.

      evenementen als bedoeld in artikel 2:24;

    • b.

      terrassen als bedoeld in artikel 2:28a;

    • c.

      standplaatsen als bedoeld in artikel 5:18;

 

  • 6.

    Het verbod is voorts niet van toepassing op:

    • a.

      vormen van reclame die passen binnen de door het college vastgestelde beleidsregels;

    • b.

      vormen van reclame indien met de aanbieder een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten die voorziet in de plaatsing daarvan.

  •  

 

  •  

    • c.

      Het verbod is tevens niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994, of de Wegenverordening provincie Fryslân.

Nieuwe tekst

Artikel 2:10 Voorwerpen op of aan de weg

  • 1.

    Het is verboden de weg of een weggedeelte anders te gebruiken dan overeenkomstig de publieke functie daarvan, als

    • a.

      daarvan niet van tevoren melding is gedaan aan het college;

    • b.

      dat gebruik schade toebrengt of kan toebrengen aan de weg, de bruikbaarheid van de weg belemmert of kan belemmeren, dan wel een belemmering vormt of kan vormen voor het beheer of onderhoud van de weg; of

    • c.

      dat gebruik niet voldoet aan redelijke eisen van welstand.

  • 2.

    Het college kan met het oog op de belangen in het eerste lid en in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving nadere regels stellen.

  • 3.

    Het bevoegde bestuursorgaan kan ontheffing verlenen van het verbod.

  • 4.

    De ontheffing wordt verleend als omgevingsvergunning door het bevoegd gezag als het in het eerste lid bedoelde gebruik een activiteit betreft als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder j of k, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

  • 5.

    Het verbod is niet van toepassing op:

    • a.

      evenementen als bedoeld in artikel 2:24;

    • b.

      terrassen als bedoeld in artikel 2:28a;

    • c.

      standplaatsen als bedoeld in artikel 5:17;

    • d.

      overige gevallen waarin krachtens een wettelijke regeling een vergunning voor het gebruik van de weg is verleend.

  • 6.

    Het verbod is voorts niet van toepassing op:

    • a.

      vormen van reclame die passen binnen de door het college vastgestelde beleidsregels;

    • b.

      vormen van reclame indien met de aanbieder een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten die voorziet in de plaatsing daarvan;

    • c.

      objecten noodzakelijk voor de uitvoering van incidentele werkzaamheden die voldoen aan de nadere regels in lid 2.

  • 7.

    Het verbod is tevens niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994, of de Wegenverordening provincie Fryslân.

 

  • I.

    Artikel 2:12 wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Artikel 2:12 Maken , veranderen van een uitweg

  • 1.

    Het is verboden zonder omgevingsvergunning van het bevoegd gezag een uitweg te maken naar de weg of verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg.

 

 

 

 

 

 

  • 2.

    Het college kan de vergunning weigeren:

    • a.

      ter voorkoming van gevaar voor het verkeer op de weg;

    • b.

      als de uitweg zonder noodzaak ten koste gaat van een openbare parkeerplaats;

    • c.

      als door de uitweg het openbaar groen op onaanvaardbare wijze wordt aangetast; of

    • d.

      als er sprake is van een uitweg van een perceel dat al door een andere uitweg wordt ontsloten, en de aanleg van deze tweede uitweg ten koste gaat van een openbare parkeerplaats of het openbaar groen.

  •  

  •  

  •  

  • 3.

    Het college kan met het oog op de belangen in het tweede lid nadere regels stellen.

  •  

  •  

  •  

  •  

  • 4.

    Het verbod is voorts niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet beheer Rijkswaterstaatswerken, de Waterschapskeur of de Wegenverordening provincie Fryslân.

Nieuwe tekst

Artikel 2:12 Maken of veranderen van een uitweg

  • 1.

    Het is verboden een uitweg te maken naar de weg of verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg als:

    • a.

      daarvan niet van tevoren melding is gedaan aan het college, onder indiening van een situatieschets van de gewenste uitweg en een foto van de bestaande situatie; of

    • b.

      het college het maken of veranderen van de uitweg heeft verboden.

  • 2.

    Van de melding wordt kennis gegeven op de in de gemeente gebruikelijke wijze van bekendmaking.

  • 3.

    Het college verbiedt het maken of veranderen van de uitweg als:

    • a.

      daardoor het verkeer op de weg in gevaar wordt gebracht;

    • b.

      dat zonder noodzaak ten koste gaat van een openbare parkeerplaats;

    • c.

      het openbaar groen daardoor op onaanvaardbare wijze wordt aangetast; of

    • d.

      er sprake is van een uitweg van een perceel dat al door een andere uitweg wordt ontsloten, en de aanleg van deze tweede uitweg ten koste gaat van een openbare parkeerplaats of het openbaar groen.

  •  

  • 4.

    Het college kan met het oog op de belangen in het derde lid nadere regels stellen.

  • 5.

    De uitweg kan worden aangelegd als het college niet binnen vier weken na ontvangst van de melding heeft beslist dat de gewenste uitweg wordt verboden.

  • 6.

    Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet beheer Rijkswaterstaatswerken, de Waterschapskeur of de Wegenverordening provincie Fryslân.

 

 

  • J.

    Het opschrift van hoofdstuk 2, afdeling 6, wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Afdeling 6. Veiligheid op de weg

Nieuwe tekst

 

 

  • K.

    Het opschrift van hoofdstuk 2, afdeling 7, wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Afdeling 7. Evenementen

Nieuwe tekst

Afdeling 3. Evenementen

 

  • L.

    Artikel 2:24 wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Artikel 2:24 Definities

  • 1.

    In deze afdeling wordt onder evenement verstaan elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van:

    • a.

      bioscoop- en theatervoorstellingen;

    • b.

      markten als bedoeld in artikel 160 eerste lid, onder h van de Gemeentewet en artikel 5:22;

    • c.

      kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen;

    • d.

      het in een inrichting in de zin van de Drank en Horecawet gelegenheid geven tot dansen;

    • e.

      betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties;

    • f.

      activiteiten als bedoeld in de artikel 2:39 van deze verordening;

    • g.

      sportwedstrijden en andere reguliere activiteiten in en op een daarvoor bestemde locatie, niet zijnde vechtsportevenementen als bedoeld in het tweede lid, onder f.

  •  

  • 2.

    Onder evenement wordt mede verstaan:

    • a.

      een herdenkingsplechtigheid;

    • b.

      een braderie;

    • c.

      een optocht op de weg, niet zijnde een betoging als bedoeld in artikel 2:3;

    • d.

      een feest, muziekvoorstelling, wedstrijd of toertocht op of aan de weg of op het ijs;

    • e.

      een straatfeest of buurtbarbecue op één dag (klein evenement);

    • f.

      een door de burgemeester aangewezen categorie vechtsportwedstrijden of –gala’s.

  • 3.

    In deze afdeling wordt onder een klein evenement verstaan een eendaags evenement waarbij:

    • a.

      het aantal aanwezigen niet meer bedraagt dan 150 personen;

    • b.

      de activiteiten plaatsvinden tussen 10.00 en 23.00 uur;

    • c.

      geen versterkte omroepactiviteiten plaatsvinden en geen elektronisch versterkte muziek ten gehore wordt gebracht;

    • d.

      de activiteiten niet plaatsvinden op de rijbaan, (brom)fietspad of parkeerplaats of anderszins een belemmering vormen voor het verkeer en de hulpdiensten;

    • e.

      slechts kleine objecten worden geplaatst met een oppervlakte van minder dan 10 m2 per object;

Nieuwe tekst

Artikel 2:24 Definities

  • 1.

    In deze afdeling wordt onder evenement verstaan elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van:

    • a.

      bioscoop- en theatervoorstellingen;

    • b.

      markten als bedoeld in artikel 160 eerste lid, onder gvan de Gemeentewet en artikel 5:22;

    • c.

      kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen;

    • d.

      het in een inrichting in de zin van de Drank en Horecawet gelegenheid geven tot dansen;

    • e.

      betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties;

    • f.

      activiteiten als bedoeld in de artikel 2:39 van deze verordening;

    • g.

      sportwedstrijden en andere reguliere activiteiten in en op een daarvoor bestemde locatie, niet zijnde vechtsportevenementen als bedoeld in het tweede lid, onder f;

    • h.

      optredens van straatartiesten.

  • 2.

    Onder evenement wordt mede verstaan:

    • a.

      een herdenkingsplechtigheid;

    • b.

      een braderie;

    • c.

      een optocht op de weg, niet zijnde een betoging als bedoeld in artikel 2:3;

    • d.

      een feest, muziekvoorstelling, wedstrijd of toertocht op of aan de weg of op het ijs;

    • e.

      een straatfeest of buurtbarbecue op één dag (klein evenement);

    • f.

      een door de burgemeester aangewezen categorie vechtsportwedstrijden of –gala’s.

  • 3.

    In deze afdeling wordt onder een klein evenement verstaan een eendaags evenement waarbij:

    • a.

      het aantal aanwezigen niet meer bedraagt dan 150 personen;

    • b.

      de activiteiten plaatsvinden tussen 10.00 en 23.00 uur;

    • c.

      sprake is van achtergrondmuziek waarbij het geluidsniveau niet meer dan 60 decibel bedraagt, gemeten op de dichtstbijzijnde gevel;

    • d.

      de activiteiten niet plaatsvinden op een (brom)fietspad, op een parkeerterrein of in een voetgangersgebied en geen overlast veroorzaken of anderszins een belemmering vormen voor het doorgaande verkeer, het openbaar vervoer en de hulpdiensten. Van een belemmering is in ieder geval sprake wanneer niet ten minste een vrije doorgang wordt gelaten van 3,5 strekkende meter;

    • e.

      slechts kleine objecten worden geplaatst met een oppervlakte van minder dan 10 m2 per object;

 

  • M.

    Artikel 2:26a wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Artikel 2:26a Ordeverstoring

Het is verboden bij een evenement de orde te verstoren.

 

Nieuwe tekst

Artikel 2:26a Ordeverstoring

  • 1.

    Het is verboden bij een evenement de orde te verstoren.

  • 2.

    Het is verboden bij een evenement zichtbaar goederen te dragen, bij zich te hebben of te vervoeren die uiterlijke kenmerken zijn van een organisatie die bij rechterlijke uitspraak of bestuurlijk besluit verboden is verklaard of is ontbonden vanwege een doel of werkzaamheid in strijd met de openbare orde.

  • 3.

    Het verbod in het tweede lid geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht.

 

  • N.

    Het opschrift van hoofdstuk 2, afdeling 8, wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Afdeling 8. Toezicht op openbare inrichtingen

Nieuwe tekst

Afdeling 4. Toezicht op openbare inrichtingen

 

  • O.

    Artikel 2:27, lid 1, wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Artikel 2:27 Definitie

  • 1.

    In deze afdeling wordt onder openbare inrichting verstaan een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis of elke andere voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie ter plaatse worden bereid of verstrekt.

Nieuwe tekst

Artikel 2:27 Definitie

  • 1.

    In deze afdeling wordt onder openbare inrichting verstaan een hotel, restaurant, pension, café, waterpijpcafé, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis of elke andere voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie ter plaatse worden bereid of verstrekt.

 

  • P.

    Artikel 2:28 wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Artikel 2:28 Exploitatie openbare inrichting

  • 1.

    Het is verboden een openbare inrichting te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester, tenzij voor de openbare inrichting een vergunning als bedoeld in artikel 3 van de Drank- en Horecawet is verleend.

  • 2.

    Een openbare inrichting moet zodanig geëxploiteerd worden dat daardoor de woon- en leefsituatie in de omgeving van de openbare inrichting en/of de openbare orde niet op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed.

  • 3.

    In afwijking van het eerste lid kan de burgemeester bepalen dat een openbare inrichting waaraan een vergunning als bedoeld in artikel 3 van de Drank- en Horecawet is verleend, verplicht is een exploitatievergunning aan te vragen indien deze openbare inrichting ernstige overlast veroorzaakt.

  • 4.

    De burgemeester weigert de vergunning als:

    • a.

      de exploitatie van de openbare inrichting in strijd is met een geldend bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit;

    • b.

      uit een verklaring omtrent het gedrag blijkt dat de ondernemer of leidinggevende in enig opzicht van slecht levensgedrag is.

  • 5.

    In afwijking van het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester de vergunning slecht geheel of gedeeltelijk weigeren als:

    • a.

      naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van de openbare inrichting of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed;

    • b.

      de ondernemer of leidinggevende in enig opzicht van slecht levensgedrag is;

    • c.

      voor de openbare inrichting een vergunning krachtens artikel 3 van de Drank- en Horecawet is vereist en die vergunning is geweigerd, ingetrokken, of de aanvraag om die vergunning buiten behandeling is gelaten.

  • 6.

    De aanvraag voor de exploitatie van een openbare inrichting wordt ingediend met een daarvoor vastgesteld formulier. De aanvrager moet daarbij een verklaring omtrent het gedrag overleggen die uiterlijk drie maanden voor de datum waarop de vergunningaanvraag is ingediend, is afgegeven.

  • 7.

    Geen vergunning is vereist voor een openbare inrichting die zich bevindt in een:

    • a.

      winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet voor zover de activiteiten van de openbare inrichting een nevenactiviteit vormen van de winkelactiviteit met dien verstande dat de openbare inrichting niet meer dan 10% van de totale overdekte en omsloten bruto vloeroppervlak bedraagt met een maximum van 150 m2;

    • b.

      zorginstelling;

    • c.

      museum;

    • d.

      bedrijfskantine of -restaurant;

    • e.

      ziekenhuis; of

    • f.

      scholengemeenschap.

  • 8.

    Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

Nieuwe tekst

Artikel 2:28 Exploitatie openbare inrichting

  • 1.

    Het is verboden een openbare inrichting te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester, tenzij voor de openbare inrichting een vergunning als bedoeld in artikel 3 van de Drank- en Horecawet is verleend.

  • 2.

    Een openbare inrichting moet zodanig geëxploiteerd worden dat daardoor de woon- en leefsituatie in de omgeving van de openbare inrichting en/of de openbare orde niet op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed.

  • 3.

    In afwijking van het eerste lid kan de burgemeester bepalen dat een openbare inrichting waaraan een vergunning als bedoeld in artikel 3 van de Drank- en Horecawet is verleend, verplicht is een exploitatievergunning aan te vragen indien deze openbare inrichting ernstige overlast veroorzaakt.

  • 4.

    De burgemeester weigert de vergunning als:

    • a.

      de exploitatie van de openbare inrichting in strijd is met een geldend bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit;

    • b.

      de exploitant of leidinggevende in enig opzicht van slecht levensgedrag is.

  •  

  • 5.

    In afwijking van het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester de vergunning slechts geheel of gedeeltelijk weigeren als naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat:

    • a.

      de woon- en leefsituatie in de omgeving van de openbare inrichting of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed;

    • b.

      de exploitant of leidinggevende in enig opzicht van slecht levensgedrag is;

    • c.

      voor de openbare inrichting een vergunning krachtens artikel 3 van de Drank- en Horecawet is vereist en die vergunning is geweigerd, ingetrokken, of de aanvraag om die vergunning buiten behandeling is gelaten.

  •  

  • 6.

    De aanvraag voor de exploitatie van een openbare inrichting wordt ingediend met een daarvoor vastgesteld formulier.

  •  

 

  • 7.

    Geen vergunning is vereist voor een openbare inrichting die zich bevindt in een:

    • a.

      winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet voor zover de activiteiten van de openbare inrichting een nevenactiviteit vormen van de winkelactiviteit met dien verstande dat de openbare inrichting niet meer dan 10% van de totale overdekte en omsloten bruto vloeroppervlak bedraagt met een maximum van 150 m2;

    • b.

      zorginstelling;

    • c.

      museum;

    • d.

      bedrijfskantine of -restaurant;

    • e.

      ziekenhuis; of

    • f.

      scholengemeenschap.

  • 8.

    Op de aanvraag om een vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

 

  • Q.

    Artikel 2:28a wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Artikel 2:28a Exploitatie terras

  • 1.

    Het is voor openbare inrichtingen die vallen onder de categorie natte horeca gelegen in gebied 1, verboden een terras te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester.

  • 2.

    Het is verboden om op en nabij het terras een tapinstallatie voor zwak-alcoholische dranken te plaatsen.

  • 3.

    In geval van een evenement kan de burgemeester ontheffing verlenen van het verbod in het tweede lid.

 

  • 4.

    Op de vergunning en de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht(positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

Nieuwe tekst

Artikel 2:28a Exploitatie terras

  • 1.

    Het is voor openbare inrichtingen die vallen onder de categorie horeca gelegen in gebied 1, verboden een terras te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester.

  • 2.

    Het is verboden op en nabij het terras een tapinstallatie voor zwak-alcoholische dranken te plaatsen.

  • 3.

    In geval van een evenement kan de burgemeester ontheffing verlenen van het verbod in het tweede lid.

  • 4.

    Het bevoegd bestuursorgaan kan nadere regels stellen.

  • 5.

    Op de aanvraag om een vergunning en een ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht(positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

 

  • R.

    Artikel 2:32 wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Artikel 2:32 Handel binnen openbare inrichtingen

  • 1.

    De exploitant van een openbare inrichting staat niet toe dat een handelaar, aangewezen bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, of een voor hem handelend persoon in dat bedrijf enig voorwerp verwerft, verkoopt of op enig andere wijze overdraagt.

 

 

 

  • 2.

    Het in het tweede lid gestelde geldt niet voor openbare verkopingen en veilingen.

Nieuwe tekst

Artikel 2:32 Handel binnen openbare inrichtingen

  • 1.

    De exploitant van een openbare inrichting staat niet toe dat een handelaar, aangewezen bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, of een voor hem handelend persoon in dat bedrijf enig voorwerp verwerft, verkoopt of op enig andere wijze overdraagt.

  • 2.

    Het is de exploitant verboden vanuit een openbare inrichting die gelegen is in een door de burgemeester tijdelijk aangewezen gebied, distikstofoxide (lachgas) te verkopen.

  • 3.

    Het in het eerste lid gestelde geldt niet voor openbare verkopingen en veilingen.

 

  • S.

    Het opschrift van hoofdstuk 2, afdeling 8A, wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Afdeling 8A. Bijzondere bepalingen over paracommerciële horecabedrijven als bedoeld in de Drank en Horecawet

Nieuwe tekst

Afdeling 5. Regulering paracommerciële rechtspersonen en overige aangelegenheden uit de Drank- en Horecawet

 

  • T.

    Het opschrift van hoofdstuk 2, afdeling 9, wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Afdeling 9. Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf

Nieuwe tekst

Afdeling 6. Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf

 

  • U.

    Het opschrift van hoofdstuk 2, afdeling 10, wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Afdeling 10. Toezicht op speelgelegenheden

Nieuwe tekst

Afdeling 7. Toezicht op speelgelegenheden

 

  • V.

    Het opschrift van hoofdstuk 2, afdeling 11, wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Afdeling 11. Maatregelen tegen overlast en baldadigheid

Nieuwe tekst

Afdeling 8. Maatregelen ter voorkoming van overlast, gevaar of schade

 

  • W.

    Na artikel 2:50 wordt een nieuw artikel 2:50a ingevoegd:

Bestaande tekst

 

 

Nieuwe tekst

Artikel 2:50a Verbod op zichtbare uitingen van verboden organisaties

  • 1.

    Het is verboden op openbare plaatsen of in voor het publiek toegankelijke openstaande gebouwen en daarbij behorende erven zichtbaar goederen te dragen, bij zich te hebben of te vervoeren die uiterlijke kenmerken zijn van een organisatie die bij rechterlijke uitspraak of bestuurlijk besluit verboden is verklaard of is ontbonden vanwege een werkzaamheid of doel in strijd met de openbare orde.

  • 2.

    Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht.

 

  • X.

    Artikel 2:59 wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Artikel 2:59 Gevaarlijke honden 

  • 1.

    Als de burgemeester een hond in verband met zijn gedrag gevaarlijk of hinderlijk acht, kan hij de eigenaar of houder van die hond een aanlijngebod of een aanlijn- en muilkorfgebod opleggen voor zover die hond verblijft of loopt op een openbare plaats of op het terrein van een ander.

  • 2.

    Een aanlijngebod houdt in dat de eigenaar of houder verplicht is de hond aangelijnd te houden met een lijn met een lengte, gemeten van hand tot halsband, van ten hoogste 1,50 meter.

  • 3.

    Een muilkorfgebod houdt in dat de eigenaar of houder verplicht is de hond voorzien te houden van een muilkorf die:

    • a.

      vervaardigd is van stevige kunststof, van stevig leer of van beide stoffen;

    • b.

      door middel van een stevige leren riem zodanig rond de hals is aangebracht dat verwijdering zonder toedoen van de mens niet mogelijk is; en

    • c.

      zodanig is ingericht dat de hond niet kan bijten, dat de afgesloten ruimte binnen de korf een geringe opening van de bek toelaat en dat geen scherpe delen binnen de korf aanwezig zijn.

  •  

  •  

  • 4.

    Onverminderd artikel 2:57, eerste lid, aanhef en onder d, dient een hond als bedoeld in het eerste lid voorzien te zijn van een door de minister die het aangaat op aanvraag verstrekt uniek identificatienummer door middel van een microchip die met een chipreader afleesbaar is.

Nieuwe tekst

Artikel 2:59 Gevaarlijke honden 

  • 1.

    Als de burgemeester een hond in verband met zijn gedrag gevaarlijk of hinderlijk acht, kan hij de eigenaar of houder van die hond een aanlijngebod of een aanlijn- en muilkorfgebod opleggen voor zover die hond verblijft of loopt op een openbare plaats of op het terrein van een ander.

  • 2.

    De eigenaar of houder van de hond aan wie een aanlijngebod is opgelegd, is verplicht de hond kort aangelijnd te houden, met een lijn met een lengte, gemeten van hand tot halsband, van ten hoogste 1,50 meter.

  • 3.

    De eigenaar of houder van de hond aan wie een aanlijn- enmuilkorfgebod is opgelegd, is naast de verplichting bedoeld in het tweede lid verplicht de hond voorzien te houden van een muilkorf die:

    • a.

      vervaardigd is van stevige kunststof, van stevig leer of van beide stoffen;

    • b.

      door middel van een stevige leren riem zodanig rond de hals is aangebracht dat verwijdering zonder toedoen van de mens niet mogelijk is; en

    • c.

      zodanig is ingericht dat de hond niet kan bijten, dat de afgesloten ruimte binnen de korf een geringe opening van de bek toelaat en dat geen scherpe delen binnen de korf aanwezig zijn.

  • 4.

    Onverminderd artikel 2:57a, eerste lid, aanhef en onder e, dient een hond als bedoeld in het eerste lid voorzien te zijn van een door de minister die het aangaat op aanvraag verstrekt uniek identificatienummer door middel van een microchip die met een chipreader afleesbaar is.

 

  • Y.

    Artikel 2:65 wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Artikel 2:65 Bedelarij

Het is verboden in door het college aangewezen gebieden op of aan de weg of in een voor het publiektoegankelijk gebouwte bedelen om geld of andere zaken.

Nieuwe tekst

Artikel 2:65 Bedelarij

Het is verboden in door het college aangewezen gebieden op een openbare plaats te bedelen om geld of andere zaken.

 

 

  • Z.

    Het opschrift van hoofdstuk 2, afdeling 12, wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Afdeling 12. Bepalingen ter bestrijding van heling van goederen

Nieuwe tekst

Afdeling 9. Bestrijding van heling van goederen

 

  • AA.

    Het opschrift van hoofdstuk 2, afdeling 13, wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Afdeling 13 . Vuurwerk en carbid

Nieuwe tekst

Afdeling 10. Consumentenvuurwerk en carbid

 

  • AB.

    Artikel 2:73a wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Artikel 2:73a Verbod carbidschieten

  • 1.

    Carbidschieten is verboden.

  • 2.

    Het verbod is niet van toepassing wanneer het carbidschieten plaatsvindt op 31 december tussen10.00 uur en 1 januari 02.00 uur van het daarop volgende jaar, mits daarbij wordt voldaan aan de door het college gestelde voorschriften.

 

  • 3.

    Het college kan ter voorkoming van gevaar, schade of overlast, of in het belang van de natuurbescherming, plaatsen in de gemeente aanwijzen waar het tweede lid niet van toepassing is.

  • 4.

    Het college kan ontheffing verlenen van het verbod in het eerste lid.

  • 5.

    Dit artikel is niet van toepassing voor zover de Wet milieubeheer, de Wet wapens en munitie, de Wet milieugevaarlijke stoffen, de Wet vervoer gevaarlijke stoffen of het Wetboek van strafrecht van toepassing zijn.

Nieuwe tekst

Artikel 2:73a Verbod carbidschieten

  • 1.

    Carbidschieten is verboden.

  • 2.

    Het verbod is niet van toepassing wanneer het carbidschieten plaatsvindt op 31 december tussen 10.00 uur en 1 januari 02.00 uur van het daarop volgende jaar, als:

    • a.

      van tevoren een melding is gedaan aan het college;

    • b.

      wordt voldaan aan de door het college gestelde voorschriften.

  • 3.

    Het college kan ter voorkoming van gevaar, schade of overlast, of in het belang van de natuurbescherming, plaatsen in de gemeente aanwijzen waar het tweede lid niet van toepassing is.

  • 4.

    Het college kan ontheffing verlenen van het verbod in het eerste lid.

  • 5.

    Dit artikel is niet van toepassing voor zover de Wet milieubeheer, de Wet wapens en munitie, de Wet milieugevaarlijke stoffen, de Wet vervoer gevaarlijke stoffen of het Wetboek van strafrecht van toepassing zijn.

 

  • AC.

    Het opschrift van hoofdstuk 2, afdeling 14, wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Afdeling 14. Drugsoverlast

Nieuwe tekst

Afdeling 11. Drugsoverlast

 

  • AD.

    Het opschrift van hoofdstuk 2, afdeling 15, wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Afdeling 15. Bestuurlijke ophouding, veiligheidsrisicogebieden, cameratoezicht op openbare plaatsen en gebiedsontzegging

Nieuwe tekst

Afdeling 12. Bijzondere bevoegdheden van de burgemeester

 

 

  • AE.

    Artikel 3:1 wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Artikel 3:1 Afbakening

De artikelen 1:2, 1:5 tot en met 1:8 zijn niet van toepassing op het bij of krachtens dit hoofdstuk bepaalde.

Nieuwe tekst

Artikel 3:1 Afbakening

De artikelen 1:2, 1:5, 1:6 en 1:7 zijn niet van toepassing op het bij of krachtens dit hoofdstuk bepaalde.

 

  • AF.

    Artikel 3:7, lid 1 wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Artikel 3:7 Weigeringsgronden

  • 1.

    Een vergunning wordt geweigerd als:

  •  

    • a.

      de exploitant of de beheerder onder curatele staat;

    • b.

      de exploitant of de beheerder is ontzet uit het ouderlijk gezag of de voogdij;

    • c.

      de exploitant of de beheerder onherroepelijk is veroordeeld voor een gewelds- of zedendelict of voor mensenhandel, of in enig ander opzicht van slecht levensgedrag is;

    • d.

      de exploitant of de beheerder de leeftijd van 21 jaar nog niet heeft bereikt;

    • e.

      redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke toestand niet met het in de aanvraag vermelde in overeenstemming zal zijn;

    • f.

      redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de aanvrager in strijd zal handelen met aan de vergunning verbonden beperkingen of voorschriften;

    • g.

      er aanwijzingen zijn dat voor of bij het seksbedrijf personen tewerkgesteld zijn of zullen zijn die, als het prostituees betreft, nog niet de leeftijd van 21 jaar hebben bereikt, als het overige personen betreft, nog niet de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt, slachtoffer zijn van mensenhandel of verblijven of werken in strijd met het bepaalde bij of krachtens de Vreemdelingenwet 2000;

    • h.

      de exploitant of de beheerder minder dan vijf jaar voorafgaand aan de dag dat de vergunning wordt aangevraagd, wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van meer dan zes maanden;

    • i.

      de exploitant of de beheerder minder dan vijf jaar voorafgaand aan de dag dat de vergunning wordt aangevraagd, bij meer dan één rechterlijke uitspraak of strafbeschikking onherroepelijk veroordeeld is tot een onvoorwaardelijke geldboete van € 500 of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a, van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:

      • 1⁰ .

        bepalingen, gesteld bij of krachtens de Drank- en Horecawet, de Opiumwet, de Vreemdelingenwet 2000, de Wet arbeid vreemdelingen en hoofdstuk 3 van de Algemene plaatselijke verordening gemeente Súdwest-Fryslân 2018;

      • 2⁰ .

        de artikelen 137c tot en met 137g, 140, 416, 417, 417bis, 420bis tot en met 420quinquies, 426 en 429quater van het Wetboek van Strafrecht;

      • 3⁰ .

        artikel 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen;

      • 4⁰ .

        de artikelen 8 en 162, derde lid, alsmede de artikelen 6 juncto 8 en 163 van de Wegenverkeerswet 1994;

      • 5⁰ .

        de artikelen 2 en 3 van de Wet op de weerkorpsen; of

      • 6⁰ .

        de artikelen 54 en 55 van de Wet wapens en munitie.

    • j.

      een maximum als bedoeld in artikel 3:5 al is bereikt;

    • k.

      de voorgenomen uitoefening van het seksbedrijf strijd zal opleveren met een geldend bestemmingsplan, een bestemmingsplan in ontwerp dat ter inzage is gelegd of een beheersverordening.

Nieuwe tekst

Artikel 3:7 Weigeringsgronden

  • 1.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 wordt een vergunning geweigerd als:

    • a.

      de exploitant of de beheerder onder curatele staat;

  •  

    • b.

      de exploitant of de beheerder onherroepelijk is veroordeeld voor een gewelds- of zedendelict of voor mensenhandel, of in enig ander opzicht van slecht levensgedrag is;

    • c.

      de exploitant of de beheerder de leeftijd van 21 jaar nog niet heeft bereikt;

    • d.

      redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke toestand niet met het in de aanvraag vermelde in overeenstemming zal zijn;

    • e.

      redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de aanvrager in strijd zal handelen met aan de vergunning verbonden beperkingen of voorschriften;

    • f.

      er aanwijzingen zijn dat voor of bij het seksbedrijf personen tewerkgesteld zijn of zullen zijn die, als het prostituees betreft, nog niet de leeftijd van 21 jaar hebben bereikt, als het overige personen betreft, nog niet de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt, slachtoffer zijn van mensenhandel of verblijven of werken in strijd met het bepaalde bij of krachtens de Vreemdelingenwet 2000;

    • g.

      de exploitant of de beheerder minder dan vijf jaar voorafgaand aan de dag dat de vergunning wordt aangevraagd, wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van meer dan zes maanden;

    • h.

      de exploitant of de beheerder minder dan vijf jaar voorafgaand aan de dag dat de vergunning wordt aangevraagd, bij meer dan één rechterlijke uitspraak of strafbeschikking onherroepelijk veroordeeld is tot een onvoorwaardelijke geldboete van € 500 of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a, van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:

      • 1⁰ .

        bepalingen, gesteld bij of krachtens de Drank- en Horecawet, de Opiumwet, de Vreemdelingenwet 2000, de Wet arbeid vreemdelingen en hoofdstuk 3 van deze verordening;

      • 2⁰ .

        de artikelen 137c tot en met 137g, 140, 416, 417, 417bis, 420bis tot en met 420quinquies, 426 en 429quater van het Wetboek van Strafrecht;

      • 3⁰ .

        artikel 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen;

      • 4⁰ .

        de artikelen 8 en 162, derde lid, alsmede de artikelen 6 juncto 8 en 163 van de Wegenverkeerswet 1994;

      • 5⁰ .

        de artikelen 2 en 3 van de Wet op de weerkorpsen; of

      • 6⁰ .

        de artikelen 54 en 55 van de Wet wapens en munitie.

         

    • i.

      een maximum als bedoeld in artikel 3:5 al is bereikt;

    • j.

      de voorgenomen uitoefening van het seksbedrijf strijd zal opleveren met een geldend bestemmingsplan, een bestemmingsplan in ontwerp dat ter inzage is gelegd of een beheersverordening.

 

  • AG.

    Artikel 3:14 wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Artikel 3:14 Leeftijd en verblijfstitel prostituees

Het is een exploitant verboden een prostituee voor of bij zich te laten werken die:

  • a.

    nog niet de leeftijd van 21 jaar heeft bereikt;

  • b.

    in Nederland verblijft of werkt in strijd met het bepaalde bij of krachtens de Vreemdelingenwet 2000.

 

Nieuwe tekst

Artikel 3:14 Leeftijd en verblijfstitel prostituees

Het is een exploitant verboden een prostituee voor of bij zich te laten werken die:

  • a.

    nog niet de leeftijd van 21 jaar heeft bereikt;

  • b.

    in Nederland verblijft of werkt in strijd met het bepaalde bij of krachtens de Vreemdelingenwet 2000;

  • c.

    niet ingeschreven staat in het Handelsregister en geen Burgerservicenummer heeft.

 

  • AH.

    Het opschrift van hoofdstuk 4, afdeling 1, wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Afdeling 1. Gel uidhinder en verlichting

Nieuwe tekst

Afdeling 1. Voorkomen of beperken geluidhinder en hinder door verlichting

 

  • AI.

    Artikel 4:11 wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Artikel 4:11 Omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden

  • 1.

    Het is verboden een houtopstand die onderdeel uitmaakt van een groencluster of ís opgenomen in het bomenregister, zoals vastgesteld in het bomenbeleidsplan, zonder vergunning van het bevoegd gezag te vellen of te doen vellen.

  • 2.

    Het verbod als bedoeld in het eerste lid geldt niet voor:

    • a.

      een houtopstand die moet worden geveld krachtens de Plantenziektewet, in geval van plotselinge gevaarzetting of krachtens een aanschrijving op last van het bevoegd gezag;

    • b.

      het periodiek vellen van hakhout en bosplantsoen ter uitvoering van het reguliere onderhoud;

    • c.

      het periodiek knotten of kandelaberen als noodzakelijke beheermaatregel bij knotbomen, gekandelabeerde bomen of leibomen ter uitvoering van het reguliere onderhoud.

  • 3.

    Het eerste lid is niet van toepassing als de burgemeester toestemming verleend voor het vellen van een houtopstand in verband met een spoedeisend belang voor de openbare orde of een direct gevaar voor personen of goederen.

  • 4.

    Het bevoegd gezag kan een herplantplicht opleggen onder nader te stellen voorschriften.

  •  

 

  • 5.

    Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

  • 6.

    Van de van rechtswege verleende omgevingsvergunning voor het vellen of doen vellen van de houtopstand(en) mag pas gebruik worden gemaakt indien:

    • a.

      binnen de daarvoor geldende termijn van de desbetreffende rechtsmiddelen geen gebruik is gemaakt; of

    • b.

      in hoogste rechterlijke instantie is beslist of de omgevingsvergunning in stand blijft.

Nieuwe tekst

Artikel 4:11 Omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden

  • 1.

    Het is verboden een houtopstand die onderdeel uitmaakt van een groencluster of ís opgenomen in het bomenregister, zoals vastgesteld in het bomenbeleidsplan, zonder vergunning van het bevoegd gezag te vellen of te doen vellen.

  •  

  • 2.

    Het verbod als bedoeld in het eerste lid geldt niet voor:

    • a.

      een houtopstand die moet worden geveld krachtens de Plantenziektewet, in geval van plotselinge gevaarzetting of krachtens een aanschrijving op last van het bevoegd gezag;

    • b.

      het periodiek vellen van hakhout en bosplantsoen ter uitvoering van het reguliere onderhoud;

    • c.

      het periodiek knotten of kandelaberen als noodzakelijke beheermaatregel bij knotbomen, gekandelabeerde bomen of leibomen ter uitvoering van het reguliere onderhoud.

  • 3.

    Het eerste lid is niet van toepassing als de burgemeester toestemming verleend voor het vellen van een houtopstand in verband met een spoedeisend belang voor de openbare orde of een direct gevaar voor personen of goederen.

  • 4.

    Het bevoegd gezag kan een herplantplicht opleggen onder nader te stellen voorschriften.

  • 5.

    De voorschriften kunnen ook betrekking hebben op een financiële compensatie als directe herplant niet mogelijk is.

  •  

  • 6.

    Op de aanvraag om een vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

  • 7.

    Van de van rechtswege verleende omgevingsvergunning voor het vellen of doen vellen van de houtopstand(en) mag pas gebruik worden gemaakt indien:

    • a.

      binnen de daarvoor geldende termijn van de desbetreffende rechtsmiddelen geen gebruik is gemaakt; of

    • b.

      in hoogste rechterlijke instantie is beslist of de omgevingsvergunning in stand blijft.

 

  • AJ.

    Het opschrift van hoofdstuk 5 wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Hoofdstuk 5. Andere onderwerpen betreffende de huishouding der gemeente

Nieuwe tekst

Hoofdstuk 5. Andere onderwerpen betreffende de huishouding van de gemeente

 

  • AK.

    Het opschrift van hoofdstuk 5, afdeling 1, wordt als volgt gewijzigd

Bestaande tekst

Afdeling 1. Parkeerexcessen

Nieuwe tekst

Afdeling 1. Parkeerexcessen en stopverbod

 

  • AL.

    Artikel 5:10 wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Artikel 5:10 Parkeren anders dan op de rijbaan

  •  

  • 1.

    Het is verboden een voertuig te parkeren op een door het college aangewezen, niet tot de rijbaan behorend weggedeelte.

  • 2.

    Het verbod is niet van toepassing op voertuigen die worden gebruikt voor werkzaamheden in opdracht van een bestuursorgaan of openbaar lichaam.

Nieuwe tekst

Artikel 5:10 Parkeren of laten stilstaan van voertuigen anders dan op de rijbaan

  • 1.

    Het is verboden een voertuig te parkeren of te laten stilstaan op een door het college aangewezen, niet tot de rijbaan behorend weggedeelte.

  • 2.

    Het verbod is niet van toepassing op voertuigen die worden gebruikt voor werkzaamheden in opdracht van een bestuursorgaan of openbaar lichaam.

 

  • AM.

    Artikel 5:15 wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Artikel 5:15 Ventverbod 

  • 1.

    Het is verboden te venten indien daardoor de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu in gevaar komt.

  • 2.

    Het is verboden te venten tussen 21.00 en 09.00 uur.

  • 3.

    Het is tevens verboden op zondag te venten door goederen dan wel diensten aan huis te koop aan te bieden, te verkopen of af te leveren.

  • 4.

    Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door artikel 5 van de Wegenverkeerswet.

 

Nieuwe tekst

Artikel 5:15 Ventverbod 

  • 1.

    Het is verboden te venten indien daardoor de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu in gevaar komt.

  • 2.

    Het is verboden te venten tussen 21.00 en 09.00 uur.

  • 3.

    Het is tevens verboden op zondag te venten door goederen dan wel diensten aan huis te koop aan te bieden, te verkopen of af te leveren.

  • 4.

    Het verbod is niet van toepassing op:

    • a.

      situaties waarin wordt voorzien door artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994;

    • b.

      het venten met gedrukte of geschreven stukken waarin gedachten en gevoelens worden geopenbaard.

 

  • AN.

    Het opschrift van hoofdstuk 5, afdeling 6, wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Afdeling 6. Openbaar water

Nieuwe tekst

Afdeling 6. Openbaar water en waterstaatswerken

 

  • AO.

    Artikel 5:32 wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Artikel 5:32 Crossterreinen 

  • 1.

    Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig of een bromfiets een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.

  •  

  • 2.

    Het verbod is niet van toepassing op door het college aangewezen terreinen. Het college kan nadere regels stellen voor het gebruik van deze terreinen in het belang van:

    • a.

      het voorkomen of beperken van overlast;

    • b.

      de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving en ter bescherming van andere milieuwaarden;

    • c.

      de veiligheid van de deelnemers van de in het eerste lid bedoelde wedstrijden en ritten of van het publiek.

  • 3.

    Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet milieubeheerof het Besluit geluidproduktie sportmotoren.

Nieuwe tekst

Artikel 5:32 Crossterreinen 

  • 1.

    Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig of een bromfiets te crossen buiten wedstrijdverband, een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.

  • 2.

    Het verbod is niet van toepassing op door het college aangewezen terreinen. Het college kan nadere regels stellen voor het gebruik van deze terreinen in het belang van:

    • a.

      het voorkomen of beperken van overlast;

    • b.

      de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving en ter bescherming van andere milieuwaarden;

    • c.

      de veiligheid van de deelnemers van de in het eerste lid bedoelde wedstrijden en ritten of van het publiek.

  • 3.

    Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, het Besluit omgevingsrecht, de Zondagswet of het Besluit geluidproduktie sportmotoren.

 

  • AP.

    Het opschrift van hoofdstuk 5, afdeling 8, wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Afdeling 8. Verbod vuur te stoken

Nieuwe tekst

Afdeling 8. Vuurverbod

 

  • AQ.

    Het opschrift van hoofdstuk 5, afdeling 9, wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Afdeling 9. Verstrooiing van as

Nieuwe tekst

Afdeling 9. Asverstrooiing

 

  • AR.

    De redactie van de artikelen genoemd in onderstaande tabel, aan te passen zoals aangegeven in de derde kolom van de tabel.

Artikel(-lid)

Huidige redactie

Redactie na verbetering / aanvulling

 

 

 

1:1, onder b

bevoegd gezag: bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

bevoegd gezag: bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een omgevingsvergunning als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

1:1, onder c

bouwwerk: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1.1 van de Bouwverordening;

bouwwerk: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1.1 van de Bouwverordening van de gemeente Súdwest-Fryslân;

1:1, onder m

voertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, met uitzondering van kleine wagens zoals kruiwagens, kinderwagens en rolstoelen;

voertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, met uitzondering van kleine wagens, zoals kruiwagens en kinderwagens, en rolstoelen;

 

 

 

2:1, lid 3

Het is verboden zich te begeven of te bevinden op openbare plaatsen die door het bevoegde bestuursorgaan in het belang van de openbare veiligheid of ter voorkoming van ongeregeldheden zijn afgezet.

Het is verboden zich te begeven of zich te bevinden op openbare plaatsen die door het bevoegde bestuursorgaan in het belang van de openbare veiligheid of ter voorkoming van ongeregeldheden zijn afgezet.

2:6, lid 5

Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

Op de aanvraag om een ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

2:8, lid 4

Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

Op de aanvraag om een ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

2:11, lid 4

Het verbod is voorts niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Wegenverordening provincie Fryslân, de Waterschapskeur, de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde Verordening kabels en leidingen gemeente Súdwest-Fryslân.

Het verbod is voorts niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Wegenwet, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Wegenverordening provincie Fryslân, de Waterschapskeur, de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde Verordening kabels en leidingen gemeente Súdwest-Fryslân.

2:11, lid 5

Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

Op de aanvraag om een vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

2:25, lid 9

Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester een vergunning voor een vechtsportevenement als bedoeld in artikel 2:24, tweede lid, aanhef en onder f, weigeren als de organisator of de aanvrager van de vergunning van slecht levensgedrag is.

Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester een vergunning voor een vechtsportevenement als bedoeld in artikel 2:24, tweede lid, onder f, weigeren als de organisator of de aanvrager van de vergunning in enig opzicht van slecht levensgedrag is.

2:25, lid 10

Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

Op de aanvraag om een vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

2:29, lid 9

Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

Op de aanvraag om een ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

2:39, lid 4

Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

Op de aanvraag om een vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

2:40, opschrift

Speelautomaten

Kansspelautomaten

2:40, lid 1

In hoogdrempelige inrichtingen zijn twee speelautomaten toegestaan.

In hoogdrempelige inrichtingen zijn twee kansspelautomaten toegestaan.

2:57a, onder a

binnen de bebouwde kom op de weg;

binnen de bebouwde kom op een openbare plaats;

2:64, lid 6

Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

Op de aanvraag om een ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

2:67, lid 4

Op de vrijstelling is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

Op de aanvraag om een vrijstelling is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

2:72, lid 2

Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

Op de aanvraag om een vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

2:75

De burgemeester kan overeenkomstig artikel 154a van de Gemeentewet besluiten tot het tijdelijk doen ophouden van door hem aangewezen groepen van personen op een door hem aangewezen plaats als deze personen het bepaalde in de artikelen 2:1, 2:10, 2:11, 2:47, 2:48, 2:49, 2:50, 2:73 en 5:34 van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Súdwest-Fryslân 2018 groepsgewijs niet naleven.

De burgemeester kan overeenkomstig artikel 154a van de Gemeentewet besluiten tot het tijdelijk doen ophouden van door hem aangewezen groepen van personen op een door hem aangewezen plaats als deze personen het bepaalde in de artikelen 2:1, 2:10, 2:11, 2:47, 2:48, 2:48a, 2:49, 2:50, 2:50a, 2:73 en 5:34 van deze verordening groepsgewijs niet naleven.

 

 

 

3:3, lid 4

Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is niet van toepassing.

Op de aanvraag om een vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

3:3, lid 5

Een vergunning kan mede voor één seksinrichting worden verleend.

Een vergunning kan mede voor een seksinrichting worden verleend.

3:7, lid 2, aanhef

Met een veroordeling als bedoeld in het eerste lid, onder h, wordt gelijkgesteld:

Met een veroordeling als bedoeld in het eerste lid, onder g, wordt gelijkgesteld:

3:7, lid 3

De periode van vijf jaar, bedoeld in het eerste lid, onder h en i, wordt bij de intrekking van een vergunning teruggerekend vanaf de datum van de intrekking van deze vergunning.

De periode van vijf jaar, bedoeld in het eerste lid, onder g en h, wordt bij de intrekking van een vergunning teruggerekend vanaf de datum van de intrekking van deze vergunning.

3:7, lid 4

Voor de berekening van de periode van vijf jaar, bedoeld in het eerste lid, onder h en i, telt de periode waarin een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf is ondergaan, niet mee.

Voor de berekening van de periode van vijf jaar, bedoeld in het eerste lid, onder g en h, telt de periode waarin een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf is ondergaan, niet mee.

3:9, lid 1, onder e

zich een omstandigheid voordoet als bedoeld in artikel 3:7, eerste lid, onder a tot en met i;

zich een omstandigheid voordoet als bedoeld in artikel 3:7, eerste lid, onder a tot en met h;

 

 

 

4:6, lid 3

Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet geluidhinder, de Zondagswet, de Wet openbare manifestaties, het Vuurwerkbesluit of de Provinciale Milieuverordening Fryslân.

Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet geluidhinder, de Zondagswet, de Wet openbare manifestaties, het Vuurwerkbesluit, het Activiteitenbesluit milieubeheer, het Bouwbesluit 2012 of de Provinciale Milieuverordening Fryslân.

4:6, lid 4

Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

Op de aanvraag om een ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

 

 

 

5:2, lid 5

Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

Op de aanvraag om een ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

5:3, lid 3

Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

Op de aanvraag om een vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

5:6, lid 4

Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

Op de aanvraag om een ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

5:7, lid 3

Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

Op de aanvraag om een ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

5:8, lid 6

Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

Op de aanvraag om een ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

5:11, lid 4

Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

Op de aanvraag om een ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

5:14, lid 2, onder b

het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel het aanbieden van diensten op jaarmarkten en markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder h, van de Gemeentewet of artikel 5:22;

het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel het aanbieden van diensten op jaarmarkten en markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder g, van de Gemeentewet of artikel 5:22;

5:17, lid 2, onder a

een vaste plaats op een jaarmarkt of markt als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder h, van de Gemeentewet;

een vaste plaats op een jaarmarkt of markt als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder g, van de Gemeentewet;

5:18, lid 4

Op de ontheffingis paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

Op de aanvraag om een vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

5:22, lid 2, onder a

een markt of jaarmarkt als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder h, van de Gemeentewet;

een markt of jaarmarkt als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder g, van de Gemeentewet;

5:23, lid 4

Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

Op de aanvraag om een vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

 

  • AS.

    Artikel 6:1 wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Artikel 6:1 Strafbepaling

  • 1.

    Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde en de op grond van artikel 1:4 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid is artikel 1a van de Wet op de economische delicten van toepassing op overtreding van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 2:10, vierde lid, 2:11, tweede lid, 2:12, eerste lid en 4:11, eerste lid.

Nieuwe tekst

Artikel 6:1 Strafbepaling

  • 1.

    Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde en de op grond van artikel 1:4 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid is artikel 1a van de Wet op de economische delicten van toepassing op overtreding van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 2:10 en 2:11 als sprake is van een omgevingsvergunningplichtige activiteit, en 4:11, eerste lid.

 

  • AT.

    Artikel 6:7 wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Artikel 6:7 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: APV Súdwest-Fryslân 2018.

Nieuwe tekst

Artikel 6:7 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: APV Súdwest-Fryslân 2021.

 

  • II.

    Dit besluit treedt in werking op 15 juli 2021

 

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 7 juli 2021,

mr. drs. J.A. de Vries, voorzitter

G.W. Stegenga, griffier

 

 

 

Naar boven