Wijzigingsverordening Algemene plaatselijke verordening Zandvoort 2017

De raad van de gemeente Zandvoort;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van ….

 

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet

 

B E S L U I T:

vast te stellen de Wijzigingsverordening Algemene plaatselijke verordening Zandvoort 2017

Artikel I

De Algemene plaatselijke verordening Zandvoort 2017 wordt als volgt gewijzigd:

 

A

 

Artikel 2:50a, eerste lid komt te luiden als volgt:

  • 1.

    Het is verboden op openbare plaatsen of in voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven zichtbaar kleding en goederen te dragen, bij zich te hebben of te vervoeren die uiterlijke kenmerken vertonen - of daarmee sterke gelijkenis hebben - van een organisatie die bij rechterlijke uitspraak of bestuurlijk besluit verboden is verklaard of is ontbonden vanwege een werkzaamheid of doel in strijd met de openbare orde.

 

B

 

In Hoofdstuk 5 wordt na afdeling 10 een nieuwe afdeling 11 ingevoegd, luidende:

 

Afdeling 11. Bijzondere bepalingen betreffende geluidsapparatuur en muziekinstrumenten

 

Artikel 5:52

  • 1.

    Het is verboden geluidsapparatuur en muziekinstrumenten aanwezig te hebben in de door de burgemeester aangewezen gebieden en locaties, met uitzondering van woningen en bijbehorende erven.

  • 2.

    De burgemeester kan de werking van het in het eerste lid gestelde verbod beperken naar tijd, plaats en soort apparatuur en instrumenten.

  • 3.

    Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op evenementen als bedoeld in artikel 2:25.

Artikel II

Deze wijzigingsverordening treedt in werking op de eerste dag na die van bekendmaking.

Artikel III

Deze verordening wordt aangehaald als: Wijzigingsverordening Algemene plaatselijke verordening Zandvoort 2017

Aldus vastgesteld in de vergadering van ……………

De griffier,

De voorzitter,

Toelichting op de APV-wijziging

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 2:50a

 

Aanleiding

 

Sinds 2016 is het Openbaar Ministerie verschillende juridische procedures gestart om Outlaw Motorcycle Gangs (hierna OMG’s) verboden te laten verklaren door de rechter, omdat de werkzaamheid (activiteiten) van deze motorclubs in strijd is met de openbare orde (artikel 2:20 Burgerlijk Wetboek). Inmiddels zijn Bandidos, Satudarah, Hells Angels en No Surrender verboden verklaard. In de gerechtelijke uitspraken wordt geconcludeerd dat een groot aantal leden gedurende een reeks van jaren betrokken is bij tal van verboden en grotendeels ook ernstig verwijtbare criminele gedragingen. Het gaat om gedragingen die een wezenlijke aantasting vormen van de veiligheid van de samenleving en de vrijheid van burgers om naar eigen inzicht deel te nemen aan het maatschappelijk verkeer. De leden van deze organisaties maken gedurende een reeks van jaren inbreuk op deze voor de Nederlandse samenleving fundamentele waarden. Deze aan de verboden organisaties toe te rekenen veelvuldige en voortdurende inbreuken op de openbare orde ontwrichten de samenleving of kunnen deze ontwrichten. Overweging daarbij is dat door de frequentie van de (criminele) gedragingen van een groot aantal leden van deze organisaties, en als gevolg van de intimidatie die van het optreden door leden van een duidelijk herkenbare groep als deze uitgaat, sprake is van uitstraling van deze gedragingen naar een wijdere kring van niet-betrokken burgers. Met de verbodenverklaring komt een eind aan alles wat met het uiterlijk vertoon van de organisaties verband houdt, zoals de naam, logo’s en spreuken.

 

Het is vanuit een oogpunt van openbare orde en veiligheid niet acceptabel dat in de publieke ruimte nog uiterlijk vertoon plaatsvindt dat verband houdt met dergelijke verboden en ontbonden organisaties, gelet op de intimidatie die daarvan uitgaat of uit kan gaan en op de overige redenen voor het verbod en de ontbinding. Deelneming aan de voortzetting van dergelijke organisaties, waaronder uiterlijk vertoon kan worden begrepen, is strafbaar gesteld in artikel 140 lid 2 Wetboek van Strafrecht. Deze strafbaarstelling geldt echter pas op het moment dat de uitspraak van de rechter onherroepelijk (definitief) is geworden. Zolang de mogelijkheden van hoger beroep en cassatie nog open staan en niet zijn afgewikkeld kan tegen dergelijk uiterlijk vertoon dus niet op grond van het Wetboek van Strafrecht handhavend worden opgetreden. Dit ondanks het feit dat een civielrechtelijk verbod al wel in werking kan zijn getreden middels uitvoerbaarverklaring bij voorraad van de gerechtelijke uitspraak.

 

Maatregel

Om toch op te kunnen treden tegen openlijk vertoon van verboden organisaties in de publieke ruimte, vanwege de impact die dat heeft op de openbare orde, wordt een strafbaarstelling opgenomen in de APV. Deze strafbaarstelling houdt in dat het is verboden om op openbare plaatsen, in voor het publiek openstaande gebouwen en op daarbij behorende erven en bij evenementen zichtbaar kleding en goederen te dragen, bij zich te hebben of te vervoeren die uiterlijke kenmerken vertonen van een organisatie die bij rechterlijke uitspraak of bestuurlijk besluit verboden is verklaard of is ontbonden vanwege een doel of werkzaamheid in strijd met de openbare orde. Het verbod is van toepassing op kleding en goederen zoals badges, motoren en dergelijke waar de naam, logo’s, spreuken of andere aanduidingen op zichtbaar zijn. Ook kleding en goederen die sterk lijken op uitingen van een verboden of ontbonden organisatie zijn op basis van deze apv-bepaling verboden. Door strafbaarstelling in de APV kan daartegen handhavend worden opgetreden. Vanuit een oogpunt van openbare orde is het wenselijk om niet te wachten met het weren van zichtbare aanwezigheid van verboden/ontbonden organisaties uit de publieke ruimte tot een onherroepelijk vonnis voorhanden is.

 

Het verbod wordt opgenomen in een nieuw artikel 2:50a in de APV waarbij het verbod wordt ingesteld voor openbare plaatsen en in voor publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven. Strafbaarstelling van het verbod vindt plaats in artikel 6:1 APV. Voor het geval van samenloop met de strafbaarstelling in het Wetboek van Strafrecht (met name relevant na het onherroepelijk worden van een rechterlijke uitspraak) is voorzien in een samenloopbepaling in dit artikel.

 

Artikel 5:52

Op grond van dit artikel kan de burgemeester een preventief verbod instellen om geluidsapparatuur zoals geluidsinstallaties en muziekinstrumenten - waarmee zowel versterkt als onversterkt geluid ten gehore kan worden gebracht - bij zich te hebben en te vervoeren naar aangewezen locaties, met uitzondering van woningen en daarbij behorende erven. Dit om te voorkomen dat grote groepen samenkomen in de vorm van illegale pop-up feesten, met alle risico’s van dien voor de verspreiding van het coronavirus. Deze bevoegdheid kan ook worden aangewend ter bescherming van de openbare orde als door samenkomsten van grote groepen in bepaalde gebieden, welke wordt gefaciliteerd door geluidsinstallaties en muziekinstrumenten, de openbare orde wordt verstoord of dreigt te worden verstoord.

Naar boven