Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zevenaar tot wijziging van de Leidraad heffing lokale belastingen gemeente Zevenaar

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zevenaar;

gelet op artikel 29 van de Invorderingswet 1990 en in verbinding met artikel 231, derde lid, van de Gemeentewet;

besluit:

Artikel I

De Uitvoeringsregeling gemeentelijke belastingen genoemd in de Leidraad heffing lokale belastingen gemeente Zevenaar wordt als volgt gewijzigd.

  • A.

    Artikel 1, eerste lid, komt te luiden:

    Deze regeling geeft uitvoering aan de artikelen 6, 7, 8, 13 en 14 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de artikelen 29 en 31 van de Invorderingswet 1990, artikel 160, eerste lid, onderdeel b, van de Gemeentewet en artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht en de artikelen in de belastingverordeningen van de gemeente Zevenaar op grond waarvan het college van burgemeester en wethouders nadere regels kan geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de onderscheiden gemeentelijke belastingen.

  • B.

    Artikel 5, eerste lid, komt te luiden:

    Bij de invordering van de gemeentelijke belastingen vinden de algemene maatregel van bestuur bedoeld in artikel 29 van de Invorderingswet 1990 en de ministeriële regeling bedoeld in artikel 31 van de Invorderingswet 1990 overeenkomstige toepassing.

Artikel II

Een uit artikel I, onderdeel B, voortvloeiende wijziging van een rentepercentage is uitsluitend van toepassing bij de renteberekening over het deel van de renteperiode vanaf het tijdstip waarop de betreffende wijziging in werking treedt.

Artikel III

Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking en werkt wat de in rekening te brengen invorderingsrente betreft terug tot en met 23 maart 2020.

 

Zevenaar, 29 juni 2021

Het college van burgemeester en wethouders,

de secretaris,

Danielle Jansen

de burgemeester,

Lucien van Riswijk

TOELICHTING , behorende bij het eerste wijzigingsbesluit Uitvoeringsregeling gemeentelijke belastingen

Algemeen

In verband met de uitbraak van COVID-19 kunnen gemeenten in navolging van het Rijk met een beleidsbesluit van het college van burgemeester en wethouders het percentage van de in rekening te brengen invorderingsrente hebben verlaagd naar 0,01%. De verlaging van de invorderingsrente bij beleidsbesluit is bedoeld als maatregel van tijdelijke aard en geldt – voor het Rijk – in beginsel tot 1 oktober 2020 (Kamerstukken I 2019/2020, 35420, nr. G).

 

De tijdelijke verlaging van de invorderingsrente is met de Verzamelspoedwet COVID-19 (Stb. 2020,195) wettelijk vastgelegd. Om enige flexibiliteit te hebben bij het aanpassen van de rentepercentages, heeft het kabinet ervoor gekozen de percentages van de invorderingsrente bij algemene maatregel van bestuur (amvb) vast te stellen (Stb. 2020, 200 en Stb. 2020, 201).

 

Omdat de percentages van de invorderingsrente worden vastgesteld bij amvb, gelden deze percentages niet meer automatisch voor gemeenten. Dat betekent dat colleges van burgemeester en wethouders zelf de percentages van de invorderingsrente moeten vaststellen. Vanwege de eenheid van beleid achten wij het wenselijk dat gemeenten de bij amvb voor de invorderingsrente vastgestelde percentages volgen. Daartoe dient deze regeling.

Aanhef

De wettelijke grondslag voor dit besluit is artikel 29 van de Invorderingswet 1990. Omdat artikel 29 van de Invorderingswet 1990 bepaalt dat het percentage van de invorderingsrente bij amvb wordt vastgesteld, moet dit op grond van artikel 231, derde lid, van de Gemeentewet voor de gemeentelijke belastingen plaatsvinden bij collegebesluit.

Artikel I

  • A.

    Artikel 1 van de Uitvoeringsregeling gemeentelijke belastingen noemt de wetsartikelen waaraan de regeling uitvoering geeft. Daaraan is artikel 29 van de Invorderingswet 1990 toegevoegd.

  • B.

    Het college van burgemeester en wethouders moet een besluit nemen over de vast te stellen percentages voor in rekening te brengen en te vergoeden invorderingsrente. De hoogte van de percentages kan het college in beginsel zelf vaststellen. Artikel 29 van de Invorderingswet 1990 maakt het mogelijk om ten aanzien van de invorderingsrente te differentiëren tussen het percentage van de te vergoeden rente en het percentage van de in rekening te brengen rente. Vanwege de eenheid van beleid menen wij dat het wenselijk is om zoveel mogelijk de rentepercentages van het Rijk te volgen. Daarom wordt de amvb bedoeld in artikel 29 van de Invorderingswet 1990 van overeenkomstige toepassing verklaard.

Wij merken nog op dat ‘eerste lid’ en ‘1’ alleen moeten worden geduid als de gemeente in artikel 5 van de Uitvoeringsregeling gemeentelijke belastingen het facultatieve tweede lid hebben opgenomen (minimumbedrag voor in rekening te brengen invorderingsrente).

Artikel II

In dit artikel wordt geregeld dat een uit artikel I, onderdeel B voortvloeiende wijziging van een rentepercentage uitsluitend van toepassing is bij de renteberekening over het deel van de renteperiode vanaf het tijdstip waarop die wijziging in werking treedt.

Artikel III

Dit artikel regelt de inwerkingtreding van dit besluit. Gemeenten kunnen aan het besluit terugwerkende kracht verlenen tot en met 1 juni 2020 voor wat betreft de in rekening te brengen invorderingsrente. Dit is het tijdstip waarop de algemene maatregel van bestuur toepassing vindt (Stb. 2020, 201). Vanaf 1 juni wordt dan het rijksbeleid gevolgd.

 

Gemeenten kunnen er ook voor kiezen om terugwerkende kracht aan het besluit te verlenen tot en met 23 maart 2020. Dat is de datum waarop het Rijk met een beleidsbesluit het percentage van de in rekening te brengen invorderingsrente heeft verlaagd naar 0,01%. Voor gemeenten bedraagt dan, net als voor het Rijk, met ingang van 23 maart 2020 de in rekening te brengen invorderingsrente 0,01%. Voor gemeenten die in navolging van het Rijk eerder een beleidsbesluit hebben genomen om met ingang van 23 maart 2020 de in rekening te brengen invorderingsrente te verlagen naar 0,01% is dit een bekrachtiging van het beleid. Voor gemeenten die destijds geen beleidsbesluit hebben genomen betekent dit alsnog een aansluiting bij het rijksbeleid vanaf 23 maart 2020.

Naar boven