Gemeenteblad van Almere
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Almere | Gemeenteblad 2021, 22379 | Beleidsregels |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Almere | Gemeenteblad 2021, 22379 | Beleidsregels |
Beleidsregel artikel 13b Opiumwet (Damoclesbeleid gemeente Almere 2021)
Drugscriminaliteit zoals de handel, productie en teelt van soft- en harddrugs heeft een sterk ondermijnend karakter. Deze illegale en criminele activiteiten tasten de rechtstaat en de samenleving in brede zin aan door de sterke verwevenheid van onder- en bovenwereld, corruptie en de innesteling in lokale gemeenschappen en maatschappelijke sectoren. Het is een gegeven van algemene bekendheid dat drugshandel veelal gepaard gaat met overlast, criminaliteit en verstoring van de openbare orde.
Handel in drugs vormt een ernstige aantasting van de openbare orde, veiligheid en volksgezondheid. Het woon- en leefklimaat en de sociale en/of fysieke veiligheid van burgers worden er door aangetast. Hennepplantages en drugslaboratoria vormen een groot gevaar voor de woon- en leefomgeving vanwege het risico van brandgevaar, ontploffing en waterschade. De volksgezondheid is in het geding omdat sprake is van ongecontroleerde handel in drugs. Daarnaast kan worden gewezen op nadelige economische gevolgen, zoals het dalen van de verkoop- en verhuurwaarde van omliggende panden. Door de in- en uitloop van dealers, gebruikers en andere aan illegale activiteiten gerelateerde personen ervaren omwonenden immers hinder van deze activiteiten en krijgt de omgeving een slechte reputatie.
Er zijn ook woningen en panden die een grote rol spelen in de handel van drugs waarbij er tijdens de instap van de politie echter geen drugs worden aangetroffen. In dergelijke panden worden niet zelden kilo’s versnijdingsmiddelen, chemicaliën, kweektenten, een net gerooide of in opbouw zijnde hennepplantage, geldtelmachines, assimilatielampen of drugsverpakkingen aangetroffen. Deze producten die vaak worden aangetroffen, vielen tot 1 januari 2019 niet onder de werking van artikel 13b van de Opiumwet. Sinds de wijziging van dit artikel per diezelfde datum kan de burgemeester ook bestuursrechtelijke maatregelen treffen waar dergelijke aan drugshandel te relateren goederen zijn aangetroffen (strafbare voorbereidingshandelingen genaamd). Niet alleen de handel in drugs, maar ook het faciliteren ervan is een ernstige aantasting van de openbare orde. Met de wijziging van artikel 13b van de Opiumwet is Almere beter in staat om de drugsproblemen in de stad het hoofd te bieden.
Uit de ondermijningsbeelden van de regio Midden-Nederland, zo ook van Almere, blijkt dat het fenomeen drugs de rode draad is van de georganiseerde ondermijnende criminaliteit in Midden-Nederland. Zowel regionaal als lokaal is daarom prioriteit gegeven aan de aanpak van de drugscriminaliteit. Voor de handhaving van de Opiumwet is de gecoördineerde inzet van het openbaar bestuur, het Openbaar Ministerie (OM) en de politie vereist. Uitgangspunt is dat de burgemeester handhavend optreedt als zich een overtreding als genoemd in artikel 13b van de Opiumwet voordoet. In deze beleidslijn staat beschreven onder welke omstandigheden en op welke wijze gebruik gemaakt wordt van de mogelijkheid om een bestuurlijke maatregel op te leggen indien de Opiumwet is overtreden.
Deze beleidslijn richt zich primair op de preventie en beheersing van de uit het drugsgebruik voorvloeiende risico’s voor de volksgezondheid, het tegengaan van nadelige effecten van de handel in en het gebruik van drugs op het openbare leven en andere lokale omstandigheden, onder meer bezien vanuit het perspectief op de openbare orde.
Hieruit voorkomende nevendoelstellingen (niet limitatief) zijn dat:
geconstateerde overtredingen gevolgd worden door een adequate reactie die qua intensiteit zo goed mogelijk aansluit bij de ernst van de overtreding en het beoogde effect heeft, namelijk het bestrijden van handel in drugs en herstel van de openbare orde. De illegale handel in drugs vormt op zichzelf een ernstige verstoring van de openbare orde;
aan de overtreder en/ of rechthebbende op het gebruik van de zaak kenbaar is welke (bestuursrechtelijke) herstelmaatregel van de overheid (het bestuursorgaan) verwacht kan worden na een overtreding, waardoor er mogelijk tevens een preventieve werking vanuit gaat. Pandeigenaren worden zich bewust van de verantwoordelijkheden die zij hebben met betrekking tot het verhuren van hun panden;
Hoofdstuk 3. Het juridisch kader
Artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet staat bekend als de Wet Damocles. De tekst van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet luidt als volgt:
“De burgemeester is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in een woning of lokaal of op een daarbij behorend erf:
a. een middel als bedoeld in lijst I of II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is;
b. een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3°, of artikel 11a voorhanden is.”
Het is vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State1 om de woorden ‘daartoe aanwezig’ in artikel 13b eerste lid onder a van de Opiumwet zo uit te leggen dat de burgemeester al bevoegd is een last onder bestuursdwang op te leggen indien in een pand een handelshoeveelheid (er is sprake van beroeps- of bedrijfsmatig handelen) drugs aanwezig is. Het is dus niet noodzakelijk dat de drugs daadwerkelijk wordt verhandeld. Bij de aanwezigheid van een hoeveelheid drugs in een pand die groter is dan een hoeveelheid voor eigen gebruik, is in beginsel aannemelijk dat die drugs bestemd zijn voor verkoop, aflevering of verstrekking, indien het tegendeel niet aannemelijk wordt gemaakt. De enkele ontkenning dat de drugs bestemd waren om te worden verhandeld, is daartoe onvoldoende. Om te bepalen wanneer sprake is van een ‘handelshoeveelheid’ wordt aangesloten bij de door het OM toegepaste criteria2. Bij overschrijding van de hoeveelheid die bestemd is voor eigen persoonlijk gebruik, wordt aangenomen dat de drugs bestemd zijn voor verkoop, aflevering of verstrekking dan wel daartoe aanwezig zijn.
Aantasting openbare orde wordt zonder meer aangenomen
Gelet op de tekst van artikel 13b van de Opiumwet is voor het ontstaan van de hierin neergelegde bevoegdheid niet noodzakelijk dat de burgemeester aannemelijk maakt dat de aanwezigheid van drugs overlast heeft veroorzaakt3. Door de aanwezigheid van een handelshoeveelheid drugs, wordt de aantasting van de openbare orde zonder meer aangenomen. De openbare ordeverstoring in de vorm van drugsgerelateerde overlast in de omgeving hoeft niet door middel van feiten en omstandigheden te worden aangetoond.
De sluitingsbevoegdheid heeft ook betrekking op voorbereidingshandelingen, maar alleen als deze strafbaar zijn op grond van artikel 10a en 11a van de Opiumwet. Deze bepalingen vereisen dat degene die een voorwerp of stof in een woning of lokaal of daarbij behorend erf voorhanden heeft, weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat het voorwerp of de stof bestemd is voor het bereiden, bewerken of vervaardigen van harddrugs, respectievelijk voor grootschalige of bedrijfsmatige illegale hennepteelt. Dit kan al blijken uit de aard en hoeveelheid van de aangetroffen stof, uit de aangetroffen voorwerpen en stoffen in onderlinge combinatie of uit overig ondersteunend bewijs uit politie-informatie.
Strafrecht en bestuursrecht in de Opiumwet
Het OM is verantwoordelijk voor de opsporing en vervolging van misdrijven en overtredingen van het gestelde bij of krachtens de Opiumwet. Het strafrechtelijke optreden richt zich op de bij de verkoop betrokken personen, de verdachten (daders). Strafrechtelijke sancties hebben een punitief karakter, omdat op de overtreding een straf volgt. Het beëindigen of opheffen van het illegale verkooppunt wordt daarmee niet bereikt. Om ook handhavende maatregelen te nemen tegen het gebruik van de woningen of lokalen waarin overtredingen zijn begaan, kan de burgemeester aanvullend gebruik maken van de bestuursrechtelijke mogelijkheden (tweesporenbeleid). De bestuursrechtelijke maatregelen die de burgemeester treft, hebben in het kader van de Opiumwet een reparatoir karakter. Een dergelijke maatregel heeft als doel de aangetaste openbare orde en veiligheid te herstellen, dan wel te voorkomen dat deze (verder) wordt verstoord.
Tussen het strafrechtelijk optreden en het effectueren van de bestuursrechtelijke maatregelen kan enige tijd zitten, nu de eisen van zorgvuldigheid bij het toepassen van het bestuursrechtelijke spoor in acht moeten worden genomen. Bestuursrechtelijk optreden door de burgemeester op basis van de Opiumwet veronderstelt altijd samenwerking met de politie. De burgemeester is afhankelijk van informatie uit het opsporingsonderzoek van de politie, vastgesteld in een proces-verbaal, hennep informatiebericht, bestuurlijke rapportage en soms aangevuld door de bevindingen van de gemeentelijke toezichthouder of andere constateringen. Als door de duur van de procedure geruime tijd is verstreken sinds de ontdekking van de drugs, hoeft dat geen aanleiding te zijn om te concluderen dat de belangenafweging tot een minder vergaande maatregel moet leiden. Het opleggen van een maatregel kan dan alsnog doeltreffend en proportioneel zijn.
De bevoegdheid van het OM tot strafrechtelijk optreden blijft bestaan, ongeacht of er bestuursrechtelijk optreden door de burgemeester volgt. Dat geldt ook andersom; als het OM niet strafrechtelijk optreedt, blijft de burgmeester bevoegd bestuursrechtelijk op te treden4. Ook als tegen de betrokkene een strafzaak voor de overtreding is aangespannen en die strafzaak vervolgens door een sepot, vrijspraak, ontslag van alle rechtsvervolging of anderszins niet in een straf resulteert, betekent dat niet dat de burgemeester van sluiting had moeten afzien.
Hoofdstuk 4. Algemene uitgangspunten
a. Hennepplantages, - knipperijen , -drogerijen
Waar in dit beleid wordt gesproken over drugshandel of handel wordt, in ieder geval, ook gedoeld op hennepplantages, -knipperijen en -drogerijen.
b. Onderscheid harddrugs en softdrugs
In de aanpak wordt onderscheid gemaakt tussen de aanwezigheid van harddrugs en softdrugs en daaraan gerelateerde strafbare voorbereidingshandelingen. De activiteiten die gerelateerd zijn aan harddrugs hebben een grotere negatieve invloed op het woon- en leefklimaat, dan bij de handel in softdrugs. De handel van harddrugs vindt vaak plaats in een harder en crimineler milieu. Een langere sluitingstijd is bij handel in de middelen zoals genoemd op lijst I (harddrugs) behorende bij de Opiumwet of het voorhanden hebben van een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3° Opiumwet dus noodzakelijk om de openbare orde te herstellen.
c. Verwijtbaarheid van betrokken personen
Het toepassen van bestuursdwang is erop gericht de handel in of vanuit een lokaal of woning beëindigd te houden en de openbare orde in de omgeving te herstellen. In beginsel is het voor het bestuursrechtelijk optreden niet van belang of de eigenaar, verhuurder, huurder, gebruiker of een derde de overtreding heeft begaan. De feitelijke constatering van overtreding van de Opiumwet is voldoende om over te gaan tot handhavend optreden. De toepassing van artikel 13b van de Opiumwet is gericht op het pand (locatie) en niet op de persoon of belanghebbende. De persoonlijke verwijtbaarheid van de betrokkenen van een illegaal verkooppunt speelt daarom geen rol bij de vraag of zich een situatie voordoet die tot sluiting van het pand noopt5. Betrokkene kan geen verwijt worden gemaakt, als hij niet op de hoogte was en evenmin redelijkerwijs op de hoogte kon zijn van de aanwezigheid van de aangetroffen drugs en/of voorbereidingshandelingen. Van een pandeigenaar die een pand verhuurt, wordt verwacht dat hij zich tot op zekere hoogte informeert over het gebruik dat van het pand wordt gemaakt. De rechtspraak daarover brengt mee dat concreet toezicht gehouden moeten worden op het gebruik van het pand. Een bezoek aan het pand alleen is niet genoeg, er moeten ook aantoonbare controles uitgevoerd worden die zijn gericht op het gebruik van het pand6. In de bestuursrechtelijke procedure hoeven geen strafrechtelijke bewijsregels in acht genomen te worden. Er kan worden uitgegaan van het feitencomplex dat naar voren is gekomen uit het proces-verbaal van de politie, eventueel aangevuld met een rapportage van de toezichthouder.
d. Onderscheid woningen en lokalen
Handel in drugs en/of strafbare voorbereidingshandelingen vanuit lokalen en woningen, dan wel in of op daarbij behorende erven, is in het belang van de openbare orde en het algemeen maatschappelijk belang volstrekt ontoelaatbaar. Het is van belang dat er in dit handhavingsbeleid een onderscheid wordt gemaakt in drugshandel en/of daaraan gerelateerde strafbare voorbereidingshandelingen in (al dan niet voor het publiek toegankelijke) lokalen en drugshandel in woningen. Het sluiten van een woning die daadwerkelijk bewoond wordt, zal in zijn algemeenheid een grotere inbreuk maken op iemands persoonlijke levenssfeer, dan de sluiting van een lokaal.
Onder een lokaal en het daarbij behorende erf verstaat de burgemeester in het kader van deze beleidsregel het volgende:
“alle al dan niet voor publiek opengestelde lokalen en daarbij behorende erven.
Onder een voor publiek opengesteld lokaal wordt verstaan: een besloten ruimte, met inbegrip van een daarbij behorend erf, dat al dan niet met enige beperking voor het publiek toegankelijk is. Bijvoorbeeld: winkels, horecabedrijven, hotels, restaurants, pensions, cafés, cafetaria’s, snackbars, discotheken, buurthuizen en clubhuizen. Hieronder wordt tevens verstaan een bij dit bedrijf/lokaal behorend terras en andere aanhorigheden.
In de beleidsregel wordt geen onderscheid gemaakt tussen wel of niet voor publiek toegankelijke lokalen.
De wetgever heeft het begrip woning in de Opiumwet niet gedefinieerd. De burgemeester verstaat in het kader van deze beleidsregel onder een woning het volgende:
“Een woning is een verblijf dat in hoofdzaak dient tot woning dan wel dienstbaar is aan het wonen. Hieronder valt zowel een koopwoning als een huurwoning, maar bijvoorbeeld ook stacaravans, woonschepen, woonwagens, et cetera. Het is de plaats waar een persoon zijn private huishoudelijke leven leidt. Dit wordt niet zonder meer bepaald door uiterlijke kenmerken, zoals de bouw en de aanwezigheid van een bed en andere huisraad, maar ook de daadwerkelijk, feitelijk daaraan gegeven bestemming. Een persoon die incidenteel overnacht in een woning wordt niet aangemerkt als bewoner. Een inschrijving in de Basisregistratie Personen is een indicatie voor bewoning, maar hoeft niet doorslaggevend te zijn.”
Soms is sprake van schijnbewoning. Er wordt dan de indruk van bewoning gesimuleerd, bijvoorbeeld door het plaatsen van wat schaars meubilair in de woonkamer. Dat in de woning wordt geslapen, bijvoorbeeld blijkende uit de aanwezigheid van een slaapzak en dat gebruikte kleding wordt aangetroffen, maakt niet dat sprake is van bewoning. Gebruik voor woondoeleinden met een meer dan incidenteel karakter is dan niet aannemelijk7.
De feitelijke constatering over het gebruik van de woning wordt vastgesteld op het moment van constatering van de overtreding van de Opiumwet door de politie.
Bij een onbewoonde woning of bij schijnbewoning wordt conform dit beleid de matrix toegepast die geldt voor een lokaal.
e. Wijziging huursituatie of eigendomsoverdracht
Een wijziging in de huursituatie of de eigendomsoverdracht van een pand wordt als niet relevant beschouwd indien dit wordt gerealiseerd nadat een overtreding van de Opiumwet geconstateerd is. De reden hiervoor is dat de verhuurder/ eigenaar niet met het plaatsen van andere huurders of verkoop van het pand onder de genoemde last kan uitkomen. Het is immers op dat moment nog steeds noodzakelijk de openbare orde in het pand te herstellen. Met de sluiting van een woning of lokaal is sprake van een maatregel die is gerelateerd aan het pand en niet aan de bewoner, huurder, gebruiker of eigenaar.
Een last onder bestuursdwang en een last onder dwangsom zijn reparatoire maatregelen. Anders dan punitieve sancties zijn de last onder bestuursdwang en de last onder dwangsom niet gericht op bestraffing of leedtoevoeging, maar op het ongedaan maken, beëindigen of voorkomen van een overtreding. Toepassing ervan moet voldoen aan de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit.
Artikel 13b van de Opiumwet geeft de burgemeester de bevoegdheid om in geval van aanwezigheid van drugs bestuursdwang toe te passen waarbij tot sluiting van een pand wordt overgegaan. Het opleggen van een last onder bestuursdwang is een herstelmaatregel in de zin van artikel 5:2 lid 1 onder b van de Awb. Een bestuursorgaan dat bevoegd is bestuursdwang toe te passen, heeft de mogelijkheid om in plaats van het toepassen van bestuursdwang de overtreder een last onder dwangsom op te leggen (artikel 5:32 Awb).
Ten aanzien van de uitoefening van artikel 13b van de Opiumwet kiest de burgemeester er voor om bij het aantreffen van een handelshoeveelheid drugs en/of strafbare voorbereidingshandelingen in lokalen het pand te sluiten. Met de sluiting wordt een locatie weggenomen waar criminele activiteiten plaatsvinden. Vaak beëindigt sluiting van een lokaal een situatie die schadelijk is voor de kwaliteit van de woon- en leefomgeving. Beoogd wordt het definitief doorbreken van de gang naar de locatie en de bekendheid van de locatie in kringen van handelaren en gebruikers van verdovende middelen, de rust in de directe omgeving te doen wederkeren, de overtredingen te beëindigen en herhaling van de overtreding te voorkomen. Daarmee wordt een barrière opgeworpen en het criminele ondernemingsproces verstoord. Bovendien gaat van deze pandgerichte aanpak een sterke signaalfunctie uit die naast een preventieve werking (anderen afschrikken en het voorkómen van herhaling) ook de aantrekkingskracht op andere criminele activiteiten tegengaat. Duidelijk wordt dat het pand niet langer als verkoop-, aflever-, teelt- of opslagruimte voor drugs kan worden gebruikt en het maakt Almere onaantrekkelijk als vestigingsplaats voor drugshandel en productie. Deze doelen worden niet al bereikt met het enkel weghalen van de drugs en/of strafbare voorbereidingshandelingen uit het pand.
Dat is echter anders bij bewoonde woningen. Daarbij speelt het recht van betrokkene(n) om in de woning te kunnen verblijven (woongenot) en de daaraan gerelateerde privacy (persoonlijke levenssfeer) een prominente rol. Bij de handel in softdrugs (aanwezigheid van een handelshoeveelheid) en/of strafbare voorbereidingshandelingen ten behoeve van softdrugs wordt met het oog op de proportionaliteit daarom eerst een last onder dwangsom opgelegd. Of een woning wordt gebruikt als woning blijkt uit de feitelijke constatering ter plaatse, zoals dat veelal wordt verwoord in het rapport van bevindingen van de politie. Bij de aanwezigheid van een handelshoeveelheid harddrugs en/of strafbare voorbereidingshandelingen ten behoeve van harddrugs wordt de woning wel gesloten.
De bevoegdheid van de burgemeester tot toepassing van artikel 13b van de Opiumwet betreft een discretionaire bevoegdheid. Dat wil zeggen dat deze bevoegdheid gebruikt wordt na een belangenafweging. In deze beleidslijn is vastgesteld op welke wijze de burgemeester met deze discretionaire bevoegdheid omgaat. Per dossier worden steeds de noodzakelijkheid, de ernst en de omvang van de overtreding, de feitelijke handel in de woning en de evenredigheid (verwijtbaarheid, gevolgen) van de maatregel afgewogen8.
Zowel gebruikers als eigenaren hebben er belang bij dat een pand open blijft. De wetgever heeft bewust lokalen en woningen onder het regime van artikel 13b van de Opiumwet gebracht. Het is inherent aan deze keuze van de wetgever dat dit gevolgen kan hebben voor de eigenaren en gebruikers.
De aanwezigheid van een handelshoeveelheid drugs en de gevolgen daarvan voor de openbare orde en veiligheid zijn dermate ernstig dat herstel daarvan als algemeen belang in ieder geval zwaarder worden geacht dan enkel het individuele (financiële) belang van betrokkenen.
Bij het opstellen van het Damoclesbeleid is onderkend en meegewogen dat specifiek bij een woningsluiting de bewoners tijdelijk elders moeten verblijven en dat een ingrijpende maatregel is. Bewoners dienen in beginsel zelf voor alternatieve huisvesting te zorgen. Men heeft immers een bepaald risico genomen door zich (wederom) in te laten met de productie en/of handel in drugs en de gevolgen voor die keuze mogen voor de betreffende bewoner(s) worden gelaten.
Voor wat betreft het opleggen van een last onder bestuursdwang en de last onder dwangsom worden de bepalingen van de Awb in acht genomen.
Voordat de burgemeester daadwerkelijk overgaat tot sluiting van een lokaal of woning of voordat een last onder dwangsom wordt opgelegd, wordt het voornemen bekend gemaakt aan betrokkene(n). Tegen dit voornemen kan een mondelinge of schriftelijke zienswijze worden ingediend. Van de mogelijkheid tot het indienen van een zienswijze wordt afgezien indien de vereiste spoed zich hiertegen verzet (artikel 4:11, onder a Awb).
Wanneer wordt overgegaan tot het opleggen van een last onder dwangsom, wordt het besluit op schrift gesteld en bekendgemaakt aan de overtreder(s) (artikel 5:32 Awb). Wanneer wordt overgegaan tot sluiting van een woning of lokaal (last onder bestuursdwang), wordt het besluit op schrift gesteld en bekendgemaakt aan de overtreder(s) en de rechthebbende(n) op het gebruik (artikel 5:24 Awb).
De last onder dwangsom houdt in dat herhaling van de overtreding van de Opiumwet wordt tegengegaan. Omdat de last ziet op het voorkomen van herhaling van de overtreding en dit per direct kan gebeuren, wordt geen begunstigingstermijn gegund.
b2. Last onder bestuursdwang; effectuering van de sluiting
In de last onder bestuursdwang wordt een begunstigingstermijn (artikel 5:24, tweede lid, Awb) opgenomen. De last onder bestuursdwang houdt in dat het pand ontoegankelijk is en blijft gedurende de termijn van de sluiting.
Aan de betrokkene(n) wordt een termijn gegeven van minimaal twee kalenderdagen voordat het pand gesloten wordt, waarbinnen zelf het lokaal/ de woning ‘sluit klaar’ gemaakt kan worden. Dit wil zeggen dat betrokkene(n) de gelegenheid krijgt (krijgen) om voor de sluiting persoonlijke eigendommen uit het pand te (laten) halen en afsluitingsmaatregelen te (laten) nemen. Tijdens de periode van de sluiting heeft niemand toegang tot het pand. Als het gesloten pand toch wordt betreden, is sprake van een strafbaar feit (artikel 2:43 van de Algemene Plaatselijke Verordening Almere 2011, artikel 187 en 199 van het Wetboek van Strafrecht). Alleen personen wiens aanwezigheid wegens dringende redenen in het pand noodzakelijk is, mogen het pand betreden met voorafgaande toestemming van de burgemeester. Bij de feitelijke sluiting van het pand, zal het pand worden verzegeld en wordt een bekendmaking op het pand bevestigd. Hieruit blijkt dat het pand wegens een overtreding van de Opiumwet op last van de burgemeester gesloten is.
B3. Last onder bestuursdwang; spoedeisende situatie
Als zich een spoedeisende situatie voordoet, kan bestuursdwang worden toegepast zonder voorafgaande last (artikel 5:31 Awb). In het geval dat de drugshandel de openbare orde in zeer ernstige mate verstoort, is een spoedeisende sluiting gerechtvaardigd. In dat geval zal geen termijn worden gegeven om het lokaal/ de woning ‘sluit klaar’ te maken. De toepassing van spoedeisende bestuursdwang wordt vervolgens schriftelijk bekendgemaakt aan de overtreder en de rechthebbenden (artikel 5:31, tweede lid, Awb).
c. Aanzegging tot kostenverhaal
In het besluit tot opleggen van een last onder bestuursdwang kan tegelijk een aanzegging tot kostenverhaal worden opgenomen. De kosten van bestuursdwang kunnen op basis van het bepaalde in de Awb (artikel 5:25 Awb) verhaald worden op de overtreder(s).
d. Bekendmaking en registratie van het besluit
Het besluit tot sluiting van een woning of een lokaal op grond van artikel 13b van de Opiumwet wordt geregistreerd in de zin van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken (WKPB). Het WKPB-register houdt deze publiekrechtelijke beperking betreffende de onroerende zaak bij. Indien de sluiting wordt opgeheven, wordt dit aangepast in het WKPB-register.
Het al bestaande ‘Hennepconvenant Midden Nederland’ of het daarop volgende convenant blijft onverminderd van kracht, evenals de (andere) maatregelen die daarin zijn genoemd. Indien softdrugs worden aangetroffen in een lokaal of woning van een convenantpartner, worden de afspraken uit het hennepconvenant gevolgd, tenzij de afspraken uit het convenant en het daarbij behorende uitvoeringsprotocol niet zijn nageleefd, het belang van de openbare orde en veiligheid sluiting of een andere bestuursrechtelijke maatregel noodzakelijk maakt of sprake is van verzwarende omstandigheden. Het aantreffen van harddrugs is een dusdanige aantasting van de openbare orde en veiligheid dat daarover geen convenantsafspraken zijn gemaakt.
Hoofdstuk 6. Handhavingsmatrixen
Om de bevoegdheid van de burgemeester op grond van artikel 13b van de Opiumwet adequaat, proportioneel en subsidiair toe te passen is het van belang dat de handhavingsstappen die genomen worden, zijn vastgelegd in beleid. De onder A. en B. (1 t/m 3) genoemde, getrapte, sanctionering wordt toegepast.
De op te leggen maatregel is bedoeld als herstelmaatregel. De zwaarte van de maatregel sluit aan op de ernst van de overtreding. Dat betekent bijvoorbeeld dat bij herhaling van een overtreding de sluitingstijd langer is, omdat de bekendheid van het verkooppunt of de locatie groter zal zijn en de maatregel kennelijk niet voldoende is geweest om herhaling van de overtreding te voorkomen of herstel van de oude situatie te bewerkstelligen. Ten aanzien van (aan) harddrugs (gerelateerde strafbare voorbereidingshandelingen) geldt een zwaardere maatregel dan ten aanzien van (aan) softdrugs (gerelateerde strafbare voorbereidingshandelingen).
Indien gedurende drie jaar na de eerste of tweede overtreding geen nieuwe constatering plaatsvindt, zal de zaak als afgedaan worden beschouwd9. Een latere constatering op dezelfde locatie zal dan gelden als een eerste constatering.
Softdrugs en/of daaraan gerelateerde strafbare voorbereidingshandelingen |
Harddrugs en/of daaraan gerelateerde strafbare voorbereidingshandelingen |
|
B1 De hoogte van de last wordt bepaald door het aantal aangetroffen hennepplanten:
B2 De hoogte van de last wordt bepaald door het aantal aangetroffen grammen softdrugs:
De bedoeling is dat van de last een voldoende afschrikwekkend effect uitgaat zodat voorkomen wordt dat wederom een overtreding van de Opiumwet plaatsvindt. Bij het bepalen van de hoogte van de dwangsom onder B2. is de omrekentabel uit de standaardberekening en normen, update 1 juni 2016, in geval van “Wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij bij binnenteelt onder kunstlicht” van het Functioneel Parket betrokken. Ook zijn de in dit Damoclesbeleid opgenomen dwangsommen ten aanzien van het aantal aangetroffen planten betrokken.
B3. De hoogte van de last bij een aangetroffen voorwerp of stof als bedoeld in artikel 13b, eerste lid onder b, van de Opiumwet wordt bepaald op € 25.000.
Bij een dergelijke overtreding is vereist dat degene die een voorwerp of stof in een woning of lokaal of daarbij behorend erf voorhanden heeft, weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat het voorwerp of de stof bestemd is voor het bereiden, bewerken of vervaardigen voor grootschalige hennepteelt. Aangezien het, gelet op de handhavingsmatrix in dit beleid, dan alleen gaat om een dwangsom voor voorwerpen of stoffen ten behoeve van grootschalige hennepteelt (van een grote hoeveelheid is sprake bij meer dan 500 g hennep, 200 hennepplanten of 500 eenheden van een ander middel als bedoeld in lijst II van de Opiumwet), maar geen hennep werd aangetroffen, wordt er in beginsel aangesloten bij de dwangsom zoals die geldt in het geval er van 50 tot 200 hennepplanten worden aangetroffen. Een hoger bedrag kan echter worden opgelegd als verzwarende omstandigheden daar aanleiding toe geven.
Hoofdstuk 7. Afwijkingsbevoegdheid
Per dossier wordt nadrukkelijk gekeken of volstaan kan worden met de maatregel die genoemd is in de toepasselijke matrix of dat sprake is van een situatie die tot afwijking van de beleidsregel leidt.
De maatregelen genoemd in de tabellen zijn het uitgangspunt. In voorkomende gevallen kan de burgemeester gemotiveerd afwijken van het beleid door een zwaardere maatregel te nemen. Dit kan worden afgeleid uit de feiten en omstandigheden van het dossier. Gedacht kan worden (niet limitatief) aan de aanwezigheid van één of meer (vuur)wapen(s)/ verboden wapenbezit als bedoeld in de Wet wapens en munitie, het aantreffen van vals geld, gestolen goederen, mate van overlast rondom het pand, grote hoeveelheid hard- en/of softdrugs, et cetera. Afwijking van dit beleid kan bijvoorbeeld leiden tot het overslaan van een stap uit de handhavingsmatrix.
De burgemeester handelt overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbende(n) gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen (artikel 4:84 Awb). Er moet sprake zijn van zwaarwegende redenen waarbij het van belang is dat deze omstandigheden zijn onderbouwd met objectieve gegevens/ stukken.
Eerdere overtreding in andere matrix
Ook kan er aanleiding zijn van de matrix af te wijken indien geen sprake is van herhaling van dezelfde overtreding, maar bij het tweede of derde vergrijp een overtreding uit een andere matrix wordt begaan. Dit zal zich bijvoorbeeld voordoen bij een woning wanneer deze bij een eerste overtreding feitelijk bewoond (matrix B) is en bij een tweede overtreding feitelijk onbewoond (matrix A) is en vice versa. Als uitgangspunt wordt dan de maatregel gekozen die in de matrix staat bij de tweede (of opvolgende) overtreding, behorende bij het gebruik van het pand op het moment dat de tweede (of opvolgende) overtreding plaatsvond. In het geval een last onder dwangsom opgelegd is bij de voorgaande overtreding, wordt bij constatering van de tweede (of opvolgende) overtreding ook het invorderingstraject gestart.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2021-22379.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.