Gemeenteblad van Buren
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Buren | Gemeenteblad 2021, 220850 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Buren | Gemeenteblad 2021, 220850 | Verordeningen |
De raad van de gemeente Buren;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 15 december 2020;
gelet op artikel 149 van de Gemeentewet, gelet op de artikelen 3.16 en 9.1 van de Erfgoedwet, gelezen in samenhang met de artikelen 12, 15 en 38 van de Monumentenwet 1988 en de artikelen 2.1 en 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
gezien het advies van de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit d.d; 9 oktober 2020
Deze verordening berust op art. 3.16 van de Erfgoedwet. De wettelijke definities uit artikel 1.1. van de Erfgoedwet gelden onverkort voor de in deze verordening gehanteerde begrippen. In deze verordening en de daar op berustende voorschriften wordt, tenzij anders bepaald, verstaan onder:
karakteristiek (of beeldbepalend) pand: (onderdeel van) onroerende zaak, die niet de status heeft van beschermd gemeentelijk monument, maar niettemin naar het oordeel van burgemeester en wethouders door zijn architectuur, materiaalgebruik en/of detaillering een waardevolle bijdrage levert aan de sfeer, uitstraling en belevingswaarde (karakteristiek) van de binnenstad of het buitengebied;
beschermd cultuurgoed: cultuurgoed dat:
1. als zodanig is aangewezen op grond van artikel 3.7, eerste lid, van de Erfgoedwet;
2. voorkomt in een opsomming als bedoeld in artikel 3.7, derde lid, van de Erfgoedwet; of
3. in geval van de aanwijzing van een beschermde verzameling op grond van artikel 3.8, eerste lid, van de Erfgoedwet zolang nog geen opsomming voor die verzameling is vastgesteld, redelijkerwijs onder de algemene omschrijving van die beschermde verzameling valt;
beschermd gemeentelijk stads- of dorpsgezicht: groepen van onroerende zaken die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang dan wel hun wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde en in welke groepen zich één of meer monumenten bevinden. Het is een op door de gemeenteraad op grond van deze verordening als beschermd aangewezen groep onroerende zaken, waaronder wegen, straten, pleinen, bruggen, grachten, vaarten, plantsoenen, parken en solitaire bomen;
Commissie Ruimtelijke Kwaliteit (en mogelijke rechtsopvolgers): de op grond van artikel 4.18 van de Erfgoedwet ingestelde commissie met als taak burgemeester en wethouders op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over de toepassing van de Erfgoedwet 2016 in samenhang met de Monumentenwet 1988, deze verordening, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het cultuurhistorisch inclusief archeologisch beleid in de meest brede zin. cultureel erfgoed: uit het verleden geërfde materiële en immateriële bronnen, in de loop van de tijd tot stand gebracht door de mens of ontstaan uit de wisselwerking tussen mens en omgeving, die mensen, onafhankelijk van het bezit ervan, identificeren als een weerspiegeling en uitdrukking van zich voortdurend ontwikkelende waarden, overtuigingen, kennis en tradities, en die aan hen en toekomstige generaties een referentiekader bieden;
Artikel 2. Gemeentelijk erfgoedregister
Het gemeentelijk erfgoedregister bevat:
a. gegevens over de inschrijving en ter identificatie van het aangewezen gemeentelijk cultureel erfgoed;
b. gegevens over door burgemeester en wethouders van de minister ontvangen afschriften van de inschrijving van een rijksmonument in het rijksmonumentenregister als bedoeld in artikel 3.3, vijfde lid, van de Erfgoedwet.
Hoofdstuk 2. Aanwijzing van beschermde gemeentelijke cultuurgoederen en/of beschermde gemeentelijke verzamelingen
Artikel 3. Aanwijzing als beschermd gemeentelijk cultuurgoed of beschermde gemeentelijke verzameling
Burgemeester en wethouders kunnen ambtshalve besluiten een cultuurgoed dat van bijzondere cultuurhistorische of wetenschappelijke betekenis of uitzonderlijke schoonheid is en dat als onvervangbaar en onmisbaar behoort te worden behouden voor het gemeentelijk cultuurbezit en dat in eigendom is van de gemeente of dat aan de zorg van de gemeente is toevertrouwd aan te wijzen als beschermd gemeentelijk cultuurgoed.
Burgemeester en wethouders kunnen ambtshalve besluiten een verzameling van bijzondere cultuurhistorische of wetenschappelijke betekenis, die als geheel of door één of meer van de cultuurgoederen die een wezenlijk onderdeel van de verzameling zijn, als onvervangbaar en onmisbaar behoort te worden behouden voor het gemeentelijk cultuurbezit en die in eigendom van de gemeente is of die aan de zorg van de gemeente is toevertrouwd aan te wijzen als beschermde gemeentelijk verzameling.
Over het voornemen van een aanwijzing, bedoeld in het eerste of tweede lid, alsmede over de vervreemding van een beschermd gemeentelijk cultuurgoed of een beschermde gemeentelijke verzameling of over het afstand doen van de zorg daarvoor vragen burgemeester en wethouders advies aan een commissie als bedoeld in artikel 4.18 van de Erfgoedwet.
Artikel 4. Wijziging, intrekking en vervallen van de aanwijzing als beschermd gemeentelijk cultuurgoed of beschermde gemeentelijke verzameling
Burgemeester en wethouders kunnen een besluit tot aanwijzing als bedoeld in artikel 3, eerste of tweede lid, ambtshalve wijzigen of intrekken. Artikel 3, vierde lid, is hierop van overeenkomstige toepassing, tenzij het een aanpassing van ondergeschikte betekenis betreft of het cultuurgoed of de verzameling waarop de aanwijzing betrekking heeft als zodanig is tenietgegaan.
Een aanwijzing vervalt met ingang van de dag waarop het cultuurgoed of de verzameling waarop de aanwijzing betrekking heeft wordt aangewezen als:
a. beschermd cultuurgoed of beschermde verzameling als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet, of
b. beschermd cultureel erfgoed op grond van een provinciale erfgoedverordening als bedoeld in artikel 3.17, eerste lid, van de Erfgoedwet.
Hoofdstuk 3 Aanwijzing gemeentelijk (archeologisch) monument
Artikel 8. Advies gemeentelijke Commissie Ruimtelijke Kwaliteit
Burgemeester en wethouders vragen over het voornemen om toepassing te geven aan artikel 3 hoofdstuk 2 advies aan de gemeentelijke Commissie Ruimtelijke Kwaliteit, die hiertoe moet worden uitgebreid met een commissielid, op afroep beschikbaar, dat deskundig is op het gebied van beschermd gemeentelijk cultuurgoed en/of beschermde gemeentelijke verzamelingen.
Artikel 11. Aanwijzing als voorlopig beschermd gemeentelijk (archeologisch) monument
In een spoedeisend geval kunnen burgemeester en wethouders een monument of archeologisch monument aanwijzen als voorlopig gemeentelijk monument. In afwijking van artikel 8 wordt in dat geval aan de gemeentelijke Commissie Ruimtelijke Kwaliteit advies gevraagd over de vastgestelde aanwijzing als voorlopig gemeentelijk monument.
Hoofdstuk 4 is van overeenkomstige toepassing vanaf het moment dat belanghebbenden schriftelijk in kennis worden gesteld van het besluit van burgemeester en wethouders tot aanwijzing van het monument of archeologisch monument als voorlopig gemeentelijk (archeologisch) monument. Artikel 10 is van overeenkomstige toepassing op deze aanwijzing.
Artikel 12. Wijziging gemeentelijk erfgoedregister, vervallen aanwijzing (archeologisch) monument
Een aanwijzing vervalt met ingang van de dag waarop het monument of het archeologisch monument waarop de aanwijzing betrekking heeft is ingeschreven in het rijksmonumentenregister of een provinciaal erfgoedregister als bedoeld in artikel 3.17, derde lid, van de Erfgoedwet. Het vervallen van de aanwijzing wordt onverwijld bijgehouden in het gemeentelijk erfgoedregister.
Hoofdstuk 4 Bescherming gemeentelijk (archeologisch) monument
Artikel 13. Instandhoudingsplicht gemeentelijk monument
Het is verboden een gemeentelijk (archeologisch) monument te beschadigen of te vernielen, of daaraan onderhoud te onthouden dat voor de instandhouding daarvan noodzakelijk is.
Artikel 14. Omgevingsvergunning gemeentelijk (archeologisch) monument
Het is verboden zonder omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders of in strijd met bij zodanige verleende vergunning gestelde voorschriften, een gemeentelijk (archeologisch) monument:
a. te slopen, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen, of
b. te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.
Het eerste lid is niet van toepassing op:
a. de uitvoering van normaal onderhoud, voor zover detaillering, profilering, vormgeving, materiaalsoort en kleur van het monument niet wijzigen, en voor zover de aanleg van een tuin, park of andere aanleg, niet wijzigt, of
b. inpandige veranderingen van het monument, voor zover het een onderdeel daarvan betreft dat vanuit het oogpunt van monumentenzorg geen cultuurhistorische waarde heeft.
c. Het verbod en de vergunningplicht, bedoeld in het eerste lid, gelden niet als werkzaamheden worden verricht waarvoor het college de ‘Uitvoeringsrichtlijnen voor vergunningvrije onderhoudswerkzaamheden’ heeft vastgesteld en die richtlijnen worden nageleefd.
Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van een goede monumentenzorg nadere regels stellen met betrekking tot de uitvoering van werkzaamheden aan een gemeentelijk monument. Deze regels kunnen mede inhouden een vrijstelling van het verbod, bedoeld in het eerste lid, of een plicht tot het melden van handelingen bedoeld in het tweede lid.
Artikel 15. Termijnen advies en vergunningverlening
Indien burgemeester en wethouders niet besluiten binnen de in artikel 3:18 Algemene wet bestuursrecht gestelde termijn, wordt de vergunning - met uitzondering van de aanvraag om sloopvergunning - geacht te zijn verleend. Voor de sloopvergunning geldt dat als burgemeester en wethouders niet voldoen aan de in eerste zin van dit artikel bedoelde termijn, deze wordt geacht te zijn geweigerd.
Een vergunning ingevolge deze verordening blijft buiten werking gedurende zes weken na de datum waarop zij is verleend of van rechtswege is verleend. Indien gedurende deze termijn bezwaar wordt gemaakt op grond van de Algemene wet bestuursrecht, blijft de vergunning buiten werking totdat op het bezwaar is beslist.
Burgemeester en wethouders kunnen aan de vergunningverlening in geval van bodemverstorende activiteiten de volgende voorschriften verbinden:
a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem worden behouden; of
b. de verplichting tot het (laten) verrichten van opgravingen; of
c. de verplichting om de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een gekwalificeerd deskundige.
Artikel 17. Intrekken van de vergunning
De vergunning bedoeld in artikel 14, eerste lid, kan door burgemeester en wethouders worden ingetrokken indien:
a. blijkt dat de vergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend;
b. blijkt dat de vergunninghouder de voorschriften als bedoeld in artikel 14, derde lid, niet naleeft;
c. de omstandigheden aan de kant van de vergunninghouder zich zodanig hebben gewijzigd, dat het belang van het gemeentelijk monument, archeologisch waardevol gebied of archeologisch onderzoeksgebied zwaarder dient te wegen;
d. niet binnen twee jaar van de vergunning gebruik wordt gemaakt.
Hoofdstuk 6. Gemeentelijke stads- en dorpsgezichten
Artikel 19. Aanwijzing als beschermd gemeentelijk stads- of dorpsgezicht
Burgemeester en wethouders zenden het voorstel voor advies aan de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit, bedoeld in artikel 8, eerste lid. Artikel 8, tweede en derde lid, zijn van overeenkomstige toepassing. De Commissie Ruimtelijke Kwaliteit brengt binnen twaalf weken na de datum van ontvangst van de adviesaanvraag, schriftelijk en gemotiveerd advies uit aan burgemeester en wethouders.
De aanwijzing kan geen stads- of dorpsgezicht betreffen, dat is aangewezen op grond van artikel 35 e.v. Monumentenwet 1988 (nu; Erfgoedwet art. 19, artikel 9, eerste lid, sub a) of een provinciale verordening als bedoeld in artikel 2.2., eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet Algemene bepalingen overheidsrecht.
Bij het besluit tot aanwijzing van een beschermd stads- of dorpsgezicht wordt bepaald of en in hoeverre geldende bestemmingsplannen als beschermend plan in de zin van het vorige lid kunnen worden aangemerkt, dan wel of een beheersverordening als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening kan worden vastgesteld.
Als een bestemmingsplan als bedoeld in het vijfde of zesde lid, opnieuw moet worden vastgesteld ingevolge artikel 3.1, tweede lid, van de Wet ruimtelijke ordening, kan de gemeenteraad in afwijking van artikel 3.1, eerste lid, van die wet, voor het desbetreffende gebied een beheersverordening als bedoeld in die wet vaststellen.
Artikel 20. Wijziging, intrekking en vervallen van de aanwijzing als beschermd gemeentelijke stads- en dorpsgezicht
De gemeenteraad kan, op voorstel van burgemeester en wethouders, een besluit tot aanwijzing als bedoeld in artikel 19, eerste lid, wijzigen of intrekken. Artikel 19, tweede en derde lid, is hierop van overeenkomstige toepassing, tenzij het een aanpassing van ondergeschikte betekenis betreft of het stads- en dorpsgezicht waarop aanwijzing betrekking heeft heeft als zodanig is tenietgegaan.
Een aanwijzing vervalt met ingang van de dag waarop het stads- en dorpsgezicht waarop de aanwijzing betrekking heeft wordt aangewezen als:
a. beschermd stads- en dorpsgezicht als bedoeld in artikel 35, eerste lid, van de Monumentenwet 1988, of
b. beschermd stads- en dorpsgezicht op grond van een provinciale erfgoedverordening als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
Artikel 21. Verbodsbepaling en aanvraag vergunning
De omgevingsvergunning kan in ieder geval worden geweigerd als naar het oordeel van burgemeester en wethouders niet aannemelijk is dat herstel, restauratie, handhaving en/of verbouw van het bouwwerk niet mogelijk is, of dat op de plaats van het te slopen bouwwerk een ander bouwwerk kan of zal worden gebouwd.
Hoofdstuk 7. Vangnet archeologie
Artikel 22. Vangnet archeologie
Het is verboden de bodem te verstoren in een archeologisch monument of een gebied waar archeologische vondsten worden verwacht als in het daar vigerende bestemmingsplan niet is voldaan aan artikel 3.1.6, vijfde lid, van het Besluit ruimtelijke ordening, tenzij:
a. voor de activiteit een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.12, eerste of tweede lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is verleend;
b. het de verstoring betreft van een archeologisch monument of verwachtingsgebied dat is aangegeven op de provinciale archeologische monumentenkaart of de landelijke indicatieve kaart van archeologische waarden en het verrichten van de activiteiten geen strijd oplevert met door burgemeester en wethouders vastgestelde regels over de toegestane mate van verstoring;
c. de activiteit plaatsvindt op basis van een deugdelijke beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening wordt gehouden en onevenredige schade voor archeologische waarden wordt voorkomen, of
d. met een vooronderzoek is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn.
Hoofdstuk 8. Handhaving en toezicht
Degene die handelt in strijd met artikel 13 of het bepaalde bij of krachtens deze verordening wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie of een hechtenis van ten hoogste 3 maanden.
Artikel 25. Intrekken oude verordening
De Erfgoedverordening Buren 2013, vastgesteld bij raadsbesluit van 2 april 2013 en in werking getreden op 1 juni 2013, vervalt op het moment dat de Erfgoedverordening Buren 2021 in werking treedt.
De op grond van de onder artikel 25 ingetrokken verordening aangewezen en geregistreerde gemeentelijke (archeologische) monumenten, beeldbepalende panden, archeologisch waardevolle gebieden of archeologische onderzoeksgebieden worden geacht aangewezen en geregistreerd te zijn overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2021-220850.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.