Derde wijziging Beleidsregels opschorting, intrekking en terug- en invordering Participatiewet, IOAW en IOAZ Rotterdam 2017

De concerndirecteur van het cluster Werk & Inkomen,

 

gelezen het voorstel van afdeling C&O d.d. 3 juni 2021 en de daarop uitgebrachte adviezen;

 

gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht, artikel 58, eerste, tweede en vijfde lid, van de Participatiewet, artikel 25, vijfde lid, van de Wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkeloze werknemers, artikel 25, vijfde lid, van de Wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen en de artikelen 12, tweede lid, onderdeel, c, en 43, tweede lid, van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004;

 

besluit:

Artikel I  

In artikel 11, tweede lid, van de Beleidsregels opschorting, intrekking en terug- en invordering Participatiewet, IOAW en IOAZ Rotterdam 2017 wordt ‘30 juni 2021’ vervangen door ‘31 december 2021’.

Artikel II  

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van publicatie in het gemeenteblad.

Aldus vastgesteld op 22 juni 2021.

Namens het college van burgemeester en wethouders,

J.H. Meijer

Concerndirecteur cluster Werk & Inkomen

 

Dit gemeenteblad is uitgegeven op 29 juni 2021 en ligt op dins-, woens- en donderdagen van 9.00 tot 13.00 uur ter inzage bij het Bestuurlijk Informatiecentrum Rotterdam (BIR), locatie Wachtruimte Timmerhuis, Halvemaanpassage 1 (trap op, melden bij Informatiebalie)

(Zie ook: www.bis.rotterdam.nl – Regelgeving of Gemeentebladen chronologisch)

 

Toelichting

Algemeen

Artikel 11 van de beleidsregels is recentelijk gewijzigd gelet op de invoering van de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet per 1 januari 2021 en de wens om overgangsrecht te realiseren voor een beperkte groep uitkeringsgerechtigden. De einddatum van dit overgangsrecht is toen bepaald op 30 juni 2021. Gelet op de voortdurende gevolgen van de coronacrisis en de mogelijkheden die de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet biedt, is alsnog besloten het overgangsrecht voort te laten duren tot en met 31 december 2021. Dit maakt een aanpassing van de beleidsregels noodzakelijk.

 

Artikelsgewijs

 

Artikel I

Gebruik makend van de mogelijkheden die artikel XXII van de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet biedt, wordt de einddatum van het in art. 11, tweede lid, van de beleidsregels vastgelegde overgangsrecht nu gewijzigd naar 31 december 2021.

 

Het overgangsrecht geldt voor groepen, waarbij de aflossingsruimte op 31 maart 2021 0% bedroeg. Het gaat hierbij dan om:

  • jongeren of andere personen met een afwijkende uitkeringshoogte op grond van de PW;

  • uitkeringsgerechtigden die zijn aangemerkt als kostendeler en als gevolg daarvan een lagere bijstandsnorm ontvangen op grond van de PW dan wel een lagere grondslag op grond van de IOAW of IOAZ.

Het overgangsrecht houdt in dat de aflossingsruimte van 0% verder wordt gehandhaafd tot en met 31 december 2021 of tot het moment dat er een wijziging van de leefsituatie is waarbij de norm van artikel 21 Participatiewet geldt of het recht op uitkering eindigt.

Na einde van het overgangsrecht geldt per 1 januari 2022 ook voor deze uitkeringsgerechtigden, dat 5% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm (PW) dan wel het nettobedrag van de grondslag inclusief vakantiegeld (IOAW/IOAZ) beschikbaar is voor aflossing.

Bij een zodanige wijziging in de situatie dat er na 31 maart 2021 doch voor 1 januari 2022 recht bestaat op een uitkeringsnorm of grondslag die (netto) overeenkomt met de voor hem relevante norm bedoeld in artikel 21 van de Participatiewet, geldt vanaf die datum niet langer een aflossingsruimte van 0%. Daarmee komt voor de belanghebbende een einde aan de toepassing van het overgangsrecht.

Dit geldt eveneens in de situatie dat het recht op uitkering eindigt in deze periode.

 

Het overgangsrecht geldt niet voor personen die in een inrichting verblijven. Voor deze groep gold voor 1 januari 2021 al een afwijkende berekening van de beslagvrije voet.

 

Naar boven