Beleidsregels Participatiewet voor Tijdelijke Ondersteuning Noodzakelijke Kosten II Landerd 2021

Het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Landerd

 

overwegende dat:

  • -

    het wenselijk is om aan te geven in welke situaties en onder welke voorwaarden huishoudens in aanmerking kunnen komen voor een Tijdelijke Ondersteuning Noodzakelijk Kosten (TONK) en hiervoor aparte, tijdelijke beleidsregels vast te stellen;

  • -

    In mei 2021 binnen de regio BNO-O is afgesproken om de eerdere vastgestelde beleidsregels Participatiewet voor Tijdelijke Ondersteuning Noodzakelijke Kosten Landerd 2021 aan te passen in het kader van het verruimen van de regels ten aanzien van TONK;

gelet op titel 4.3 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 15 en 35 van de Participatiewet,

 

gezien de Kamerbrief, d.d. 9 december 2020, van de minister van Economische Zaken en Klimaat e.a. inzake Aanpassingen in het economische steun- en herstelpakket als gevolg van de ontwikkeling in de bestrijding van het coronavirus;

 

gezien de brief aan het college, d.d. 25 februari 2021, van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid inzake de toepassing van de Tijdelijke Ondersteuning Noodzakelijke Kosten;

 

gezien de oproep van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in mei 2021 om de TONK ruimhartig toe te passen en het bereik te vergroten, en het besluit van het kabinet om de TONK te verlengen tot 1 oktober 2021,

besluit(en) vast te stellen de

 

Beleidsregels Participatiewet voor Tijdelijke Ondersteuning Noodzakelijke Kosten II Landerd 2021

Artikel 1 – Begripsbepalingen

  • 1.

    In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      wet: Participatiewet;

    • b.

      college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Landerd;

    • c.

      samenwonende: degene die duurzaam een gezamenlijke huishouding voert met een ander;

    • d.

      tegemoetkoming TONK: tegemoetkoming in noodzakelijke woonkosten en overige vaste lasten ingevolge deze beleidsregels;

    • e.

      eigen woning: door de aanvrager bewoonde zelfstandige woning, woonschip of woonwagen, waarvan deze eigenaar of mede-eigenaar is;

    • f.

      huurwoning: door de aanvrager bewoonde zelfstandige woning, woonschip of woonwagen, waarvan deze huurder is;

    • g.

      verstrekking periode: de periode van 1 januari 2021 tot en met 30 september 2021;

    • h.

      woonkostentoeslag: bijzondere bijstand voor periodieke woonkosten, volgens het reguliere beleid bijzondere bijstand Participatiewet gemeente Landerd;

    • i.

      noodzakelijke woonkosten: de kosten als bedoeld in artikel 3, lid 1 van deze beleidsregels;

    • j.

      noodzakelijke overige vaste lasten: de vaste lasten als bedoeld in artikel 3a, lid 1 van deze beleidsregels;

    • k.

      inkomen: het inkomen van de aanvrager zoals aangegeven in artikel 7, lid 5 van deze beleidsregels;

    • l.

      financiële draagkracht in het inkomen: de draagkracht van de aanvrager als bedoeld in artikel 7 van deze beleidsregels;

    • m.

      financiële draagkracht in het vermogen: de draagkracht van de aanvrager als bedoeld in artikel 8 van deze beleidsregels;

  • 2.

    Onder de aanvrager wordt verstaan de alleenstaande die tegemoetkoming TONK aanvraagt, dan wel de gehuwden of samenwonenden die deze gezamenlijk aanvragen.

  • 3.

    Tenzij anders aangegeven worden begrippen in deze beleidsregels gebruikt in dezelfde betekenis als in de wet.

Artikel 2 – Doelgroep en voorwaarden tegemoetkoming TONK

  • 1.

    Het college kan een tegemoetkoming TONK verstrekken aan de aanvrager voor wie sprake is van een inkomensterugval die volgens opgave van de aanvrager verband houdt met de coronacrisis, waardoor de financiële draagkracht in inkomen en vermogen niet meer toereikend is voor de betaling van de noodzakelijke woonkosten voor de eigen woning of huurwoning en /of noodzakelijke overige vaste lasten, en die ook verder voldoet aan de voorwaarden die in deze beleidsregels worden gesteld.

  • 2.

    Bij een aanvraag tegemoetkoming TONK voor de periode 1 januari 2021 tot 1 juli 2021 wordt met een inkomensterugval zoals genoemd in lid 1bedoeld het verschil in inkomen in peilmaand januari 2021 ten opzichte van het inkomen in peilmaand januari 2020.

  • 3.

    Bij een aanvraag tegemoetkoming TONK voor de periode 1 juli 2021 tot 1 oktober 2021 wordt met een inkomensterugval zoals genoemd in lid 1 bedoeld het verschil in inkomen in peilmaand juni 2021 ten opzichte van het inkomen in peilmaand januari 2020

  • 4.

    Aanvullend op lid 1 gelden de voorwaarden op de peildatum 1 januari 2021:

    • a.

      de aanvrager heeft zijn of haar hoofdverblijf in de gemeente Landerd;

    • b.

      de aanvrager is huurder van de door hem of haar bewoonde woning is, waarbij het gaat om de huur van een zelfstandige woning, dan wel de eigenaar of mede-eigenaar;

    • c.

      de aanvrager is ouder dan 18 jaar en jonger dan 66 jaar en vier maanden.

    • d.

      de aanvrager woont ook op de aanvraagdatum voor tegemoetkoming TONK in de onder b bedoelde woning.

  • 5.

    Bij gehuwden of samenwonende aanvragers is het voldoende als één van hen voldoet aan de voorwaarden, genoemd in het vorige lid.

Artikel 3 – Noodzakelijke woonkosten die in aanmerking komen voor tegemoetkoming TONK

  • 1.

    De noodzakelijke woonkosten die in aanmerking komen voor een tegemoetkoming TONK zijn:

    • a.

      in het geval van een huurwoning: de kale huur en servicekosten minus de eventueel ontvangen huurtoeslag

    • b.

      in het geval van een eigen woning: de verschuldigde hypotheekrente en de bijdrage Vereniging van Eigenaren (VvE).

  • 2.

    Voor het bepalen van de voor de aanvrager noodzakelijke woonkosten wordt als peilmaand januari 2021 gehanteerd.

  • 3.

    De noodzakelijke woonkosten die in aanmerking komen voor een tegemoetkoming zijn maximaal € 1.000,- per maand, verminderd met € 240,- die de aanvrager zelf moet betalen.

Artikel 3a – Noodzakelijke overige vaste lasten die in aanmerking komen voor tegemoetkoming TONK

  • 1.

    De noodzakelijk overige vaste laten die in aanmerking komen voor een tegemoetkoming TONK zijn:

    • a.

      Gas, water en elektriciteit;

    • b.

      premie van de zorgverzekering;

  • 2.

    De tegemoetkoming TONK ziet alleen toe op privé vaste lasten en is niet mogelijk voor vaste lasten van de onderneming.

  • 3.

    Voor het bepalen van de voor aanvrager bestaande overige vaste lasten wordt als peilmaand januari 2021 gehanteerd.

  • 4.

    Het maximale bedrag aan overige vaste lasten waarmee rekening wordt gehouden is € 240,- per maand.

Artikel 4 – Aanvraag tegemoetkoming TONK

  • 1.

    De aanvraag voor de tegemoetkoming TONK wordt bij voorkeur digitaal ingediend. Een aanvraag per post is mogelijk na uitdrukkelijke toestemming door de gemeente.

  • 2.

    Een aanvraag kan worden ingediend tot 1 oktober 2021.

  • 3.

    De aanvrager overlegt bij de aanvraag kopieën van:

    • a.

      een niet verlopen identiteitsbewijs, niet zijnde een rijbewijs;

    • b.

      het meest recente afschrift van de lopende privé-bankrekening waarop de tegemoetkoming TONK moet worden overgemaakt;

    • c.

      een specificatie van de verschuldigde woonkosten met betrekking tot januari 2021:

      • i.

        in geval van een huurwoning: de huurovereenkomst en betalingsbewijs van kale huur en servicekosten over januari 2021;

      • ii.

        in geval van een eigen woning: jaaroverzicht 2020 hypotheekverstrekker waaruit de verschuldigde hypotheekrente blijkt en een betalingsbewijs van de bijdrage Vereniging van Eigenaren (VvE) over januari 2021;

    • d.

      eventuele andere bewijsstukken waarnaar bij de aanvraag wordt gevraagd.

Artikel 5 – Terugwerkende kracht

Een aanvraag tegemoetkoming TONK voor de periode van 1 januari 2021 tot 1 oktober 2021 kan met terugwerkende kracht worden aangevraagd vanaf 1 januari 2021.

Artikel 6 – Verstrekking en hoogte tegemoetkoming TONK

  • 1.

    Indien het college vaststelt dat de financiële draagkracht in het inkomen en het vermogen niet toereikend is voor de betaling van de noodzakelijke woonkosten en/of van de noodzakelijke overige vaste lasten en ook overigens is voldaan aan de gestelde voorwaarden in deze beleidsregels, wordt een tegemoetkoming TONK om niet verstrekt voor noodzakelijke woonkosten en/of voor noodzakelijk overige lasten over de periode van 1 januari 2021 tot en met 30 september 2021, tenzij een aanvrager over een deel van deze periode al woonkostentoeslag heeft ontvangen.

  • 2.

    Het college verbindt aan de tegemoetkoming TONK niet de verplichting dat de belanghebbende zich moet inzetten voor het vinden van goedkopere woonruimte.

  • 3.

    De hoogte van de tegemoetkoming TONK is maximaal € 1.000,- per huishouden per maand over de gehele periode van 1 januari 2021 tot en met 30 september 2021. De feitelijke hoogte van de tegemoetkoming TONK wordt bepaald door de noodzakelijke woonkosten (maximaal € 1.000,-, verminderd met de woonkosten die aanvrager zelf moet betalen € 240,-) en de noodzakelijke overige vaste lasten (maximaal € 240), verminderd met de draagkracht uit het inkomen.

Artikel 7 – Financiële draagkracht in het inkomen

  • 1.

    De financiële draagkracht in het inkomen van de aanvrager wordt bepaald aan de hand van de ontvangen netto-inkomsten in peilmaand januari 2021, bij een aanvraag tegemoetkoming TONK voor de periode van 1 januari 2021 tot 1 juli 2021.

  • 2.

    De financiële draagkracht in het inkomen van de aanvrager wordt bepaald aan de hand van de ontvangen netto-inkomsten in peilmaand juni 2021, bij een aanvraag tegemoetkoming TONK voor de periode van 1 juli 2021 tot 1 oktober 2021.

  • 3.

    Als sociaal minimum wordt voor de toepassing van deze beleidsregels verstaan een inkomen van € 1.226,- voor een alleenstaande aanvrager, dan wel € 1.751,43 voor een gehuwde en samenwonende aanvrager.

  • 4.

    Bij een inkomen gelijk of onder de inkomensgrenzen genoemd in lid 3 is de draagkracht 0%. Voor het deel van het inkomen boven de inkomensgrenzen genoemd in lid 3 is de draagkracht 100%.

  • 5.

    Onder inkomen van de aanvrager wordt in ieder geval verstaan:

    winst uit onderneming;

    inkomen uit arbeid in loondienst;

    inkomen uit een uitkering;

    inkomen uit verhuur van woonruimte;

    inkomen uit partner- en/of kinderalimentatie.

  • 6.

    Voor aanvragers die een uitkering ingevolge de Participatiewet ontvangen, wordt het inkomen geacht gelijk te zijn aan het sociaal minimum.

  • 7.

    Wanneer de aanvrager in de peilmaand alimentatie betaalde, wordt het inkomen onder lid 5 verminderd met het bedrag daarvan.

  • 8.

    Winst uit onderneming als genoemd in lid 4 wordt verminderd met 18% met het oog op belasting en premies die daarover naar verwachting verschuldigd zijn. Inkomsten uit verhuur als genoemd in lid 4 worden met hetzelfde percentage verminderd.

Artikel 8 – Financiële draagkracht in het vermogen

  • 1.

    De aanvrager wordt geacht een toereikende financiële draagkracht te hebben, wanneer het beschikbare privévermogen op 31 december 2020 meer dan € 31.340,- per huishouden bedroeg.

  • 2.

    Onder het beschikbare privévermogen wordt in deze beleidsregel uitsluitend verstaan:

    • a.

      contant geld;

    • b.

      tegoeden op bank- en spaarrekeningen;

    • c.

      geld in de vorm van cryptovaluta (zoals bitcoins), en

    • d.

      beleggingen op een effectenrekening of in een effectendepot, met uitzondering van aandelen in het eigen bedrijf en overige aandelen op naam.

Artikel 9 – Uitbetaling

De tegemoetkoming TONK wordt uitbetaald op de bankrekening die aanvrager heeft aangeleverd, in de maanden waarvan aanvrager heeft aangegeven de tegemoetkoming TONK nodig te hebben als gevolg van de inkomensterugval zoals bedoeld in artikel 2 van deze beleidsregels, over de periode van 1 januari 2021 tot en met 30 september 2021.

Artikel 10 – Hardheidsclausule

Als de aanvrager niet in aanmerking komt voor een tegemoetkoming TONK kan het college, gelet op alle omstandigheden waaronder een terugval in inkomen van de aanvrager als gevolg van de coronacrisis, in het individuele geval beoordelen of de aanvrager in afwijking van de beleidsregels alsnog in aanmerking komt voor een tegemoetkoming TONK, indien dringende redenen hiertoe noodzaken.

Artikel 11 – Inwerkingtreding en intrekking beleidsregels en toepassingsbereik

  • 1.

    De beleidsregels treden in werking met ingang van (de dag na publicatie in het Gemeenteblad) en werken terug tot en met 1 januari 2021.

  • 2.

    Tegelijk met de inwerkingtreding van deze beleidsregels komen te vervallen de Beleidsregels Participatiewet voor Tijdelijke Ondersteuning Noodzakelijke Kosten Landerd 2021

  • 3.

    De beleidsregels worden ingetrokken op 1 oktober 2021.

Artikel 12 – Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als Tijdelijke beleidsregels tegemoetkoming TONK II Landerd 2021

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van 29 juni 2021

 

Landerd, 29 juni 2021

Burgemeester en wethouders van Landerd

de secretaris

T. Hoex

de burgemeester

M. Bakermans

Toelichting op de beleidsregels

Algemeen deel

Vanuit de wens om huishoudens te ondersteunen waarvoor de bestaande steunmaatregelen geen of onvoldoende soelaas bieden, heeft het kabinet de Tijdelijke Ondersteuning Noodzakelijke Kosten (TONK) geïntroduceerd (brief d.d. 9 december van de minister van Economische Zaken en Klimaat e.a..) Deze tegemoetkoming is voor huishoudens die te maken hebben met een inkomensterugval en daardoor de noodzakelijke kosten niet meer kunnen betalen uit het inkomen. Het gaat hierbij om een tegemoetkoming voor daadwerkelijke noodzakelijke kosten, niet om een inkomensondersteunende regeling.

 

De TONK is niet echt een afzonderlijke regeling. De tegemoetkoming TONK is een vorm van bijzondere bijstand in het kader van de Participatiewet. Vanwege de zeer bijzondere situatie waarin grote delen van het economische leven stilliggen, is er aanleiding om tijdelijk af te wijken van regels die normaal worden gehanteerd bij de bijzondere bijstand. Gemeenten kunnen hiervoor in deze periode de regels van de bijzondere bijstand op onderdelen tijdelijk aanpassen. Met deze beleidsregels geeft het college invulling aan de tegemoetkoming TONK voor de gemeente Landerd.

 

Voorgeschiedenis:

In de brief van 25 februari 2021 aan het college, dringt de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan op een ruimhartige en substantiële tegemoetkoming.

Op 16 maart 2021 worden de Tijdelijke beleidsregels tegemoetkoming TONK Landerd voor het eerst vastgesteld. In mei constateert de gemeente Landerd, samen met de buurtgemeenten in BNO-O, dat het aantal aanvragen TONK tegenvalt en dat daarbij het aandeel aanvragen dat wordt afgewezen hoog is. Dit wordt in het hele land geconstateerd. Mede wegens een oproep van de minister van SZW om het gebruik en het bereik van TONK te vergroten, besluiten de gemeenten de regels m.b.t. TONK te verruimen. Dit gebeurt op de volgende punten:

  • 1.

    Bij de terugval in inkomsten tussen 1 januari 2020 en 1 januari 2021 wordt niet meer als eis een minimale terugval van 30% gesteld. We gaan in plaats daarvan uit van de verklaring van de klant dat hij/zij een terugval in inkomsten heeft door Corona en als gevolg daarvan zijn/haar vaste lasten, met name woonlasten, niet meer kan betalen.

  • 2.

    Naast woonlasten kijken we nu ook naar andere vaste lasten zoals gas, water en elektriciteit en de premie zorgverzekering, als daarbij een betalingsprobleem is, en vergoeden we die tot 240,- per maand.

  • 3.

    De ‘eigen bijdrage’ in de woonlasten verlagen we van € 430,- naar € 240,-. Dit laatste bedrag is de basishuur die wordt gehanteerd bij de huurtoeslag, wat een meer logisch bedrag is voor TONK omdat mensen terugvallen in inkomen.

  • 4.

    De maximale vergoeding per maand verhogen we van € 570,- naar € 1.000,-.

    Dat is uitgesplitst in maximaal € 760,- voor noodzakelijke woonlasten en € 240,- voor noodzakelijke andere vaste lasten.

  • 5.

    Tot slot gaan we niet meer uit van de voorliggende voorziening van huurtoeslag als de huur onder de maximale huurgrens valt, maar kennen we de tegemoetkoming TONK toe. Het gaat om een tijdelijke terugval in inkomsten, daarvoor is de huurtoeslag minder geschikt.

Daarbij verlengt het kabinet de duur van de regeling TONK tot 1 oktober 2021. Ook om die reden moeten de beleidsregels worden aangepast.

 

De beleidsregels worden daarom opnieuw vastgesteld op 8 juni 2021. Hierin zijn bovenstaande wijzigingen opgenomen. Aan de naam van de beleidsregels wordt II toegevoegd, om het te onderscheiden van de eerste Tijdelijke beleidsregels tegemoetkoming TONK Landerd.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 2 – Doelgroep en voorwaarden tegemoetkoming TONK

De tegemoetkoming TONK is bedoeld voor huishoudens die verklaren door de coronacrisis te zijn teruggevallen in inkomen en daarmee hun woonkosten en overige vaste lasten niet meer kunnen betalen.

 

Het moet bij de tegemoetkoming TONK gaan om huishoudens met een zelfstandige woning (huur in de vrije sector of in eigendom); dit kan ook een woonschip zijn of woonwagen (zie artikel 1 - Begripsbepalingen). Dat het moet gaan om een zelfstandige woonruimte is ook de hoofdregel bij de huurtoeslag. Wanneer iemand een onzelfstandige woonruimte huurt en de lasten daarvan als gevolg van een inkomensterugval in de coronacrisis niet meer kan betalen, is wellicht een beroep mogelijk op coulance mogelijk van de verhuurder of hoofdbewoner.

 

Mensen met een huur onder € 752,33 per maand voor een huurwoning of woonwagen komen ook voor een TONK-tegemoetkoming in aanmerking. Voor hen wordt de huurtoeslag niet gezien als een passende en toereikende voorziening. Deze afwijking van de algemene regel is te rechtvaardigen door het bijzondere en tijdelijke karakter van de TONK-regeling. Bij de beoordeling van TONK wordt wel rekening gehouden met de ontvangen huurtoeslag.

 

Gelet op het doel van de TONK komen huishoudens vanaf de AOW-leeftijd hiervoor niet in aanmerking. Als de leeftijd van een alleenstaande of van beide gehuwden of samenwonenden vóór 2021 boven 66 jaar en vier maanden lag, komen de betrokkenen gelet op het doel van de TONK niet in aanmerking voor tegemoetkoming. Zij hebben in beginsel gedurende de hele TONK-periode aanspraak op AOW en eventueel pensioen, en er is minder aanleiding om een aanvullend vangnet te bieden voor een inkomensterugval. Wel staat in bijzondere situaties een beroep open op bijzondere bijstand / woonkostentoeslag.

 

De minimumleeftijd van 18 jaar wordt gehanteerd omdat minderjarigen wettelijk gezien zijn uitgesloten van bijstand. Het hanteren van een hogere minimumleeftijd is overwogen, ook gezien de voorwaarde dat voor een aanvrager sprake moet zijn van een inkomensterugval en naar verhouding hoge woonlasten voor een zelfstandige woonruimte. Voor een nadere afbakening naar leeftijd is echter niet gekozen.

 

Als peildatum voor het bewonen van een zelfstandige woning met relatief hoge woonkosten wordt 1 januari 2021 gehanteerd. Daarnaast wordt als voorwaarde gesteld dat de betrokkene ten tijde van de aanvraag voor tegemoetkoming TONK ook in deze woning woont. Wanneer de betrokkene tussentijds is verhuisd is er geen aanleiding voor een generieke tegemoetkoming. Bij mensen die ten tijde van de aanvraag samenwonen (duurzaam een gezamenlijke huishouding voeren – zie artikel 1 - Begripsbepalingen), is het voldoende als een van de betrokkenen voldoet aan deze voorwaarde en de leeftijdscriteria.

Tussentijdse wijzigingen in iemands situatie hebben verder geen invloed op de aanspraak, met uitzondering van een tussentijdse opgave van het inkomen in de maand juni 2021, voor het bepalen van het recht op TONK voor de periode van 1 juli tot 1 oktober 2021. Dit schept maximale duidelijkheid over iemands aanspraak en houdt de uitvoeringslasten hanteerbaar.

Artikel 3 – Kosten die in aanmerking komen voor tegemoetkoming Tonk

Bij de woonkosten wordt uitgegaan van kale huur en servicekosten zoals dit ook gehanteerd wordt bij de huurtoeslag. Bij eigen woningen worden als woonkosten aangemerkt de hypotheekrente en eventuele bijdrage Vereniging van Eigenaren (VvE). Hiermee is deels aansluiting gezocht bij de kosten die worden meegenomen in de berekening van woonkostentoeslag in het kader van de bijzondere bijstand.

 

Met een mogelijke teruggaaf van belastingen in verband met de hypotheekrente of een door de aanvrager ontvangen voorschot daarop, wordt geen rekening gehouden. Dit heeft te maken met het voorlopige karakter van een dergelijk voorschot van de Belastingdienst. Aan de andere kant wordt maar tot op zekere hoogte rekening gehouden met andere woonkosten van woningeigenaren.

 

Aflossingen op de hypotheek tellen niet mee als woonkosten. Wanneer iemand aflossingstermijnen niet kan betalen uit aanwezig inkomen of spaargeld, zijn met de bank wellicht afspraken mogelijk over een hypotheekpauze. Hypotheekverstrekkers worden hiervoor ook door aangepaste regelgeving gefaciliteerd.

 

Een deel van de woonkosten (€ 240,- per maand) moeten mensen altijd zelf blijven betalen, ook bij een inkomen op het sociaal minimum. Dit bedrag komt overeen met het bedrag van de basishuur dat in het kader van de huurtoeslag tenminste voor eigen rekening blijft.

Artikel 3a – Noodzakelijke overige vaste lasten

Er is een tegemoetkoming mogelijk voor noodzakelijke overige vaste lasten die in het artikel worden aangegeven. Dit is gemaximeerd op € 240,- per maand.

Artikel 4 – Aanvraag tegemoetkoming TONK

Voor de tegemoetkoming TONK geldt een beperkte aanvraagperiode (tot en met 30 september 2021). Van de beslissing op de aanvraag ontvangt de inwoner een beschikking. Wanneer iemand aan de hand van de ingevoerde informatie op voorhand niet in aanmerking komt voor de tegemoetkoming, wordt de betrokkene hierover direct geïnformeerd, met de reden waarom geen aanspraak bestaat. De inwoner wordt dan wel verwezen waar deze voor aanvullende informatie terecht kan.

 

Als bij de verwerking van een aanvraag de inlichtingen op voorhand vragen oproepen over de juistheid, wordt overgegaan tot aanvullend onderzoek. Het college bepaalt de aanspraak op tegemoetkoming TONK aan de hand van de opgaven van de aanvrager. Het college kan deze opgaven controleren aan de hand van bewijsstukken en inlichtingen waarover het college beschikt in het kader van de uitvoering van de Participatiewet. Ook kan het college de aanvrager om nadere inlichtingen of bewijsstukken vragen (artikel 53a en artikel 17 van de Participatiewet).

Artikel 6 – Verstrekking en hoogte tegemoetkoming TONK

Wanneer de bestaande woonkosten en noodzakelijke overige vaste lasten de financiële draagkracht in inkomen en vermogen te boven gaan, wordt het bedrag aan tegemoetkoming TONK bepaald. Bij deze systematiek bestaat de mogelijkheid dat de uitgaven voor de TONK het bedrag dat de gemeente daarvoor vooralsnog krijgt, ver te boven gaan. Mogelijk is het gemeentelijke budget uiteindelijk wel voldoende, door een andere verdeling en/of ophoging van het Rijksbudget. Om de uitgaven beheersbaar te houden ziet het college zich genoodzaakt de uitbetaling en ook de aanspraak op de TONK vooralsnog te maximeren op € 1.000,- per huishouden per maand voor de gehele periode 1 januari 2021 tot en met 30 september 2021. Voor zover de woonkosten en noodzakelijke overige kosten daarboven liggen, zou een huishouden dat een beroep doet op de TONK, daarvoor andere middelen moeten inzetten zoals spaargeld.

 

Huishoudens met een woonkostentoeslag krijgen geen vergoeding van noodzakelijk woonkosten.

 

Anders dan bij de reguliere woonkostentoeslag wordt aan de tegemoetkoming TONK niet de verplichting gekoppeld om te zoeken naar andere woonruimte.

Artikel 7 – Financiële draagkracht in het inkomen

Voor de tegemoetkoming TONK gelden specifieke regels om de financiële draagkracht in het inkomen van de aanvrager(s)te bepalen. Zo wordt een uniforme peilmaand gehanteerd voor het inkomen. Voor de tegemoetkoming TONK van 1 januari tot 1 juli gaan we voor het inkomen uit van de peilmaand januari 2021. Voor de tegemoetkoming TONK van 1 juli tot 1 oktober gaan we voor het inkomen uit van de peilmaand juni 2021. Voorbeelden van inkomen zijn: loon, winst uit onderneming, uitkering (waaronder Tozo), alimentatie/ onderhoudsbijdrage en inkomsten uit (onder)verhuur. Voor de berekening van inkomsten uit onderneming sluiten we aan bij de instructies hierover voor Tozo op: https://krijgiktozo.nl/documenten/Inkomensbegrip_Tozo_voorlichting_aan_de_zelfstandigen.pdf.

 

Voor de hoogte van de tegemoetkoming TONK gaat het huishoudinkomen pas een rol spelen vanaf 120% van het sociaal minimum (exclusief vakantiegeld). Daarbij worden binnen deze beleidsregels maar twee niveaus gehanteerd:

  • -

    € 1.226,- p.m. voor alleenstaanden; dit is ca. 120% van de bijstandsnorm voor alleenstaanden tussen 21 jaar en de pensioenleeftijd, € 1.021,67,

  • -

    € 1.751,43 p.m. voor samenwonenden; dit is ca. 120% van de bijstandsnorm voor samenwonenden in deze leeftijd, € 1.459,52.

De keuze om bij de TONK het meer-inkomen pas vanaf 120% van het sociaal minimum mee te tellen, is bedoeld om de tegemoetkoming TONK in hoogte beter te laten aansluiten bij het niveau van de woonkostentoeslag. Bij de woonkostentoeslag wordt weliswaar het meer-inkomen al vanaf 100% van de bijstandsnorm gerekend bij de financiële draagkracht van het huishouden, maar wordt daarnaast ook gekeken naar aspecten die niet bij de tegemoetkoming TONK worden betrokken. Bijvoorbeeld dat mensen bij een toenemend inkomen minder zorgtoeslag ontvangen. Of dat er ook andere (hogere) uitgaven doorlopen, zoals gas en licht of abonnementen. Hierop wordt vervolgens de financiële draagkracht bij de woonkostentoeslag aangepast. Bij de TONK gebeurt dit niet, maar wordt dus pas rekening gehouden met draagkracht vanaf 120% van het sociaal minimum.

 

Het gaat bij de twee genoemde inkomstenniveaus om nettobedragen exclusief vakantiegeld. Daarnaast hanteren we geen andere niveaus voor het sociaal minimum (zoals kostendelersnormen en normen voor personen jonger dan 21 jaar of in de AOW-leeftijd.

Voor aanvragers die in de peilmaand een uitkering hadden ingevolge de Participatiewet wordt ervan uitgegaan dat hun inkomen op het niveau ligt van het sociaal minimum. In het kader van deze uitkering worden andere relevante inkomsten al uitgevraagd bij de betrokkene en wordt dit aangevuld tot het toepasselijke normbedrag van de bijstand. Dit geldt ook voor huishoudens met een uitkering ingevolge de Tozo.

 

Voor de tegemoetkoming TONK is het niveau van de netto-inkomsten van belang. Bij bruto-inkomsten vindt een correctie plaats voor de verwachte belastingen en premies die daarover verschuldigd zijn. Hiervoor wordt conform het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen en Tozo een percentage van 18% gehanteerd. Bij huurinkomsten en alimentatie vindt eenzelfde correctie plaats, in verband met te betalen belasting en gemaakte kosten.

 

Bij inkomsten boven het gehanteerde niveau van 120% sociaal minimum, stijgt het bedrag dat mensen geacht kunnen worden om vanuit dit inkomen te betalen voor eventuele hoge woonlasten en noodzakelijke overige lasten.

De financiële draagkracht wordt voor het bepalen van de aanspraak TONK voor de hele verstrekkingsperiode gebaseerd op de situatie op de genoemde peildata en in de peilmaanden en – voor wat betreft het al dan niet samenwonen en het actuele adres – op de aanvraagdatum. Tussentijdse wijzigingen in iemands (buiten de peilmaanden januari 2021 en juni 2021) situatie hebben verder geen invloed op de aanspraak. Dit schept maximale duidelijkheid over iemands aanspraak en houdt de uitvoeringslasten hanteerbaar.

Artikel 8 – Financiële draagkracht in het vermogen

De Participatiewet biedt een aanspraak op bijzondere bijstand als sprake is van bijzondere omstandigheden waarin iemand noodzakelijke kosten heeft die naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit een inkomen op het sociaal minimum, het vermogen en eventueel meer-inkomen boven het sociaal minimum. Het college bepaalt het begin en de duur van de periode waarover het vermogen en het inkomen in aanmerking wordt genomen.

 

In het algemeen geldt voor het recht op algemene bijstand een vermogensgrens van € 6.295,- (voor alleenstaande ouders en samenwonenden: € 12.590,-). Bij bijzondere bijstand hanteert het college soms een lagere vermogensgrens; opgebouwd vermogen is immers voor een deel bedoeld om noodzakelijke uitgaven te kunnen doen voor bijvoorbeeld duurzame gebruiksgoederen).

 

Door het uitzonderlijke karakter van de coronacrisis en de beperkende maatregelen die hierbij gelden, waardoor grote delen van het economische leven stilliggen, is er aanleiding om voor de TONK een aanzienlijke ruimere vermogensgrens te hanteren. Zo kunnen ook mensen die beschikken over enig spaargeld e.d., voor hoge woonkosten en noodzakelijke overige vaste lasten een vergoeding vanuit de TONK krijgen. De vermogensgrens wordt binnen deze beleidsregels gelegd bij de vermogensgrenzen die gelden voor huurtoeslag (€ 31.340,-). Echter, met dien verstande dat de vermogensgrens niet geldt per persoon, maar per huishouden.

Ook worden nu alleen de vermogensbestanddelen meegeteld die een meer liquide karakter hebben. Voor de omschrijving hiervan is aansluiting gezocht bij de in 2020 voorgenomen vermogenstoets voor de Tijdelijke ondersteuning zelfstandig ondernemers (Tozo). Toespitsing op het privévermogen vindt plaats conform de Divosa-Handreiking TONK voor gemeenten (15-2-2021). Voor de aanspraak op tegemoetkoming TONK geldt bij de vermogenstoets 31 december 2020 als peildatum. Per deze datum is het saldo voor bank- en spaarrekeningen eenvoudig door de aanvrager bij de bank op te vragen.

Artikel 10- Hardheidsclausule

Als de TONK-regeling niet van toepassing is of onvoldoende soelaas kan bieden aan inwoners met hoge woonkosten geeft de hardheidsclausule in uitzonderlijke individuele situaties mogelijk nog een uitkomst. Dat kan zijn het alsnog toekennen van een tegemoetkoming TONK of aanvullende bijzondere bijstand.

Het gaat dan bijvoorbeeld om mensen die na januari 2021 met een forse inkomensterugval te maken krijgen. Of inwoners die problematische schulden hebben of met huisuitzetting worden bedreigd. Als vertrekpunt geldt dan het reguliere beleid voor bijzondere bijstand en bijbehorende regels voor inkomen en vermogen. Bij de toepassing van de hardheidsclausule gaan we uit van wederkerigheid en mag wat verwacht worden van de inwoner. Daarbij hoort zelfregie en meewerken aan een oplossing. De gemeente kan zo nodig een voorwaarde stellen om een traject schuldhulpverlening te volgen of open te staan voor ondersteuning naar Werk. Bij toepassing van de hardheidsclausule gaat het om een sterk geïndividualiseerde benadering waarin de specifieke bijzondere omstandigheden van de aanvrager op de voorgrond staan.

Naar boven