Regeling telecommunicatie Den Haag 2021

Toelichting

De Telecommunicatieverordening 2011 gemeente Den Haag geeft de mogelijkheid tot het stellen van nadere regels bij het verlenen van instemmingsbesluiten voor de aanleg, onderhoud en wijziging van openbare elektronische netwerken, waaronder ook glasvezelnetwerken worden verstaan. Door de vaststelling van de Nadere regels wordt op voorhand duidelijkheid gegeven aan de partijen die nieuwe netwerken in de stad willen uitrollen.

Met de Nadere regels wil de gemeente meer regie kunnen uitoefenen op de uitrol van telecomnetwerken in de gemeente. Dit moet bijdragen aan een versnelde uitrol in alle gebieden binnen de gemeente en leiden tot minder overlast voor inwoners en ondernemers.

De regeling sluit aan bij de voorschriften uit de Algemene plaatselijke verordening voor de gemeente Den Haag voor de aanleg van kabels en leidingen, de opgedane ervaring in de stad van de deels gelijktijdige uitrol van twee nieuwe netwerken en de op 6 mei 2021 gepubliceerde 'Update marktstudie uitrol van glasvezel in Nederland' ten aanzien van de invulling van de regierol van de gemeente.

 

Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag,

 

gelet op:

 

  • -

    artikel 5.4. vierde lid, van de Telecommunicatiewet;

  • -

    en artikel 4, tweede lid, en artikel 7, tweede lid, van de Telecommunicatieverordening 2011 gemeente Den Haag;

 

besluit:

 

vast te stellen de navolgende Regeling telecommunicatie Den Haag 2021:

 

Hoofdstuk 1 Algemeen

 

Artikel 1:1 Begripsomschrijvingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

dekking:

de afstand van het maaiveld tot de bovenkant van de kabel;

graafrust:

periode waarin het niet is toegestaan niet-spoedeisende werkzaamheden of andere werkzaamheden dan het maken van huisaansluitingen uit te voeren op een locatie waarvoor een instemmingsbesluit is afgegeven;

handhole:

een goed toegankelijke onder het maaiveld gelegen behuizingsconstructie die dienst doet als mechanische bescherming voor kabels en lasmoffen;

kabelgoot:

afsluitbare goot waar kabels verzameld veilig kunnen liggen;

kabelkoker/mantelbuis:

een buis bestemd voor de doorvoer van telecommunicatiekabels;

tracé:

afgebakende lijn van een kabel of leiding geprojecteerd in de openbare ruimte;

standaardprofiel:

vastgesteld standaardprofiel voor kabels en leidingen in de ondergrond zoals vastgelegd in het Handboek openbare ruimte, tekening nr. 1, 1.40, Kabels en Leidingen, normaalprofiel doorsnede trottoir, d.d. 01-03-2004;

werkterrein:

voor de uitvoering van werkzaamheden tijdelijk in gebruik genomen openbare ruimte waarbij voorwerpen en verkeerstekens ten behoeve van de werkzaamheden kunnen worden geplaatst;

winkelcentrum:

een wegvak of een gebied waar zich een aantal winkels bij elkaar bevindt.

 

Artikel 1:2 Doelmatige ordening ondergrond

Het leggen, hebben liggen of in enig opzicht wijzigen van een kabel hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving mag geen belemmering vormen voor de doelmatige ordening van de ondergrond. Het ruimtebeslag van de kabels moet andere functies in de ondergrond zo min mogelijk hinderen en passen binnen het geldende standaardprofiel.

 

Hoofstuk 2 Procedurele voorschriften

 

Artikel 2:1 Beperking graafwerkzaamheden

  • 1.

    Tijdens algemeen erkende feestdagen in de zin van de Algemene termijnenwet is het niet toegestaan graafwerkzaamheden uit te voeren.

  • 2.

    In de periode van 15 november tot 1 januari mag er niet rondom winkelcentra worden gewerkt.

 

Artikel 2:2 Voortzetten en voltooien werkzaamheden

De aanbieder dient nadat hij met de werkzaamheden is aangevangen deze werkzaamheden gedurende werkdagen ononderbroken voort te zetten en binnen de in de instemming genoemde termijn te voltooien.

 

Artikel 2:3 Onderbreken werkzaamheden

Als de werkzaamheden langer dan twee werkdagen moeten worden onderbroken, dient de aanbieder dit onmiddellijk aan de wegbeheerder van de gemeente te melden en indien gewenst de opengebroken verharding tijdelijk dicht te blokken, of deugdelijk met hekwerken af te zetten, dan wel de wegafzettingen verwijderen.

 

Artikel 2:4 Graafrust

Het college bepaalt dat graafrust voor een locatie geldt voor de duur van geldigheid van het instemmingsbesluit dat is afgegeven voor die locatie plus een periode van 12 maanden na het verstrijken van de werkingsduur van dat instemmingsbesluit.

 

Artikel 2:5 Informeren bewoners en bedrijven

De aanbieder dient bewoners, bedrijven, winkeliersverenigingen en overige belanghebbenden tenminste twee weken voor aanvang van de werkzaamheden door middel van een brief in kennis te stellen van de voorgenomen werkzaamheden. De brief moet voldoen aan de richtlijnen van het Haags Handboek Communicatie Bereikbaarheid.

 

Hoofdstuk 3 Technische bepalingen

 

Artikel 3:1 Tracébepaling

Een kabel dient in beginsel te worden gelegd, te liggen of in enig opzicht gewijzigd te worden overeenkomstig de tracébepaling van het standaardprofiel, tenzij ter plaatse de werkelijke ligging afwijkt van dit standaardprofiel.

 

Artikel 3:2 Afwijking standaard profiel

In het geval van afwijking van het standaardprofiel kunnen nieuwe kabels boven op – c.q. gestapeld - worden gelegd op het aanwezige tracé van bestaande kabels, indien dit geen gevaar voor belemmering oplevert. In het geval van afwijking heeft de voorkeur legging in een kabelgoot of mantelbuis.

 

Artikel 3:3 Plaatsbepaling bij bomen en struiken

Bij aanleg conform het standaardprofiel geldt dat in de nabijheid van bomen respectievelijk struiken/heesters de afstand van de meest nabijgelegen kabel in het standaardprofielop 2,00 meter respectievelijk 1,00 meter afstand van de zijkant van de stam te worden gelegd. Van hieruit gelden de onderlinge afstanden van de kabels overeenkomstig het standaardprofiel.

 

Artikel 3:4 Plaatsbepaling buiten standaardprofiel

Indien in het standaardprofiel (of bovenop het bestaande telecomtracé) geen ruimte aanwezig is voor het leggen, hebben of in enig opzicht wijzigen van een kabel kan een alternatieve plaats buiten het standaardprofiel worden vastgesteld.

 

Artikel 3:5 Afstand tussen riool en een kabel

De minimale horizontale afstand tussen een riool (waarvan de bodem (binnenkant) zich 2,00 meter onder straathoogte bevindt) en een kabel bedraagt 1,00 meter. Bij grotere diepte van het riool moet de horizontale afstand evenredig worden vergroot.

 

Artikel 3:6 Onderlinge afstanden

Te allen tijde dient de onderlinge afstand ten opzichte van netten van nutsbedrijven minimaal 50 mm te bedragen, uitgezonderd bij kruisingen. Hier moet minimaal 100 mm ruimte aanwezig zijn, tenzij schriftelijk toestemming is verkregen voor afwijkende onderlinge afstanden.

 

Artikel 3:7 Handholes/ondergrondse voorzieningen

  • 1.

    Handholes/ondergrondse voorzieningen dienen met coördinatie (x,y,z) op de kaart te worden aangeduid.

  • 2.

    In beginsel dienen alle benodigde handholes en overige ondergrondse voorzieningen onder én niet in de bestrating te worden geplaatst en geen overlast veroorzaken.

  • 3.

    In bijzondere gevallen en na een daartoe ingediend verzoek van de aanbieder kan besloten worden hiervan af te wijken.

 

Artikel 3:8 Locatiebepaling elektronisch communicatienetwerk

De aanbieder dient voorafgaand aan de melding te overleggen met de gemeente teneinde tot een goede inpassing van de voorzieningen te komen. De locatiebepaling van transmissiesystemen, waaronder mede begrepen de schakel- of routeringsapparatuur, netwerkelementen die niet actief zijn en andere middelen ten behoeve van telecomkabels, gebeurt vanuit het uitgangspunt van een goede (ondergrondse)ruimtelijke inpassing.

Voor het plaatsen van de genoemde bovengrondse onderdelen van het netwerk geldt de volgende rangorde van voorkeursoplossingen:

  • I. plaatsing inpandig;

    II. plaatsing in niet-openbare gronden;

    III. plaatsing in openbare gronden, ondergronds.

 

Artikel 3:9 Plaatsing bovengronds

Indien plaatsen van voornoemde onderdelen volgens de voorkeursoplossingen uit artikel 3:8 niet mogelijk is dient de aanbieder dit gemotiveerd aan te geven. In overleg kan, met zo min mogelijk overlast/horizonvervuiling plaatsing in de openbare ruimte worden toegestaan.

 

Artikel 3:10 Kruisingen van wegen

  • 1.

    Kruisingen van wegen dienen (zoveel als mogelijk) haaks op de as van de weg te worden uitgevoerd.

  • 2.

    Kruisingen met wegen, voorzien van een gefundeerde of gesloten verharding, of andere daarvoor in aanmerking komende plaatsen dienen in principe te worden uitgevoerd middels het maken van doorpersingen of boringen. Wij kunnen het aanbrengen van mantelbuizen voorschrijven.

  • 3.

    De diepte van een kabelkoker of mantelbuis dient niet meer te zijn dan 1,00 meter onder het straatoppervlak (= diepte tussen het straatoppervlak en de bovenkant van de koker). Indien een koker of buis minder dan 0,60 meter dekking heeft moet een stalen buis worden gebruikt. Onder dekking wordt hier verstaan: de onderkant van de verharding tot de bovenkant van de buis.

 

Artikel 3:11 Constructie-eisen

  • 1.

    De toe te passen kabelkoker of mantelbuis moet geschikt zijn voor het opnemen van alle uitwendige belastingen.

  • 2.

    Kabelkokers en mantelbuizen dienen aan beide uiteinden te worden afgesloten om eventuele verzanding van de koker en/of verzakking van het wegdek of groenstroken te voorkomen.

 

Artikel 3:12 Inrichting werkterreinen

  • 1.

    Het is niet toegestaan binnen de wortelzones van bomen of struiken een werkterrein in te richten.

  • 2.

    Het werkterrein dient voor onbevoegden te worden afgezet dan wel afgesloten. Het gebruik van afzetlint is hierbij niet toegestaan.

  • 3.

    Het werkterrein, inclusief de afzettingen en de directe omgeving rondom het werkterrein, dient voldoende verlicht te zijn.

 

Artikel 3:13 Gebruik werkterreinen

  • 1.

    Voertuigen van uitvoerenden mogen niet op het werkterrein geparkeerd worden. De ruimte binnen het bouwterrein is uitsluitend bedoeld voor opslag van (bouw)materialen en het uitvoeren van (aanleg)werkzaamheden.

  • 2.

    Rondom depots, POP’s of andere locaties waar langdurig wordt gewerkt dienen bouwhekken te worden geplaatst. Bouwhekken dienen stevig verankerd te zijn en hebben een hoogte van minimaal 2 meter. Hekken en afzettingen moeten uniform en veilig zijn. Hekken dienen zodanig te worden uitgevoerd c.q. geplaatst dat er geen fietsen aan bouwhekken kunnen worden bevestigd. Ten aanzien van de kwaliteit en aanzien van de bouwhekken kunnen voorschriften worden verbonden.

  • 3.

    Op de weg geplaatste bouwhekken dienen, i.v.m. het geringe zichtbaarheid, voorzien te worden van twee onder elkaar geplaatste rood/witte planken. Deze planken dienen van retroreflecterend materiaal klasse II te zijn voorzien.

 

Artikel 3:14 Veiligheid

De instemmingshouder dient alle maatregelen te nemen om de veiligheid tijdens het uitvoeren van de werkzaamheden te garanderen.

 

Artikel 3:15 Toegankelijkheid nood- en hulpdiensten

Indien het werkterrein op enig tijdstip wordt afgesloten, dient de toegankelijkheid voor nood- en hulpdiensten, in overleg met de brandweer, te zijn gewaarborgd. De gemaakte afspraken dienen schriftelijk te worden vastgelegd conform de “Haagse richtlijn voor tijdelijke

Verkeersmaatregelen” en samen met de melding overlegd aan de gemeente.

 

Artikel 3:16 Openbreken verhardingen

  • 1.

    De verharding van een rijbaan mag niet over een grotere afstand dan 40 meter worden open gebroken. Indien de toegang van een woning of gebouw van twee zijden kan worden aangereden, mag de rijbaan maximaal over 80 meter worden opgebroken.

  • 2.

    Indien het noodzakelijk is om de rijbaan over een grotere afstand dan 40 meter op te breken, dient de maximum afstand te worden gewaarborgd door het aanbrengen van rijplaten, of een puinverharding met een minimumbreedte van 3,50 meter en een vrije doorrijhoogte van 4.20 meter. Indien de rijloper is gelegen langs gevels of andere obstakels, zoals paaltjes, hekwerken e.d., moet de breedte van de rijloper tenminste 4 meter bedragen.

 

Artikel 3:17 Bereikbaarheid blusvoorzieningen en nooduitgangen/brandtrappen

  • 1.

    De bereikbaarheid van brandkranen, voedingspunten van droge blusleidingen, andere bluswaterwinplaatsen en nooduitgangen/brandtrappen van gebouwen gelegen binnen het werkterrein dient gewaarborgd te blijven.

  • 2.

    Voorzieningen van derden binnen het werkterrein, zoals afsluiters en bedieningskasten, dienen te allen tijde bereikbaar te blijven.

  • 3.

    Bij bebouwing hoger dan 6 meter waarbij geen tweede nooduitgang aanwezig is, moet een redvoertuig voor de deur kunnen komen. Indien dit niet mogelijk is, dient vooraf afstemming plaats te vinden met de Veiligheidsregio

 

Artikel 3:18 Hergebruik straatmaterialen

  • 1.

    Uitkomende en te hergebruiken straatmaterialen dienen gezuiverd te worden van vervuilingen zodat het straatwerk goed in verband en zonder ongewenste grote voegen kan worden herlegd of herstraat.

  • 2.

    Indien voor start uitvoering blijkt, dat uitkomende straatmaterialen niet voor hergebruik geschikt is, bijvoorbeeld door technische ongeschiktheid, dient de instemminghouder dit vast te leggen en in overleg te treden met het betreffende stadsdeel.

 

Artikel 3:19 Opleveren werkterrein

De instemmingshouder dient, direct na beëindiging van de werkzaamheden, het werkterrein schoon en heel op te leveren aan het desbetreffende stadsdeel. Hiervoor dient voorafgaand aan de werkzaamheden een LTC melding gemaakt te zijn waarop de opengebroken oppervlakte van de weg moet worden vermeld.

 

Artikel 3:20 Grondlagen scheiden

Bij graafwerkzaamheden, waaronder het graven van (proef-)sleuven, dienen de grondlagen (zo veel mogelijk) van elkaar gescheiden te worden opgegraven. Zo moet zand van teelaarde en de overige grondsoorten worden gescheiden.

 

Artikel 3:21 Opslag materialen

Alle materialen, inclusief de door ontgraving uitgekomen grond en de verharding, moeten binnen de afzetting op het werkterrein worden gehouden.

 

Artikel 3:22 Grondsoort aanvullingen

Bij aanvulling van de grond bij graafwerkzaamheden, waaronder het graven van (proef-) sleuven, dient dezelfde grondsoort weer voor aanvulling te worden gebruikt in de oorspronkelijke laag. De dikte van de grondlaag dient overeen te komen met de oorspronkelijkelaagdikte.

 

Artikel 3:23 Verdichting aanvullingen

Aanvullingen dienen laagsgewijs en voldoende te worden verdicht.

 

Artikel 3:24 Verwerken bevroren grond of grond met sneeuw

Bevroren grond of grond waar sneeuw op ligt, mag niet verwerkt of bewerkt worden.

 

Artikel 3:25 Leveren en afvoer zand en grond

De instemminghouder dient zorg te dragen voor het leveren en/of afvoeren van zand of grond bij de uitvoering van zijn werk. Indien tijdens de uitvoering blijkt, dat uitkomend zand of grond niet voor aanvulling geschikt is, bijvoorbeeld door vervuiling of technische ongeschiktheid, dient de instemmingshouder zelf zorg te dragen voor het aanvullen met vervangend zand of grond.

 

Artikel 3:26 Werken in het groen en bij bomen

  • 1.

    De instemmingshouder dient bij werkzaamheden in groenvoorzieningen (beplantingen, gazons e.d.) en in de nabijheid van bomen (binnen de kroonprojectie), voor het doen van een melding, overleg te voeren met de groenbeheerder van het betreffende stadsdeel, over de wijze waarop hij de werkzaamheden wil uitvoeren.

  • 2.

    Van de te handhaven beplantingen en bomen mogen wortels niet worden verwijderd zonder onze schriftelijke toestemming. Beplanting en bomen mogen slechts (tijdelijk) verwijderd worden na onze toestemming.Aan deze toestemming kunnen wij voorwaarden stellen. Indien graszoden opgenomen dienen te worden: deze steken met een diepte van 0,05 á 0,10 meter.

  • 3.

    Bij werkzaamheden in de directe omgeving van beplantingen en bomen dient de instemminghouder de nodige voorzorgsmaatregelen ter bescherming van de te handhaven beplantingen en bomen te nemen.

  • 4.

    Ontgravingen binnen de wortelzone van beplantingen en bomen mogen alleen handmatig uitgevoerd worden. Daarnaast dienen de wortels direct na de werkzaamheden weer van voldoende gronddekking te worden voorzien.

  • 5.

    Gazons en (ecologisch beheerde) bermen dienen na de beëindiging van de werkzaamheden te worden gefreesd. Hierna dient het grasland te worden hersteld door het met een, met de groenbeheerder van het desbetreffende Stadsdeel overeen te komen, bloemen- en graszadenmengsel in te zaaien.

  • 6.

    Vrijgekomen, ter plaatse te verwerken grond dient gelijkmatig verdeeld te worden. Eventueel aanwezige bonken, stenen en overige grove materialen dienen verwijderd te worden.

  • 7.

    De instemminghouder dient tijdelijk verwijderde en te herplanten beplantingen weer op de oorspronkelijke plaats aan te brengen. Indien beplanting ingevolge de werkzaamheden niet herplant kan worden dient de instemminghouder op zijn kosten nieuwe soortidentieke en vergelijkbare beplantingen terug te brengen.

 

Hoofdstuk 4 Overige bepalingen

 

Artikel 4:1 Evaluatie

Het college evalueert deze regeling minimaal eens in de 2 jaar.

 

Artikel 4:2 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Gemeenteblad waarin zij wordt geplaatst.

 

Artikel 4:3 Overgangsrecht

  • 1.

    Op meldingen waarop bij de inwerkingtreding van deze Regeling telecommunicatie Den Haag 2021 nog niet is beslist, wordt op grond van de Regeling telecommunicatie Den Haag 2021 een beslissing genomen.

  • 2.

    Op bezwaar- en beroepschriften tegen besluiten op basis van de Telecommunicatieverordening 2011 Den Haag waarop bij de inwerkingtreding van de Regeling Telecommunicatie Den Haag 2021 nog niet is beslist, is de Telecommunicatieverordening 2011 Den Haag van toepassing.

 

Artikel 4:4 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling telecommunicatie Den Haag 2021.

 

Algemene toelichting

De sterke en snelle digitalisering van de samenleving brengt met zich mee dat een hoogwaardige digitale infrastructuur onmisbaar is voor steden. Digitale connectiviteit is een sterke economische factor voor het vestigingsklimaat en thuis beschikken over snel internet is voor veel mensen belangrijk om prettig te wonen en thuis te kunnen werken. Daarbovenop is de digitale infrastructuur een essentiële factor geworden voor het reilen en zeilen van de stad. Dat zal in de toekomst nog meer het geval zijn, doordat iedereen en alles met elkaar digitaal in verbinding komt te staan. 5G en glasvezel bieden de digitale connectiviteit die nieuwe technologische ontwikkelingen mogelijk maakt. De ambitie is de hele stad zo snel mogelijk toegang te geven deze hoogwaardige digitale infrastructuur.

 

Door de toename van het aantal ondergrondse netwerken neemt daarnaast de druk op de openbare ruimte en ondergrond verder toe. De groter wordende druk op de ondergrond maakt het noodzakelijk meer regie te voeren.

 

In deze nadere regels wordt invulling gegeven aan de behoefte aan meer regie op de grootschalige aanleg van nieuwe netwerken.

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 2:4 Graafrust

Dit artikel bepaalt dat het niet meer mogelijk is om tijdens de werkingsduur van een afgegeven instemmingsbesluit en aansluitende periode van 12 maanden, op eenzelfde locatie een tweede netwerk aan te leggen. Met de termijn van een jaar na afloop van de werkingsduur van een instemmingsbesluit wordt aangesloten bij het adviezen van de ACM. De voorgestelde bepaling heeft alleen betrekking op aanvragen tot het aanleggen van kabels en voorzieningen ten dienste van een openbaar elektronisch communicatienetwerk. Indien binnen de werkingsduur van het instemmingsbesluit geen aanlegwerkzaamheden plaatsvinden zal het college over gaan tot intrekking van de instemming. Hiermee is de graafrust met het intrekkingsbesluit geëindigd.

 

Door deze periode van graafrust in te stellen wil de gemeente partijen aanmoedigen om in andere delen van de stad telecommunicatienetwerken aan te leggen of waar mogelijk elkaars netwerken te gebruiken. Het geeft de gemeente ook de gelegenheid te onderzoeken of de aanleg van een tweede netwerk op dezelfde plek geen gevaar oplevert voor belemmering van de aanwezige ondergrondse infrastructuur.

 

Artikel 3:15 Toegankelijkheid nood- en hulpdiensten

De maatregelen moeten vastgelegd worden in de verkeersmaatregelen tekeningen, deze tekeningen moeten al compleet zijn en akkoord bevonden zijn door alle stakeholders (Hulpdiensten / Wegbeheer / SBO / HTM etc.) voordat de vergunning wordt aangevraagd. Bij het verstrekken van instemmingsbesluit wordt het standaard hulpdiensten document geleverd.

 

Artikel 3:24 Verwerken bevroren grond of grond met sneeuw

De landelijke CROW-richtlijnen en de HOR (handboek openbare ruimte) zijn hier van toepassing. Bevroren grond mag niet worden opengebroken omdat het risico ontstaat van zettingen bij ontdooien. Alternatieve werkwijze of afwijking van deze regel kunnen in overleg met de wegbeheerder besproken worden. Via het LTC-systeem van de gemeente worden “breekverboden” en het weer intrekken hiervan gecommuniceerd. De aanbieder dient in situaties van bevroren grond het LTC te raadplegen.

 

Artikel 4:1 Evaluatie

Door deze regeling minimaal eens in de 2 jaar te evalueren kan de snelle ontwikkeling van de techniek en de markt tijdig worden verwerkt. De regeling blijft daarmee actueel.

 

Den Haag, 29 juni 2021

Het college van burgemeester en wethouders,

 

de secretaris,

Ilma Merx

 

de burgemeester,

Jan van Zanen

 

Naar boven