Beleidsregel tot wijziging van de beleidsregels algemene en bijzondere bijstand Participatiewet, IOAW, IOAZ en BBz 2004

HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE GRONINGEN,

 

Gelet op artikel 31, tweede lid onderdeel m van de Participatiewet en artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

BESLUIT:

 

vast te stellen de “Beleidsregel tot wijziging van de Beleidsregels algemene en bijzondere bijstand Participatiewet, IOAW, IOAZ en Bbz 2004”.

Artikel I

De Beleidsregels algemene en bijzondere bijstand Participatiewet, IOAW, IOAZ en Bbz 2004 worden gewijzigd als volgt.

 

A. Artikel 3.12 komt te luiden:

Artikel 3.12 Schadevergoedingen

  • 1.

    De reële schadevergoeding voor materiële schade anders dan verlies van arbeidsvermogen, wordt niet als middel aangemerkt.

  • 2.

    De schadevergoeding voor het verlies van arbeidsvermogen wordt aangemerkt als inkomen voor de periode waarop de vergoeding betrekking heeft.

  • 3.

    Reële schadevergoedingen en tegemoetkomingen in verband met geleden immateriële schade, waaronder in ieder geval begrepen de schadevergoeding in verband met geweldsmisdrijven, letselschade en onrechtmatige detentie, worden vrijgelaten tot maximaal:

    • a.

      het bedrag genoemd in artikel 34, lid 2, onderdeel d Participatiewet; en

    • b.

      de helft van het meerdere.

  • 4.

    Als de schadevergoeding in het vierde lid is toegekend in het buitenland, dan stelt een in Nederland gevestigde schade-expert de hoogte van een naar Nederlandse maatstaven reële schadevergoeding vast als de hoogte van de schadevergoeding naar Nederlandse maatstaven niet in verhouding staat tot de geleden immateriële schade. De vrijlating wordt toegepast op deze reële schadevergoeding. Het bedrag aan schadevergoeding dat uitstijgt boven deze reële schadevergoeding wordt volledig tot het vermogen gerekend. De kosten in verband met het inschakelen van de schade-expert komen voor rekening van het college als blijkt dat de schadevergoeding naar Nederlandse maatstaven reëel is.

B. De artikelsgewijze toelichting bij artikel 3.12 van de Beleidsregels algemene en bijzondere bijstand Participatiewet, IOAW, IOAZ en Bbz 2004 komt te luiden:

Artikel 3.12 Schadevergoedingen

De in artikel 7 Regeling Participatiewet, IOAW en IOAZ genoemde vergoedingen voor geleden materiële en immateriële schade worden op grond van artikel 31, lid 2, onderdeel l Participatiewet vrijgelaten. Daarnaast kunnen op grond van artikel 31, lid 2, onderdeel m Participatiewet vergoedingen voor materiële en immateriële schade worden vrijgelaten voor zover deze naar het oordeel van het college uit een oogpunt van bijstandsverlening verantwoord zijn. Met deze beleidsregel wordt aan die beleidsvrijheid invulling gegeven.

 

Een schadevergoeding kan alleen vrijgelaten worden voor zover het gaat om een reële vergoeding voor reëel geleden schade. Dat betekent in ieder geval dat de hoogte van de schadevergoeding moet zijn vastgesteld door een rechter, schadeverzekeraar of onafhankelijke deskundige. Voorkomen moet worden een te hoog bedrag wordt vrijgelaten of dat onder de titel van schadevergoeding andere middelen worden vrijgelaten.

 

Bij een schadevergoeding wordt onderscheid gemaakt tussen materiële en immateriële schadevergoeding. Een materiële schadevergoeding is een vergoeding voor schade die direct in geld is uit te drukken. Het gaat om een vergoeding voor schade of verlies van iets dat belanghebbende al had. Bijvoorbeeld voor de vervanging van een kapotte auto als gevolg van een ongeluk, voor de vervanging van een gestolen fiets of voor compensatie van verlies van arbeidsvermogen bij arbeidsongeschiktheid. Het kunnen reeds gemaakte kosten zijn of kosten die nog gemaakt moeten worden. Ook grotere schades vallen hieronder. Denk bijvoorbeeld aan aardbevingsschade. Tenzij het gaat om een vergoeding voor het verlies van arbeidsvermogen, is het niet relevant of de vergoeding gebruikt wordt om de schade te herstellen. De vermogenspositie verandert door de vergoeding immers niet wezenlijk: bedrag x krijgen omdat de schade x is, brengt geen substantiële verandering in de vermogenspositie. De vergoeding voor het verlies van arbeidsvermogen is inkomen en daar wordt wel rekening mee gehouden.

 

Bij immateriële schadevergoeding gaat het om smartengeld: een vergoeding voor gederfde levensvreugde. Deze vergoeding is bedoeld voor geleden emotionele schade, waarvan de hoogte door bijvoorbeeld een rechter of schadeverzekeraar is bepaald. Binnen de bijstandsuitkering moet worden gekeken naar de hoogte van de immateriële schadevergoeding. Is de toegewezen vergoeding exorbitant hoog, dan kan een deel wel als middel in aanmerking worden genomen. Voor het gedeelte van de immateriële schadevergoeding dat wordt vrijgelaten, is het aan de belanghebbende om te bepalen waar de vrijgelaten immateriële schadevergoeding voor wordt gebruikt. Invulling geven aan het hervinden van levensvreugde is immers een persoonlijke kwestie.

 

Het is de verantwoordelijkheid van de belanghebbende om documenten aan te leveren waaruit blijkt op welke grond aan hem een schadevergoeding is toegekend. Dit kan bijvoorbeeld een besluit van een verzekeringsmaatschappij of rechtbank zijn. De bewijslast ligt bij de belanghebbende zelf; hij/zij zal zelf de reële schade aannemelijk moeten maken. Wanneer een bedrag aan schadevergoeding is toegekend dat niet of onvoldoende is gespecifieerd, moet beoordeeld worden wat de aard van de schadevergoeding is. Ook dan ligt de bewijslast dat (een deel van) de schadevergoeding moet worden vrijgelaten bij de belanghebbende. Slaagt de belanghebbende niet in zijn/haar bewijslast, dan wordt de schadevergoeding niet vrijgelaten tenzij dit onredelijk is.

Eerste lid

Wanneer er sprake is van ontvangst van een door belanghebbende ontvangen schadevergoeding voor materiële schade anders dan voor verlies van arbeidsvermogen, wordt deze schade in zijn geheel buiten beschouwing gelaten bij de beoordeling van het recht op bijstand. We beoordelen niet of de vergoeding is gebruikt voor het wegnemen van de schade. We gaan ervan uit dat schade voor zover deze niet is hersteld de waarde van het goed evenredig drukt. Met andere woorden: de schadevergoeding brengt geen wezenlijke verandering in de vermogenspositie van belanghebbende teweeg. Door deze aanname voorkomen we ook dat bijvoorbeeld de waarde van een onroerend goed na herstel opnieuw moet worden getaxeerd.

Tweede lid

Door tijdelijke of blijvende arbeidsongeschiktheid kan iemand zijn baan verliezen. Het gevolg zal in veel gevallen zijn dat het inkomen van iemand voor een bepaalde periode, of zelfs helemaal, geheel of gedeeltelijk, weg valt. Een vergoeding voor loonderving is bestemd voor de kosten van levensonderhoud en wordt daarom binnen de bijstand beschouwd als inkomen.

 

Het proces van afhandelen van de schade kan lange tijd duren. De uiteindelijk toegekende schadevergoeding kan dan ook over een periode gaan die in het verleden ligt, bijvoorbeeld vanaf de datum van een ongeval. Er zal daarom beoordeeld moeten worden op welke periode de vergoeding precies betrekking heeft. Het bedrag van de toegekende schadevergoeding wordt vervolgens gedeeld door het aantal maanden waarop deze vergoeding betrekking heeft en maandelijks gekort als inkomen. In de meeste gevallen gaat het om één bedrag, waarbij het bedrag per maand niet duidelijk is. De belanghebbende zal moeten aantonen om welk verlies van arbeidsvermogen het gaat. Dit kan bijvoorbeeld door middel van salarisspecificaties of jaaropgaven, maar ook door een overzicht van de nog te lijden schade opgemaakt door een letstelschadespecialist.

Derde lid

Wanneer er een schadevergoeding voor immateriële schade, ook wel smartengeld genoemd, wordt toegekend, gaat het meestal om een zeer ernstige situatie. In een dergelijke situatie heeft de belanghebbende het recht om gecompenseerd te worden voor de geleden schade, zonder dat dit direct van invloed is op het recht op bijstand. Schadevergoedingen voor immateriële schade worden daarom niet of niet volledig als middel aangemerkt.

 

De vrijlating kan niet onbegrensd zijn. We kiezen daarom voor vrijlating in twee stappen. Ten eerste wordt een bedrag vrijgelaten dat gelijk is aan het bedrag dat vrijgelaten wordt bij het bezit van een eigen woning zoals bedoeld in artikel 34, lid 2 onderdeel e Participatiewet. Vervolgens wordt de helft van het meerdere vrijgelaten. Dit houdt in dat wanneer er sprake is van ernstige smart (en er dus sprake is van aanzienlijke gederfde levensvreugd), de belanghebbende zijn recht op bijstand pas (gedeeltelijk) verliest bij een zeer omvangrijke schadevergoeding. Het niet vrijgelaten deel van de schadevergoeding wordt als vermogen in aanmerking genomen.

Vierde lid

Bij smartengeld dat is toegekend in het buitenland wijken we van deze hoofdregel af. In sommige landen worden schadevergoedingen toegekend die naar Nederlandse maatstaven extreem hoog zijn. We willen voorkomen dat er ongelijkheid ontstaat tussen verschillende belanghebbenden.

Artikel II

Deze beleidsregel treedt in werking op de dag na bekendmaking.

 

Gedaan te Groningen in de collegevergadering van 22 juni 2021

De burgemeester,

Koen Schuiling

De secretaris,

Christien Bronda

Naar boven