Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Twenterand houdende regels omtrent giften en vergoedingen (Beleidsregel vrijlating giften en schadevergoeding Participatiewet gemeente Twenterand 2021)

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Twenterand;

 

Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 31, tweede lid, onder m, van de Participatiewet;

 

Besluit vast te stellen de volgende beleidsregel:

 

BELEIDSREGEL VRIJLATING GIFTEN EN SCHADEVERGOEDINGEN PARTICIPATIEWET TWENTERAND 2021

 

Artikel 31, tweede lid, onderdeel m, van de Participatiewet bepaalt dat niet tot de middelen van de belanghebbende worden gerekend: giften en vergoedingen voor materiële en immateriële schade voor zover deze naar het oordeel van het college uit een oogpunt van bijstandsverlening verantwoord zijn.

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepaling

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • a.

    Gift: elke financiële bevoordeling uit vrijgevigheid van personen of instellingen (fondsen e.d.). Kenmerkend voor een gift is dat geen sprake is van enige vorm van tegenprestatie;

  • b.

    Gift in natura: schenking van goederen of een andere vorm niet zijnde geld.

  • b.

    Schadevergoeding: een vergoeding voor geleden materiële en immateriële schade;

  • c.

    Bijzondere bijstand: de bijstand die kan worden versterkt voor de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan, overeenkomstig artikel 35 Participatiewet;

  • d.

    Algemene bijstand: de algemene periodieke bijstand ter voorziening in de noodzakelijke kosten van het bestaan zoals die op grond van hoofdstuk 3 van de Participatiewet kan worden verstrekt;

  • e.

    De wet: de Participatiewet.

Hoofdstuk 2 Giften

Artikel 2. Giften

  • 1.

    Giften worden door belanghebbende altijd gemeld bij het college tenzij in deze beleidsregel anders is bepaald.

  • 2.

    Giften in de vorm van verstrekkingen van de Voedselbank, Kledingbank, Goederenbank, Speelgoedbank, Stichting Leergeld, Stichting Urgente Noden en soortgelijke charitatieve instellingen worden niet als middelen in de zin van de wet beschouwd.

  • 3.

    Voor giften die genoemd zijn in lid 2 geldt geen meldingsplicht.

  • 4.

    Giften met een bepaalde bestemming, waarvoor anders periodieke bijzondere bijstand zou (kunnen) worden verstrekt, worden vrijgelaten. Er is dus sprake van noodzakelijke, uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende kosten waarin wordt voorzien door een gift van een derde. Voorwaarde is ook dat de gift aantoonbaar wordt aangewend voor dit doel.

  • 5.

    Giften die ter vrije besteding van de ontvanger zijn of zijn aan te merken als bestemd voor een doel dat overeenkomt met het doel van de algemene periodieke bijstand, kunnen tot een bedrag van € 1200,- per jaar worden vrijgelaten.

  • 6.

    Indien er geen recht op uitkering bestaat gedurende het gehele kalenderjaar worden de bedragen als genoemd in lid 5 berekend naar rato van het aantal maanden dat in het kalenderjaar een uitkering wordt verstrekt.

  • 7.

    Van een gift in natura wordt de tegenwaarde in het economisch verkeer in aanmerking genomen. De waarde wordt bepaald aan de hand van de NIBUD-lijst.

  • 8.

    Indien de gift hoger is dan de bedragen als genoemd in lid 5, wordt het meerdere niet als een verantwoorde gift beschouwd als bedoeld in artikel 31, tweede lid, aanhef en onder m, van de Pw. In dit geval wordt het meerdere van het ontvangen geldbedrag of de waarde van de goederen in natura gezien als inkomsten of vermogen.

  • 9.

    Het bedrag van de maximale vrijlating uit lid 5 geldt per kalenderjaar. Het is niet mogelijk om een “ongebruikt” deel van de vrijlating mee te nemen naar een volgend kalenderjaar.

Hoofdstuk 3 Schadevergoedingen

Artikel 3 Schadevergoeding

  • 1.

    De schadevergoeding die de belanghebbende ontvangt voor materiële schade wordt niet als vermogen aangemerkt, tenzij de schadevergoeding niet wordt gebruikt voor het wegnemen van de schade.

  • 2.

    De schadevergoeding die is bedoeld ter compensatie van het verlies van arbeidsvermogen, wordt aangemerkt als inkomen voor de periode waarop de vergoeding betrekking heeft.

  • 3.

    Het bedrag genoemd in artikel 34, lid 3, onderdeel a van de wet wordt bij het vaststellen van het vermogen na ontvangst van een immateriële schadevergoeding buiten beschouwing gelaten.

  • 4.

    Als de immateriële schadevergoeding meer bedraagt dan de vrijlating zoals genoemd in het vorige lid, wordt twee derde deel van het meerdere van het bedrag van de immateriële schadevergoeding in aanmerking genomen als vermogen.

Artikel 4. Afwijking

  • 1.

    Het college kan in zeer bijzondere gevallen gemotiveerd afwijken van deze bepalingen indien onverkorte toepassing daarvan aanleiding geeft of zou leiden tot disproportionele onredelijkheid of onbillijkheid.

  • 2.

    In gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist het college.

Artikel 5. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze beleidsregels treden in werking op de eerste dag na bekendmaking.

  • 2.

    Deze beleidsregel wordt aangehaald als “Beleidsregel vrijlating giften en schadevergoeding Participatiewet gemeente Twenterand 2021”.

Aldus besloten tijdens de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Twenterand van 15 juni 2021.

Burgemeester en wethouders van de gemeente Twenterand,

de loco-secretaris,

D.H.M. Lammertink

de burgemeester,

mr. J.C.F. Broekhuizen

Algemene toelichting Beleidsregel vrijlating giften en schadevergoedingen Participatiewet gemeente Twenterand 2021

De Participatiewet vormt het sluitstuk van de sociale zekerheid. Dat betekent dat de Participatiewet het laatste vangnet is voor mensen die het op eigen kracht niet redden. Het betekent ook dat bij de vaststelling van het recht op bijstand rekening dient te worden gehouden met de eigen mogelijkheden en eigen middelen om het beroep op bijstand zo gering mogelijk te doen zijn.

 

Dat uitgangspunt laat echter onverlet dat de Participatiewet de mogelijkheid biedt om giften ten dele buiten beschouwing te laten. In artikel 31 lid 1 onderdeel m van de Participatiewet is daarom bepaald dat “giften (…) voorzover deze naar het oordeel van het college uit een oogpunt van bijstandsverlening verantwoord zijn” niet tot de middelen worden gerekend in de zin van de Participatiewet. Door giften ten dele niet als middelen in de zin van de wet aan te merken wordt voorkomen dat de Participatiewet een ontmoediging vormt voor de vrijgevigheid van instellingen of personen.

 

Ten aanzien van de inlichtingenplicht wordt hier vermeld dat degene die bijstand ontvangt wordt geacht al hetgeen te melden dat voor de vaststelling en voorzetting van het recht op bijstand van belang is. Dat betekent dat ook de ontvangst van giften gemeld dient te worden zodat de gemeente kan beoordelen welke gevolgen daaraan verbonden moeten worden. De vaststelling van een maximale vrijlating van € 1200,- leidt er dus niet toe dat schenkingen onder dit bedrag niet gemeld zouden moeten worden.

 

Bovengenoemde meldingsplicht geldt niet voor giften in de vorm van verstrekkingen van de Voedselbank, Kledingbank, Speelgoedbank, Stichting Leergeld, Stichting Urgente Noden en soortgelijke charitatieve instellingen. Deze hoeven net gemeld te worden bij het college.

 

Voor de volledigheid: de vrijlating van giften en schadevergoedingen is van toepassing op het vaststellen van het recht op algemene bijstand en niet van toepassing bij de vaststelling van het recht op en de hoogte van de bijzondere bijstand.

 

Artikelsgewijze Toelichting Beleidsregel vrijlating giften Participatiewet gemeente Twenterand 2021

 

Artikel 1. Begripsbepaling

In dit artikel is een aantal begrippen gedefinieerd.

 

Artikel 2. Giften

Allereerst wordt vastgesteld dat giften en schenkingen van maatschappelijke en charitatieve instellingen buiten beschouwing worden gelaten. Het primaat van hetgeen ooit “armenzorg” werd genoemd ligt sinds de invoering van de Algemene bijstandswet in 1965 bij de overheid. Dat neemt echter niet weg dat nog steeds een zeer belangrijke rol is weggelegd voor diverse andere maatschappelijke instellingen en groeperingen. Deze bepaling geeft daartoe de ruimte. Verder wordt in dit artikel een aantal situaties onderscheiden. Giften met een doel dat voor bijzondere bijstand in aanmerking zou (kunnen) komen, worden vrijgelaten. Aan een dergelijke vrijlating ligt - in meer of mindere mate - een noodzaakbepaling in het kader van de Participatiewet ten grondslag. Die beoordeling is wellicht minder strikt dan bij daadwerkelijke bijstandsverlening.

 

Voorbeeld 1. Als iemand van zijn ouders geld krijgt voor een nieuwe wasmachine waarvoor anders bijzondere bijstand verstrekt had kunnen worden, kan de gift worden vrijgelaten als de gift ook daadwerkelijk voor dit doel wordt aangewend. Daarbij kan ook in redelijkheid worden afgeweken van de richtbedragen die de gemeente hanteert. Alle overige giften – ongeacht de bestemming die de schenker of betrokkene voor ogen heeft – worden als giften ter vrije besteding aangemerkt of als giften waarvan het doel overeenkomt met het doel van de algemene periodieke bijstand, namelijk de voorziening in de dagelijkse bestaanskosten.

 

Voorbeeld 2a. Iemand krijgt geld voor een tuinset. Dan geldt de gift als “ter vrije besteding”. Dat betekent dat van deze gift € 1200,- kan worden vrijgelaten, en dat het meerdere tot de middelen moet worden gerekend.

 

Voorbeeld 3. Als de ouders van de bijstandsontvanger iedere maand zijn zorgkostenverzekering voor hun rekening nemen, komt het doel van de gift overeen met het doel van de periodieke algemene bijstand. Iedereen wordt immers geacht zijn eigen premie te kunnen betalen van zijn inkomen. Vrijlating is dan mogelijk tot maximaal € 1200,- per jaar.

 

Giften kunnen plaats vinden in de vorm van financiële middelen of als een gift in natura. De bepalingen in deze beleidsregels zullen in de praktijk wellicht vooral bij financiële giften toepassing vinden. Ook giften in natura dienen echter beoordeeld te worden op basis van deze beleidsregels. In dit artikel is daarom bepaald dat de geldswaarde van een gift in natura daarbij als uitgangspunt wordt genomen.

 

Voorbeeld 2b. Iemand krijgt een tuinset in natura. Hij ontvangt zelf dus geen geld, maar de kosten worden door een derde voldaan. Ook dan geldt dat van deze gift € 1200,- kan worden vrijgelaten, en dat het meerdere tot de middelen moet worden gerekend.

 

Artikel 3. Schadevergoedingen

Eerste lid: wanneer er sprake is van ontvangst van een materiele schadevergoeding, zal beoordeeld moeten worden of de vergoeding is gebruikt voor het wegnemen van de schade. Als dit niet (helemaal) het geval is, wordt het deel dat niet is aangewend om de geleden schade weg te nemen als vermogen in aanmerking genomen. Hierbij moet wel rekening worden gehouden met eventuele kosten die in de toekomst nog gemaakt moeten worden, zoals fysiotherapie. Als hier sprake van is kan de vergoeding niet als vermogen worden aangemerkt.

 

Tweede lid: door tijdelijke of blijvende arbeidsongeschiktheid kan iemand zijn baan verliezen. Het gevolg zal in veel gevallen zijn dat het inkomen van iemand voor een bepaalde periode, of zelfs helemaal, wegvalt. Een vergoeding voor loonderving is bestemd voor de kosten van levensonderhoud en wordt daarom beschouwd als inkomen binnen de bijstand. Het proces van afhandelen van de schade kan lange tijd duren. De uiteindelijk toegekende schadevergoeding kan dan ook over een periode gaan die in het verleden ligt. Er zal daarom beoordeeld moeten worden op welke periode de vergoeding precies betrekking heeft. Het bedrag van de toegekende schadevergoeding wordt vervolgens gedeeld door het aantal maanden waarop deze vergoeding betrekking heeft en maandelijks gekort als inkomen. In de meeste gevallen gaat het om één bedrag, waarbij het bedrag per maand niet duidelijk is. De belanghebbende zal moeten aantonen om welk verlies van arbeidsvermogen het gaat. Dit kan bijvoorbeeld doormiddel van salarisspecificaties of jaaropgaven, maar ook door een overzicht van de nog te lijden schade opgemaakt door een letstelschadespecialist.

 

Derde lid: wanneer er een immateriële schadevergoeding wordt toegekend, gaat het meestal om een zeer ernstige situatie. In een dergelijke situatie heeft de belanghebbende het recht om gecompenseerd te worden voor de geleden schade, zonder dat dit direct van invloed is op het recht op bijstand. Immateriële schadevergoedingen worden daarom niet volledig als vermogen aangemerkt. Aan de andere kant kan deze vrijlating niet onbegrensd zijn. Een bedrag ter hoogte van het vrij te laten vermogen voor een alleenstaande (artikel 34, lid 3, onder a van de Participatiewet) wordt gezien als verantwoord.

 

Vierde lid: wanneer de immateriële schadevergoeding hoger is, dan wordt 2/3 deel van het bedrag dat de vermogensgrens overschrijdt in aanmerking genomen als vermogen. De eerste vrijlating ter hoogte van het vrij te laten vermogen voor een alleenstaande geldt dus ook bij hogere immateriële schadevergoedingen. Een vrijlating van 1/3 deel van de immateriële schadevergoeding is gebaseerd op een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep: 02-12-2003, ECLI:NL:CRVB:2003:AO1106. Het overige deel van de schadevergoeding dient als vermogen in aanmerking te worden genomen op basis van artikel 34, lid 1, onder b van de Participatiewet.

 

Artikel 4. Afwijking

Niet alle situaties laten zich in regels vatten. Deze bepaling geeft het college de gelegenheid om maatwerk te leveren op grond van bijzondere individueel bepaalde omstandigheden.

 

Artikel 5. Inwerkingtreding

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Naar boven