Damoclesbeleid Stede Broec 2021

1. Inleiding

Vanuit het oogpunt van de openbare orde en veiligheid, het beschermen van het woon- en leefklimaat en de volksgezondheid, treedt de burgemeester streng op tegen illegale handel in drugs, zowel hard- als softdrugs. Het voorkomen en bestrijden van de ondermijnende en ontwrichtende effecten van drugshandel blijft ook de komende jaren van zeer groot belang. Panden kunnen door de burgemeester op grond van artikel 13b Opiumwet worden gesloten als er drugs zijn aangetroffen.

 

Op 1 januari 2019 is artikel 13b Opiumwet verruimd. Het handhavingsinstrumentarium geldt ook voor het voorhanden hebben van voorwerpen of stoffen als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3° of artikel 11a Opiumwet. Panden waarin geen handelshoeveelheid drugs worden aangetroffen, maar waarvan het aannemelijk is dat deze gebruikt worden voor de productie van en/of handel in drugs, kunnen eveneens worden gesloten op grond van artikel 13b Opiumwet.

 

Bij de uitoefening van de bevoegdheid op grond van artikel 13b Opiumwet beschikt de burgemeester over beleidsvrijheid. De burgemeester kan beleid vaststellen waarin wordt aangegeven op welke manier invulling wordt gegeven aan deze bevoegdheid. In deze beleidslijn is uitgewerkt in welke situatie op welke wijze artikel 13b Opiumwet wordt toegepast.

 

Jurisprudentie kan de beleidsvrijheid beperken. Daarnaast heeft de hoogste bestuursrechter, de Afdeling bestuursrechtspraak, in augustus 2019 een overzichtsuitspraak gedaan over het sluiten van woningen door de burgemeester na de vondst van drugs. Daarmee is meer duidelijkheid gegeven over de manier waarop deze besluiten worden getoetst. In de uitspraak wordt benadrukt dat er, naast de noodzaak tot het sluiten van het pand, ook aandacht moet zijn voor de vraag of sluiting evenredig is. Daarmee bevestigt de hoogste bestuursrechter de tendens dat zij steeds nadrukkelijker aan het evenredigheidsbeginsel toetst en afstand neemt van het begrip ‘marginale toetsing’.

2. Drugsconvenant Noord-Holland

In de politieregio Noord-Holland hebben de samenwerkingspartners (politie, Openbaar Ministerie, gemeenten, Liander, Woningbouwcorporaties en PWN) in een convenant vastgelegd elkaar te zullen informeren bij vermoedens van hennepteelt/drugs. De politie stelt een onderzoek in. Wanneer een hennepkwekerij/drugs wordt aangetroffen, nemen de partners gezamenlijk maar elk op hun eigen terrein en gebruikmakend van de eigen bevoegdheid de nodige maatregelen. Het gaat dan om afsluiting van energie, afsluiting van het pand, stopzetten van een uitkering, ontbinden van het huurcontract, het intrekken van vergunningen en het verhalen van schade. Daarnaast vindt strafrechtelijke vervolging door het Openbaar Ministerie plaats. Er wordt dan tevens gekeken naar de mogelijkheden tot het in beslag nemen van geld en luxe goederen.

 

In het convenant is bepaald dat de gemeente de beschikking heeft over een beleidsregel die ziet op de bevoegdheid van de burgemeester tot het sluiten van drugspanden. Dit vindt plaats bij verkoop, aflevering of verstrekking, dan wel het aanwezig zijn van drugs vanuit woningen of lokalen en daarbij behorende erven.

 

Bij een hennepkwekerij of soft- en/of harddrugs in een huurwoning, huurwoonwagen of op een gehuurde woonwagenstandplaats, of daarbij behorend bijgebouw of andere daarbij behorende opstallen, gaat de woningcorporatie in principe over tot het opstarten van een procedure tot ontbinding van de huurovereenkomst met de huurder van de woning, respectievelijk met de huurder van de woonwagen of standplaats. Zo nodig inclusief verhaal van schade.

Aan de hand van dit convenant kunnen de convenantpartners nadere uitvoeringsregelingen opstellen.

3. Doelstelling

Het doel van artikel 13b Opiumwet is:

  • -

    de preventie en de beheersing van uit drugsgebruik voortvloeiende risico's voor de volksgezondheid;

  • -

    het voorkomen van nadelige effecten van de handel in en het gebruik van drugs op het openbare leven, het woon- en leefklimaat en andere lokale omstandigheden.

Beoogd wordt het definitief doorbreken van de gang naar het lokaal of de woning en de bekendheid van het lokaal of woning in kringen van telers, handelaren en gebruikers van verdovende middelen. Bestuurlijk optreden door de burgemeester is een herstelsanctie en is niet bedoeld als straf. Sluiting is gericht op het herstel van de situatie en het weren en terugdringen van drugshandel.

In aanvulling op dit algemene doel beoogt deze beleidsregel:

  • -

    de bekendheid van het pand als drugspand te doorbreken in het drugscircuit (telers, dealers en kopers);

  • -

    het herstellen van de rust in de omgeving en het herstellen van de handhaving van de openbare orde en rechtsorde (eigenaren en gebruikers van de omliggende bedrijfspanden en woningen beschermen voor brandgevaar, waterschade en stankoverlast en daarnaast trekken drugspanden (hennepkwekerijen/aanwezigheid harddrugs) ook geweldsdelicten en ripdeals aan;

  • -

    te verhinderen dat het pand weer wordt gebruikt ten behoeve van het drugscircuit en georganiseerde drugshandel;

  • -

    preventief effect naar pandeigenaren, met als doel dat zij kritischer worden bij verhuur van hun pand.

  • -

    een signaal afgeven dat de geconstateerde feiten onacceptabel zijn;

  • -

    het voorkomen van de uit drugsgebruik voortvloeiende risico’s voor de volksgezondheid en Stede Broec onaantrekkelijk maken als vestigingsplaats voor drugshandel en productie.

4. Juridisch kader

Op grond van artikel 2 en 3 Opiumwet is het verboden een middel als bedoeld in de bij deze wet behorende lijst I (harddrugs) en lijst II (softdrugs), dan wel aangewezen krachtens artikel 3a lid 5 Opiumwet, binnen of buiten het grondgebied van Nederland te brengen, te telen, te bereiden, te bewerken, te verwerken, te verkopen, af te leveren, te verstrekken of te vervoeren, aanwezig te hebben en te vervaardigen.

 

De bevoegdheid van de burgemeester om op te treden bij aanwezigheid van drugs of voorwerpen of stoffen die zijn bestemd voor het telen of bereiden van drugs, is geregeld in artikel 13b Opiumwet. De burgemeester heeft de bevoegdheid een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom op te leggen indien in woningen of lokalen, dan wel in of bij woningen of zodanige lokalen behorende erven, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I of II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt, dan wel daartoe aanwezig is.

 

Ook in woningen of lokalen waarin geen handelshoeveelheid drugs wordt aangetroffen, maar waarvan het aannemelijk is dat deze gebruikt worden ten behoeve van de productie en/of handel in drugs, kunnen worden gesloten op grond van artikel 13b van de Opiumwet. Daarnaast is sinds 1 januari 2019 artikel 13b Opiumwet verruimd met het voorhanden hebben van voorwerpen of stoffen als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3°, of artikel 11a Opiumwet.

Daartoe aanwezig

Het is vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State om de woorden ‘daartoe aanwezig’ in artikel 13b eerste lid Opiumwet zo uit te leggen dat de burgemeester al bevoegd is een last onder bestuursdwang op te leggen indien in een pand een handelshoeveelheid (er is sprake van beroeps- of bedrijfsmatig handelen) drugs aanwezig is. Het is dus niet noodzakelijk dat de drugs daadwerkelijk wordt verhandeld. Om te bepalen wanneer sprake is van een ‘handelshoeveelheid’ wordt aangesloten bij de door het Openbaar Ministerie (OM) toegepaste criteria, genoemd bij de in hoofdstuk 5 opgenomen ‘begripsbepalingen’.

Bij overschrijding van de hoeveelheid dat bestemd is voor eigen persoonlijk gebruik, wordt aangenomen dat de drugs bestemd zijn voor verkoop, aflevering of verstrekking dan wel daartoe aanwezig zijn.

Aantasting openbare orde

In de jurisprudentie wordt aangenomen dat door de aanwezigheid van een handelshoeveelheid drugs sprake is van aantasting van de openbare orde. De openbare orde verstoring in de vorm van drugsgerelateerde overlast in de omgeving hoeft niet door middel van feiten en omstandigheden te worden aangetoond. Volgens de laatste jurisprudentie wordt daaraan wel de voorwaarde verbonden dat de hoeveelheid zodanig groot moet zijn dat het vrijwel is uitgesloten dat deze voor eigen gebruik bestemd is. Het is aan de rechthebbende op het pand om het tegendeel aannemelijk te maken. Wanneer de hoeveelheden aangetroffen drugs niet meer bedragen dan voor een gebruiker gebruikelijke doses, ligt het op de weg van de burgemeester om met feiten en omstandigheden aannemelijk te maken om de conclusie te ondersteunen dat de aangetroffen drugs niet voor eigen gebruik bestemd zijn, maar voor de verkoop, aflevering of verstrekking.

Strafrecht en bestuursrecht in de Opiumwet

Het OM is verantwoordelijk voor de opsporing en vervolging van misdrijven en overtredingen van het gestelde bij of krachtens de Opiumwet. Het strafrechtelijke optreden richt zich op de bij de verkoop betrokken personen, de verdachten (daders). Het beëindigen of opheffen van het illegale verkooppunt wordt daarmee niet bereikt. Om ook handhavende maatregelen te nemen tegen het gebruik van de woningen of lokalen waarin overtredingen zijn begaan, kan de burgemeester gebruik maken van de bestuursrechtelijke mogelijkheden (tweesporenbeleid).

 

Tussen het strafrechtelijk optreden en het effectueren van de bestuursrechtelijke maatregelen kan enige tijd zitten, omdat de eisen van zorgvuldigheid bij het toepassen van het bestuursrechtelijke spoor in acht moeten worden genomen. Als door de duur van de procedure geruime tijd is verstreken sinds de ontdekking van de drugs, is dat geen aanleiding om te concluderen dat de belangenafweging tot een minder vergaande maatregel moet leiden.

 

De bevoegdheid van het OM tot strafrechtelijk optreden blijft bestaan, ongeacht of er bestuursrechtelijk optreden door de burgemeester volgt. Dat geldt ook andersom; als het OM niet strafrechtelijk optreedt, blijft de burgmeester bevoegd bestuursrechtelijk op te treden.

5. Uitgangspunten van het beleid

a. Reikwijdte beleid

Deze beleidslijn is van toepassing op de uitoefening door de burgemeester van de in artikel 13b Opiumwet neergelegde bevoegdheid ten aanzien van:

  • woningen en bijbehorende erven;

  • lokalen en bijbehorende erven, al dan niet voor publiek opengesteld (bijvoorbeeld hotels, restaurants, pensions, cafés, cafetaria, snackbars, discotheken, buurthuizen of winkels, bedrijfsruimten, loodsen, magazijnen en woningen die feitelijk niet worden bewoond). Het beleid ziet niet op gedoogde coffeeshops. Daar is afzonderlijk beleid voor vastgesteld. Zie hiervoor de Notitie Coffeeshopbeleid gemeente Stede Broec.

b. Begripsbepalingen

Harddrugs

Middelen vermeld op lijst I behorend bij de Opiumwet.

Softdrugs

Middelen vermeld op lijst II behorende bij de Opiumwet.

Handel in drugs

Het verkopen, afleveren of verstrekken van harddrugs of softdrugs, in al zijn verschijningsvormen of het daartoe aanwezig zijn daarvan; onder verkoop wordt tevens verstaan het sluiten van een mondelinge overeenkomst tot koop en verkoop van drugs, waarbij de levering van drugs elders plaatsvindt

Handelshoeveelheid drugs

Met betrekking tot de handelshoeveelheid wordt aangesloten bij wat volgens de justitiële

gedoogregels op het moment van de overtreding wordt aangemerkt als een geringe hoeveelheid voor eigen gebruik. Dit betekent dat als handelshoeveelheid wordt aangemerkt:

  • -

    harddrugs (lijst I): meer dan 0,5 gram (o.a. heroïne, cocaïne, amfetamine, LSD, GHB en XTC, zware pijnstillers, hennepolie en Ritalin) of meer dan 1 XTC pil of meer dan 5 ml GHB.

  • -

    softdrugs (lijst II): meer dan 5 gram hennepproducten (waaronder in ieder geval wiet, hasj, hennepgruis en andere producten met een THC gehalte van meer dan 0,2 %), cannabis, paddo’s en slaap- en kalmeringsmiddelen.

  • -

    hennepplanten (Lijst II): meer dan 5 hennepplanten of hennepstekken.

Daarmee zijn het bestuursrechtelijke en het strafrechtelijke beleid met elkaar in overeenstemming.

Lokalen en daarbij behorende erven

Alle al dan niet voor publiek opengestelde lokalen en daarbij behorende erven. Het begrip lokalen omvat zowel voor publiek toegankelijke als niet voor publiek toegankelijke lokalen. Voorbeelden van voor publiek toegankelijke lokalen zijn winkels, horecabedrijven zoals hotels, restaurants, pensions, cafés, cafetaria, snackbars, discotheken, buurthuizen of clubhuizen. Onder een voor publiek opengesteld lokaal wordt tevens verstaan een bij dit bedrijf behorend terras en andere aanhorigheden.

Niet voor het publiek toegankelijke lokalen zijn bijvoorbeeld loodsen, schuren en bedrijfsruimten. Een voor bewoning bestemde ruimte die niet gebruikt wordt als woning kan aangemerkt worden als lokaal.

Terras

Een buiten de besloten ruimte van het lokaal liggend deel van het lokaal waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt;

Woning

Een woning is een pand dat in hoofdzaak dient tot woning dan wel dienstbaar is aan wonen. Hieronder valt zowel een koopwoning als een huurwoning, maar ook stacaravans, woonwagens en woonschepen. Daarnaast vallen gebouwen zoals bergingen, garages, schuren en stallen, welke op hetzelfde perceel als de woning zelf staat of aan de woning toebehoort, in de matrix ook onder woning. Het is de plaats waar een persoon zijn private huishouden leidt.

Dit wordt niet zonder meer bepaald door uiterlijke kenmerken zoals de bouw en aanwezigheid van een bed en ander huisraad, maar ook door de daadwerkelijk daaraan gegeven bestemming. Een tijdelijke afwezigheid van de bewoner leidt er niet toe dat de ruimte het karakter van woning verliest. Een persoon die incidenteel overnacht in een woning wordt niet aangemerkt als bewoner. Een inschrijving in de Basisregistratie Personen is een indicatie voor bewoning maar hoeft niet doorslaggevend te zijn.

Voorbereidingshandelingen

Er zijn ook woningen en panden die een grote rol spelen in de handel van drugs zonder dat er ter plaatse drugs wordt aangetroffen. Zij faciliteren de handel, verwerking en transport van soft- en harddrugs. Artikel 13b Opiumwet is op 1 januari 2019 daarom uitgebreid. Deze wetswijziging heeft tot gevolg dat de burgemeester ook een sluitingsbevoegdheid heeft als in een pand voorwerpen of stoffen worden aangetroffen die bestemd zijn voor het telen of bereiden van drugs. Het gaat dan bijvoorbeeld om de aanwezigheid van apparatuur voor bijvoorbeeld illegale stroomaansluiting , aard en hoeveelheid van de aangetroffen stoffen, chemicaliën zoals zoutzuur en versnijdingsmiddelen. Daarnaast kan het ook blijken uit tapgesprekken of observaties uit een opsporingsonderzoek.

 

De sluitingsbevoegdheid is uitsluitend van toepassing op voorbereidingshandelingen die strafbaar zijn op grond van de artikelen 10a eerste lid onder 3 en 11a Opiumwet. Die bepalingen vereisen dat degene die het voorwerp of de stof in de woning of het lokaal of op het erf voorhanden heeft, weet of het vermoeden heeft dat het voorwerp of de stof bestemd is voor onder meer het bereiden, bewerken of vervaardigen van harddrugs, respectievelijk voor grootschalige en/of professionele hennepteelt. De situatie zal van dien aard zijn dat redelijkerwijs mag worden aangenomen dat het om strafbare voorbereidingshandelingen gaat.

 

Niet alle strafbare voorbereidingshandelingen in artikel 10 of 11a van die Wet vallen binnen de reikwijdte van deze beleidsregel. Deze gelden niet wanneer in een pand enkel vervoermiddelen, gelden of andere betaalmiddelen als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3, of artikel 11a van de Opiumwet worden aangetroffen. De relatie van vervoer- of betaalmiddelen met het pand zal in veel gevallen te los zijn om sluiting van het pand te rechtvaardigen. De voorgestelde uitbreiding van de sluitingsbevoegdheid geldt evenmin als in een pand een (geheime) ruimte wordt aangetroffen als bedoeld in artikel 11a van die Wet. Uiteraard kunnen in een pand aangetroffen vervoer- of betaalmiddelen of (geheime) ruimten wel bijdragen aan het oordeel dat redelijkerwijs moet worden aangenomen dat het om strafbare voorbereidingshandelingen gaat.

6. Handhavingsarrangement

a. Bestuursrechtelijk instrumentarium

Als uitgangspunt van dit beleid geldt dat de burgemeester een last onder bestuursdwang oplegt. Sluiting draagt bij aan de doelen genoemd in paragraaf 3. Dit leidt tot sluiting van de woning of het lokaal. Bestuursdwang heeft een direct effect. Het object is voor een ieder ontoegankelijk gemaakt. Met de sluiting wordt een locatie weggenomen waar criminele activiteiten plaatsvinden. Vaak beëindigt sluiting van een lokaal een situatie die schadelijk is voor de kwaliteit van de woon- en leefomgeving. Hiermee wordt beoogd de loop naar het betreffende pand eruit te halen, de overtredingen te beëindigen en herhaling van de overtreding te voorkomen. Daarmee wordt een barrière opgeworpen en het criminele ondernemingsproces verstoord.

Naast het herstel van de openbare orde en het beëindigen van de overtreding, wordt met een sluiting ook een signaal aan de buitenwereld afgegeven dat het pand niet langer voor drugshandel gebruikt kan worden of voor de opslag van voorwerpen of stoffen die bestemd zijn voor het telen of bereiden van drugs en dat deze activiteiten stevig worden aangepakt. Duidelijk wordt dat het pand niet langer als verkoop-, aflever-, teelt- of opslagruimte voor drugs kan worden gebruikt.

 

Als uitgangspunt geldt dat bij een eerste overtreding aan betrokkene(n) bij het aantreffen van een geringe handelshoeveelheid een waarschuwing wordt gegeven tenzij sprake is van ‘verzwarende omstandigheden’. Op het moment dat er sprake is van een ‘ernstig geval’ eventueel in combinatie met ‘verzwarende omstandigheden’ wordt er opgetreden door middel van het opleggen van een last onder bestuursdwang in de vorm van een (tijdelijke) sluiting.

Matrix met overzicht maatregelen

De burgemeester gaat op basis van de door hem gehanteerde beleidsregels over tot sluiting van een pand indien wordt voldaan aan de criteria uit de Opiumwet. Daarbij dient in de eerste plaats aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding te worden beoordeeld in hoeverre sluiting noodzakelijk is om de met deze beleidsregel beoogde doelen te kunnen bereiken.

 

De sluiting van woningen grijpt zwaarder in op de persoonlijke levenssfeer van betrokkene(n) dan de sluiting van lokalen. Daarom wordt er ten aanzien van de sluitingsduur in deze beleidsregels een onderscheid gemaakt tussen woningen en lokalen. De essentie ligt daarin dat bij ruimtes die feitelijk worden gebruikt om te wonen het woonrecht en de bescherming van privé, familie- en gezinsleven zoals bedoeld in artikel 8 EVRM een rol speelt.

Woningen en/of daarbij behorende erven

Waarschuwing

Als wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 13b Opiumwet volgt in beginsel bij een eerste overtreding een schriftelijke waarschuwing. Van dit uitgangspunt wordt afgeweken op het moment dat sprake is van een ‘ernstig geval’. Ook kunnen zich ‘verzwarende omstandigheden’ voordoen die een (langere) sluiting noodzakelijk maken. Zo zal bij een tweede overtreding met geringe hoeveelheid niet opnieuw een waarschuwing volgen. Er is dan sprake van recidive dat als verzwarende omstandigheid wordt gezien.

 

Waarschuwing bij geringe handelshoeveelheid in woningen en/of bijbehorende erven

• Aanwezigheid hoeveelheid softdrugs (5-30 gram softdrugs of 6-20 hennepplanten).

• Aanwezigheid hoeveelheid harddrugs (0,5-5 gram/ 1-5 pillen/tabletten of,5-50 ml consumptie-eenheid vloeibare harddrugs)

 

 

Schriftelijke waarschuwing, tenzij ‘ernstig geval’ of ‘verzwarende omstandigheden’.

Ernstige gevallen bij woningen en/of bijbehorende erven

Soms is de aangetroffen situatie dusdanig dat er sprake is van een ‘ernstig geval’. Wanneer er sprake is van een ‘ernstig geval’ wordt de woning in beginsel gesloten conform onderstaande sluitingstermijnen, tenzij er sprake is van ‘verzwarende omstandigheden’. In dat geval kan een langere sluitingsduur noodzakelijk zijn.

 

Sluitingstermijnen ernstige gevallen in woningen en/of bijbehorende erven

Constatering

1e constatering

2e constatering binnen 5 jaar na voorgaande constatering

3e

constatering binnen 5 jaar na voorgaande constatering

4e en volgende

constatering binnen 5 jaar na voorgaande constatering

• Aanwezigheid hoeveelheid softdrugs (≥ 30 gram softdrugs of ≥ 20 hennepplanten).

• Aanwezigheid hoeveelheid harddrugs (≥ 5 gram / ≥ 5 pillen/tabletten of, ≥ 50 ml consumptie-eenheid vloeibare harddrugs).

• Voorbereidingshandelingen

 

 

3

maanden

 

6

maanden

 

9

maanden

 

 

12

maanden

 

(eventueel met inzet van artikel 14 Woningwet)

b. Sociale huurwoningen

De burgemeester heeft oog voor zowel het belang van de bestrijding van drugshandel als voor het belang van de beschikbaarheid van voldoende betaalbare woonruimte. Het belang om de schaarse sociale huurwoningen zo min mogelijk aan de woningmarkt te onttrekken is groot. Het sluiten van een huurwoning betekent immers dat, in de huidige tijd van grote krapte op de (sociale) huurmarkt, een gesloten woning gedurende een aantal maanden niet beschikbaar is voor bewoning. Tegelijkertijd moet de invloed van drugshandel niet worden onderschat. Om die reden is de signaalfunctie die van een sluiting uitgaat in de sociale huursector even belangrijk als in de particuliere huursector. Dit betekent dat, ondanks het maatschappelijk belang bij volkshuisvesting, niet zomaar van de sluiting van huurwoningen kan worden afgezien.

 

Uit jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State volgt echter dat de burgemeester bij de belangenafweging om over te gaan tot het al dan niet sluiten van een woning niet alleen belangen die gediend zijn bij het zichtbaar optreden tegen drugshandel hoeft te betrekken. Dit belang mag ook worden afgewogen tegen andere belangen, zoals het belang bij de volkshuisvesting. Hierbij mag betekenis worden toegekend aan de wettelijke waarborgen die gelden voor woningbouwcorporaties en het transparante toewijzingsbeleid. Anders dan particuliere verhuurders mogen zij niet elk willekeurig persoon huisvesten. Er bestaan over het algemeen lange wachttijden en steeds meer mensen hebben een urgent woonprobleem, waardoor het belangrijk is dat woningen weer snel vrijkomen om de doorstroom in de sociale huursector te kunnen bevorderen en de specifieke doelgroepen te kunnen huisvesten. Particuliere verhuurders hebben niet een dergelijke plicht en zijn ook in die zin dus niet gelijk te stellen met een woningbouwcorporatie. Aannemelijk is verder dat particuliere verhuurders doorgaans een voorkeur hebben voor andere doelgroepen en dat zij ook op een andere manier tot verdeling van woonruimte zullen overgaan omdat zij doorgaans een commercieel motief zullen hebben. Particuliere verhuurders kunnen daarom niet geacht worden in dezelfde mate het belang van de volkshuisvesting te dienen als woningbouwcorporaties.

 

In het geval van particuliere verhuur weegt het belang van het zichtbaar optreden tegen drugshandel daarom zwaarder dan bij verhuur door woningcorporaties, met inachtneming van opzegging van de huurovereenkomst tussen corporatie en huurder. Om die reden wordt er bij sociale huurwoningen in alle gevallen een sluiting bepaald van een maand. In dit verband is tevens van belang dat gemeente en de woningcorporatie in Stede Broec gezamenlijk prestatie-afspraken hebben gemaakt op o.a. het punt van leefbaarheid. Het langdurig gesloten houden van een huurwoning komt de leefbaarheid in de straat niet ten goede. Een langere sluitingsduur kan wel noodzakelijk zijn indien er sprake is van ‘verzwarende omstandigheden’. In dat geval zal worden aangesloten bij de normale sluitingstermijnen bij woningen. Daarnaast is de burgemeester onder bepaalde omstandigheden bereid welwillend te kijken naar een verzoek tot opheffing van een reeds geëffectueerde sluiting van een huurwoning van een woningbouwcorporatie.

Lokalen en/of daarbij behorende erven

Waarschuwing

Als wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 13b Opiumwet volgt in beginsel bij een eerste overtreding een schriftelijke waarschuwing. Van dit uitgangspunt wordt afgeweken op het moment dat sprake is van een ‘ernstig geval’. Ook kunnen zich ‘verzwarende omstandigheden’ voordoen die een (langere) sluiting noodzakelijk maken. Zo zal bij een tweede overtreding met geringe hoeveelheid niet opnieuw een waarschuwing volgen. Er is dan sprake van recidive dat als verzwarende omstandigheid wordt gezien.

 

Waarschuwing bij geringe handelshoeveelheid in lokalen en/of bijbehorende erven

• Aanwezigheid hoeveelheid softdrugs (5-30 gram softdrugs of 6-20 hennepplanten).

• Aanwezigheid geringe hoeveelheid harddrugs (0,5-5 gram / 1-5 pillen/tabletten of, 5-50 ml consumptie-eenheid vloeibare harddrugs).

 

Schriftelijke waarschuwing tenzij ‘ernstig geval’ of ‘verzwarende omstandigheden’

Ernstige gevallen bij lokalen en/of bijbehorende erven

Soms is de aangetroffen situatie dusdanig dat er sprake is van een ‘ernstig geval’. Wanneer er sprake is van een ‘ernstig geval’ wordt het lokaal in beginsel gesloten conform onderstaande sluitingstermijnen, tenzij er sprake is van ‘verzwarende omstandigheden’. In dat geval kan een langere sluitingsduur noodzakelijk zijn.

 

Sluitingstermijnen ernstige gevallen in lokalen en/of bijbehorende erven

Constatering

1e constatering

2e constatering binnen 5 jaar na voorgaande constatering

3e

constatering binnen 5 jaar na voorgaande constatering

4e en volgende

constatering binnen 5 jaar na voorgaande constatering

• Aanwezigheid hoeveelheid softdrugs (≥ 30 gram softdrugs of ≥ 20 hennepplanten).

• Aanwezigheid hoeveelheid harddrugs (≥ 5 gram / ≥ 5 pillen/tabletten of, ≥ 50 ml consumptie-eenheid vloeibare harddrugs).

• Voorbereidingshandelingen

 

 

6

maanden

 

9

maanden

 

12

maanden

 

 

24

maanden

 

(eventueel met inzet van artikel 14 Woningwet)

c. Samenloop

Indien er sprake is van handel in zowel soft- als harddrugs, wordt de maatregel toegepast die geldt bij de constatering van de grootste aangetroffen (handels)hoeveelheid drugs. Indien sprake is van strafbare voorbereidingshandelingen in combinatie met een aangetroffen hoeveelheid drugs, wordt naar aanleiding van feiten en omstandigheden gekozen voor de maatregel die past bij de ernst van de situatie.

d. Intrekken vergunningen

Naast bestuursrechtelijke handhaving op grond van artikel 13b Opiumwet wordt in geval van vergunningplichtige inrichtingen ook beoordeeld of er aanleiding bestaat om de vergunningen in te trekken (zoals een Drank- en Horecavergunning, huisvestingsvergunning of exploitatievergunning).

e. Belangenafweging

Per dossier wordt nadrukkelijk gekeken of volstaan kan worden met de maatregel die genoemd is in de toepasselijke matrix of dat sprake is van een situatie die tot afwijking van de beleidsregel leidt.

De maatregelen in de tabellen zijn het uitgangspunt. In voorkomende gevallen kan de burgemeester gemotiveerd afwijken van het beleid door een zwaardere of lichtere maatregel toe te passen.

Verzwarende omstandigheden

Om te kunnen nagaan of er sprake is van verzwarende omstandigheden is onderstaande indicatorenlijst opgesteld. De lijst heeft een niet limitatief karakter. Op basis van een enkele indicator kan er sprake zijn van een verzwarende omstandigheid. In dat geval is een langere sluitingsduur, vanwege de ernst van de situatie en grotere schending van de openbare orde, noodzakelijk om de in deze beleidsregel genoemde doelen te bereiken. De burgemeester hanteert in die gevallen een sluitingstermijn die bij de eerstvolgende overtreding toegepast zou worden. In het geval van een waarschuwing geldt dat in ieder geval de maatregel bij een eerste constatering bij een ernstig geval wordt gehanteerd.

Indicatorenlijst

  • signalen die duiden op beroeps- of bedrijfsmatigheid, zoals de aanwezigheid van verpakkingsmateriaal, weegschalen, grote geld sommen, assimilatielampen, capaciteit van de kwekerij, vermoeden van eerdere oogsten etc.;

  • De mate waarin de het pand betrokken is bij, dan wel bekend staat als pand waar drugshandel of drugsbezit aanwezig is. Hierbij kan worden gedacht aan (waarnemingen van) aanloop van personen die met drugshandel en/of drugsgebruik in verband kunnen worden gebracht, of het aantreffen van attributen die op handel in verdovende middelen wijzen, zoals weegschalen, grote hoeveelheden cash geld, versnijdingsmiddelen of verpakkingsmaterialen in het pand.

  • er is sprake van een combinatie van middelen als bedoeld op Lijst I en II Opiumwet;

  • indien sprake is van andere aantoonbare strafbare feiten zoals geweldsdelicten, verboden wapenbezit, of andere openbare-orde delicten gerelateerd aan het pand;

  • de mate van gevaar en/of overlast voor omwonenden en/of andere bedrijven, waardoor het woon- en leefklimaat is aangetast;

  • indien er gerede vermoedens zijn van betrokkenheid van gebruikers/eigenaren van het pand bij personen met antecedenten op het gebied van de Opiumwet of vormen van georganiseerde criminaliteit;

  • indien aannemelijk is dat behalve dit pand tegelijktijdig nog één of meer locaties betrokken is/zijn bij drugshandel in georganiseerd verband of als de aanwezigheid van drugs hierop duidt;

  • er is sprake van recidive daaronder in ieder geval begrepen eerdere overtredingen door de gebruikers of eigenaren van het pand van de Opiumwet en/of eerdere sluiting van eigendommen van één of meerdere pandeigenaren op grond van artikel 13b Opiumwet;

  • overige feiten en/of omstandigheden die duiden op georganiseerde drugshandel en/of ernstig ondermijnende criminaliteit in (georganiseerd) verband.

In een situatie dat sprake is van strafbare voorbereidingshandelingen wordt rekening gehouden met de volgende indicatoren (deze zijn aanvullend op de hierboven genoemde indicatoren):

  • de aard van stoffen en/of goederen. Het gaat dan bijvoorbeeld om het voorhanden hebben van een chemische stof, apparatuur en/of aanverwante artikelen waarvan het aannemelijk is dat ze worden toegepast bij de productie, de handel en/of het transport van drugs;

  • de mate waarin de stoffen en/of de goederen erop wijzen bestemd te zijn voor de handel, de handel en/of het transport van drugs;

  • combinatie van aangetroffen stoffen en/of goederen, waarbij gedacht kan worden aan het tegelijk verkopen en/of aanwezig hebben van stoffen en/of goederen die voor (grootschalige) verwerking, bereiding of transport van drugs bedoeld zijn, zoals grammenweegschalen, drugsverpakkingen, versnijdingsmiddelen;

  • de hoeveelheid aangetroffen stoffen en/of goederen;

  • de mate van bekendheid van het pand waar stoffen en/of goederen nodig voor de productie, de handel en/of het transport van drugs kunnen worden verkocht, verhandeld of gebruikt;

  • de mate van risico of gevaar voor het woon- of leefklimaat in de omgeving en/of voor omwonenden (hierbij kan naast de gevaren verbonden aan (georganiseerde) drugscriminaliteit gedacht worden aan brandgevaar, risico’s verbonden aan het gebruik van chemicaliën, etc.).

Evenredigheid en inherente afwijkingsbevoegdheid

Indien sluiting op grond van hoofdstuk 3 van deze beleidsregel noodzakelijk wordt geacht, zal tevens beoordeeld moeten worden of de sluiting ook evenredig is.

 

Op grond van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht dient de burgemeester overeenkomstig deze beleidsregel te handelen tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met deze beleidsregel te dienen doelen. Zoals eerder in de jurisprudentie is bepaald dient de burgemeester daarbij alle omstandigheden van het geval in zijn beoordeling te betrekken en te bezien of deze op zichzelf, dan wel tezamen met andere omstandigheden, moeten worden aangemerkt als bijzondere omstandigheden. Denk hierbij aan: verwijtbaarheid, de gevolgen van de sluiting en de aanwezigheid van minderjarige kinderen (in woningen). Uit de jurisprudentie blijkt dat het sluiten van een woning tot een zwaardere evenredigheidstoets noodzaakt dan bij een lokaal. In beginsel geven financiële argumenten geen aanleiding om af te wijken van het beleid.

De overtreder zal moeten aantonen dat er sprake is van een dusdanig schrijnend geval dat afwijking van beleid rechtvaardigt.

7. Intrekken Damoclesbeleid Stede Broec 2016

Met het vaststellen van deze beleidslijn wordt het ‘Damoclesbeleid Stede Broec 2016’ ingetrokken.

8. Inwerkingtreding

Deze beleidslijn treedt in werking op de eerste dag na de datum van bekendmaking.

9. Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: ‘Damoclesbeleid Stede Broec 2021’.

 

Vastgesteld bij burgemeestersbesluit op 18 mei 2021

De burgemeester,

Naar boven