Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Boxtel houdende regels omtrent de huisvesting van arbeidsmigranten (Verordening huisvesting arbeidsmigranten Boxtel 2021)

De raad van de gemeente Boxtel;

 

gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van Boxtel van 20 april 2021;

 

gehoord de raadscommissie;

 

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

 

b e s l u i t :

 

de Verordening huisvesting arbeidsmigranten Boxtel 2021 vast te stellen.

 

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • aanvraag: een aanvraag om een arbeidsmigrantenhuisvestingsvergunning;

  • aanvrager: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die een aanvraag om een arbeidsmigrantenhuisvestingsvergunning heeft ingediend;

  • arbeidsmigranten: personen uit het buitenland die hun vaste woon- en verblijfsplaats niet in Nederland hebben, die vanwege economische motieven naar Nederland komen om een inkomen te verwerven en tijdelijk, korter dan drie jaar, in Nederland verblijven;

  • arbeidsmigrantenhuisvestingsvergunning: een vergunning voor het aanbieden en exploiteren van een huisvestingsvoorziening voor arbeidsmigranten op grond van artikel 2 van deze verordening;

  • bestemmingsplan: een plan als bedoeld in artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening;

  • Basisregistratie Personen (BRP): in de BRP staan persoonsgegevens van inwoners in Nederland (de ingezetenen) en van personen die Nederland hebben verlaten en die een relatie hebben met de Nederlandse overheid (de niet-ingezetenen);

  • college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Boxtel;

  • gemeenschappelijke ruimte in en bij een huisvestingsvoorziening: gebruiksruimte binnen een huisvestingsvoorziening, maar buiten een verblijfseenheid of verblijfsruimte, die gericht is op sport, recreatie en ontspanning voor de verblijvende arbeidsmigranten of die algemene voorzieningen behelzen. Ruimten met een verkeersfunctie (zoals gangen) kwalificeren niet als gemeenschappelijke ruimte in een huisvestingsvoorziening. Buitenruimte telt niet als gemeenschappelijke ruimte in of bij een huisvestingsvoorziening, tenzij plekken zijn ingericht voor bijvoorbeeld sport, recreatie en ontspanning;

  • huishouden: één of meer personen die op hetzelfde adres verblijven en een economisch-consumptieve eenheid vormen, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling;

  • huisvesting: het aanbieden en exploiteren van zelfstandige dan wel onzelfstandige verblijfsruimten aan arbeidsmigranten;

  • huisvestingsvoorziening: een bouwwerk bedoeld en/of geschikt gemaakt voor de huisvesting van arbeidsmigranten of meerdere bouwwerken bedoeld en/of geschikt gemaakt voor de huisvesting van arbeidsmigranten die op hetzelfde perceel gelegen zijn of die op aangrenzende percelen zijn gelegen en die technische, organisatorische, of functionele binding hebben;

  • onzelfstandige verblijfsruimte: een ruimte, binnen een huisvestingsvoorziening, zonder eigen keuken of sanitair, geschikt voor het verblijven van maximaal één persoon;

  • reguliere register SNF: het door Stichting Normering Flexwonen beheerde register van ondernemingen die aan de normen van Stichting Normering Flexwonen voor huisvesting van arbeidsmigranten voldoen;

  • structurele huisvesting: huisvesting van een arbeidsmigrant voor een aaneengesloten verblijf van meer dan drie jaar. Als een persoon korter dan drie maanden afwezig is van de betreffende locatie wordt dit nog gezien als aaneengesloten verblijf;

  • tijdelijke huisvesting: huisvesting van een arbeidsmigrant voor een aaneengesloten verblijf van maximaal drie jaar. Als een persoon korter dan drie maanden afwezig is van de betreffende locatie wordt dit nog gezien als aaneengesloten verblijf;

  • verblijfseenheid: het geheel van meerdere onzelfstandige verblijfsruimten rondom één keuken en sanitair binnen een huisvestingsvoorziening;

  • vergunninghouder: natuurlijke persoon of rechtspersoon die bevoegd is de huisvestingsvoorziening te exploiteren zoals bepaald bij of krachtens deze verordening en zoals bepaald op grond van de arbeidsmigrantenhuisvestingsvergunning;

  • zelfstandige verblijfsruimte: een ruimte, binnen een huisvestingsvoorziening, met eigen keuken en sanitair, geschikt voor het verblijven van maximaal twee personen.

Artikel 2 Arbeidsmigrantenhuisvestingsvergunning

  • 1.

    Het is verboden zonder arbeidsmigrantenhuisvestingsvergunning van het college een huisvestingsvoorziening te exploiteren voor de huisvesting van meer dan vier arbeidsmigranten die gezamenlijk geen huishouden vormen.

  • 2.

    Het is verboden een huisvestingsvoorziening te exploiteren voor de structurele huisvesting van meer dan vier arbeidsmigranten die gezamenlijk geen huishouden vormen.

  • 3.

    Het college kan met inachtneming van het vierde lid arbeidsmigrantenhuisvestingsvergunningen verlenen voor in totaal maximaal 800 personen.

  • 4.

    Het college stelt nadere regels vast over het maximaal aantal te verlenen arbeidsmigrantenhuisvestingsvergunningen.

  • 5.

    Het college stelt nadere regels vast over het minimum aantal personen en het maximum aantal personen dat in een huisvestingsvoorziening verblijft.

  • 6.

    Het college verleent een arbeidsmigrantenhuisvestingsvergunning voor bepaalde tijd, en voor niet langer dan 10 jaar na aanvang van de feitelijke ingebruikname van de huisvestingsvoorziening. Deze termijn kan niet worden verlengd.

  • 7.

    Het college verleent een arbeidsmigrantenhuisvestingsvergunning op grond van de verdelingsprocedure als bedoeld in artikel 3.

  • 8.

    Van het verbod als bedoeld in het eerste en tweede lid is uitgezonderd de huisvesting van arbeidsmigranten, niet in een huisvestingsvoorziening als bedoeld in artikel 1, op een bestaand functionerend agrarisch bedrijf, mits:

    • a.

      sprake is van een positief advies van de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen (AAB);

    • b.

      de gehuisveste personen hun werkzaamheden voor, ter plaatse van dat agrarisch bedrijf en de van dat bedrijf deel uitmakende gronden verrichten;

    • c.

      de huisvesting ten behoeve van de eigen bedrijfsvoering en in bestaande bouwwerken van dit bedrijf op de locatie of locaties waar de werkzaamheden worden verricht, wordt gerealiseerd;

    • d.

      de huisvesting voldoet aan de meest recente normen voor huisvesting van arbeidsmigranten van de Stichting Normering Flexwonen.

  • 9.

    Het college kan nadere regels stellen ten behoeve van de toepassing van en toetsing aan het achtste lid.

 

Artikel 3 Verdelingsprocedure

  • 1.

    Het college stelt nadere regels vast over de verdeling van arbeidsmigrantenhuisvestingsvergunningen.

  • 2.

    Het college stelt nadere regels vast over de procedure tot verkrijging van een arbeidsmigrantenhuisvestingsvergunning.

  • 3.

    Het college maakt voorafgaande aan het bieden van de gelegenheid een aanvraag in te dienen voor een arbeidsmigrantenhuisvestingsvergunning bekend wanneer de verdelingsprocedure aanvangt, wanneer een aanvraag kan worden ingediend, hoe de verdelings- en beoordelingsprocedure verloopt, aan welke criteria een aanvraag wordt getoetst en welk verdelingsmechanisme wordt gehanteerd.

 

Artikel 4 Nadere regels arbeidsmigrantenhuisvestingsvergunning en huisvesting

  • 1.

    Het college stelt nadere regels vast over de duur waarvoor een arbeidsmigrantenhuisvestingsvergunning wordt verleend, met inachtneming van artikel 2 zesde lid.

  • 2.

    Het college stelt nadere regels vast over het zoekgebied voor huisvestingsvoorzieningen als bedoeld in artikel 6 eerste lid sub f.

  • 3.

    Het college stelt nadere regels vast over de voorwaarden voor het verkrijgen van een arbeidsmigrantenhuisvestingsvergunning en over de huisvesting in een huisvestingsvoorziening.

  • 4.

    De nadere regels, bedoeld in het derde lid, kunnen onder meer betrekking hebben op de volgende onderwerpen:

    • a.

      technische kenmerken van huisvestingsvoorzieningen;

    • b.

      beheerder(s) van een huisvestingsvoorziening;

    • c.

      een beheerplan;

    • d.

      een huisreglement ten behoeve van de huisvestingsvoorziening;

    • e.

      een nachtregister;

    • f.

      omgevingsdialoog;

    • g.

      de inschrijving van arbeidsmigranten in het BRP;

    • h.

      gemeenschappelijke ruimte(n) in en bij een huisvestingsvoorziening;

    • i.

      de parkeernorm voor huisvestingsvoorzieningen en de afwijking van de parkeernorm voor huisvestingsvoorzieningen;

    • j.

      voorschriften en beperkingen die aan een arbeidsmigrantenhuisvestingsvergunning worden verbonden;

    • k.

      bij een aanvraag over te leggen documenten, verklaringen en gegevens en de daarin te verstrekken informatie;

    • l.

      het aantal aanvragen dat ten hoogste door een aanvrager mag worden ingediend;

    • m.

      de onderlinge relatie tussen aanvragers;

    • n.

      de weigeringsgronden als bedoeld in artikel 6;

    • o.

      de intrekkings- en wijzigingsgronden als bedoeld in artikel 9 eerste en derde lid;

    • p.

      de beoordeling van aanvragen, te behalen scores en een rangordening of loting die daaruit voortvloeit op grond van de beoordelingsprocedure als bedoeld in artikel 3 derde lid en de gevolgen van een rangordening of loting voor het verlenen van een arbeidsmigrantenhuisvestingsvergunning.

Artikel 5 Beslistermijn

  • 1.

    Het college beslist binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag, tenzij het tweede lid van toepassing is.

  • 2.

    Indien op grond van de nadere regels als bedoeld in artikel 3 een termijn wordt bepaald waarbinnen een aanvraag moet worden ingediend, dan beslist het college op de aanvraag binnen 13 weken na afloop van de aanvraagtermijn.

  • 3.

    Het college kan een beslissing als bedoeld in het eerste en tweede lid voor ten hoogste 8 weken verdagen.

  • 4.

    Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is niet van toepassing op de aanvraag om een arbeidsmigrantenhuisvestingsvergunning.

 

Artikel 6 Weigeringsgronden arbeidsmigrantenhuisvestingsvergunning

  • 1.

    De arbeidsmigrantenhuisvestingsvergunning wordt door het college geweigerd indien:

    • a.

      geen door de gemeente goedgekeurd beheer- en communicatieprotocol en klachtenregistratie overgelegd kan worden;

    • b.

      op het moment waarop de aanvraag is ingediend:

      • i.

        het maximale aantal arbeidsmigrantenhuisvestingsvergunningen dat is vastgesteld in de nadere regels als bedoeld in artikel 2 vierde lid reeds is verleend;

      • ii.

        reeds arbeidsmigrantenhuisvestingsvergunningen zijn verleend waarmee huisvestingsvoorzieningen kunnen worden gerealiseerd voor in totaal maximaal 800 personen;

    • c.

      de aanvraag betrekking heeft op een huisvestingsvoorziening die niet voldoet aan de vastgestelde nadere regels over het minimum aantal personen en het maximum aantal personen dat in een huisvestingsvoorziening verblijft als bedoeld in artikel 2 vijfde lid;

    • d.

      de aanvraag niet is ingediend volgens de verdelingsprocedure dan wel dient te worden geweigerd op grond van de verdelings- en beoordelingscriteria als bedoeld in artikel 3;

    • e.

      de aanvrager niet voldoet aan de vereisten van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob);

    • f.

      de aanvraag betrekking heeft op een locatie gelegen buiten het door het college aangewezen zoekgebied voor huisvestingsvoorzieningen.

  • 2.

    De arbeidsmigrantenhuisvestingsvergunning kan door het college worden geweigerd:

    • a.

      in het belang van de openbare orde;

    • b.

      in het belang van de openbare veiligheid;

    • c.

      in het belang van de volksgezondheid;

    • d.

      in het belang van de bescherming van het milieu;

    • e.

      in het belang van de bescherming van de woon- en leefomgeving;

    • f.

      als het belang van het behoud of de samenstelling van de woningvoorraad met het oog op schaarste en leefbaarheid groter is dan het gediende belang om te voorzien in huisvesting van arbeidsmigranten; of

    • g.

      als redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke huisvesting niet met de aanvraag in overeenstemming zal zijn.

  • 3.

    Het college kan ter bescherming van de belangen, als genoemd in het tweede lid, nadere regels stellen.

 

Artikel 7 Voorschriften en beperkingen

  • 1.

    Het college verbindt aan een arbeidsmigrantenhuisvestingsvergunning het voorschrift dat de vergunninghouder bij aanvang van de feitelijke ingebruikname van de huisvestingsvoorziening ingeschreven dient te staan in het reguliere register SNF en dient te voldoen aan de bij aanvang van de feitelijke ingebruikname van de huisvestingsvoorziening meest recente SNF-normen.

  • 2.

    Het college verbindt aan een arbeidsmigrantenhuisvestingsvergunning het voorschrift dat alleen arbeidsmigranten die de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt in de huisvestingsvoorziening kunnen verblijven.

  • 3.

    Het college verbindt aan een arbeidsmigrantenhuisvestingsvergunning een looptijd als bedoeld in artikel 4 eerste lid.

  • 4.

    Het college kan aan een arbeidsmigrantenhuisvestingsvergunning voorschriften en beperkingen verbinden over de volgende onderwerpen:

    • a.

      het maximum aantal zelfstandige dan wel onzelfstandige verblijfsruimten;

    • b.

      maatregelen om een geordende woon- en leefomgeving te waarborgen;

    • c.

      het herstel van achterstallig onderhoud;

    • d.

      het aanbrengen van bouwtechnische voorzieningen;

    • e.

      de onderwerpen als bedoeld in artikel 4 vierde lid;

    • f.

      de belangen als bedoeld in artikel 6 tweede lid.

  • 5.

    Het is de vergunninghouder verboden te handelen in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften en beperkingen, alsook verboden na te laten te handelen overeenkomstig de aan de vergunning verbonden voorschriften en beperkingen.

 

Artikel 8 Persoonlijk karakter arbeidsmigrantenhuisvestingsvergunning

  • 1.

    Een krachtens deze verordening verleende arbeidsmigrantenhuisvestingsvergunning is persoonlijk.

  • 2.

    De vergunninghouder kan de arbeidsmigrantenhuisvestingsvergunning enkel aan een ander overdragen indien daarvoor vooraf schriftelijke toestemming is verleend door het college. Aan de toestemming kan het college nadere voorwaarden verbinden.

  • 3.

    In geval van overdracht van de huisvestingsvoorziening of in een geval als bedoeld in artikel 9 derde lid onder l, is de vergunninghouder verplicht dit per direct schriftelijk te melden aan het college.

  • 4.

    In geval van beëindiging van de huisvesting is de vergunninghouder verplicht dit per direct schriftelijk te melden aan het college.

 

Artikel 9 Intrekking of wijziging van de arbeidsmigrantenhuisvestingsvergunning

  • 1.

    De arbeidsmigrantenhuisvestingsvergunning wordt door het college ingetrokken:

    • a.

      indien geen gebruik wordt gemaakt van de arbeidsmigrantenhuisvestingsvergunning binnen 2 jaar nadat de arbeidsmigrantenhuisvestingsvergunning onherroepelijk is geworden;

    • b.

      indien de vergunninghouder dit verzoekt en de bescherming van de belangen als bedoeld in artikel 6 tweede lid zich daartegen niet verzet;

    • c.

      indien de vergunninghouder na aanvang van de huisvesting niet staat ingeschreven in het reguliere register SNF of niet voldoet aan de op het moment dat de huisvesting aanving meest recente SNF-normen.

  • 2.

    De termijn als bedoeld in het eerste lid onder a kan door het college worden verlengd.

  • 3.

    De arbeidsmigrantenhuisvestingsvergunning kan door het college worden ingetrokken of gewijzigd:

    • a.

      indien ter verkrijging daarvan onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt;

    • b.

      indien op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de arbeidsmigrantenhuisvestingsvergunning, intrekking of wijziging noodzakelijk is vanwege het belang of de belangen ter bescherming waarvan de arbeidsmigrantenhuisvestingsvergunning is vereist;

    • c.

      indien de aan de arbeidsmigrantenhuisvestingsvergunning verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of worden nagekomen;

    • d.

      in het belang van het voorkomen of beperken van overlast of strafbare feiten;

    • e.

      als het gebied waarin de huisvestingsvoorziening is gelegen door de wijze van huisvesting nadelig wordt beïnvloed of dreigt te worden beïnvloed;

    • f.

      als de beheerder of enig ander bij de vergunninghouder werkzaam persoon betrokken bij de huisvestingsvoorziening in enig opzicht van slecht levensgedrag is;

    • g.

      als redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke huisvesting niet in overeenstemming is met het in de arbeidsmigrantenhuisvestingsvergunning vermelde;

    • h.

      als concrete aanwijzingen bestaan dat het bedrijf van vergunninghouder of personen die bij vergunninghouder werkzaam zijn in strijd handelen of zullen handelen met wettelijke voorschriften, waaronder het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of Vreemdelingenwet 2000 bepaalde;

    • i.

      als de vergunninghouder of enig ander bij de vergunninghouder werkzaam persoon die is betrokken bij de huisvestingsvoorziening strafbare feiten pleegt dan wel ernstige nalatigheid kan worden verweten bij activiteiten strafbare feiten in of vanuit het bedrijf toe te staan of te gedogen dat strafbare feiten of activiteiten worden gepleegd;

    • j.

      als de openbare orde wordt aangetast of dreigt te worden aangetast;

    • k.

      als de huisvesting door de vergunninghouder is beëindigd;

    • l.

      als de huisvestingsvoorziening of de onderneming van de vergunninghouder overgaat op een derde partij, bijvoorbeeld door middel van een aandelentransactie of een activa passiva transactie.

Artikel 10 Strafbepaling

Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde en de daarbij op grond van artikel 7 gegeven voorschriften en beperkingen wordt, voor zover niet reeds bij of krachtens de wet strafbaar gesteld, gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de eerste of tweede categorie.

 

Artikel 11 Toezicht en handhaving

  • 1.

    Het college heeft tot taak:

    • a.

      zorg te dragen voor de bestuursrechtelijke handhaving van de op grond van het bepaalde bij of krachtens deze verordening geldende voorschriften;

    • b.

      gegevens die met het oog op de uitoefening van de taak als bedoeld onder a van belang zijn, te verzamelen en te registreren;

    • c.

      klachten te behandelen die betrekking hebben op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening.

  • 2.

    Het college is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang en last onder dwangsom ter handhaving van de op grond van het bepaalde bij of krachtens deze verordening geldende voorschriften.

  • 3.

    Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast:

    • -

      de ambtenaren die krachtens de Wet milieubeheer belast zijn met het toezicht op de naleving van voorschriften gegeven krachtens artikel 10.10 van die wet;

    • -

      de ambtenaren die krachtens de Woningwet belast zijn met het toezicht op de naleving van de bij of krachtens die wet gegeven voorschriften;

    • -

      de ambtenaren die krachtens de Wegenverkeerswet 1994 zijn aangewezen;

    • -

      de ambtenaren die krachtens het Wetboek van Strafvordering zijn aangewezen.

  • 4.

    Voorts zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening belast de door het college dan wel de burgemeester aangewezen personen.

 

Artikel 12 Binnentreden zelfstandige en onzelfstandige verblijfsruimten

Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften welke strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een zelfstandige dan wel onzelfstandige verblijfsruimte zonder toestemming van degene die daar verblijft.

 

Artikel 13 Overgangsbepaling

Bestaande legale huisvesting in een huisvestingsvoorziening waarvan de feitelijke ingebruikname is aangevangen voor het moment van inwerkingtreding van deze verordening, mag worden voorgezet.

 

Artikel 14 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na bekendmaking.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: ‘Verordening huisvesting arbeidsmigranten Boxtel 2021’.

 

 

Aldus besloten in de openbare vergadering van 8 juni 2021.

De griffier,

I.H.M. Smits

De voorzitter,

R.S. van Meygaarden

TOELICHTING OP VERORDENING HUISVESTING ARBEIDSMIGRANTEN BOXTEL 2021

 

HOOFDSTUK 1: ALGEMENE TOELICHTING

 

De Verordening Huisvesting Arbeidsmigranten Boxtel 2021 bevat het regelgevende kader voor de huisvesting van arbeidsmigranten in huisvestingsvoorzieningen in gemeente Boxtel. De gemeente Boxtel hanteert een systeem van schaarse vergunningen voor bepaalde tijd. In dit hoofdstuk wordt de algemene context besproken. In hoofdstuk 2 worden de artikelen waar nodig toegelicht.

 

Beleidsnotitie huisvest ing tijdelijke arbeidsmigranten

Op 10 november 2020 heeft de gemeenteraad de ‘Beleidsnotitie huisvesting arbeidsmigranten gemeente Boxtel 2020’ (hierna: ‘beleidsnotitie’) vastgesteld. De beleidsnotitie is bekend gemaakt op 20 november 2020. De beleidsnotitie omvat de algemene uitgangspunten voor de huisvesting van arbeidsmigranten in de gemeente Boxtel. Het omvat de hoofdlijnen waar, hoe en wanneer arbeidsmigranten mogelijkerwijs gehuisvest kunnen worden.

In de beleidsnotitie heeft de gemeenteraad de ambitie uitgesproken binnen 3 jaar voor maximaal 800 arbeidsmigranten kwalitatieve huisvesting mogelijk te maken. In de beleidsnotitie heeft de gemeenteraad ‘spelregels’ vastgesteld over de vorm en procedure om duidelijkheid te geven over de manier waarop de kwalitatieve huisvesting gerealiseerd kan worden. Locaties moeten landschappelijk en stedenbouwkundig ingepast worden en een goed woon- en leefklimaat bieden voor arbeidsmigranten en omwonenden. De gemeenteraad heeft ambitieuze kwalitatieve eisen gesteld aan de huisvestiging voor arbeidsmigranten en heeft gekozen voor de mogelijkheid van een beperkt aantal tijdelijke locaties.

De gemeente Boxtel kende tot op heden geen specifieke regelgeving ten aanzien van de huisvesting van arbeidsmigranten. In de woonvisie Boxtel 2016-2025 wordt de huisvesting van arbeidsmigranten benoemd. Mogelijke overbewoning door arbeidsmigranten in de woningvoorraad is daar als onwenselijk verklaard. Ook is in de woonvisie aangegeven dat gemeente Boxtel vanuit de Nationale verklaring huisvesting EU-arbeidsmigranten een bijdrage levert aan de verbetering van woonomstandigheden, door het aanbod van tijdelijke huisvestingsvormen met kwalitatieve woonomstandigheden voor arbeidsmigranten. Middels de beleidsnotitie is deze opgave en de wens naar kwalitatieve omstandigheden nader uitgewerkt. In de beleidsnotitie is ook vastgesteld dat het noodzakelijk is om maatregelen te nemen. De gemeenteraad heeft daarom besloten dat voor maximaal 800 arbeidsmigranten huisvesting in huisvestingsvoorzieningen gerealiseerd kan worden. Deze verordening geeft uitvoering aan de beleidsnotitie.

 

Wettelijk kader

De wettelijke grondslag voor het opstellen van een verordening is verankerd in de Gemeentewet. In artikel 149 van de Gemeentewet is vastgelegd dat de gemeenteraad het bevoegd gezag is voor vaststelling van een verordening. De gemeenteraad stelt verordeningen vast die hij in het belang van de gemeente nodig acht.

 

Andere regelgeving

Deze verordening vormt een zelfstandig juridisch kader. Andere juridische kaders zoals onder andere de Algemene Plaatselijke Verordening Boxtel 2012, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, Algemene wet bestuursrecht en Wet ruimtelijke ordening gelden onverminderd. Het verlenen van een arbeidsmigrantenhuisvestingsvergunning betekent dus niet dat andere vergunningen, toestemmingen, of ontheffingen op grond van andere regelgeving niet noodzakelijk zijn.

 

HOOFDSTUK 2: ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

 

Artikel 1 Begripsbepalingen

In artikel 1 worden de belangrijkste begrippen beschreven.

De volgende begrippen worden nader toelicht:

  • arbeidsmigranten: een arbeidsmigrant is een persoon die maximaal drie kalenderjaren in Nederland verblijft. Indien een arbeidsmigrant langer dan drie jaar in Nederland verblijft, wordt dit aangemerkt als een permanent verblijf. Deze persoon wordt dan gezien als een reguliere inwoner van Nederland en moet haar of zijn pijlen richten op de reguliere woningmarkt.

  • Een arbeidsmigrant beschikt over een EU-paspoort of een tewerkstellingsvergunning waardoor hij legaal werkzaam is. Op grond van de Wet Basisregistratie Personen (hierna: ‘BRP’) is inschrijving in de basisregistratie verplicht als iemand naar redelijke verwachting gedurende een half jaar ten minste 2/3 van de tijd in Nederland verblijft. Op dit adres wordt deze persoon geacht woonachtig te zijn. Voor personen die korter dan 4 maanden in Nederland verblijven en die niet staan ingeschreven in de BRP moet toeristenbelasting worden afgedragen. Ook dient toeristenbelasting betaald te worden voor die personen die voornemens zijn langer in Nederland te blijven maar nog niet staan ingeschreven in de gemeente Boxtel.

  • huisvestingsvoorziening: een huisvestingsvoorziening kan bestaan uit één of meerdere bouwwerken. Indien de huisvestingsvoorziening uit meerdere bouwwerken bestaat, dan moeten deze bouwwerken op hetzelfde perceel liggen of op aangrenzende percelen liggen. Indien tussen de percelen een weg van een derde of ander perceel aanwezig is, dan geldt de locatie niet als één huisvestingsvoorziening. Daarnaast moeten de bouwwerken technische, organisatorische of functionele binding met elkaar hebben. Laatstgenoemde criteria zijn afkomstig uit de rechtspraak over ‘inrichtingen’ op grond van de Wet milieubeheer.

  • huishouden: vaak is een huishouden gebaseerd op bloedverwantschap of huwelijksverbinding of een met een huwelijksverbinding gelijk te stellen samenlevingsverband.

  • regulier register SNF: inschrijving in het reguliere register van Stichting Normering Flexwonen is alleen mogelijk als een ondernemer zich houdt aan de normen van SNF. Het actuele register is te vinden op https://www.normeringflexwonen.nl/.

Artikel 2 Arbeidsmigrantenhuisvestingsvergunning

Artikel 2 benadrukt dat het exploiteren van huisvestingsvoorzieningen voor arbeidsmigranten verboden is zonder arbeidsmigrantenhuisvestingsvergunning, een uitzondering hierop is geregeld in het achtste lid. Conform de beleidsnotitie realiseert artikel 2 een schaarse vergunningensysteem. Gelet op het gelijkheidsbeginsel en transparantiebeginsel zijn verschillende waarborgen opgenomen. De arbeidsmigrantenhuisvestingsvergunning mag bijvoorbeeld alleen voor bepaalde tijd worden verleend. Daarnaast geeft artikel 2 de grondslag voor de verdelingsprocedure van artikel 3. Conform de beleidsnotitie regelt het achtste lid dat huisvesting van arbeidsmigranten op een bestaand functionerend agrarisch bedrijf is uitgezonderd van het verbod als bedoeld in het eerste en tweede lid. Deze kleinschaligere huisvesting valt niet onder de definitie van “huisvesting” van arbeidsmigranten in huisvestingsvoorzieningen als bedoeld in artikel 1. Deze uitzondering is namelijk bedoeld voor kleinschaligere vormen van huisvesting en alleen mogelijk op specifieke agrarische bedrijfslocaties en onder specifieke voorwaarden. Het lid regelt voorts dat dit type huisvesting alleen mogelijk is indien een positief advies is afgegeven door de AAB, de gehuisveste personen hun werkzaamheden voor en op het agrarisch bedrijf verrichten, de werkzaamheden geschieden ten behoeve van dat agrarisch bedrijf, de huisvesting in bestaande bouwwerken wordt gerealiseerd en de huisvesting voldoet aan de meest recente normen voor de huisvesting van arbeidsmigranten van de SNF.

 

Artikel 3 Verdelingsprocedure

Met artikel 3 wordt geregeld dat de verdeling van de schaarse arbeidsmigrantenhuisvestingsvergunningen op basis van transparantie en gelijkheid geschiedt. Het college moet bijvoorbeeld nadere regels vaststellen over de verdeling van de arbeidsmigrantenhuisvestingsvergunningen en over de procedure waarmee aanvragers een arbeidsmigrantenhuisvestingsvergunning kunnen bemachtigen. Het college stelt bijvoorbeeld regels over de mogelijkheid tot het vragen van inlichtingen. Gelet op het transparantiebeginsel en het gelijkheidsbeginsel maakt het college voorafgaande aan het bieden van de gelegenheid een aanvraag in te dienen bekend wanneer de verdelingsprocedure aanvangt, en hoe de beoordeling van aanvragen en een eventuele rangordening wordt toegepast. Ook maakt het college bekend aan welke criteria een aanvraag wordt getoetst, op welke wijze en wanneer aanvragen kunnen worden ingediend, en welk verdelingsmechanisme wordt gebruikt.

 

Artikel 4 Nadere regels arbeidsmigrantenhuisvestingsvergunning en exploitatie

Artikel 4 ziet op de verplichting nadere regels te stellen over de duur van de arbeidsmigrantenhuisvestingsvergunning, het zoekgebied, de voorwaarden voor het verkrijgen van een arbeidsmigrantenhuisvestingsvergunning en over de huisvesting in een huisvestingsvoorziening. De nadere regels over de voorwaarden voor het verkrijgen van een arbeidsmigrantenhuisvestingsvergunning en over de huisvesting in een huisvestingsvoorziening kunnen betrekking hebben op verschillende onderwerpen. De verordening geeft al richting aan de inhoud van de nadere regels die over de duur van de arbeidsmigrantenhuisvestingsvergunning gaan. Dit is geregeld in de verordening in artikel 2 zesde lid. Door dit artikel kan de arbeidsmigrantenhuisvestingsvergunning enkel voor bepaalde tijd worden verleend, en voor niet langer dan 10 jaar nadat de feitelijke ingebruikname van de huisvestingsvoorziening is aangevangen.

 

Artikel 5 Beslistermijn

Binnen een termijn van 13 weken nadat een aanvraag is ingediend neemt het college een besluit over het wel of niet verlenen van de arbeidsmigrantenhuisvestingsvergunning. Deze termijn kan met 8 weken worden verlengd. Indien het college in nadere regels bepaalt dat een aanvraag alleen in een bepaalde periode kan worden ingediend, dus ook met een aanvangsmoment en sluitingstermijn voor aanvragen, dan geldt dat de beslistermijn niet gaat lopen na indiening van de aanvraag, maar nadat de aanvraagperiode is gesloten. Op deze manier kunnen alle aanvragers gelijktijdig het besluit op de aanvraag ontvangen. Het college kan er ook voor kiezen geen toepassing te geven aan artikel 4:5 lid 1 van de Awb, op grond waarvan de gelegenheid kan worden geboden een onvolledige aanvraag aan te vullen. Zo een nadere gelegenheid kan onwenselijk zijn wanneer bijvoorbeeld reeds de mogelijkheid is geboden voor het vragen van inlichtingen over de verdelingsprocedure en de criteria, en wanneer dit leidt tot ongelijke behandeling van aanvragers die wel een volledige aanvraag hebben ingediend en zij die een onvolledige aanvraag hebben ingediend.

Op een aanvraag arbeidsmigrantenhuisvestingsvergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing verklaard. In die paragraaf wordt uitgegaan van een positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen. Dit betekent dat indien niet tijdig op een aanvraag wordt beslist, de aanvraag van rechtswege zou zijn verleend. Dit is niet wenselijk. Door deze paragraaf niet van toepassing te verklaren moet het college altijd een besluit nemen voordat een arbeidsmigrantenhuisvestingsvergunning ook daadwerkelijk verleend kan worden.

 

Artikel 6 Weigeringsgronden arbeidsmigrantenhuisvestingsvergunning

Artikel 6 behelst weigeringsgronden. Het eerste lid bepaalt bijvoorbeeld dat het college de arbeidsmigrantenhuisvestingsvergunning weigert indien het maximale aantal arbeidsmigrantenhuisvestingsvergunningen conform artikel 2 vierde lid al is verleend. Of als het reeds mogelijk is voor 800 personen huisvestingsvoorzieningen te realiseren met de verleende arbeidsmigrantenhuisvestingsvergunningen. Conform de beleidsnotitie weigert het college een arbeidsmigrantenhuisvestingsvergunning te verlenen indien de aanvraag ziet op een huisvestingsvoorziening die niet voldoet aan regels over het minimaal en maximaal aantal personen dat in een huisvestingsvoorziening moet kunnen verblijven. Om ervoor te zorgen dat de schaarse arbeidsmigrantenhuisvestingsvergunningen op basis van gelijkheid en transparantie worden verdeeld moet het college een aanvraag ook weigeren indien de aanvraag niet is ingediend via de verdelingsprocedure als bedoeld in artikel 3.

De Bibob-toets volgt uit de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (wet Bibob). Bij de toets wordt de integriteit van houders en/of aanvragers nagegaan. Concreet betekent dit dat de achtergronden en eventuele strafbare feiten van een aanvrager getoetst worden. Indien hieruit bijzonderheden volgen weigert het college de arbeidsmigrantenhuisvestingsvergunning.

Het college weigert een aanvraag indien het gaat om een locatie gelegen buiten het door het college aangewezen zoekgebied. Het college stelt op grond van artikel 4 tweede lid een zoekgebied vast waarbinnen een huisvestingsvoorziening zich moet bevinden. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan door het college aangewezen gebieden die als afweegbaar worden beschouwd, dan wel als afweegbaar worden beschouwd indien een bijzondere meerwaarde blijkt.

Voor het tweede lid geldt, dat indien één van de genoemde weigeringsgronden zich voordoet de arbeidsmigrantenhuisvestingsvergunning door het college kan worden geweigerd. Het college toetst preventief of het wenselijk is de aanvraag van een arbeidsmigrantenhuisvestingsvergunning te weigeren in onder andere het belang van:

  • de openbare orde en veiligheid;

  • volksgezondheid en de bescherming van het milieu;

  • de bescherming van de woon- en leefomgeving.

Bij het laatste punt toetst het college of de woon- en leefomgeving niet ontoelaatbaar zal worden aangetast door de komst van een huisvestingsvoorziening voor arbeidsmigranten. Hierbij wordt acht geslagen op de aard van de omgeving. Beoordeeld wordt aan hoeveel druk de omgeving al bloot staat. Daarnaast speelt een rol of en in hoeverre het karakter van de omgeving zal veranderen door de komst van een nieuwe huisvestingsvoorziening.

Het derde lid bepaalt dat het college nadere regels kan stellen ter bescherming van de in het tweede lid genoemde belangen.

 

Artikel 7 Voorschriften en beperkingen

De leden één, twee en drie zijn dwingende bepalingen. Het college moet conform de beleidsnotitie een aantal voorschriften aan de arbeidsmigrantenhuisvestingsvergunning verbinden. Om de kwaliteit van de huisvestingsvoorziening te waarborgen moet de vergunninghouder bij aanvang van de feitelijke ingebruikname van de huisvestingsvoorziening ingeschreven staan in het reguliere register van het SNF en voldoen aan de op dat moment meeste recente SNF-normen. Daarnaast zijn de voorziene huisvestingsvoorzieningen niet opengesteld voor minderjarigen. Het tweede lid bepaalt dat alleen volwassenen in de huisvestingsvoorzieningen mogen verblijven. Verder moet het college een termijn verbinden als bedoeld in artikel 4 eerste lid, aangezien een schaarse vergunning alleen voor bepaalde tijd afgegeven kan worden.

Het vierde lid bepaalt dat het college voorschriften en beperkingen kan verbinden aan een arbeidsmigrantenhuisvestingsvergunning.

Een vergunninghouder is verplicht de voorschriften en beperkingen na te leven. Als hij dit gebod of een ander gebod overtreedt dan moet het college in beginsel handhaven. Het college kan onder andere een last onder dwangsom of last onder bestuursdwang opleggen. Het overtreden kan ook leiden tot intrekking van de arbeidsmigrantenhuisvestingsvergunning via artikel 9 derde lid sub c.

 

Artikel 8 Persoonlijk karakter arbeidsmigrantenhuisvestingsvergunning

De arbeidsmigrantenhuisvestingsvergunning is persoonlijk.

Overdracht van een arbeidsmigrantenhuisvestingsvergunning is alleen mogelijk na schriftelijke toestemming van het college. Het college kan aan die toestemming voorwaarden verbinden zoals, maar niet beperkt tot, de verplichting om financiële zekerheid te verschaffen met bijvoorbeeld een bankgarantie, waarborgsom of concerngarantie, of de voorwaarde dat de nieuwe vergunninghouder dient aan te tonen dat zij kan voldoen aan de eisen en belangen op grond van deze verordening en die zijn gesteld in de arbeidsmigrantenhuisvestingsvergunning.

Indien de huisvestingsvoorziening wordt overgedragen of de onderneming van de vergunninghouder wordt overgedragen aan een derde door middel van bijvoorbeeld een aandelentransactie of een activa passiva transactie dan moet dit gemeld worden aan het college. Ook bij beëindiging van de huisvesting/exploitatie is de vergunninghouder verplicht dit te melden.

 

Artikel 9 Intrekking of wijziging van de arbeidsmigrantenhuisvestingsvergunning

Het is mogelijk om een exploitatievergunning in te trekken of te wijzigen. Het college moet of kan dit doen maar ook de vergunninghouder kan hierom verzoeken. Het college trekt de arbeidsmigrantenhuisvestingsvergunning in binnen twee jaar nadat de arbeidsmigrantenhuisvestingsvergunning onherroepelijk is geworden. In de nadere regels kan worden bepaald hoe het college omgaat met de situatie dat een vergunning wordt ingetrokken en een schaars recht vrijkomt. Ook in die situatie zal het vrijgekomen schaarse recht alleen verkregen kunnen worden met inachtneming van het transparantiebeginsel en gelijkheidsbeginsel. Artikel 9 tweede lid bepaalt dat de termijn als bedoeld in het eerste lid verlengd kan worden.

Het derde lid regelt voor verschillende situaties dat het college de arbeidsmigrantenhuisvestingsvergunning kan wijzigen of intrekken. Bijvoorbeeld als de huisvesting door de vergunninghouder is beëindigd, is het wenselijk dat het college de arbeidsmigrantenhuisvestingsvergunning kan intrekken. De discretionaire bevoegdheid in het derde lid sub g kan worden ingezet indien de beheerder of enig ander bij de vergunninghouder werkzaam persoon in enig opzicht van slecht levensgedrag is. Dat is bijvoorbeeld het geval bij betrokkenheid bij harddrugs, heling of andere activiteiten in de huisvestingsvoorziening die de openbare orde of de kwaliteit van woon- en leefklimaat in een buurt bedreigen, dan wel aan nalatigheid bij het treffen van voorzorgsmaatregelen in de huisvesting. Het college kijkt daarbij naar feiten die zich hebben voorgedaan in de periode van vijf jaar voorafgaand aan het nemen van een besluit op de aanvraag. Als zich in die periode wel voorvallen hebben voorgedaan, dan kijkt het college ook naar de voorvallen in het verdere verleden om te bezien of er een patroon van zodanig levensgedrag valt te ontwaren dat de belangen die deze verordening beoogt te beschermen mogelijk negatief worden beïnvloed. Artikel 9 derde lid 3 sub m regelt dat bij overdracht van de huisvestingsvoorziening de arbeidsmigrantenhuisvestingsvergunning gewijzigd of ingetrokken kan worden. Het is wenselijk dat het college de arbeidsmigrantenhuisvestingsvergunning in een dergelijk geval kan intrekken of wijzigen als degene die de huisvestingsvoorziening of de onderneming van de vergunninghouder overneemt bijvoorbeeld niet handelt in de belangen van de arbeidsmigranten, of anderszins niet voldoet aan de belangen en eisen op grond van deze verordening en de vergunningvoorschriften.

 

Artikel 10 Strafbepaling

Artikel 10 regelt algemeen dat het niet-naleven van voorschriften of beperkingen die aan een vergunning of een ontheffing zijn verbonden een strafbaar feit oplevert. Deze bepaling laat andere wetgeving uiteraard onverlet.

 

Artikel 11 Toezicht en handhaving

Artikel 11 bepaalt welke ambtenaren zijn belast met toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening. Bij overtreding van de bij of krachtens deze verordening vastgestelde regels en de vergunningvoorschriften kan het bevoegd gezag een last onder bestuursdwang opleggen alsook een last onder dwangsom.

 

Artikel 12 Binnentreden zelfstandige en onzelfstandige verblijfsruimten

De bevoegdheid van toezichthouders andere plaatsen dan verblijfsruimten te betreden volgt uit de Algemene wet bestuursrecht. Artikel 13 regelt in aanvulling daarop het binnentreden van verblijfsruimten, zonder toestemming van degene die daar verblijft. Indien toestemming wel wordt verleend, dan gelden de voorschriften van de Algemene wet op het binnentreden.

Dat de gemeenteraad bevoegd is personen aan te wijzen die zonder toestemming mogen binnentreden, volgt uit artikel 149a Gemeentewet. Het gaat om personen die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van overtreding van voorschriften die strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of de bescherming van het leven of de gezondheid van personen.

 

Artikel 13 Overgangsbepalingen

Bij het opstellen van een nieuwe verordening dient rekening te worden gehouden met bestaande en legale situaties. In dit artikel is bepaald dat reeds bestaande legale exploitatie van huisvestingsvoorzieningen mag worden voortgezet. Er dient sprake te zijn van feitelijk gebruik, waarvan de ingebruikname is aangevangen voor inwerkingtreding van deze verordening. Voor de uitleg van het begrip ingebruikname wordt aangesloten bij de rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State over de inwerkingtreding van voorbereidingsbesluiten op grond van de Wet ruimtelijke ordening (bijv. ABRvS 18 september 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3196).

Naar boven