Eerste wijziging Beleidsregels aanvullende tegemoetkoming kinderopvangtoeslag Rotterdam 2019

De concerndirecteur van het cluster Werk en Inkomen,

 

gelezen het voorstel van het hoofd van de afdeling C&O, d.d. 4 mei 2021;

 

gelet op artikel 1.13, van de Wet kinderopvang en artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

 

besluit:

Artikel I

In artikel 1 van de Beleidsregels aanvullende tegemoetkoming kinderopvangtoeslag Rotterdam 2019 wordt, onder verlettering van onderdeel e tot onderdeel f, een onderdeel ingevoegd, luidende:

 

  • e.

    voorziening: voorziening als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet, waaronder ook een cursus of opleiding in het kader van de inburgeringsplicht als bedoeld in artikel 1.6, eerste lid, onderdeel g, van de Wet kinderopvang, wordt begrepen;

Artikel II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 juli 2021.

Aldus vastgesteld te Rotterdam op 8 juni 2021.

Namens het college van burgemeester en wethouders,

J.H. Meijer

Concerndirecteur cluster Werk en Inkomen

Dit gemeenteblad is uitgegeven op 9 juni 2021 en ligt op dins-, woens- en donderdagen van 9.00 tot 13.00 uur ter inzage bij het Bestuurlijk Informatiecentrum Rotterdam (BIR), locatie Wachtruimte Timmerhuis, Halvemaanpassage 1 (trap op, melden bij Informatiebalie)

(Zie ook: www.bis.rotterdam.nl – Regelgeving of Gemeentebladen chronologisch)

Toelichting

De kinderopvangtoeslag wordt door de Belastingdienst uitgevoerd. De Belastingdienst vergoedt de kosten voor kinderopvang tot een maximaal bedrag. Op grond van artikel 1.6, eerste lid, onder g, van de Wet kinderopvang komen inburgeringsplichtigen in aanmerking voor kinderopvangtoeslag wanneer zij een inburgeringstraject volgen. In artikel 1.13 van de Wet kinderopvang is de bevoegdheid van het college geregeld tot het verstrekken van een tegemoetkoming in aanvulling op de kinderopvangtoeslag. Deze bevoegdheid strekt zich echter niet uit tot de doelgroep van de inburgeringsplichtigen in zijn algemeenheid. Door de beperking in artikel 1.13 van de Wet kinderopvang kunnen alleen uitkeringsgerechtigden met een bijstandsuitkering dan wel een uitkering op grond van de IOAW of IOAZ een tegemoetkoming krijgen, die gebruik maken van een voorziening in het kader van de arbeidsinschakeling, zoals aangegeven in artikel 1.6, eerste lid, onder c, Wet kinderopvang.

Om uitkeringsgerechtigde inburgeringsplichtigen in aanmerking te laten komen voor aanvullende tegemoetkoming kinderopvang betekent dit dat een cursus of opleiding in het kader van de inburgeringsplicht moet vallen onder een voorziening in het kader van de arbeidsinschakeling. Gezien het belang van het volgen van een cursus of opleiding in het kader van de inburgeringsplicht voor de re-integratie en traject naar arbeidsinschakeling is dit ook in het kader van de Participatiewet te beschouwen als een door de gemeente in te zetten voorziening.

 

Artikelsgewijs

 

Artikel I

Om aan te geven dat met betrekking tot een voorziening in het kader van de Participatiewet, IOAW dan wel IOAZ ook een cursus dan wel opleiding in het kader van de inburgeringsplicht, zoals bedoeld in artikel 1.6, eerste lid, onder g, van de Wet kinderopvang (2021) wordt begrepen, is in artikel 1 de definitie van ‘voorziening’ opgenomen om een uitkeringsgerechtigde inburgeringsplichtige tijdens zijn cursus of opleiding in het kader van de inburgering ook in aanmerking te laten komen voor een tegemoetkoming kinderopvang.

 

Artikel II

Betreft een vaste ingangsdatum voor regelgeving en is ook op een vaste datum gesteld om geen onduidelijkheid rondom de ingangsdatum te laten bestaan.

 

Naar boven