Gemeente Zeist - Wijzigingen Apv 2021 (21RV036)

De Algemene plaatselijke verordening Zeist 2017 (verder Apv) wordt als volgt gewijzigd:

I. Schaarse vergunningen

Artikel 1:9 “Geldigheidsduur vergunning of ontheffing” komt te luiden als volgt:

  • 1.

    De vergunning of ontheffing geldt voor onbepaalde tijd, tenzij bij de vergunning of ontheffing anders is bepaald of de aard van de vergunning of ontheffing zich daartegen verzet.

  • 2.

    De aard van de vergunning of ontheffing verzet zich in ieder geval tegen gelding voor onbepaalde tijd als het aantal vergunningen of ontheffingen is beperkt en het aantal mogelijke aanvragers het aantal beschikbare vergunningen of ontheffingen overtreft.

II. Geveltuinen

  • A.

    Artikel 2:10 (Ontheffing plaatsen van voorwerpen op, aan of boven de weg in strijd met de publieke functie ervan”, vijfde en zesde lid, komen te luiden als volgt:

    • 5.

      Het college kan in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving en met het oog op de belangen genoemd in het vierde lid nadere regels stellen ten aanzien van het plaatsen van containers, terrassen, uitstallingen, aankondigingsborden, reclameborden, verwijsborden of andere borden, spandoeken, geveltuinen en ander gebruik van een weg of weggedeelte dan overeenkomstig de publieke functie daarvan.

    • 6.

      Het college kan in nadere regels bepalen dat voor containers, terrassen, uitstallingen, aankondigingsborden, reclameborden, verwijsborden of andere borden, spandoeken, geveltuinen en ander gebruik van een weg of weggedeelte dan overeenkomstig de publieke functie daarvan het in het eerste lid bedoelde verbod niet geldt als aan in de regels genoemde voorwaarden wordt voldaan.

  • B.

    In artikel 2:11 ( Omgevings )vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg) worden de leden 3 tot en met 5 vernummerd tot 4 tot en met 6 en wordt na lid 2 een nieuw lid ingevoegd luidende:

    • 3.

      Het college kan in nadere regels bepalen dat het in het eerste lid bedoelde verbod niet geldt als aan in de regels genoemde voorwaarden wordt voldaan. Deze regels kunnen betrekking hebben op de belangen genoemd in artikel 1:5, eerste lid en artikel 2:10, vierde en vijfde lid, van deze verordening.

III. Evenementen en Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen (Bgbop)

Artikel 2:25 (Evenement) komt te luiden als volgt:

  • 1.

    Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren.

  • 2.

    Bij de indiening van de vergunningaanvraag worden de gegevens, bedoeld in artikel 2.3 van het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen, aangeleverd voor zover voor het evenement een gebruiksmelding zou moeten worden gedaan op grond van artikel 2.1, eerste lid, van het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen.

  • 3.

    Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op een wedstrijd op of aan de weg, in situaties waarin voorzien wordt door artikel 10 juncto 148, van de Wegenverkeerswet 1994.

  • 4.

    Het verbod in het eerste lid geldt niet voor snuffelmarkten in ruimten die uitsluitend dan wel nagenoeg geheel en voortdurend in gebruik zijn als winkel in de zin van de Winkeltijdenwet.

IV. Definitie openbare inrichting

Artikel 2:27 (Begripsbepalingen openbare inrichting), onderdeel a, komt te luiden als volgt:

openbare inrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt. Onder een openbare inrichting wordt in ieder geval verstaan: een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, shishalounge, coffeeshop, afhaalpunt, fast- en foodbezorging, take away, maaltijdbezorging, discotheek, buurthuis en clubhuis. Onder openbare inrichting wordt tevens verstaan een bij deze inrichting behorend terras en andere aanhorigheden;

V. Nadere regels aantal inrichtingen per categorie

Aan artikel 2:28 (exploitatie openbare inrichting) wordt een lid toegevoegd luidende:

  • 5.

    Het college kan nadere regels vaststellen voor het aantal openbare inrichtingen waarvoor per categorie exploitatievergunning kan worden verleend alsmede voor die inrichting(en) geldende nadere voorwaarden.

VI. Leidinggevenden exploitatievergunning paracommerciële rechtspersoon

Aan artikel 2:28b (Eisen aan leidinggevenden) wordt een nieuw lid toegevoegd luidende:

  • 4.

    Indien een paracommerciële rechtspersoon als bedoeld in artikel 1 van de Alcoholwet een openbare inrichting exploiteert, voldoen ten minste twee leidinggevenden aan de bij of krachtens dit artikel gestelde eisen.

VII. Stoepkrijten is niet verboden

Artikel 2:42 (Plakken en kladden), tweede lid, onder b, komt te luiden als volgt:

met kalk, teer of een kleur- of verfstof een afbeelding, letter, cijfer of teken aan te brengen of te doen aanbrengen.

VIII. Lachgas

  • A.

    Aan artikel 2:32 (Handel binnen openbare inrichtingen) wordt een lid toegevoegd luidende:

    • 3.

      Het is verboden vanuit een openbare inrichting, die gelegen is in een door de burgemeester tijdelijk aangewezen gebied, distikstofmonoxide (lachgas) te verkopen.

  • B.

    Na artikel 2:48 wordt een nieuw artikel ingevoegd luidende:

    Artikel 2:48a Lachgasverbod

    • 1.

      Het is verboden op een openbare plaats distikstofmonoxide (lachgas) recreatief als roesmiddel te gebruiken, voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen bij zich te hebben, indien dit gepaard gaat met overlast of andere gedragingen die de openbare orde verstoren, het woon- of leefklimaat nadelig beïnvloeden of anderszins hinder veroorzaken.

    • 2.

      Het is verboden op een openbare plaats die deel uitmaakt van een door het college ter bescherming van de openbare orde of het woon- en leefklimaat aangewezen gebied distikstofmonoxide (lachgas) recreatief als roesmiddel te gebruiken, voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen bij zich te hebben.

    • 3.

      Het college kan in het aanwijzingsbesluit het in het tweede lid bedoelde verbod beperken tot bepaalde tijden.

    • 4.

      Het is verboden zich op of aan de weg op te houden als aannemelijk is dat dit gebeurt om distikstofmonoxide (lachgas) en/of voorwerpen of stoffen ten behoeve van dat gebruik daarvan te kopen of te koop aan te bieden.

  • C.

    Het opschrift van artikel 2:74 “Drugshandel op straat” komt te luiden:

    Artikel 2:74 Drugshandel op straat en openlijk drugsgebruik

  • D.

    Artikel 2:74 (Drugshandel op straat en openlijk drugsgebruik) komt te luiden als volgt:

    • 1.

      Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden op of aan de weg of andere openbare plaats post te vatten of zich daar heen en weer te bewegen en zich op of aan wegen in of op een voertuig te bevinden of daarmee heen en weer of rond te rijden, met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in artikel 2 en 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.

    • 2.

      Het is verboden op of aan de weg, op een andere openbare plaats of in een voor publiek toegankelijk gebouw middelen als bedoeld in de artikelen 2 of 3 van de Opiumwet of daarop gelijkende waar te gebruiken, toe te dienen, dan wel voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen voorhanden te hebben.

IX. Smart- en headshops

Na artikel 2:74 (Drugshandel op straat en openlijk drugsgebruik (nieuw)) wordt een nieuwe afdeling ingevoegd luidende:

Afdeling 14a. Toezicht op smart- en headshops

Artikel 2:74a Begripsomschrijvingen

In deze afdeling wordt verstaan onder:

  • 1.

    inrichting: een voor het publiek toegankelijke ruimte waarin bedrijfsmatig, in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was of anders dan om niet, handelingen en werkzaamheden worden verricht die verband houden met dan wel inherent zijn aan het exploiteren van hetgeen in het maatschappelijk verkeer vaak wordt aangeduid als een smartshop of headshop.

  • 2.

    leidinggevende:

    • a.

      de natuurlijke persoon of de bestuurders van een rechtspersoon of hun gevolmachtigden, voor wiens rekening en risico de inrichting wordt geëxploiteerd;

    • b.

      de natuurlijke persoon, die algemene leiding geeft aan de exploitatie van de inrichting;

    • c.

      de natuurlijke persoon, die onmiddellijke leiding geeft aan de exploitatie van de inrichting;

  • 3.

    bezoeker: een ieder, die zich in een inrichting bevindt, met uitzondering van:

    • a.

      de leidinggevende(n) en de levenspartner en kinderen van een leidinggevende van de inrichting;

    • b.

      de personen wier aanwezigheid in de inrichting wegens dringende redenen noodzakelijk is.

  • 4.

    smartshop: een locatie waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was of anders dan om niet psychoactieve substanties, waaronder niet-traditionele genotmiddelen op natuurlijke basis en gerelateerde literatuur en accessoires worden bereid, bewerkt, verwerkt, te koop aangeboden, verkocht, afgeleverd, verstrekt, vervaardigd of voorhanden zijn.

  • 5.

    headshop: een locatie waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was of anders dan om niet artikelen en hulpmiddelen voor het gebruik van drugs zoals jointvloeitjes, (water)pijpen, grinders, vaporizers en dergelijke te koop worden aangeboden, verkocht, afgeleverd, verstrekt, vervaardigd of voorhanden zijn.

Artikel 2:74b Vergunningplicht

Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een inrichting, zoals beschreven onder 2:74a, eerste lid, te exploiteren.

 

Artikel 2:74c Eisen leidinggevende

Een leidinggevende voldoet aan de volgende eisen:

  • a.

    hij/zij staat niet onder curatele;

  • b.

    hij/zij is niet in enig opzicht van slecht levensgedrag;

  • c.

    hij/zij heeft de leeftijd van eenentwintig jaar bereikt.

Artikel 2:74d Nadere regels

Het college kan nadere regels vaststellen voor het aantal inrichtingen waarvoor vergunning kan worden verleend alsmede voor die inrichting(en) geldende nadere voorwaarden.

 

Artikel 2:74e Vergunningaanvraag

  • 1.

    Voor het verkrijgen van een vergunning moet een aanvraag bij de burgemeester worden ingediend aan de hand van een door de burgemeester vast te stellen formulier.

  • 2.

    Bij de aanvraag, bedoeld in het vorige lid, wordt tenminste:

    • a.

      opgaaf gedaan van de personalia van de leidinggevende(n) voor wiens rekening en risico de inrichting wordt geëxploiteerd;

    • b.

      opgaaf gedaan van de personalia en het adres van iedere overige leidinggevende;

    • c.

      opgaaf gedaan van het adres en de aard van de bedrijfsuitoefening;

    • d.

      overgelegd een niet meer dan drie maanden tevoren ten behoeve van de leidinggevende afgegeven verklaring omtrent het gedrag;

    • e.

      overgelegd een nauwkeurige beschrijving van de inrichting, waarbij is opgenomen de oppervlakte daarvan en een plattegrond van de inrichting (schaal 1 : 100).

Artikel 2:74f Beslistermijn

  • 1.

    De burgemeester beslist binnen dertien weken na de datum waarop de aanvraag met bijbehorende bescheiden is ontvangen.

  • 2.

    De burgemeester kan zijn beslissing voor ten hoogste acht weken verdagen. De aanvrager van de vergunning wordt voor de afloop van de in het eerste lid bedoelde termijn schriftelijk in kennis gesteld van de verdaging.

  • 3.

    In aanvulling op artikel 1:3, tweede lid, van deze verordening is op de aanvraag om een vergunning paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

Artikel 2:74g Weigeringsgronden

  • 1.

    De burgemeester weigert de vergunning indien de exploitatie van de inrichting in strijd is met een geldend bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit en hiervan niet bij of krachtens de Wet ruimtelijke ordening en/of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is afgeweken.

  • 2.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:5 weigert de burgemeester de vergunning als:

    • a.

      voor zover hier om door het bevoegd gezag is verzocht, de aanvrager geen verklaring omtrent het gedrag met betrekking tot de leidinggevende(n) overlegt die uiterlijk drie maanden voor de datum waarop de aanvraag is ingediend, is afgegeven;

    • b.

      niet voldaan is aan de ingevolge deze afdeling voor de leidinggevenden geldende eisen;

    • c.

      redelijkerwijs moet worden aangenomen, dat de feitelijke toestand niet met het in de aanvraag vermelde in overeenstemming zal zijn.

  • 3.

    De burgemeester kan de vergunning weigeren indien naar zijn oordeel door de aanwezigheid van de inrichting de openbare orde wordt aangetast en/of het woon- of leefklimaat in de omgeving van de inrichting nadelig wordt beïnvloed.

  • 4.

    Bij de toepassing van de in het vorige lid genoemde weigeringsgrond houdt de burgemeester in ieder geval rekening met:

    • a.

      het karakter van de straat en van de wijk waarin de inrichting is gelegen of zal komen te liggen;

    • b.

      de aard van de inrichting;

    • c.

      de spanning waaraan het woonmilieu ter plaatse reeds blootstaat of bloot zal komen te staan door de exploitatie van de inrichting;

    • d.

      de concentratie van inrichtingen in een bepaald gebied;

    • e.

      de wijze van bedrijfsuitoefening door de leidinggevende(n) van de inrichting in deze of in andere inrichtingen;

    • f.

      de wijze van bedrijfsuitoefening van de inrichting in het verleden.

Artikel 2:74h Vergunning

  • 1.

    In een vergunning worden vermeld:

    • a.

      de natuurlijke of rechtspersoon of -personen aan wie de vergunning is verleend;

    • b.

      de leidinggevenden;

    • c.

      tot welke bedrijfsuitoefening de vergunning strekt;

    • d.

      de plaats waar de inrichting zich bevindt;

    • e.

      de situering en de oppervlakten van de lokaliteiten.

  • 2.

    De vergunning of een afschrift daarvan is in de inrichting aanwezig.

Artikel 2:74i Aanwezigheid leidinggevende

Het is verboden een inrichting voor het publiek geopend te houden indien in de inrichting geen leidinggevende aanwezig is die vermeld staat op een vergunning met betrekking tot die inrichting.

 

Artikel 2:74j Intrekkingsgronden

Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester de vergunning intrekken, als:

  • a.

    aannemelijk is, dat een leidinggevende van de inrichting betrokken is, of hem ernstige nalatigheid kan worden verweten bij activiteiten in of vanuit de inrichting, die een gevaar opleveren voor de openbare orde en/of een bedreiging vormen voor het woon- of leefklimaat in de omgeving van de inrichting;

  • b.

    een leidinggevende van de inrichting toestaat dan wel gedoogt, dat in zijn inrichting strafbare feiten worden gepleegd;

  • c.

    zich in of vanuit de inrichting anderszins feiten hebben voorgedaan, die de vrees wettigen, dat het geopend blijven van de inrichting gevaar oplevert voor de openbare orde en/of een bedreiging vormt voor het woon- of leefklimaat in de omgeving van de inrichting;

  • d.

    een persoon, die niet als leidinggevende is vermeld op de vergunning die voor de inrichting geldt, leidinggevende is geworden van die inrichting;

  • e.

    de bedrijfsuitoefening van de inrichting voor een periode van langer dan drie maanden is of wordt onderbroken;

  • f.

    niet langer wordt voldaan aan het bepaalde in of krachtens deze afdeling.

Artikel 2:74k Vervallen vergunning

De vergunning vervalt indien een vergunning, strekkende ter vervanging van een eerdere vergunning voor dezelfde inrichting, is verleend.

 

Artikel 2:74l Sluiting van inrichtingen

  • 1.

    De burgemeester kan de inrichting - al dan niet voor een bepaalde duur - gesloten verklaren als:

    • a.

      die inrichting wordt geëxploiteerd zonder geldige vergunning;

    • b.

      die inrichting wordt geëxploiteerd in strijd met het bepaalde in deze verordening of met de aan de vergunning verbonden voorschriften of beperkingen.

  • 2.

    De sluiting wordt geacht in het openbaar bekend te zijn gemaakt zodra een besluit tot sluiting op, in of nabij de toegang of toegangen van de inrichting is aangebracht.

  • 3.

    Een sluiting kan op aanvraag van belanghebbende(n) door de burgemeester worden opgeheven, wanneer later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven en naar zijn oordeel voldoende garanties aanwezig zijn, dat geen herhaling van de gronden die tot de sluiting hebben geleid, zal plaatsvinden.

  • 4.

    Het is verboden, na het van kracht worden van de sluiting als bedoeld in het eerste lid, bezoekers tot de inrichting toe te laten of daarin te laten verblijven.

  • 5.

    Het is een ieder verboden in een bij besluit van de burgemeester gesloten inrichting als bezoeker te verblijven.

Artikel 2:74m Toegang opsporingsambtenaren en toezichthouders

De leidinggevende van een inrichting is verplicht ervoor te zorgen dat opsporingsambtenaren, als bedoeld in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering alsmede de ambtenaren die door burgemeester en wethouders of de burgemeester met de zorg voor de naleving van deze verordening zijn belast, vanaf de weg onmiddellijk en onbelemmerd toegang hebben tot zijn bedrijf:

  • a.

    gedurende de tijd dat de inrichting voor bezoekers geopend is; dan wel

  • b.

    gedurende de tijd dat de inrichting gesloten dient te zijn en als die opsporingsambtenaren/ toezichthouders hun vermoeden uiten dat daarin of aldaar bezoekers aanwezig zijn.

Artikel 2:74n Overgangsbepaling

Op bestaande inrichtingen als bedoeld in artikel 2:74a, eerste lid, is het bepaalde in artikel 2:74b (vergunningplicht) niet van toepassing:

  • a.

    gedurende dertien weken na het in werking treden daarvan;

  • b.

    na afloop van de onder a gestelde termijn, indien binnen deze termijn door een daartoe bevoegde een aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 2:74e is ingediend, totdat op die aanvraag door de burgemeester een besluit is genomen.

X. Weesfietsen

Artikel 5:12 “Overlast van fiets of bromfiets” komt te luiden als volgt:

  • 1.

    Het college kan op de weg gelegen plaatsen aanwijzen waar het in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast, of ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, verboden is fietsen of bromfietsen onbeheerd buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen te laten staan.

  • 2.

    Het is verboden op door het college in het belang van het beheer van de openbare ruimte aangewezen plaatsen een fiets of bromfiets langer dan een door het college te bepalen periode onafgebroken te laten staan.

XI. Wijziging Drank- en Horecawet naar Alcoholwet

Op het moment van inwerkingtreding van de Alcoholwet wordt de Apv gewijzigd als volgt:

 

  • A.

    Artikel 2:24 (Begripsbepaling evenement), eerste lid, onder d, komt te luiden als volgt:

    het in een inrichting in de zin van de Alcoholwet gelegenheid geven tot dansen;

  • B.

    Artikel 2:27(Begripsbepalingen openbare inrichting), onderdeel e, komt te luiden als volgt:

    barvrijwilliger: de natuurlijke persoon, als bedoeld in artikel 1 eerste lid van de Alcoholwet.

  • C.

    Het opschrift van Afdeling 8a. (Bijzondere bepalingen over horecabedrijven als bedoeld in de Drank- en horecawet) komt te luiden als volgt:

    Bijzondere bepalingen over horecabedrijven als bedoeld in de Alcoholwet

  • D.

    Het opschrift van Afdeling 8b. (Bijzondere bepalingen over slijtersbedrijven als bedoeld in de drank- en horecawet) komt te luiden als volgt:

    Bijzondere bepalingen over slijtersbedrijven als bedoeld in de Alcoholwet

  • E.

    Artikel 2:34f (Voorschriften slijterijen) komt te luiden als volgt:

    De burgemeester kan aan een vergunning voor een slijtersbedrijf, verleend op grond van de Alcoholwet, voorschriften verbinden. Deze voorschriften kunnen alleen aan de vergunning worden verbonden in het kader van de volgende belangen:

    • a.

      ter bescherming van de volksgezondheid;

    • b.

      in het belang van de openbare orde.

  • F.

    Artikel 2:48 (Verboden drankgebruik), eerste en tweede lid, onderdelen a en b, komen te luiden als volgt:

    • In aanvulling op artikel 45, eerste lid, van de Alcoholwet is het voor personen van 18 jaar en ouder verboden op een openbare plaats, die deel uitmaakt van een door het college aangewezen gebied, alcoholhoudende drank te gebruiken of aangebroken flessen, blikjes en dergelijke met alcoholhoudende drank bij zich te hebben.

    • 2.

      Het bepaalde in het eerste lid geldt niet voor:

      • a.

        een terras dat behoort bij een horecabedrijf, als bedoeld in artikel 1 van de Alcoholwet;

      • b.

        de plaats, niet zijnde een horecabedrijf, als bedoeld onder a., waarvoor een ontheffing geldt krachtens artikel 35 van de Alcoholwet;

  • G.

    Artikel 3:5 (Gedragseisen exploitant en beheerder), tweede lid, onderdeel c, eerste bullit , komt te luiden als volgt:

    bepalingen gesteld bij of krachtens de Alcoholwet, de Opiumwet, de Vreemdelingenwet en de Wet arbeid vreemdelingen;

XII. Wijziging verwijzing naar markt in Gemeentewet

  • A.

    Artikel 2:24 (Begripsbepaling evenement), eerste lid, onder b, komt te luiden als volgt:

    markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder g, van de Gemeentewet.

  • B.

    Artikel 5:14 (Begripsbepaling venten), tweede lid, onder b, komt te luiden als volgt:

    het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel het aanbieden van diensten op jaarmarkten en markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder g, van de Gemeentewet.

  • C.

    Artikel 5:17 (Begripsbepaling standplaats), tweede lid, onder a, komt te luiden als volgt:

    een vaste plaats op een jaarmarkt of markt als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder g, van de Gemeentewet.

XIII. Grote voertuigen

Artikel 5:8 Parkeren van grote voertuigen komt te luiden als volgt:

  • 1.

    Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van de lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter te parkeren op een door het college aangewezen plaats, waar dit naar zijn oordeel schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van de gemeente.

  • 2.

    Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van de lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter te parkeren op een door het college aangewezen weg, waar dit naar zijn oordeel buitensporig is met het oog op de verdeling van beschikbare parkeerruimte.

  • 3.

    Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op campers, kampeerauto’s, caravans en kampeerwagens, voor zover deze voertuigen niet langer dan drie achtereenvolgende dagen op de weg worden geplaatst of gehouden.

  • 4.

    Het tweede lid is voorts niet van toepassing op werkdagen van maandag tot en met vrijdag, dagelijks van 08.00 tot 18.00 uur.

  • 5.

    Het college kan ontheffing verlenen van de verboden.

  • 6.

    In aanvulling op artikel 1:3, eerste lid, van deze verordening is op de aanvraag om een ontheffing paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

Naar boven