Beleidsregels tegemoetkoming kinderopvang Sociaal Medische Indicatie Vlieland 2021

Ouders kunnen voor kinderopvang gebruik maken van de reguliere kinderopvangtoeslag van de belastingdienst. Er zijn echter gezinnen of alleenstaande ouders, die als gevolg van sociaal medische redenen, niet (kunnen) werken/ re-integreren maar ook niet zelf voor hun kinderen kunnen zorgen. Zij hebben - als zij hun kinderen naar de kinderopvang brengen - geen of een beperkt recht op de kinderopvangtoeslag van de belastingdienst.

De Sociaal Medische Indicatie regeling biedt ouders een financiële tegemoetkoming om een tijdelijke oplossing voor kinderopvang mogelijk te maken.

De kinderopvang dient plaats te vinden in een in een geregistreerd kindercentrum of in een geregistreerde voorziening voor gastouderopvang.

 

Deze regeling is bedoeld voor ouders die vanwege ernstige lichamelijke, psychische of sociale problemen tijdelijk zelf niet in staat zijn om voor hun kinderen te zorgen en begeleiding of hulp nodig hebben. Dit, om te voorkomen dat de ontwikkeling van het kind vanwege de thuissituatie een achterstand dreigt op te lopen. Kinderopvang kan in die situaties kinderen een veilig tweede milieu bieden en bijdragen aan een positieve ontwikkeling van het kind.

Bij structurele problemen is er een andere vorm van begeleiding en hulp noodzakelijk.

 

 

 

Beleidsregels tegemoetkoming kinderopvang Sociaal Medische Indicatie Vlieland 202 1

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1.

    Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet kinderopvang en de Algemene wet bestuursrecht Awb.

  • 2.

    In deze regeling wordt verstaan onder:

    • a.

      College: burgemeester en wethouders van de gemeente Vlieland;

    • b.

      Awb: Algemene wet bestuursrecht;

    • c.

      kinderopvangorganisatie: een geregistreerd kindercentrum of gastouderopvang;

    • d.

      ouder: een ouder en/of diens partner die tevens ouder is voor de toepassing van de Wet kinderopvang en geacht wordt gezamenlijk één aanspraak te hebben op de kinderopvangtoeslag van de belastingdienst;

    • e.

      adviesorgaan: de instelling/organisatie die op verzoek van het college advies uitbrengt over de noodzaak van kinderopvang;

    • f.

      sociaal medische indicatie (SMI): een noodzakelijke indicatie om tijdelijk in aanmerking te kunnen komen voor een tegemoetkoming in de kosten voor noodzakelijke kinderopvang:

    • als gevolg van sociale, lichamelijke, zintuiglijke, verstandelijke of psychische beperkingen van de ouder in combinatie met

    • het opheffen of te verminderen van een dreigende ontwikkelingsachterstand van het kind.

      • a.

        Voorliggende voorziening: geen recht op een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang SMI bestaat voor zover een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening die, gezien haar aard en doel, wordt geacht voor de belanghebbende toereikend en/ of passend te zijn.

      • b.

        Inkomensnorm: het inkomen welke vergelijkbaar is met de van toepassing zijnde bijstandsnorm.

 

Artikel 2. Doelgroep

  • 1.

    Deze regeling is van toepassing op een ouder van een kind, vanaf 0 jaar tot het moment waarop het basisonderwijs voor dit kind eindigt, die:

    • a.

      volgens de Basisregistratie Personen (BRP) woonachtig is in de gemeente Vlieland en

    • b.

      en rechtmatig in Nederland verblijf houdt in de zin van artikel 8, onderdelen a tot en met e en l, van de Vreemdelingenwet 2000 en

    • c.

      waarbij is vastgesteld dat ten behoeve van de ouder op grond van een sociaal medische indicatie tijdelijk kinderopvang noodzakelijk is en

    • d.

      niet zelf in de kinderopvang kan voorzien en geen beroep kan doen op een andere passende voorliggende voorziening. De geldigheid van een sociaal medische indicatie is nooit langer dan 6 maanden. Deze regeling is namelijk bedoeld om de ouder tijdelijk financieel te ondersteunen in de noodzakelijke kosten van kinderopvang.

    • 1.

      Het college stelt op aanvraag van de ouder(s) vast of de ouder(s) een persoon is zoals bedoeld in het eerste lid.

    • 2.

      Voor de kosten van kinderopvang komen de ouders:

      • a.

        niet in aanmerking voor een kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst-Toeslagen

        of

      • b.

        wel in aanmerking voor een kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst-Toeslagen én de ouders hebben een gezamenlijk inkomen die lager is dan 150% van de van toepassing zijnde inkomensnorm.

Artikel 3. Aanvraag

  • 1.

    De aanvraag voor een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang op grond van een sociaal medische indicatie wordt ingediend bij het college middels het daarvoor vastgestelde aanvraagformulier en onder overlegging van de op het aanvraagformulier genoemde bescheiden.

  • 2.

    Bij het aanvraagformulier wordt in ieder geval een verklaring van een onafhankelijk hulpverlener overlegd waaruit de sociaal-medische indicatie van de kinderopvang blijkt.

  • 3.

    Het college stelt aan de hand van de bij de aanvraag overgelegde informatie vast of er een noodzaak voor kinderopvang aanwezig is en wat de omvang daarvan is.

  • 4.

    Alvorens op de aanvraag te besluiten, kan het college ten behoeve van de vaststelling van de noodzakelijkheid van kinderopvang nader advies opvragen bij een bij het gezin betrokken hulpverleningsinstantie, deskundige uit het betrokken gebiedsteam of adviesorgaan als bedoeld in artikel 2, tweede lid onder f. van deze beleidsregels.

 

Artikel 4. Weigeringsgronden

Het college weigert de tegemoetkoming indien:

  • a.

    de ouder niet behoort tot de personen als bedoeld in artikel 2. van deze beleidsregels;

  • b.

    de ouder in het kader van de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van deze gegevens tot een onjuiste beschikking op de aanvraag zou hebben geleid;

  • c.

    de opgegeven activiteiten in verband waarmee de ouder een tegemoetkoming aanvraagt, niet of niet geheel zullen plaatsvinden.

Artikel 5. Ingangsdatum en duur van de tegemoetkoming

  • 1.

    Als door het college is vastgesteld dat recht op een tegemoetkoming bestaat, wordt die tegemoetkoming toegekend vanaf de dag waarop dit recht is ontstaan, voor zover deze dag niet ligt voor de dag waarop de belanghebbende zich heeft gemeld om een tegemoetkoming aan te vragen.

  • 2.

    De datum van de melding met het verzoek om in aanmerking te komen voor een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang wordt gezien als aanvraagdatum onder voorwaarde dat het aanvraagformulier, inclusief de op het aanvraagformulier gevraagde bewijsstukken, binnen 14 dagen nadat het aanvraagformulier aan de belanghebbende is verzonden, is ingediend bij college.

  • 3.

    Indien niet aan het gestelde in het tweede lid wordt voldaan geldt de datum van ontvangst van het aanvraagformulier tegemoetkoming kosten kinderopvang, inclusief de op het aanvraagformulier gevraagde bewijsstukken, als aanvraagdatum.

  • 4.

    Als op de dag van de melding of aanvraag nog geen kinderopvang plaatsvindt, wordt de tegemoetkoming verleend met ingang van de datum waarop de kinderopvang zal plaatsvinden.

  • 5.

    De duur van de tegemoetkoming is maximaal 6 maanden echter niet langer dan kinderopvang op basis van de sociaal medische indicatie noodzakelijk is.

  • 6.

    Op basis van een sociaal medische indicatie is op aanvraag éénmaal verlening van en tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang mogelijk. De duur van die verlenging is maximaal 6 maanden.

  • 7.

    Binnen de periode dat een tegemoetkoming voor de kinderopvang wordt verstrekt kan worden onderzocht of de sociaal medische indicatie ten aanzien van de duur en het noodzakelijk aantal uren kinderopvang gewijzigd is. Naar aanleiding hiervan besluit het college de tegemoetkoming te wijzigen of te beëindigen.

 

Artikel 6. Hoogte van de tegemoetkoming

  • 1.

    De hoogte van de tegemoetkoming wordt vastgesteld op basis van:

  • a.

    het aantal uren kinderopvang dat door de ouder is aangevraagd, mits niet hoger dan dat naar het oordeel van het college op basis van de sociaal medische indicatie noodzakelijk is.

    Het aantal uren waarvoor tegemoetkoming kan worden aangevraagd is maximaal 230 uur per kind per maand.

  • b.

    de werkelijke uurprijs van de kinderopvang tot een maximum van de maximale uurprijs welke door de Belastingdienst-Toeslagen wordt gehanteerd voor de berekening van de kinderopvangtoeslag van het desbetreffende kalenderjaar;

  • c.

    de op de aanvraagdatum geldende Kinderopvangtoeslagtabel van de Belastingdienst, behorend bij artikel 6 van het Besluit Kinderopvangtoeslag. De ouder blijft een eigen bijdrage betalen in de kosten van de kinderopvang. Deze is afhankelijk van het toetsingsinkomen.

  • d.

    eventuele vergoedingen voor de kosten van kinderopvang, waaronder de kinderopvangtoeslag.

  • 1.

    Is het inkomen op het moment van de aanvraag lager dan 150% van de van toepassing zijnde inkomensnorm dan bedraagt de tegemoetkoming 100% van de noodzakelijk gemaakte kosten van kinderopvang waarbij de bepalingen zoals gesteld in het eerste lid onderdeel a., b. en d. van overeenkomstige toepassing zijn. De inkomensnormen zijn als bijlage in deze beleidsregels opgenomen en worden elk jaar, per 1 januari en 1 juli aan de hand van de wijzigingen van de bijstandsnormbedragen geïndexeerd. Daarbij wordt geen rekening gehouden met de zgn. kostendelersnorm.

  • 2.

    Bij een verlengingsaanvraag zoals bedoeld in artikel 5, 6e lid is voor de vaststelling van de tegemoetkoming het bepaalde onder het eerste en tweede lid van toepassing. Ten aanzien van het inkomen en de toepassing van de Kinderopvangtoeslagtabel is het inkomen en de Kinderopvangtoeslagtabel van de eerdere aanvraag van toepassing, onder voorwaarde dat die aanvraag niet langer dan 12 maanden geleden is gedaan.

 

Artikel 7. De betaling van de tegemoetkoming

De tegemoetkoming wordt, op basis van declaratie via het daarvoor bestemde declaratieformulier, uitbetaald aan de ouder.

 

Artikel 8. Inlichtingenplicht en overige verplichtingen

1. De ouder doet uit eigen beweging aan het college onmiddellijk na het bekend worden schriftelijk mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan het hem/ haar redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een tegemoetkoming.

2. De ouder is verplicht aan het college, desgevraagd, medewerking te verlenen aan uitvoering van deze beleidsregels.

3. De ouder doet al het mogelijke om de omvang in uren en duur qua periode waarin noodzakelijke kinderopvang op basis van sociaal medische indicatie wordt afgenomen zo gering respectievelijk zo kort mogelijk te laten zijn.

De ouder wordt geacht om iedere vorm van hulpverlening te accepteren welke er op gericht is om de oorzaak van de noodzaak tot kinderopvang weg te nemen, en mee te werken aan een plan van aanpak van de hulpverlener, voor zover dit noodzakelijk wordt geacht.

  • 3.

    Wanneer de ouder niet voldoet aan zijn verplichtingen, kan het college besluiten om de tegemoetkoming op basis van deze regeling per direct te beëindigen.

 

Artikel 9. Herziening en intrekking

Het college zal het recht op tegemoetkoming herzien of intrekken als:

  • a.

    het niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenverplichting en overige verplichtingen als bedoeld in artikel 9 geleid heeft tot een onterechte verstrekte tegemoetkoming en/of

  • b.

    anderszins een tegemoetkoming ten onrechte verstrekt is.

  •  

Artikel 10. Terugvordering

Als het college een besluit tot herziening of intrekking als bedoeld in artikel 9. genomen heeft, wordt de ten onrechte verstrekte tegemoetkoming teruggevorderd.

 

Artikel 11. Hardheidsclausule

1. Het college kan in bijzondere gevallen besluiten af te wijken van deze regeling, indien toepassing hiervan leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.

2. In gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist het college.

 

 

Artikel 12 Slotbepalingen

1. De beleidsregels worden aangehaald als “Beleidsregels tegemoetkoming kinderopvang Sociaal Medische Indicatie Vlieland 2021”.

2. Deze beleidsregels treden in werking op 1 januari 2021.

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders op 15 december 2021.

 

 

 

A. Idema

C. Schokker-Strampel

secretaris-directeur

burgemeester

 

 

 

 

 

 

 

Artikelsgewijze toelichting

Doel van de regeling

Bij de invoering van de Wet kinderopvang op d.d. 9 juli 2004 is artikel 23 niet in werking getreden. Dit artikel zou er voor zorgen dat personen met sociaal-medische problematiek ook onder de werking van de wet zouden vallen. De verwachting is niet dat dit artikel alsnog op enig moment in werking zal treden.

 

Omdat de groep die vanwege sociaal-medische problematiek kinderopvang nodig heeft toch vaak een kwetsbare groep is, en geen recht heeft op kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst, vult het college met deze beleidsregels de lacune in de Wet kinderopvang op. Dit temeer middels kamerbrief van het ministerie van SZW (d.d. 4-7-2014) en laatstelijk bij kamerbrief d.d. 11 juni 2018 is bepaald dat gemeenten verantwoordelijk zijn voor kinderopvang bij sociaal medische indicatie (SMI). Voor een sociaal medische indicatie kunnen gezinnen in aanmerking komen die geen recht hebben op de kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst, bijvoorbeeld omdat maar een van de ouders werkt, terwijl de andere ouder om sociale of gezondheidsredenen tijdelijk niet in staat is om voor de kinderen te zorgen. Kinderopvang kan dan een tijdelijke oplossing bieden om de ouders te ontlasten en de ontwikkeling van het kind niet te schaden.

 

Momenteel wordt gewerkt aan een voorstel (“Verzamelwet Kinderopvang”) om het recht op kinderopvangtoeslag uit te breiden voor huishoudens waarin de ene partner werkt en de andere partner een permanente zorgindicatie heeft in het kader van de Wet langdurige zorg (Wlz). Vermoedelijke datum van inwerkingtreding is 1 januari 2021.

 

In deze regeling wordt beschreven onder welke voorwaarden een tegemoetkoming op grond van een sociaal-medische indicatie kan worden verstrekt.

 

Artikel 1. Begripsbepalingen

De begripsbepalingen in artikel 1.1 van de Wet kinderopvang zijn ook van toepassing op deze beleidsregels. Alleen de in dit artikel niet-gedefinieerde begrippen zijn in deze beleidsregels opgenomen.

 

Deze regeling heeft tot doel een tegemoetkoming te verstrekken aan de ouder(s) die vanwege sociaal-medische problematiek kinderopvang nodig heeft en waarvoor geen vergoeding, middels de kinderopvangtoeslag, door de Belastingdienst wordt verstrekt.

Een sociaal medische indicatie (SMI) kan worden gegeven als gevolg van sociale, lichamelijke, zintuiglijke, verstandelijke of psychische beperkingen van de ouder in combinatie met het opheffen of te verminderen van een dreigende ontwikkelingsachterstand van het kind.

 

In de regeling is opgenomen het begrip voorliggende voorziening. Hiertoe worden alle regelingen gerekend die, gelet op haar aard en doel, voor dezelfde kosten compensatie bieden die voor de belanghebbende geacht wordt toereikend en passend te zijn.

Voorbeelden hiervan zijn o.a.: sociaal netwerk (opvang door de buurt, familie, mantelzorg), een algemene voorziening vanuit de Jeugdwet (bijvoorbeeld basishulp jeugdwet via het gebiedsteam), de kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst, compensatie via de werkgever in tijd of financiën, vergoeding uit zorgverzekering

 

Artikel 2. Doelgroep

Een ouder kan een tegemoetkoming ontvangen als vast staat dat vanwege sociaal- medische redenen noodzakelijk is dat tijdelijk gebruik wordt gemaakt van kinderopvang. De sociaal-medische redenen kunnen zowel bij de ouder, bij een kind binnen het gezin als in de combinatie bij de ouder en het kind aanwezig zijn. Uiteindelijk doel is het voorkomen van een ontwikkelingsachterstand van het kind. Om aan te kunnen tonen dat de ouder of het kind behoort tot de groep sociaal-medisch geïndiceerde moet de ouder bij de aanvraag een objectieve verklaring kunnen overleggen waaruit de sociaal-medische noodzaak blijkt. Dit kan een gespreksverslag van het desbetreffend gebiedsteam zijn waaruit de sociaal medische noodzaak blijkt maar ook een verklaring van een bij het gezin betrokken hulpverlener.

Indien een dergelijke verklaring vragen oproept, dan kan het college besluiten een onafhankelijk extern adviesorgaan te vragen om de sociaal-medische noodzaak te onderzoeken.

 

In een gespreksverslag of verklaring dient aandacht te worden geschonken aan:

  • de redenen voor de noodzaak van kinderopvang; waarom kan de ouder, partner of het

  • eigen netwerk de kinderopvang niet verzorgen;

  • de geldigheidsduur van de indicatie;

  • de omvang in uren van de kinderopvang die noodzakelijk is;

  • of er een voorliggende voorziening aanwezig is (faciliteiten werkgever, zorgverzekering);

  • wat de ouder heeft gedaan om de noodzakelijke kinderopvang te voorkomen;

  • informatie van eventuele betrokken instanties/instellingen;

  • afspraken met de ouder om te werken aan zijn/ haar probleem binnen het gezin om te voorkomen dat kinderopvang op grond van een sociaal medische indicatie noodzakelijk is.

Artikel 3. Aanvraag

De tegemoetkoming wordt door de ouder, die woonachtig is in de gemeente Vlieland, aangevraagd bij het college. De aanvraag moet schriftelijk worden ingediend via het daarvoor bestemde aanvraagformulier. (artikel 4:1 Awb). Op dit formulier is aangegeven welke bewijsstukken hierbij door de ouder moeten worden ingeleverd.

 

Het tweede lid bepaalt dat bij de aanvraag een verklaring van een onafhankelijk hulpverlener moet worden toegevoegd waaruit blijkt dat vanwege sociaal-medische redenen kinderopvang noodzakelijk is. Dit kan een verklaring zijn van een medewerker van het gebiedsteam of een andere deskundige die bij het gezin betrokken is.

Indien een dergelijke verklaring vragen oproept, kan het college besluiten om zelf aanvullend advies op te vragen bij een adviesorgaan (lid 3).

 

 

Artikel 4. Weigeringsgronden

Artikel 4:35 Awb bepaalt dat in bepaalde gevallen een subsidieverlening (een tegemoetkoming in kinderopvang) kan worden geweigerd.

Daarnaast kan een tegemoetkoming worden geweigerd indien de ouder of de partner niet behoort tot de personen als bedoeld in artikel 3 van deze beleidsregels. In het geval dat er sprake is van een echtpaar, dienen beide personen aan die vereisten te voldoen.

De tegemoetkoming kan ook worden geweigerd als de ouder weigert of niet voldoende meewerkt om te voorkomen dat kinderopvang noodzakelijk is. Hierbij kan gedacht worden dat de ouder weigert mee te werken aan het hulpverlening programma welke dient tot oplossing van zijn probleem/ binnen het gezin.

 

Artikel 5. Ingangsdatum en duur van de tegemoetkoming

Dit artikel bepaalt de ingangsdatum en de duur van de verstrekking van de tegemoetkoming. In principe wordt de tegemoetkoming verleend met ingang van de startdatum van de kinderopvang voor zover deze samenvalt met de aanvraag.

 

Insteek van deze regeling is dat deze tijdelijk van aard is, de tegemoetkoming wordt daarom verstrekt voor de duur van 6 maanden echter niet langer de kinderopvang noodzakelijk is, oftewel voor de duur van de sociaal medische indicatie. Verlenging van de indicatie is éénmaal mogelijk met maximaal 6 maanden. Is daarna nog steeds kinderopvang op grond van een sociaal medische indicatie noodzakelijk dan kan voor een tegemoetkoming opnieuw een aanvraag worden ingediend.

De omvang van sociaal medische indicatie kan periodiek worden getoetst. Hierdoor wordt maatwerk geleverd aan de cliënt.

 

Artikel 6. Hoogte van de tegemoetkoming

Een ouder heeft recht op een tegemoetkoming voor het aantal uren en de duur dat kinderopvang door de deskundige op grond van een sociaal medische indicatie noodzakelijk wordt geacht.

De tegemoetkoming is gelijk aan de vergoeding die op grond van de geldende tarieven van de Belastingdienst-Toeslagen worden gehanteerd. Dit betekent dat de ouder een eigen bijdrage verschuldigd blijft. Voor die eigen bijdrage wordt geen tegemoetkoming verstrekt.

Voor de berekening van de tegemoetkoming kinderopvang wordt rekening gehouden met de Kinderopvangtoeslagtabel van de Belastingdienst op het moment van aanvraag of feitelijke aanvang van de kinderopvang, tot uiterlijk drie maanden voorafgaande aan de aanvraag.

Maximum uurprijs:

Bij de vaststelling van de tegemoetkoming wordt de maximale uurprijs gehanteerd die door de Belastingdienst in acht wordt genomen. Deze wordt jaarlijks opnieuw vastgesteld. Als de ouder kiest voor een opvangvorm die boven de maximale uurprijs ligt, dan komt het meerdere voor rekening van de ouder zelf.

 

Gering inkomen (2e lid):

Voor de ouder(s) met een gering inkomen, lager dan 150% van de van toepassing zijnde inkomensnorm, geldt dat alle kosten van de kinderopvang vergoed worden. Voor hen geldt geen eigen bijdrage, mits aan de overige criteria wordt voldaan. De eigen bijdrage komt nl. voor een tegemoetkoming in aanmerking.

De hiervoor bedoelde criteria zijn: maximum uurprijs, maximum aantal noodzakelijk uren van kinderopvang.

 

De inkomensnormen worden jaarlijks geïndexeerd aan de hand van de van toepassing zijnde bijstandsnormen, per 1 januari en 1 juli. Bij de vaststelling van de inkomensnormen wordt geen rekening gehouden met de kostendelersnorm.

Door voor deze doelgroep de volledige kosten van kinderopvang te vergoeden wordt voorkomen dat een afzonderlijke aanvraag voor bijzondere bijstand moet worden gedaan.

 

Declaratieformulier:

De tegemoetkoming wordt in principe toegekend voor het aantal uren kinderopvang dat door de ouder is aangevraagd, zolang dit aantal uren niet hoger is dan dat naar het oordeel van het college op grond van de SMI noodzakelijk is. Aan de hand van het declaratieformulier wordt gekeken hoeveel uren daadwerkelijk gebruik van de kinderopvang is gemaakt en wordt de tegemoetkoming berekend.

 

Overgang naar volgend kalenderjaar:

De Kinderopvangtoeslagtabel van de Belastingdienst wordt jaarlijks aangepast. Voor de hoogte van de tegemoetkoming heeft dit geen invloed.

Is de tegemoetkoming op basis van het tweede lid (gering inkomen) toegekend dan geldt hetzelfde. Hiermee wordt bedoeld dat een geringe wijziging in het inkomen in verband met loonontwikkelingen geen invloed heeft op de hoogte van de tegemoetkoming.

In principe geldt éénmaal de tegemoetkoming vastgesteld blijft vastgesteld, ook als de periode van kinderopvang het desbetreffend kalenderjaar overstijgt.

De maximum uurprijs van de kinderopvang wijzigt daarentegen wel mee als de kinderopvang noodzakelijkerwijs voortduurt tot in een volgend kalenderjaar.

 

Artikel 7. De betaling van de tegemoetkoming

Dit artikel spreekt voor zich. In verband met schuldenproblematiek kan er voor gekozen worden de uitbetaling anders te regelen.

 

Artikel 8. Inlichtingenplicht en overige verplichtingen

In dit artikel is voor de vaststelling en verstrekking van een tegemoetkoming een inlichtingenverplichting en meewerkplicht opgenomen voor de ouder.

Ten aanzien van de medewerkingsplicht geldt dat van de ouder verwacht wordt om al het mogelijke te doen om de noodzaak van de kinderopvang weg te halen. Heeft de ouder dit nagelaten dan is verlenging van de tegemoetkoming niet mogelijk. De regeling is immers bedoeld als kortdurende voorziening en uitgangspunt is dat de noodzaak tot gebruik van deze regeling zo spoedig mogelijk wordt aangepakt.

Ten aanzien van de inlichtingenverplichting geldt dat van de ouder wordt verwacht wijzigingen in het inkomen, waarvan het de aanvrager duidelijk is dat dit gevolgen heeft voor de hoogte van de tegemoetkoming, aan het college te melden. Hetzelfde geldt voor de aankoop of verkoop van de eigen woning (i.v.m. wijziging toetsingsinkomen). Dergelijke wijzigingen kunnen nl. van invloed zijn op de hoogte van het toetsingsinkomen en vervolgens op de hoogte van de tegemoetkoming van de kinderopvang.

 

Artikel 9. tot en met artikel 12.

Deze artikelen spreken voor zich.

---------

 

 

 

Inkomensnormen Tegemoetkoming kinderopvang S ociaal Medische Indicatie (artikel 6)

Per 1 juli 2020 exclusief vakantietoeslag.

 

 

Maandinkomen bij 100%

 

Maandinkomen bij 150%

Leeftijdscategorie: 21 jaar of ouder, maar jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd

 

• Alleenstaande ouder

€ 1.006,08

€ 1.509,12

 

• Gezin, (beiden tussen 21 jaar en pensioenleeftijd)

€ 1.437,25

€ 2.155,88

 

Leeftijdscategorie: Jongeren 18 tot 21 jaar

 

• Alleenstaande ouder

€ 248,37

€ 372,56

 

• Gezin met kinderen (beiden 18 tot 21 jaar)

€ 784,19

€ 1.176,29

 

• Gezin met kinderen, (één 18 tot 21, ander 21 jaar of ouder)

€ 1.254,45

€ 1.881, 68

*Onder een maandinkomen wordt verstaan het netto inkomen uit arbeid, winst, uitkering, partneralimentatie en pensioen van de ouder en echtgenoot of partner per maand. Inkomsten uit vakantiegeld, heffingskortingen en toeslagen zoals huur- of zorgtoeslag gelden hierbij niet als inkomen.

 

 

 

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Vlieland,

Naar boven