Beleidsregel Krediethypotheek Vlieland 2021

1. Begripsomschrijvingen

 

 

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    de wet: de Participatiewet;

  • b.

    belanghebbende: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken;

  • c.

    bijstand: algemene en bijzondere bijstand;

  • d.

    College: burgemeester en wethouders van de gemeente Vlieland;

  • e.

    woning: een door belanghebbende zelf of zijn gezin bewoonde woning, woonwagen of woonschip met bijbehorend erf.

 

2. Krediethypotheek

Indien bijstand wordt verleend aan een belanghebbende die eigenaar is van een door hemzelf of zijn gezin bewoonde woning met bijbehorend erf heeft die bijstand met toepassing van artikel 48, 3e lid en art. 50 van de wet de vorm van een geldlening onder verband van hypotheek en wordt daartoe mede gerekend de eventuele bijstand genoemd in de kosten genoemd in artikel 3, derde lid van deze beleidsregel.

 

3. Hoogte geldlening

  • 1.

    De geldlening bedoeld in artikel 2., heeft ten hoogste de waarde van de woning in het economisch verkeer bij vrije oplevering, verminderd met de daarop drukkende schulden en met het vrij te laten vermogen als bedoeld in artikel 34, tweede lid, onder d. van de wet.

  • 2.

    Ter vaststelling van de waarde van de woning vindt taxatie plaats door een beëdigd taxateur voor onroerende zaken die door het college in overeenstemming met de belanghebbende wordt aangewezen.

  • 3.

    De kosten verbonden aan de taxatie, de hypotheekakte en de inschrijving van de hypotheek, alsmede de bijkomende kosten, komen ten laste van de belanghebbende. De bijstand voor deze kosten wordt aangemerkt als algemene bijstand, tenzij aan de belanghebbende uitsluitend bijzondere bijstand wordt verleend.

 

Voorwaarden geldlening

  • 1.

    Aan de geldlening wordt in elk geval verbonden de voorwaarden genoemd in de artikelen 5 en 6 van deze regeling.

  • 2.

    De in het eerste lid bedoelde voorwaarden worden tezamen met de gebruikelijke bedingen opgenomen in de hypotheekakte.

 

Aflossing geldlening

  • 1.

    Aflossing van de geldlening vindt plaats gedurende tien jaar.

  • 2.

    De aflossing vangt uiterlijk aan 24 maanden na het moment van beëindiging van de bijstandverlening en vindt maandelijks plaats.

  • 3.

    Het maandbedrag van de aflossing wordt telkens voor de periode van een jaar vastgesteld.

  • 4.

    Bij een inkomen als bedoeld in artikel 32 van de wet dat niet uitgaat boven de van toepassing zijnde bijstandsnorm, zoals bedoeld in hoofdstuk 3, paragraaf 3.1, 3.2. en 3.3. van de wet, wordt een aflossing gevergd van 3% van de van toepassing zijnde norm.

  • 5.

    Indien de omstandigheden daartoe aanleiding geven stelt het college, zo nodig tussentijds, het maandbedrag van de aflossing op een lager dan wel hoger bedrag vast.

  • 6.

    Bij de beoordeling van de omstandigheden als bedoeld in het vijfde lid wordt rekening gehouden met noodzakelijke, voor eigen rekening van belanghebbende komende, bijzondere bestaanskosten. Deze worden in mindering gebracht op het inkomen.

  • 7.

    Indien belanghebbende tijdens de aflossingsperiode van tien jaar schuldig nalatig is in het voldoen van de vastgestelde aflossing, is het nog niet afgeloste deel van de geldlening terstond opeisbaar en is daarover tevens de wettelijke rente verschuldigd.

 

6. Rente geldlening

  • 1.

    Indien door toepassing van artikel 5, vierde lid tot en met zesde lid, na afloop van de aflossingsperiode van tien jaar een deel van de geldlening nog niet is afgelost, is vanaf dat moment maandelijks rente verschuldigd over het nog niet afgeloste deel van de geldlening.

  • 2.

    De rente, bedoeld in het eerste lid, is de wettelijke rente voor niet handelstransacties, verminderd met drie procent.

  • 3.

    Indien belanghebbende naar het oordeel van het college de rente geheel of gedeeltelijk kan betalen, maar daarnaast niet meer toekomt aan de aflossing van de geldlening wordt het bedrag welke de belanghebbende wel kan betalen bij voorrang aangemerkt als aflossing.

  • 4.

    De maandrente, die daardoor niet wordt betaald, wordt opgeboekt als een verschuldigde renteverplichting.

  • 5.

    Over de rentevordering is geen rente verschuldigd.

 

7. Verkoop of vererving woning

  • 1.

    Bij verkoop of bij vererving van de woning, en indien het een echtpaar betreft bij vererving na overlijden van de langstlevende echtgenoot, wordt het nog niet afgeloste deel van de geldlening, alsmede de op grond van artikel 6, derde en vierde lid, bijgeschreven rente, terstond afgelost.

  • 2.

    Bij verkoop van de woning kan het college wegens bijzondere omstandigheden van medische of sociale aard van belanghebbende dan wel wegens werkaanvaarding elders door belanghebbende, na toepassing van het eerste lid, besluiten tot het verlenen van een nieuwe geldlening eveneens onder verband van hypotheek voor de aankoop van een andere woning, tot ten hoogste het bedrag van de ingevolge het eerste lid afgeloste geldlening, onder de voorwaarde dat belanghebbende het na aflossing vrijgekomen vermogen volledig inzet voor de aankoop van de andere woning.

  • 3.

    Indien bij verkoop van de woning op basis van de waarde in het economisch verkeer bij vrije oplevering het voor de afrekening beschikbare bedrag lager is dan het resterende bedrag van de geldlening en van de rentevordering, wordt het verschil kwijtgescholden.

Opnieuw recht binnen twee jaar

Indien binnen een periode van twee jaar na beëindiging van de bijstandverlening onder verband van hypotheek wederom recht op bijstand bestaat, wordt deze verleend met toepassing van de laatst gevestigde hypotheek.

 

Opgave stand van geldlening en rentevordering

Aan belanghebbende wordt telkens na afloop van een kalenderjaar een opgave verstrekt van de stand van de geldlening en van de rentevorderingen.

 

Inherente afwijkingsbevoegdheid

Met toepassing van artikel 4:84 Awb kan in voorkomende gevallen van deze beleidsregels worden afgeweken.

 

Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen gemotiveerd afwijken van de bepalingen in deze regeling, indien toepassing ervan tot kennelijke onredelijkheid en onbillijkheid leidt.

 

Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregel Krediethypotheek Vlieland 2021.

 

Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2021.

  • 2.

    Ten aanzien van de besluiten van bijstandsverlening onder verband van Krediethypotheek, welke op grond van de ABW, Abw of WWB, voor 1 januari 2021, zijn verleend blijft het destijds bepaalde en als zodanig opgenomen in het desbetreffend besluit of akte van krediethypotheek van toepassing.

 

 

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders op 15 december 2021.

 

 

 

A. Idema

C. Schokker-Strampel

secretaris-directeur

burgemeester

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Vlieland,

Naar boven