Artikel 3.8 Vrijlating giften
Incidentele giften worden in principe aangemerkt als vermogen. Incidentele giften worden echter vrijgelaten voor zover het een bedrag van € 300 voor een alleenstaande en € 500 voor een alleenstaande ouder of gehuwden per kalenderjaar niet overschrijdt. Voor de gift van meer dan € 300 voor een alleenstaande of € 500 voor een alleenstaande ouder of gehuwden wordt een individuele afweging gemaakt. Wanneer het een gift in natura betreft, wordt de waarde bepaald door de waarde daarvan in het economisch verkeer. Of een gift incidenteel is, hangt af van de individuele situatie en dient dan ook iedere keer individueel beoordeeld te worden. Daarbij moet beoordeeld worden of het bedrag vanuit bijstandsoogpunt verantwoord is en of de gift een onverplicht karakter heeft.
Giften in de vorm van betaling voor schulden kunnen worden vrijlaten als de aflossing van de schuld naar het oordeel van het college de eventuele re-integratie en/of schuldhulpverlening ten goede kan komen.
|
Artikel 3.8 Vrijlating giften
Op grond van artikel 32, tweede lid, aanhef en onder m, van de Participatiewet worden giften niet tot de middelen van de belanghebbende gerekend voor zover deze naar het oordeel van het college uit een oogpunt van bijstandsverlening verantwoord zijn. Gezien het minimumbehoeftekarakter van de bijstand kan vrijlating van giften niet onbeperkt zijn.
Door giften (tot een bepaalde grens) niet in aanmerking te nemen als middelen, wordt voorkomen dat de Participatiewet een ontmoediging vormt voor de vrijgevigheid van instellingen of personen. In dit artikel zijn bepalingen opgenomen hoe met de ontvangst van een gift wordt omgegaan, al blijft dit per definitie een individuele beoordeling (en dus maatwerk).
Dit artikel is alleen van toepassing als sprake is van een gift die uit vrijgevigheid en zonder een vorm van tegenprestatie door een derde aan de belanghebbende wordt verstrekt. De gift moet herleidbaar zijn, hetgeen betekent dat er geen onduidelijkheid bestaat over de herkomst van de gift en de bestemming daarvan. De vrijlatingsbepaling in dit artikel kan geen betrekking hebben op inkomsten uit of in verband met (vrijwilligers)werk. Daarvoor gelden andere wettelijke (vrijlatings)bepalingen.
De belanghebbende dient de ontvangst van een gift altijd en tijdig bij de gemeente te melden. Dat valt onder inlichtingenplicht en geldt ook als het ontvangen bedrag lager is dan het vrijlatingsbedrag. Door een tijdige individuele beoordeling (is er sprake van een gift en kan deze – volledig - worden vrijgelaten) wordt getracht om een eventuele terugvordering van bijstand zoveel mogelijk te voorkomen. Een uitzondering geldt voor de gift die wordt ontvangen van een charitatieve instelling (zie hierna). Deze hoeft niet te worden gemeld.
Een gift kan zowel eenmalig worden ontvangen of een bepaalde periodiciteit kennen. Daarnaast kan de gift in verschillende vormen ontvangen worden, zoals een overschrijving per bank, contant of in natura.
Giften worden vrijgelaten voor zover op jaarbasis een bedrag van € 1.200,- niet wordt overschreden. Dit bedrag is voor alle uitkeringsnormen gelijk. Het hanteren van één bedrag zorgt voor gelijkheid onder alle belanghebbenden met een bijstandsuitkering, ook wanneer men gedurende het jaar verschillende uitkeringsnormen ontvangt.
Is de gift - of het totaal aan giften - hoger dan de vrijlatingsgrens, dan wordt het meerdere tot de middelen van de belanghebbende gerekend. Alleen indien sprake is van bijzondere omstandigheden en de gevolgen voor de inwoner zeer onredelijk uitpakken, kan van dit uitgangspunt worden afgeweken. In ieder geval geldt daarbij de vereiste dat de gift vanuit bijstandsoogpunt verantwoord moet zijn. Wanneer het een gift in natura betreft wordt de waarde daarvan bepaald door de waarde in het economisch verkeer. Dit geldt niet voor verstrekkingen door een charitatieve instelling, waarbij gedacht kan worden aan de Voedselbank, de Kledingbank, Stichting Leergeld of een kerkelijke instelling. Die verstrekkingen worden niet tot de middelen gerekend en blijven volledig buiten beschouwing.
Niet-herleidbare ontvangsten zijn ontvangsten waarvan de belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van een gift. Deze ontvangsten worden tot de middelen gerekend en aangemerkt als inkomen. Van dit uitgangspunt kan worden afgeweken indien de belanghebbende aan de hand van objectieve en verifieerbare gegevens aannemelijk maakt dat de ontvangen bedragen als een gift kunnen worden aangemerkt.
Giften in de vorm van betaling voor schulden kunnen worden vrijlaten als de aflossing van de schuld naar het oordeel van het college de eventuele re-integratie en/of schuldhulpverlening ten goede kan komen.
|