Verordening van de raad van de gemeente Amsterdam tot wijziging van de Algemene plaatselijke verordening 2008 in verband met een uitbreiding van de grondslagen voor verblijfsverboden en enkele andere wijzigingen (Verordening uitbreiding verblijfsverboden Amsterdam)

De raad van de gemeente Amsterdam,

 

gezien de voordracht van burgemeester en wethouders van 6 april 2021;

 

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

 

besluit:

Artikel I

De Algemene Plaatselijke Verordening 2008 wordt als volgt gewijzigd:

 

A

In artikel 2.9 eerste lid wordt, onder verlettering van g tot en met o naar h tot en met p, een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • g.

    artikel 2.18, eerste of tweede lid;

B

Artikel 2.16B vervalt.

 

C

In artikel 2.18A derde lid vervalt de zinsnede ‘, indien de gebruiker niet als ingezetene met een adres in de gemeente Amsterdam in de basisregistratie personen is ingeschreven,’ .

Artikel II

Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na bekendmaking.

Artikel III

Deze verordening wordt aangehaald als: ‘Verordening uitbreiding verblijfsverboden Amsterdam’.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 27 mei 2021.

De plaatsvervangend voorzitter

Rik Torn

De raadsgriffier

Jolien Houtman

Toelichting

Artikel 2.9, Verblijfsverbod

Op 26 maart jl. heeft uw gemeenteraad een brief ontvangen van de driehoek met het onderwerp ‘Maatregelen en onderzoeken straatdealers en ingezetenencriterium coffeeshops’. In deze brief worden maatregelen aangekondigd die zich primair richten op het tegengaan van de met het straatdealen in (nep)drugs samenhangende overlast en openbare orde problemen in de binnenstad. Door de COVID-19 pandemie en de hiertegen genomen kabinetsmaatregelen is het straatdealen gedurende de lockdowns sterk afgenomen. Gedurende de huidige lockdown is er om evidente redenen zelfs vrijwel geen sprake van straatdealen en bijbehorende problematiek. Aannemelijk is echter dat vanaf het moment dat de coronamaatregelen (sterk) versoepeld worden en er weer meer bewoners, bezoekers en toeristen op straat zijn, ook de problematiek weer (sterk) zal toenemen. Dit gebeurde ook in de zomer van 2020, toen de coronamaatregelen werden versoepeld. De driehoek wil niet wachten totdat deze problemen zich ook in de zomer van dit jaar gaan voordoen. De driehoek presenteert daarom in de brief van 26 maart jl. maatregelen die zullen worden uitgevoerd zodra dat aan de orde is. Het gaat om maatregelen op het gebied van repressie, zorg en preventie die voortbouwen op de huidige aanpak. Deze maatregelen zijn bedoeld om de meest nijpende problemen op het vlak van overlast en openbare orde aanpakken. Deze maatregelen lopen vooruit op de meer integrale en op de (middel)lange termijn gerichte vernieuwing van de aanpak straatdealers die later dit jaar zal verschijnen.

 

Eén van de voorgestelde maatregelen heeft tot doel een effectievere handhaving door politie en gemeente op straatdealers. Tot medio 2018 was de gedraging ‘hinderlijk ophouden bij gebouwen’ (ex. artikel 2.18 APV) een grond voor een bestuurlijk verblijfsverbod. Bij een APV-wijziging in 2018 is deze grond abusievelijk verwijderd van de lijst met gronden voor een verblijfsverbod. De burgemeester heeft zich gebogen over het instrument verblijfsverboden en heeft toen besloten u niet te vragen de abusievelijke verwijdering van deze grond uit de APV te herstellen. De geringe ernst van de gedraging leek niet in verhouding te staan tot de zwaarte van een verblijfsverbod. De driehoek komt nu met een pakket aan maatregelen om de overlast en openbare orde problemen die met het straatdealen van (nep)drugs gepaard gaan aan te pakken. Het pakket aan maatregelen is bovendien bedoeld om de aantrekkingskracht van de binnenstad op kwetsbare jongeren als plek om te dealen te verminderen. Om die reden wordt uw raad nu alsnog voorgesteld artikel 2.18 APV weer op te nemen op de lijst van gronden voor een verblijfsverbod. Hierdoor kan de politie effectiever optreden bij hinderlijk gedrag bij gebouwen dat gepaard gaat met de kenmerken en/of handelingen van het straatdealen. In het verleden is dit een effectief middel gebleken om overlast van dealers tegen te gaan, bovendien is hiervoor relatief minder personele inzet van de politie nodig.

 

Artikel 2.16B, Groepsrondleidingen

Op grond van artikel 2.16B kan de burgemeester in het belang van de openbare orde of veiligheid, de verkeersveiligheid, de leefbaarheid of ter bestrijding van overlast in bepaalde perioden en gebieden een verbod instellen op het rondleiden van vijf of meer personen op of aan de weg. Op basis hiervan heeft de burgemeester de Wallen aangewezen waar na 19.00 uur geen rondleidingen meer mochten worden gegeven.

Inmiddels heeft het college op grond van artikel 2.50 het rondleidingenbeleid aangescherpt in het ‘’Ontheffingsbeleid rondleidingen 2020’’, en geldt er een algeheel verbod op rondleidingen langs prostitutieramen. Het recente beleid is verderstrekkend dan het besluit uit 2019. De bevoegdheid uit artikel 2.16b is met de vaststelling van het nieuwe beleid achterhaald. Reden het artikel uit de APV te schrappen.

 

Artikel 2.18A, Hinder in en om de woning

Artikel 2.18A APV, ook wel bekend als de Wet aanpak woonoverlast, verbiedt het veroorzaken van overlast of hinder vanuit of bij woningen. Bij ernstige en herhaaldelijke gemelde of door toezichthouders geconstateerde overlast kan de burgemeester overgaan tot het opleggen van een gedragsaanwijzing. Daaraan kan een last onder bestuursdwang, dan wel dwangsom, verbonden worden. In uitzonderlijke gevallen kan ook een tijdelijk huisverbod worden opgelegd.

 

Het derde lid bepaalt op dit moment dat de gebruiker van de woning kan worden aangeschreven. Daarnaast kan ook de verhuurder worden aangeschreven als de gebruiker geen ingezetene is van Amsterdam. Die laatste toevoeging maakt dat per geval zal moeten worden vastgesteld wie de gebruiker is van de woning en waar deze persoon ingezeten is.

 

Met ingang van 2021 heeft de wetgever de onderliggende bevoegdheid uit de gemeentewet uitgebreid. Artikel 151d is op zo’n manier gewijzigd dat de verhuurder altijd kan worden aangeschreven. Het is niet langer vereist dat de gebruiker een niet ingezetene is. Dit biedt kansen, met name bij woningen en daaraan gelijkgestelde gebouwen, die telkens kort verhuurd worden. Dit betekent dat verhuurders sneller kunnen worden aangesproken op overlast vanuit woningen die zij verhuren. Met name bij regelmatige korte verhuur biedt dit uitkomst. De wijziging zal leiden tot effectievere inzet van de bevoegdheid van de burgemeester. Woonoverlast kan beter bestreden kunnen worden.

 

Artikelsgewijs

 

In de toelichting op artikel 2.18A wordt de volgende zin:

 

‘De last kan worden opgelegd aan de gebruiker van de woning (dat wil zeggen de veroorzaker van het hinderlijk gedrag) of (in het geval van kortdurende verhuur) aan de (ver)huurder of eigenaar van de woning. In het tweede geval wordt gedoeld op vakantieverhuur, waarbij het aanspreken van de gebruiker niet zinvol is omdat deze binnen korte tijd vertrekt.’

 

gewijzigd in:

‘De last kan worden opgelegd aan de gebruiker, de huurder, verhuurder of de eigenaar van de woning.’

 

Naar boven