Verordening commissie bezwaarschriften Stein 2021

2021, zaaknummer 0971168898 .

 

De Raad, het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester van de gemeente Stein, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft;

 

gezien het voorstel van Burgemeester en Wethouders d.d. 4 mei 2021

 

gelet op artikel 7:13 van de Algemene wet bestuursrecht

 

besluit:

 

vast te stellen de volgende

VERORDENING COMMISSIE BEZWAARSCHRIFTEN STEIN 2021

HOOFDSTUK I INLEIDENDE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    verwerend orgaan: het bestuursorgaan dat het bestreden besluit heeft genomen;

  • b.

    college: het college van burgemeester en wethouders;

  • c.

    commissie: de vaste commissie van advies voor de bezwaarschriften;

  • d.

    kamer: onderdeel van de commissie, belast met de advisering van een nader aan te duiden categorie of categorieën bezwaarschriften;

  • e.

    de bezwaarmaker: de indiener van een bezwaarschrift tegen een gemeentelijk besluit.

HOOFDSTUK II DE BEHANDELING VAN BEZWAARSCHRIFTEN

Artikel 2 Instelling commissie

  • 1.

    Er is een commissie welke is belast met het horen van indieners van bezwaarschriften en belanghebbenden alsmede het uitbrengen van advies ter voorbereiding op door het verwerend orgaan te nemen beslissingen op bezwaar.

  • 2.

    De commissie is niet ondergeschikt aan het gemeentebestuur noch aan enig gemeentelijk bestuursorgaan.

  • 3.

    De commissie is niet bevoegd ten aanzien van bezwaarschriften die zijn ingediend tegen besluiten op grond van het civiele recht, de waardering van onroerende zaken, de belastingwetgeving alsmede de daarop gebaseerde verordeningen en nadere regelingen. De commissie is evenmin bevoegd ten aanzien van de categorie of categorieën van bezwaarschriften waarvan de behandeling is of wordt overgedragen aan een intergemeentelijke of regionale commissie.

Artikel 3 Samenstelling van de commissie

  • 1.

    De commissie bestaat minimaal uit een drietal leden, te weten een voorzitter en twee andere leden.

  • 2.

    De leden worden door het college benoemd, geschorst en ontslagen.

  • 3.

    De leden van de commissie mogen niet deel uitmaken van of werkzaam zijn onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan van de gemeente Stein of een samenwerkingsverband waarin de gemeente Stein participeert. Zij mogen evenmin woonachtig zijn binnen het grondgebied van de gemeente Stein.

  • 4.

    Het college is bevoegd de commissie in te delen in kamers. Een kamer bestaat uit minimaal een drietal leden. Hetgeen in deze verordening over de commissie is gesteld geldt eveneens voor ingestelde kamers.

  • 5.

    Het college benoemt uit de leden de voorzitter van de commissie en/of de voorzitter(s) van de kamer(s). Bij afwezigheid van de voorzitter(s) wordt de vervanging geregeld door de commissie en/of de kamer(s) zelve.

  • 6.

    De leden van de commissie en/of de kamers zijn inzetbaar in alle kamers.

  • 7.

    Het college is bevoegd plaatsvervangende leden te benoemen. Hetgeen ten aanzien van leden van de commissie en/of de kamers geldt, geldt eveneens voor de plaatsvervangende leden.

Artikel 4 Secretaris van de commissie

De gemeentesecretaris wijst een persoon aan die fungeert als secretaris van de commissie.

Artikel 5 Zittingsduur

  • 1.

    De leden van de commissie worden benoemd voor een termijn van zes jaar.

  • 2.

    De leden van de commissie kunnen slechts één keer worden herbenoemd. Er bestaat geen automatisch recht op herbenoeming.

  • 3.

    De maximale zittingstermijn voor leden van de commissie bedraagt 12 jaar.

  • 4.

    De leden van de commissie kunnen op elk moment ontslag nemen. Zij doen daarvan schriftelijk mededeling aan het college. De aftredende of ontslag nemende leden van de commissie blijven in functie totdat in hun opvolging is voorzien of hun ontslag door het college is aanvaard.

  • 5.

    Een plaatsvervangend lid wordt van rechtswege lid van de commissie indien een vacature ontstaat, zulks met inachtneming - indien er meerdere plaatsvervangende leden zijn benoemd - van de door het college aangegeven of aan te geven rangvolgorde.

Artikel 6 Ingediend bezwaarschrift

Vervallen

Artikel 7 Uitoefening bevoegdheden

De hierna bedoelde bevoegdheden ingevolge de Algemene wet bestuursrecht worden voor de toepassing van deze verordening uitgeoefend door of namens de voorzitter van de commissie c.q. de betreffende kamer:

  • a.

    het verlangen van een schriftelijke machtiging van een gemachtigde (artikel 2:1 Awb);

  • b.

    het in de gelegenheid stellen een geconstateerd verzuim met betrekking tot ingediende bezwaarschriften te herstellen binnen een daartoe aan de bezwaarmaker te stellen termijn (artikelen 6:5 en 6:6 Awb);

  • c.

    de verzending van het verweerschrift en/of andere stukken naar de gemachtigde van bezwaarmaker (artikel 6:17 Awb);

  • d.

    het uitnodigen voor een hoorzitting alsmede het ter visie leggen van de stukken (artikel 7:4 Awb);

  • e.

    het opleggen van geheimhouding om gewichtige redenen op het -gedeelte van een- verslag van een hoorzitting waarbij belanghebbenden afzonderlijk zijn gehoord (artikel 7:6 Awb).

    Het is de voorzitter toegestaan de bevoegdheden onder a tot en met d op te dragen aan de secretaris van de commissie. De voorzitter is en blijft verantwoordelijk voor de wijze waarop de bevoegdheden worden uitgeoefend.

Artikel 8 Voorbereiding en vooronderzoek

  • 1.

    De secretaris beoordeelt de ontvankelijkheid van ingediende bezwaarschriften en onderneemt - zo nodig na overleg met de voorzitter - actie om verzuimen in de zin van artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht of anderszins te laten herstellen.

  • 2.

    De voorzitter van de commissie c.q. de betreffende kamer is in verband met de voorbereiding van de behandeling van bezwaarschriften bevoegd rechtstreeks alle gewenste inlichtingen in te winnen of te doen inwinnen. De voorzitter kan eveneens uit eigen beweging of op verlangen van de commissie bij deskundigen advies of inlichtingen inwinnen en hen zo nodig uitnodigen daartoe op de hoorzitting te verschijnen. Indien daaraan kosten zijn verbonden, dient vooraf door of namens het college toestemming verleend te worden.

Artikel 9 Hoorzitting

  • 1.

    De voorzitter van de commissie bepaalt in overleg met de secretaris plaats en tijdstip van de zitting waarin de belanghebbenden en het verwerend orgaan in de gelegenheid worden gesteld zich door de commissie te doen horen.

  • 2.

    Indien de secretaris van oordeel is dat een hoorzitting niet noodzakelijk is omdat een ingediend naar zijn mening kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk gegrond of kennelijk ongegrond is, informeert hij de voorzitter zo spoedig mogelijk hieromtrent en communiceert met hem over te ondernemen (vervolg)stappen.

  • 3.

    De voorzitter is bevoegd om namens de commissie te besluiten tot het afzien van het houden van een hoorzitting (artikel 7:3 Awb) alsmede het namens de commissie uitbrengen van adviezen aan het verwerend orgaan, strekkende tot het kennelijk niet-ontvankelijk verklaren van ingediende bezwaren.

Artikel 10 Uitnodiging hoorzitting

  • 1.

    Belanghebbenden en het verwerend orgaan worden door of namens de voorzitter ten minste twee weken voor de hoorzitting schriftelijk hiervoor uitgenodigd.

  • 2.

    Binnen vijf dagen na dagtekening van de uitnodiging kunnen de belanghebbenden en/of het verwerend orgaan onder schriftelijke opgaaf van redenen de voorzitter verzoeken de datum van de hoorzitting te wijzigen.

  • 3.

    De beslissing van de voorzitter tot wijziging van datum en/of tijdstip wordt door de secretaris zo spoedig mogelijk aan verzoeker, het verwerend orgaan en eventuele belanghebbenden meegedeeld.

  • 4.

    De voorzitter is bevoegd in bijzondere omstandigheden af te wijken of terzijdestelling toe te staan van de termijnen die genoemd zijn in het eerste tot en met het derde lid.

Artikel 11 Quorum

  • 1.

    Voor het houden van een hoorzitting is vereist dat minimaal de meerderheid van het aantal leden, onder wie in elk geval de voorzitter of zijn plaatsvervanger, aanwezig is.

  • 2.

    De advisering door de commissie dient steeds door drie leden te geschieden.

Artikel 12 Integriteit

  • 1.

    De leden van de commissie dienen te goeder naam en faam bekend te staan. Alvorens hun werkzaamheden uit te oefenen, leggen zij ten overstaan van de burgemeester de eed (verklaring en belofte) af, zulks in analogie aan de eed (verklaring en belofte) welke raadsleden voor hun ambtsaanvaarding dienen af te leggen.

  • 2.

    De leden van de commissie nemen niet deel aan de behandeling van een bezwaarschrift indien daarbij hun onpartijdigheid in het geding kan zijn. Zij mogen direct noch indirect enig persoonlijk en/of zakelijk belang bij de uitkomst van een in behandeling zijnd bezwaar hebben en laten zich als hiervan sprake is, vervangen.

  • 3.

    De leden van de commissie dragen er zorg voor dat met aan hen verstrekte privacygevoelige informatie zorgvuldig wordt omgegaan, zulks met het oog op de belangen van bezwaarmaker(s) en eventuele belanghebbenden. Zij dragen er zorg voor dat documenten welke persoonsgegevens bevatten niet in handen van derden terecht komen.

  • 4.

    Indien tijdens het lidmaatschap blijkt van het ontbreken van een wederzijdse vertrouwensbasis, legt een lid van de commissie en/of een kamer zijn functie neer. Het ontbreken van een wederzijdse vertrouwensbasis kan blijken uit het plaatsen door het lid van berichten met een negatieve strekking in sociale media (openbare bronnen). In voorkomende gevallen bezit het college de bevoegdheid het betreffende lid te schorsen en/of te ontslaan.

Artikel 13 Openbaarheid zitting

  • 1.

    Zittingen van de commissie zijn in beginsel openbaar.

  • 2.

    De deuren worden gesloten indien de commissie zulks wenselijk acht.

  • 3.

    Een bezwaarmaker en/of een belanghebbende kunnen een verzoek tot sluiting van de deuren aan de commissie richten. Een dergelijk verzoek dient uiterlijk voor aanvang van de inhoudelijke behandeling van het ingediende bezwaar tot de commissie worden gericht.

Artikel 14 Verslaglegging

  • 1.

    Het verslag als bedoeld in artikel 7:7 Awb is digitaal en bestaat uit een geluidsopname van de hoorzitting.

  • 2.

    De geluidsopname wordt in de regel niet schriftelijk uitgewerkt.

  • 3.

    Op verzoek van een belanghebbende of het verwerend orgaan stelt de commissie de geluidsopname digitaal ter beschikking. Indien er sprake is van omstandigheden die daartoe aanleiding geven, kan de commissie toezending weigeren. In dat geval wordt een schriftelijk verslag verstrekt.

  • 4.

    In afwijking van het tweede lid wordt de geluidsopname alsnog schriftelijk uitgewerkt indien:

    • a.

      Een belanghebbende of het verwerend orgaan daar om verzoekt, of;

    • b.

      Een gerechtelijke instantie daar om verzoekt in geval van een (hoger) beroepsprocedure.

  • 5.

    Het schriftelijke verslag vermeldt de namen van de aanwezigen en hun hoedanigheid en houdt een zakelijke vermelding in van hetgeen over en weer is gezegd en wat verder ter zitting is voorgevallen.

Artikel 15 Nader onderzoek

  • 1.

    Indien na afloop van de hoorzitting maar voordat het advies wordt opgesteld, blijkt dat nader onderzoek wenselijk is, kan de voorzitter uit eigen beweging of op verlangen van de commissie dit onderzoek (laten) houden. Indien daaraan kosten zijn verbonden, dient vooraf door of namens het college van burgemeester en wethouders toestemming te worden verleend.

  • 2.

    De uit het nader onderzoek verkregen informatie wordt in afschrift aan de leden van de commissie, het verwerend orgaan en de belanghebbende(n) toegezonden.

  • 3.

    De leden van de commissie, het verwerend orgaan en de belanghebbenden kunnen binnen een week na verzending van de nadere informatie aan de voorzitter van de commissie een verzoek richten tot het houden van een nieuwe hoorzitting. De voorzitter beslist zo spoedig mogelijk op een dergelijk verzoek.

  • 4.

    Op een nieuwe hoorzitting zijn de bepalingen in deze verordening die betrekking hebben op de hoorzitting, zo veel mogelijk van overeenkomstige toepassing.

Artikel 16 Advisering

  • 1.

    De commissie verricht op grondslag van een ingediend ontvankelijk bezwaar een heroverweging van het bestreden besluit en brengt advies uit aan het verwerend orgaan. Voor zover de heroverweging daartoe aanleiding geeft, adviseert de commissie het bestuursorgaan over te gaan tot gehele of gedeeltelijke herroeping van het bestreden besluit.

  • 2.

    De commissie beraadslaagt en beslist achter gesloten deuren over het door haar uit te brengen advies.

  • 3.

    De commissie beslist bij meerderheid van stemmen over het uit te brengen advies. Indien bij een stemming de stemmen staken, beslist de stem van de voorzitter.

  • 4.

    Van een minderheidsstandpunt wordt bij het advies melding gemaakt indien die minderheid dat verlangt.

  • 5.

    Het advies wordt door de voorzitter en de secretaris van de commissie ondertekend. De leden van de commissie ontvangen een afschrift van dit advies.

Artikel 17 Acties na het uitbrengen van het advies en verdaging

  • 1.

    Het verslag van de hoorzitting, het advies van de commissie en eventuele andere van belang zijnde stukken worden met het oog op het te nemen besluit op bezwaar tijdig ter hand gesteld van het verwerend orgaan.

  • 2.

    De voorzitter en secretaris waken over de wettelijke beslistermijnen. Indien naar hun inschatting de wettelijke beslistermijn (artikel 7:10 Awb) in het geding kan komen, wordt het verwerend orgaan verzocht de beslistermijn voor het te nemen besluit op bezwaar te verdagen.

  • 3.

    Van een besluit tot verdaging ontvangen de commissie, de bezwaarmaker(s) en eventuele belanghebbende(n) een afschrift.

  • 4.

    De voorzitter en secretaris waken erover dat het verwerend orgaan minimaal drie weken voor afloop van de beslistermijn voor het te nemen besluit op bezwaar het advies van de commissie wordt medegedeeld.

HOOFDSTUK III SLOTBEPALINGEN

Artikel 18 Jaarverslag

De commissie brengt jaarlijks of tweejaarlijks vóór 1 juli aan het college schriftelijk verslag uit van haar werkzaamheden in het voorafgaande kalenderjaar. De secretaris is belast met de redactie van het jaarverslag. Desgewenst wordt het jaarverslag met de burgemeester besproken.

Artikel 19 Bezoldigingsregeling

Het college stelt een vergoedingenregeling vast voor de werkzaamheden van de leden van de commissie. De secretaris draagt zorg voor tijdige en correcte betaalbaarstelling van de vergoedingen aan de leden van de commissie.

Artikel 20 Nadere instructie

Het college is bevoegd nadere regels te stellen met betrekking tot de werkwijze van de commissie, haar leden en de secretaris van de commissie.

Artikel 21 Datum inwerkingtreding / intrekking

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking daags na publicatie.

  • 2.

    De “Verordening inzake de behandeling van bezwaar- en beroepschriften gemeente Stein 2020” wordt met ingang van de datum als bedoeld in lid 1 ingetrokken, zulks met dien verstande dat deze verordening van kracht blijft voor op deze datum aanhangig zijnde bezwaar- en/of (hoger) beroepsprocedures.

Artikel 22 Overgangsbepaling

  • 1.

    De samenstelling van de op grond van de “Verordening inzake de behandeling van bezwaar- en beroepschriften gemeente Stein 2020” ingestelde SoZa-kamer blijft ongewijzigd.

  • 2.

    Met dien verstande dat de zittingsduur expireert met ingang van een nader door het college van burgemeester en wethouders te bepalen datum.

Artikel 23 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: “Verordening Commissie Bezwaarschriften Gemeente Stein 2021”.

 

Aldus besloten in de openbare vergadering van 27 mei 2021

 

De Raad voornoemd,

de Griffier, de Voorzitter,

 

Het college van burgemeester en wethouders,

de Secretaris, de Burgemeester,

 

de Burgemeester,

TOELICHTING GEWIJZIGDE ARTIKELEN

Artikel 6 Ingediend bezwaarschrift (oud)

  • 1.

    Op een ingediend bezwaarschrift wordt de datum van ontvangst aangetekend.

  • 2.

    Het bezwaarschrift met de daarbij overgelegde stukken wordt zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen 10 dagen na de datum van ontvangst door de secretaris ter kennis van de voorzitter van de commissie gebracht.

  • 3.

    De commissie deelt aan bezwaarmaker(s) en eventuele andere belanghebbenden de ontvangst van het bezwaar mee, dat de commissie belast is met de advisering hieromtrent alsmede (een indicatie van) de datum van de door de commissie te houden hoorzitting.

  • 4.

    Het verwerend orgaan stelt de op de zaak betrekking hebbende stukken zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen drie weken na de datum van ontvangst van het (ontvankelijke) bezwaarschrift ter beschikking van de commissie.

 

Los van het feit dat de hier beschreven werkwijze niet overeenkomt met de daadwerkelijke werkwijze, ligt het ook niet voor de hand om een interne werkwijze vast te leggen in een Verordening.

 

Artikel 8, tweede lid Voorbereiding en vooronderzoek (oud)

De secretaris draagt zorg voor aanlevering van een compleet dossier bij commissie kamer alsmede tijdige tervisielegging.

 

Is al geregeld in artikel 7:4, lid 2 van de Awb. Verder is het praktijk dat dossiers niet feitelijk ter visie worden gelegd, maar aan de bedoeling van dit artikel gevolg wordt gegeven door het verweerschrift en de op de zaak betrekking hebbende stukken per e-mail of per post toe te zenden aan belanghebbenden.

 

Artikel 14 Schriftelijke verslaglegging (oud)

  • 1.

    Het verslag van de hoorzitting vermeldt de namen van de aanwezigen en hun hoedanigheid.

  • 2.

    Het verslag houdt een zakelijke vermelding in van de standpunten welke over en weer zijn gewisseld en vermeldt wat verder tijdens de hoorzitting is voorgevallen.

  • 3.

    Indien de hoorzitting geheel of gedeeltelijk achter gesloten deuren plaatsvond, of indien belanghebbenden, respectievelijk hun gemachtigden niet in elkaars tegenwoordigheid zijn gehoord, maakt het verslag hiervan melding.

  • 4.

    Het verslag verwijst naar eventuele tijdens de zitting overgelegde bescheiden, welke aan het verslag worden aangehecht.

  • 5.

    Het verslag wordt ondertekend door de voorzitter en de secretaris van de commissie. De leden van de commissie ontvangen een afschrift van het ondertekende verslag.

 

In meerdere gemeenten wordt in plaats van verslaglegging van de hoorzitting door middel van een (zakelijk) schriftelijk verslag er een digitale geluidsopname gemaakt van de hoorzitting en alleen indien nodig nog een (zakelijk) schriftelijk verslag opgesteld.

 

Het opstellen van een schriftelijk verslag van een hoorzitting kost in de praktijk namelijk (veel) tijd, terwijl het veelal weinig toegevoegde waarde heeft. Bovendien bevat een geluidsopname al hetgeen op de hoorzitting naar voren is gebracht, terwijl een schriftelijk verslag slechts een zakelijke weergave daarvan is. Als er discussie is over wat er al dan niet op de hoorzitting naar voren is gebracht, kan middels het afluisteren van de geluidsopname daarover zekerheid worden verkregen. Dat is niet het geval als er sprake is van een (zakelijk) schriftelijk verslag.

 

Het huidige artikel 14 (“Schriftelijke verslaglegging”) bepaalt dat van elke hoorzitting een schriftelijk verslag wordt opgesteld. Op grond van 7:7 Awb dient immers van het horen een verslag gemaakt te worden. Uit de wetsgeschiedenis blijkt, zo heeft ook de Afdeling van de Raad van State geoordeeld, dat een schriftelijk verslag wordt bedoeld. Dit kan op verschillende wijzen worden vormgegeven. Zo kan ook uit de beslissing op bezwaar blijken wat op de hoorzitting is verhandeld.

 

Het besluit is in strijd met artikel 7:7 Awb genomen als er geen schriftelijk verslag is gemaakt en uit de beslissing op bezwaar niet blijkt wat op de hoorzitting is verhandeld. Uit de rechtspraak, o.a. van de Afdeling van de Raad van State, blijkt echter dat deze strijd met artikel 7:7 Awb wordt hersteld als een belanghebbende (zoals bezwaarmaker) desgewenst de beschikking krijgt over de geluidsopname van de hoorzitting of als er alsnog een verslag van de hoorzitting wordt gemaakt als daartoe aanleiding is. Dit is het geval als een belanghebbende of het verwerend orgaan daarom verzoekt of als een gerechtelijke instantie daar om verzoekt in geval van een (hoger) beroepsprocedure.

 

Artikel 18 Jaarverslag (oud)

De commissie brengt jaarlijks vóór 1 juli aan de burgemeester schriftelijk verslag uit van haar werkzaamheden in het voorafgaande kalenderjaar. De secretaris is belast met de redactie van het jaarverslag. Desgewenst wordt het jaarverslag met de burgemeester besproken.

 

Verslag wordt gedaan aan het college i.p.v. aan de burgemeester. Dit aangezien vrijwel alle adviezen van de commissie betrekking hebben op bezwaren ingediend tegen besluiten van het college. Als we bezwaren op grond van de Participatiewet niet meetellen is er in 2020 maar 12 keer advies uitgebracht. Door toevoegen of tweejaarlijks kan op het eind van een kalenderjaar worden beoordeeld of het aantal behandelde bezwaarschriften aanleiding geeft tot het niet opstellen van een jaarverslag voor dat kalenderjaar maar het jaar daarop een jaarverslag op te stellen over de twee voorafgaande jaren.

Naar boven