Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Hellendoorn 2019 (eerste wijziging)

Nijverdal, 25 mei 2021 Nr. 2021-010270

 

De raad van de gemeente Hellendoorn;

 

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 2.9, aanhef en onder d van de Jeugdwet;

 

gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 28 april 2021;

 

b e s l u i t:

 

I. vast te stellen

 

de Eerste wijziging van de Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Hellendoorn 2019

 

Artikel 1

Artikel 12.1, tweede lid wordt als volgt gewijzigd:

2. Het college kan een toezichthouder aanwijzen die belast is met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de Jeugdwet voor zover het de rechtmatigheid betreft.

Artikel 2

De toelichting op artikel 12.1, tweede lid wordt als volgt gewijzigd:

Voor het toezicht op de naleving van de bepalingen bij of krachtens de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 geldt dat in artikel 6.1, eerste lid van deze wet zelf is geregeld dat het college hiervoor personen aanwijst.

Voor het toezicht op de naleving van de bepalingen bij of krachtens de Jeugdwet geldt dat dit niet het geval is en dat voor deze wet een onderscheid moet worden gemaakt tussen het kwaliteitstoezicht en het rechtmatigheidstoezicht.

Wat betreft het toezicht op de kwaliteit in het kader van de Jeugdwet geldt dat dit, op grond van artikel 9.1, eerste lid van de Jeugdwet, is belegd bij de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd.

Wat betreft het toezicht op de rechtmatigheid in het kader van de Jeugdwet geldt dat dit een verantwoordelijkheid van gemeenten is. De wetgever heeft in artikel 2.9, aanhef en onder d van de Jeugdwet de expliciete opdracht aan de gemeenteraad gegeven om bij verordening regels te stellen voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een individuele voorziening of een persoonsgebonden budget, alsmede van misbruik of oneigenlijk gebruik van de wet. Daarnaast kan uit de wetsgeschiedenis worden afgeleid dat het mogelijk is een toezichthouder aan te wijzen. Zo wordt in de Memorie van Toelichting bijvoorbeeld de medewerkingsverplichting jegens de toezichthouder benoemd (Kamerstukken II 2013/14, 33684, 11, p.17). Op basis hiervan kan de gemeenteraad bij verordening een grondslag creëren om toezichthouders aan te wijzen. Met het opnemen van dit tweede lid bij artikel 12.1 van onderhavige verordening is deze grondslag geregeld. De toezichthouder is bij de uitoefening van zijn taak gebonden aan de regels zoals vastgelegd in de artikelen 5:11 tot en met 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht.

 

II. Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag, volgende op die van zijn bekendmaking.

 

De raad voornoemd,

de griffier, de voorzitter

Naar boven